7 fij voelde zich meerNederlander dan Oosterling mmm De afstand overbrugd 4 ZONDAGSBLAD 13 FEBRUARI 1954 DE INDISCHE NEDERLANDER (III) Patria zag fouten bijtijds in en volgde andere gedragslijn WIJ spraken in het vorig artikel over het gevaar van daadwerke lijk verzet als de vrucht van een eeuwenlange verdrukking en achter uitstelling van de Indisch-Nederland- se volksgroep. Alvorens de uiterst interessante ui tingsvormen van dat gevaar te be schouwen, eerst nog een vermel denswaardig historisch feit, dat ge nergens in de annalen van onze na tionale geschiedenis zult aantreffen. Het is U bekend, dat Indië in het begin der negentiende eeuw een En gels tussenbestuur heeft gekend, on der de bekwame Stamford Raffles. Wie nu meent, dat de toestand der Indische Nederlanders daardoor ver slechterde, vergist zich. De Engelsen zochten zich integendeel spontaan en volkomen met de .Dutch Indians" te vermaagschappen; het bestuur werk te zulks zelfs duchtig in de hand. Een belangrijk contingent Engelsen vestigde zich voorgoed te Batavia, terwijl menige Indisch-Nederlandse schone als echtgenote van een Brit voorgoed haar geboorteland verliet. En toen pas onder de Engelsen, hoe bestaat het? gold ook voor de Indische Nederlander het aan ieder volk rechtens toekomende: .Vrijheid, gelijkheid en broederschap". Wat precies de Engelsen tot het aannemen van een dergelijke, groot se houding dreef, is ons niet recht bekend. Maar ik vermoed een poging tot het opzetten van de Oosterse Nederlander tegen de Europese Hol lander, de meest geduchte erfvijand van de Brit. Hetzelfde motief dus als later bij de Japanners opgeld deed, waarmee ze bij de Indische Neder lander géén succes behaalden, en bij de Indonesiër wél. Hoe dan ook, de Engelsen van Raffles hebben bij de Indische Ne derlander de drang naar emancipatie wakker geroepen... flA het vertrek der Britten kwam het herstel van het Hollands be wind en daarmede ook dat van de discriminaties. Het zou echter eerst 1848 worden kreeg en culmineerde in de z.g. Ba- taviasche Mei-Beweging in de Socië teit De Harmonie. Hier verzamelden zich op de 22e Mei van genoemd jaar een groot aan tal Indische Nederlanders, aanvanke lijk om over vraagstukken van maat schappelijke aard te beraadslagen Doch weldra traden enkele demago gische redenaars op de voorgrond, die de bijeenkomst veranderden in een fel-politiek protest tegen de Ne derlandse discriminaties. Het groeide allengs aan tot een dreigend-aggres- sicve demonstratie. Van Overheidswege werden in al le haast een legermacht van een halt bataljon infanterie, een detachement cavalerie en enige stukken geschut in onmiddellijke gereedheid gebracht. Tot een treffen Is het echter niet gekomen Wellicht achtten de aan voerders het vooralsnog niet nodig om aan het amokken te slaan, en wa ren ze daarvoor ook weer te veel Nederlander. Mogelijk ook gaf de ge reedstaande legermacht wel wat te denken. Nadat de verhitte gemoederen weer enigszins tot rust waren gebracht, werd besloten om de grieven langs meer officiële weg kenbaar te ma ken. Doch hierin nam men geen halve maatregelen. Er werd een adres ge richt tot de Nederlandse koning, die toch ontvankelijk moest zijn voor het lot van verdrukte Nederlandse bur gers, of deze al dan niet in Indië ge- geboren waren Het adres werd echter verworpen, en de officiële regeringsverklaring luidde: ..Dat Zijne Majesteit dit adres als voorbarig min voegzaam, op on juiste gronden steunende en alzo niet vatbaar voor een beschikking, heeft terzijde gelegd". Het was voldoende om de Indische Nederlander in een ziedende woede te ontsteken, maar nochtans bleef hij kalm. En hij gaf het met op, vooral zich gesterkt wetend door de sym pathie en steun van de zijde van vele pur-sang Nederlanders, waaruit we derom duidelijk blijkt, dat de discri minaties slechts aan de Overheid te wijten waren, doch geenszins steun den op de Nederlandse volkswil Er volgden nog twee dringende adressen, en hierin vertolkte zich de sluimering van het bovengenoemd ge vaar. Want een clausule luidde let terlijk: .Wanneer door het gouverne ment een scherpe lijn getrokken wordt tussen Nederlanders, alhier (in Indië) geboren, en Nederlanders uit het vaderland herwaarts geko men, dan is te vrezen, dat die lijn een verdeeldheid zal brengen tussen de ingezetenen, waarvan de schrome lijke gevolgen niet zijn te voorzien." Desondanks werden ook deze adres sen door de koning verworpen... WIE zich meer in de historie van Europese koloniën verdiept heeft, zal het niet zijn ontgaan, dat de af stammelingen der Westerse kolonisa tors zich vaak ontpopten als de lei ders der inheemsen, en hen aanvoe ren tégen het Westers gezag. Namen als Simon Bolivar, Manuel Quezon, Douwes Dekker (Setia Boedi, naneef van Multatuli) en Thamrin zijn in dit verband bekende klanken. Het kan een exponent zijn van de liefde tot de geboortegrond en tot het volk, waar de moeder een doch ter van is, doch ook van verbittering t.o.v. achteruitstellingen door het vol komen blanke volk van de vader, of beter gezegd: door de Europese over heid. Bij de Indische Nederlander geldt doorgaans het laatste motief, zonder te beweren dat hij niet verknocht is aan zijn geboortegrond Insulinde. Een encanailleren met de autoch- thone bevolking ligt hem meestal niet. Eerstens wijl hij door de domi nerende Nederlandse opvoeding zo niet vijandig, dan toch geestelijk, cul tureel, maatschappelijk en mentaal vreemd tegenover de autochthoon staat. Hij is in deze opzichten boven al Nederlander, en daarna pas (bij velen zelfs helemaal niet) Oosterling. Voorts ontbreekt hier het religieus bindweefsel, dat in Latijnse koloniën van zo een doorslaggevende aard voor de versmelting van inheemsen en Latijnse afstammelingen. De In dische Nederlander is Christen, de inheemse i,< heidens of orthodox Islaams; de geschiedenis heeft uitge wezen dat zoiets moeilijk samen kan gaan. DAT er desondanks stromingen in de Indisch-Nederlandse samenle ving ontstonden, die wezen op een samenwerking met de Indonesische nationalist met het doel het Neder landse bewind omver te kegelen, vindt zijn oorsprong in het besef te worden verongelijkt. Na lang schromen waagden enkele Indisch-Nederlandse voorlieden zich op dat glibberige, voor velen onsym pathieke, doch blijkbaar helaas nood zakelijke pad. Het hoeft geen betoog dat de Indo nesische nationalist dit streven een fanatiek en gretig onthaal bereidde. Bovendien viel dit ongeveer samen met de Philippijnse revolutie, waar in de „Philipino Mextiezo" (Spaanse gemengdbloedigen) de leiding namen en zegevierden; tot op de dag van nu getuigen presidentsnamen als Ma nuel Quezon, Carlos Romulo en Qui- rino, van het overwicht der Mextie- sen in de Philippijnen. Dr. Ernst Douwes Dekker, Tham rin en Dahler hebben zich als voor mannen van de rebelse Indische Ne derlanders laten kennen. Namen als .Indische Partij" en „Sarekat Hin- dia", alswel van periodieken als „Het Tijdschrift" en „De Expres" toonden de strakheid aan waarmee van In- Wassen in de Molenvliet te Batavia. disch-Nederlandse zijde gestreefd werd om het voor het Nederlandse bewind gevaarlijke, ja, mogelijk fa tale ideaal te concretiseren. Stel len wij ons voor dat Douwes Dekker c.s. succes zouden hebben gehad met hun streven. Dan zouden de 250.000 Indische Nederlanders thans geen Nederlander zijn, doch de status van Indonesiër bezitten. Waaruit weer te concluderen valt, dat zij tijdens het Nederlands-republikeins conflict een groot (hoogstwaarschijnlijk zelfs diri gerend) aandeel hebben gehad in de strijd tégen het Nederlandse Konink rijk. Dan zouden „onze grote vaderlan ders" als Karei van der Heyden, Be renschot, Engles, Buurman van Vree den, Van Waardenburg, Vic de Bruyn (Jungle Pimpernel), enzovoorts, mo- Nederlands officierscorps KNIL wellicht een geducht aanvoer- dersgilde bij de T.N.I. (republikeins verzetsleger). H°E geheel anders is de. zaak ge lopen. Want de Nederlandse regering zag haar fouten bijtijds in, en volgde kor daat een andere gedragslijn t.a.u. de Indische Nederlanders; uiteraard een ridderlijke daad, waartoe onze huidige progressieve regering nog niet beslo ten heeft. Om te beginnen werd er een com missie van 17 leden benoemd, met als opdracht naar de positie der In dische Nederlanders een nauwgezet onderzoek in te stellen, alsook de mo gelijkheid tot verheffing van die groep. De commissie stelde na diepgaan de studies vast, dat de regering in derdaad schromelijk te kort was ge schoten voor wat betreft onderwijs, pensioenen, openstelling van ambte- narenfuncties, geneeskundige behan deling en controle, hygiënische maat regelen in de Indisch-Nederlandse woonwijken, optreden tegen verre gaande rasdiscriminaties van de zijde der particuliere maatschappijen, enz. En in de daarop volgende vijf jaren nam de Overheidszorg voor het hei', der Indische Nederlanders een enorme vlucht. Er werden scholen opgericht, de Indische Nederlander mocht bij gebleken bekwaamheid hoger de umbtenarenludder opklimmen. Het leger stelde zich open voor de oplei ding van Indische Nederlanders tot officier. Er werden wel-geoutilleerde landbouw-kolonies geslicht. En ook de grondwettelijke „eman cipatie" liet niet lang op zich wach ten; deze dateert uit het jaar 1892. Eer juridisch onderscheid tussen Ne derlanders van verschillende geboor tegrond was voorshands van de baan. En hiermede verloor de revolution- nair Douwes Dekker zijn aanhang. De Indische Nederlander bekende ondubbelzinnig kleur, nl. dat hij in de grond van zijn hart toch onnoeme lijk meer Nederlander is dan Indisch, en hij besloot, dat de Nederlandse Koningin toch ook zijn Koningin was, en Zij ook als zodanig moest blij- Een diepe teleurstelling voor de In donesische rcvolutionnairen. Er. een kardinaal winstpunt voor het Nederlands Indisch Gouverne ment... KAREL C. SNIJTSHEUVEL. „Nadert tot God en Hij zal tot V naderen." Jac. 4 8a JACOBUS gaat er van uit, dat er een afstand bestaat tussen God en mens. En wie zal dit ontkennen? Daar is allereerst de afstand ten gevolge van het feit, dat God Schep per is en de mens schepsel, dat God de Eeuwige is en de mens sterveling. God: „eeuwig, onbegrijpelijk Wezen". En wij mensen: cendagsvlinders. Dat deed Abraham, toch de vader der gelovigen, belijden, dut hij stof en as was. God de geheel Andere en de mens een stolj" aan de weegschaal Maar er is nog een andere afstand tussen God en mens: door de zonde. God de Heilige, smetloos Reine, die het kwaad niet kan gedogen, niet zien. En de mens zondaar. Alle men sen zondaren. Wie moet niet als een zondaar komen?" Derhalve is er dc afstand tussen God en de mens door het schepsel-zijn van de mens. terwijl God de Schepper is, maar bouen.il doordat de mens zondaar is en God de Heilige. Wel echt bijbels. Ja, met deze twee feiten staan wij midden tn de bijbelse trer- kel\jkheid, die ook de werkelijkheid van ons menselijk leven is. Maar het is de halve werkelijkheid, deze werkelijkheid van de afstand tussen God rn mens. Er bestaat ook de werkelijkheid ran de toenadering. De a/stand behoeft niet te blijven, de afstand door de zonde. De tekst spreekt van „naderen". Naderen tol God. Naderen tot de mens. Wie is de eerste geweest, die ge naderd is? Wie is steeds de eerste, die nadert? Immers God. Hy heejt ons eerst liefgehad. Oud en Nieuw Testament getuigen daarvan. Wat een wonder van liefde etl genade. „Als ik dat wonder vatten wil, staat mijn verstand vol eerbied stil". Hiervan geldt: ,Jioog boven mensen en hun kleine bestaan". God de Oppermajesteit, de Schep per, de Heilige nadert tot de mens, schepsel, sterveling, zondaar Hij is genaderd in Jezus Christus, Zijn Zoon, Die Hij heeft overgegeven tot in de kruisdood ter verzoening van de zon den van de mens. ,.God was in Chris tus de wereld met Zichzelf verzoenen de, hun zonden hun niet toerekenende". Van God is de toenadering uitgegaan. Hij heeft aan ons, mensen, de hand der redding toegestoken en dc af stand, door onze menselijke schuld veroorzaakt, overbrugd :n Jezus Christus. En daarin en daarop grondt zich df oproep van Jacobus: „Nadert tot God" Dit is mogelijk, doordat God door Zijn toenadering het mogelijk heeft ge maakt. Tussen God en ons behoeft er geen afstand te zijn. Voor zover deze er toch is, is het onze eigen schuld. God is niet een God van verre, maar uan nabij. God behoeft geen vreemde voor ons te zijn, maar wil in Jezus Christus onze Vader zijn, uw Vader en mijn Vader. Maar dar, moet gij tot Hem naderen, nederig, kinderlijk, ver trouwd. En juist dit laatste ontbreekt zo vaak. En dan is en blijft er weer die afstand tussen God en ons. En dan gaan we gebogen onder de zonde schuld. En dan wegen de zorgen uan het leven zo zwaar. We missen troost, kracht, steun, moed, blijdschap, alles wat een mens nodig heeft in dit leven van strijd en lijden. En.toe behoeven dit alles niet te missen. Aan Gods kant is alles in orde. H\j wacht op u, zoals de vader in de bekende gelijkenis van de Ver loren Zoon. „Z'jn volheid wordt u aangeboden". Volheid van genade en liefde. Nadert dan. God heeft u niet nodig. Hij is voizalig in Zichzelf, de heer lijke, inajcsleitclijke God. Maar gij hebt Hem nodig Ge kunt Hem met missen, geen uur en geen ogenblik. Ge behoeft Hem niet te missen. Eenmaal is Hij genaderd Maar HU nadert altijd door. Nadert pij dan ook steeds tot Hem. Keer u tot Hem, zo als de zonnebloem zich keert tot de ton. Gc zult het nooit tevergeefs doen, indien ge nadert in gerechtigheid des harten. In alle omstandigheden van uw leven zult ge de rijke zegen on dervinden van Jat naderen tot God. bovenal van dat naderen van God tot u. En ge zult Hem danken voor Zijn genade. Ds R. TEN KATE ZONDAGSBLAD 13 FEBRUARI 1954 Trolse wereldstad, die lot ruïnes verviel Waar Johannes cn Maria begraven zouden liggen gIJ het Turkse dorp Ajasoluk liggen de ruïnes van wat eens een der grootste wereldsteden was: Epheze schitterende stad van Diana aan de diep-blauwe baai, bij de vruchtbare vlakte van de Romeinse provincie Kaystros. De beroemde hoofdstad van de provincie Asia, met een kwart millioen inwoners. Stad van rijkdom en luxe, waar een internationale wind woei. En later een belangrijk centrum der jonge Christelijke Kerk. Heeft niet volgens de overlevering de apostel Johannes hier gewoond de gemeente geleid, zijn Evangelie geschreven en Maria, de Moeder des Heren, in zijn huis geherbergd? Er z\jn nóg p-.iinhopen aic daaraan schijnen te herinneren, en tn de naam van het dorp, Ajasoluk, leeft de naam uan de grote apostel voort: Hagios Theologus, de erenaam van Johannes. Maar dat was later. Eerst was er Diana, of Artemis, die de stad beheers te: de grote godin van de lente. Uit de hele wereld trokken tegen de maand April bij duizenden de heidense pelgrims naar de stad. Als hoogtepunt van een rij van machtige feesten werd het beeld van de godin uit de tempel gehaald, plechtig in de zee gewassen en naar het theater gedragen, dat 25.000 toe schouwers op de tribunes kon bevatten. Dan werd er geofferd en gespeeld. Deze godsdienst ging langzaam ten onder door zedelijk verval. En mèt de godsdienst scheen het met het aanzien van de grote stad gedaan te zijn. Nieuwe stoeten AAR ziet: nieuwe, andere stoeten pelgrims begeven zich op weg. Het zijn Christenen, uit Spanje, het land der Franken, uit Rome, ja uit dc Lage landen bij de Zee. Zij zoeken de gemeenten van Klem-Azié, zij trekken langs Antakya u-aar Si mon de Pilaarheilige troonde door Seleucië, bekend door de martelares Thekla; en langs vele andere plaat sen waar martelaren stierven. En ook naar Epheze trekken zij, om het graf te bezoeken van de Heilige Jo hannes, die er volgens de overleve ring leefde en stierf of om te toeven bij het graf van Maria, de Moeder des Heren. Er zijn verschillende schriftelijke ge tuigen. die bewijzen dat Johannes in Epheze verbleef: een boek „Handelin gen van Johannes" en het getuigenis van Polykrates, bisschop van Epheze. Ook volgens de kerkvader Irenaeus schreef Johannes zijn Evangelie tijdens zijn verblijf in Epheze. Op de plaats waar Johannes schreef, zou een kerk hebben gestaan. Later ver grootte keizer Justinianus deze kerk tot een prachtige basiliek, 110 meter lang, met een zijbeuk van 70 meter, zes enor me cn tien kleinere bogen en vier pi laren; een gebouw gedeeltelijk met twee verdiepingen. De resten van dit enorme bouwwerk heeft men gevonden en wijst men nog aan. In een deel van deze kerk kwam de oecumenische synode van 431 bijeen. Maar het was vooral het graf van de apostel, dat de vrome aandacht der pel grims trok. Men weet thans niet meer Krecics. waar dit graf gelegen heeft, i de Middeleeuwen teisterden aardbe vingen, oorlogen en verwoestingen de stad. En eeuwen lang schonen de Chris tenen geen belangstelling te hebben voor Een door vele pelgri de resten van de bloeiende gemeente, waar Johannes predikte en zijn Evange lie schreef. Wél zocht men ijverig naai de tempel van Diana. Later is daar verbetering in gekomen, en vond men ook steeds meer overblijf selen van wat eens behoorde tot de Christelijke Kerk van Epheze. En dat was toch nog vrij veel. Want bleef er van de machtige tempel van Artemis weinig meer over (het gebouw werd verwoest door de Gothen, doch vijf maal steeds schoner herbouwd, en tot in de zesde eeuw stonden er nog beel den van Diana op de grote pleinen .van de stad) in Epheze is nog zeer dui delijk een Christelijke begraafplaats te zien: de Grot der Zeven Slapers. <zDe trap (XII) EN. verder gaat de bezoeker. Hij is nu eenmaal in dit pand, en wil het naadje van de kous we ten. Thuis heeft hij van tevoren alle gezinskaarten even doorgenomen. Hij warihoopt er weliswaar soms aan dat hij ooit een precies inzicht zal krijgen van de structuur van zijn wijkwaar al maar mensen komen en gaan, trouwen en ster ven. zich vestigen en verhuizen. Al geeft Bureau Bevolking trouw de inlichtingen dóór over wat de zich noemende en schrijvende leden van z\jn kerk aan adreswijzigingen on dergaan, ook daar kan men niet op bouwen. Want de ene maand noemen ze zich anders als de an dere. De ene keer heten ze alle maal NH, hetgeen Nederlands Her vormd beduidt, en de volgende maal dienen ze zich zonder één uitzondering aan als „Geen", waar mee ze bedoelen dat ze tot geen kerk willen gerekend zijn. Terwijl ze dan de daarop volgende levens étappe af.eggen als RK of als GK of als nóg wat anders. Misschien zit 'm dat in het feit dat deze volkswijkers zelf soms bepaalde sympathieën doen blijken. Mis schien zit het 'm ook in het feit op welke wijze de betreffende Raad huisambtenaar naar deze dingen informeert. Het is 'n klein kunstje om via een loket iemand een ge loof aan of af te praten. Begrijp me goed: ik insinueer geenszins dat onze ambtenaren lichtzinnig zouden omspringen met het bepalen van iemands godsdien stige achtergronden. Ik weet wel beter' Ik zeg ook beslist niet dat een ambtenaar al doende geleerd heeft om de mensen zo te impone ren dat ze spoorslags overgaan tot de kerkelijke staat van deze amb tenaar zelf, zodat ze zich met name door een gereformeerd ambtenaar tot leden der gereformeerde kerk en door een lutheraan prompt als geboren en getogen luthersen laten verklaren. Er is daar niet de min ste sprake van. Neen, het ligt an ders. Eerstens is er dit: een ambte naar kan kort-affe vragen stellen en hy kan breedvoeriger zijn aan- Selegd. In het eerste geual zal hij u. zeggen: „Kerkgenootschap?" en Uit de VOLKSWIJK de ondervraagde zal dan mogelijk antwoorden: „Doene-me-niet-an", waarop de ambtenaar „Geen" in vult en de kous af is. Maar hij kan ook uitvoeriger zijn en dat eerste antwoord niet nemen. Dan zet hij het onderzoek voort en vraagt: „Ja, maar vroeger? Nog gedoopt?" en daarmede ontsluit hij dan mo gelijk machtige sluizen van mede deelzaamheid waardoor het „Geen" ijlings verandert in Jets". Dan is erjiog dit: een ambtenaar kan de mensen voor zijn loket op hun gemak stellen en hij kan dat nalaten. In het laatste geval zal hij zijn gasten verlokken om er zo vlug mogelijk vandoor te gaan en ze zullen bij voorkeur „Geen" zeggen. In het andere geval zullen ze er echt genoegelijk de tijd voor nemen en dan krijgt hij mogelijk zóveel inlichtingen dat hij uitein delijk zelf kiezen moet wat hij zal invullen. Want wat noteer je als een bezoeker je toevertrouwt dat hij eigenlijk gereformeerd "pedoopt is, maar later terwille van zijn aan staande vrouw rooms is geworden, maar daar geen vrede mee had en tegenwoordig nergens meer heen gaat? Is die man GK, RK of Geen? Zoek het maar uit! De bezoeker op de trap is daar om slechts ten dele ingelicht. Uit z(jn kaartsysteem weet hij u>at mensen hem hebben willen door- WWWWWWWWWWMWWJ gcuen, waarbij dan nog als nadere «- beperking het feit komt dat Bevol- g king hem alleen de gevallen van zijn eigen kerk verstrekt en er J|- dus reeds een hele verzameling on- bekende NN's en dan nog NN's g die nóóit eens wat sturen!! in w\jk en straat en pand huist. Maar uiat hij weet is dan toch voldoende om een eerste houvast te hebben, 2- alsmede een eerste gesprek te be- ginnen. Het heeft zijn voordelen als 2- men ergens kan aankloppen cn met enige grond van zekerheid kan 2- vragen of hier de familie Rap g woont. Voordelen indien deze in- 2- formatie juist is. Maar ook nog g voordelen als de inlichting foutief is, aangezien Jan Rap cn zijn g maatschap al vier jaren geleden naar elders vertrokken zijn. Want g zelfs dan is er in elk geval weer een deur ontsloten en bestaat er een schaduw van kans tot gesprek. g Zo gaal deze bezoeker dan ver- >5- der. De derde verdieping met de g zolder heeft hij nu gedaan. En de tweede achter is bearbeid. Wat J woont daar nu op die tweede étage g vóór. Toen hij straks achter zat te praten, heeft hij stiekem even op H 2yn briefje gekeken en gezien dat g daar de Weduwe Stap moet huizen. 2- Die RK is, maar vroeger gehuwd g was met een NH-man en die blij- kens z(jn hiëroglyphen nog in het g bezit moet wezen van enkele Geen- kinderen... Wel, laat hij daar eens g mee gaan kennis maken! En zo bonst hij opnieuw op een g deur. Een deur, die trouwens al by' de eerste bons openschiet, hetgeen g mogelijk iets te betekenen kan heb- g ben. Deuren, die zomaar open wie- g ken, plegen meestal geen royale g inboedel te verbergen in het zekc- 3 re weten uan de bezitters dat er g by hen toch niets te halen valt. Maar in dit bijzondere geval moet g er een andere aanleiding zijn, aan- g gezien er meteen een keurig keu- g kentje zichtbaar is geworden, ter- wyl uit een volgend deurtje een g al even keurig oud moedertje be- langstellend haar hoofd om het g hoekje steekt. „De weduwe Stap?" infor- g meert de bezoeker. „Stap? Wel- nee", zegt het vrouwtje, Die zijn g hier al zes jaar weg.' Maar je mag wel binnen komen, hoor!" Hetgeen de bezoeker doet en zo in zijn vol- gende avontuur belandt. WIJKPREDIKANT 5 de Zeven Slapers. QROT van de Zeven Slapers een sprookjesachtige naammaar die ons herinnert aan de gruwelijke martelingen, waaronder vele Chris tenen in de eerste eeuwen onzer jaartelling te lijden hadden. Onder keizer Decius, berucht Chris tenvervolger (olm. 200-251), werden ze ven Christenen levend ingemetseld in een ravijn bij Epheze. Twee eeuwen la ter, onder keizer Theodosius (408-450), verkondigden sommigen in de Christe lijke Kerk een vals dogma. dat de op standing der doden loochende. Toen ver lieten, naar de legende verhaalt, de ze ven jonge mannen, eens in Epheze inge metseld. hun graf cn bevestigden door dit wonder de opstanding des vlezes. Sinds deze legende bekend geworden is, stroomden de pelgrims ook naar dezj grotten, en honderden inscripties, ook van Hollanders, bewijzen het. En zoals in Rome en elders velen begraven wil den worden in de buurt van het graf van een martelaar, zo werd de graf plaats van de Zeven Slapers vergroot. Meer dan zeven honderd Christenen lig gen er, cn men zegt. dat een van hen Maria Magdalena is. H ZT zijn bezoek ten volle waard! Trouwens, er zijn meer herinneringen. Zo moet er in Epheze nóg een enorme kerk hebben gestaan, welke naar Maria genoemd werd. Een gebouw dat 2t>0 meter lang was. een prachtige basiliek. Ook deze Mariakerk is in puin gevallen. Maar dc doopkapel is tot op dc huidige dag intact. En in het bijzonder trekken de pelgrims naar Panaya Kapulu, een paar mijl van Epheze. naar het huis, waar Maria de laatste dagen van haar leven zou hebben vertoefd. Epheze stad van rijke herinnerin gen! ffcAAAAAAAAArAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA* OBGRSÖORf inteRnationóAl winteRSPORtcentRum I)E ski-springers hebben het bewijs ge- leverd, dat de mens door de lucht kan zeilen zonder vleugels of motor. Iets, wat weinige Jaren geleden onmo gelijk leek. Alle beoefenaars van de Wintersport, waar ook ter wereld, ken nen de oorden, waar op ski's wordt ge vlogen Een ervan is Obersdorf. het in ternationale wintersportcentrum in het Allgau, dat over een bijzondere schans hiertoe beschikt. Bij grote wedstrijden heeft men hier wel eens honderdduizend toeschouwers verenigd gezien. Obersdorf is ook in menig ander op zicht een aantrekkelijk wintersportoord. De krans der tot 2700 M. hoge bergen, welke het omringen, biedt elke mogelijk heid tot het maken van ski-tochten. De ongeveer 10.000 inwoners tellende ge meente wordt zowel 's zomers als 's winters onafgebroken bezocht door dich te drommen vreemdelingen. Er is te Obersdorf trouwens nok altijd wel wat tc beleven. Niemand behoeft zich hier te vervelen. Niet minder dan zeven dalen, waar van het ene nog wilder en romantischer is dan het andere, beginnen nabij Obers dorf. Een aantal vrolijke riviertjes, als de Brcitach. de Stillach en de Trettach. bij-riviertjes van dc Iller, schenken le ven aan de streek. Zij vormen soms bij zonder pittoreske plekjes als Hölltobcl en Breitachklamm. Aantrekkelijk voor de toeristen is ook dc nabijheid van het Kleine Walser-dal. waar de Breltach door stroomt, en dat staatsrechtelijk een deel van Oostenrijk is, maar economisch tot Duitsland behoort, daar het alleen over Duitsland te bereiken ii.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 10