7 fij voelde zich meerNederlander dan Oosterling
mmm
De afstand overbrugd
4
ZONDAGSBLAD 13 FEBRUARI 1954
DE INDISCHE NEDERLANDER (III)
Patria zag fouten bijtijds in en volgde andere gedragslijn
WIJ spraken in het vorig artikel
over het gevaar van daadwerke
lijk verzet als de vrucht van een
eeuwenlange verdrukking en achter
uitstelling van de Indisch-Nederland-
se volksgroep.
Alvorens de uiterst interessante ui
tingsvormen van dat gevaar te be
schouwen, eerst nog een vermel
denswaardig historisch feit, dat ge
nergens in de annalen van onze na
tionale geschiedenis zult aantreffen.
Het is U bekend, dat Indië in het
begin der negentiende eeuw een En
gels tussenbestuur heeft gekend, on
der de bekwame Stamford Raffles.
Wie nu meent, dat de toestand der
Indische Nederlanders daardoor ver
slechterde, vergist zich. De Engelsen
zochten zich integendeel spontaan en
volkomen met de .Dutch Indians" te
vermaagschappen; het bestuur werk
te zulks zelfs duchtig in de hand.
Een belangrijk contingent Engelsen
vestigde zich voorgoed te Batavia,
terwijl menige Indisch-Nederlandse
schone als echtgenote van een Brit
voorgoed haar geboorteland verliet.
En toen pas onder de Engelsen,
hoe bestaat het? gold ook voor de
Indische Nederlander het aan ieder
volk rechtens toekomende: .Vrijheid,
gelijkheid en broederschap".
Wat precies de Engelsen tot het
aannemen van een dergelijke, groot
se houding dreef, is ons niet recht
bekend. Maar ik vermoed een poging
tot het opzetten van de Oosterse
Nederlander tegen de Europese Hol
lander, de meest geduchte erfvijand
van de Brit. Hetzelfde motief dus als
later bij de Japanners opgeld deed,
waarmee ze bij de Indische Neder
lander géén succes behaalden, en bij
de Indonesiër wél.
Hoe dan ook, de Engelsen van
Raffles hebben bij de Indische Ne
derlander de drang naar emancipatie
wakker geroepen...
flA het vertrek der Britten kwam
het herstel van het Hollands be
wind en daarmede ook dat van de
discriminaties.
Het zou echter eerst 1848 worden
kreeg en culmineerde in de z.g. Ba-
taviasche Mei-Beweging in de Socië
teit De Harmonie.
Hier verzamelden zich op de 22e
Mei van genoemd jaar een groot aan
tal Indische Nederlanders, aanvanke
lijk om over vraagstukken van maat
schappelijke aard te beraadslagen
Doch weldra traden enkele demago
gische redenaars op de voorgrond,
die de bijeenkomst veranderden in
een fel-politiek protest tegen de Ne
derlandse discriminaties. Het groeide
allengs aan tot een dreigend-aggres-
sicve demonstratie.
Van Overheidswege werden in al
le haast een legermacht van een halt
bataljon infanterie, een detachement
cavalerie en enige stukken geschut
in onmiddellijke gereedheid gebracht.
Tot een treffen Is het echter niet
gekomen Wellicht achtten de aan
voerders het vooralsnog niet nodig
om aan het amokken te slaan, en wa
ren ze daarvoor ook weer te veel
Nederlander. Mogelijk ook gaf de ge
reedstaande legermacht wel wat te
denken.
Nadat de verhitte gemoederen weer
enigszins tot rust waren gebracht,
werd besloten om de grieven langs
meer officiële weg kenbaar te ma
ken.
Doch hierin nam men geen halve
maatregelen. Er werd een adres ge
richt tot de Nederlandse koning, die
toch ontvankelijk moest zijn voor het
lot van verdrukte Nederlandse bur
gers, of deze al dan niet in Indië ge-
geboren waren
Het adres werd echter verworpen,
en de officiële regeringsverklaring
luidde: ..Dat Zijne Majesteit dit adres
als voorbarig min voegzaam, op on
juiste gronden steunende en alzo niet
vatbaar voor een beschikking, heeft
terzijde gelegd".
Het was voldoende om de Indische
Nederlander in een ziedende woede
te ontsteken, maar nochtans bleef hij
kalm. En hij gaf het met op, vooral
zich gesterkt wetend door de sym
pathie en steun van de zijde van vele
pur-sang Nederlanders, waaruit we
derom duidelijk blijkt, dat de discri
minaties slechts aan de Overheid te
wijten waren, doch geenszins steun
den op de Nederlandse volkswil
Er volgden nog twee dringende
adressen, en hierin vertolkte zich de
sluimering van het bovengenoemd ge
vaar. Want een clausule luidde let
terlijk: .Wanneer door het gouverne
ment een scherpe lijn getrokken
wordt tussen Nederlanders, alhier
(in Indië) geboren, en Nederlanders
uit het vaderland herwaarts geko
men, dan is te vrezen, dat die lijn
een verdeeldheid zal brengen tussen
de ingezetenen, waarvan de schrome
lijke gevolgen niet zijn te voorzien."
Desondanks werden ook deze adres
sen door de koning verworpen...
WIE zich meer in de historie van
Europese koloniën verdiept heeft,
zal het niet zijn ontgaan, dat de af
stammelingen der Westerse kolonisa
tors zich vaak ontpopten als de lei
ders der inheemsen, en hen aanvoe
ren tégen het Westers gezag. Namen
als Simon Bolivar, Manuel Quezon,
Douwes Dekker (Setia Boedi, naneef
van Multatuli) en Thamrin zijn in
dit verband bekende klanken.
Het kan een exponent zijn van de
liefde tot de geboortegrond en tot
het volk, waar de moeder een doch
ter van is, doch ook van verbittering
t.o.v. achteruitstellingen door het vol
komen blanke volk van de vader, of
beter gezegd: door de Europese over
heid.
Bij de Indische Nederlander geldt
doorgaans het laatste motief, zonder
te beweren dat hij niet verknocht is
aan zijn geboortegrond Insulinde.
Een encanailleren met de autoch-
thone bevolking ligt hem meestal
niet. Eerstens wijl hij door de domi
nerende Nederlandse opvoeding zo
niet vijandig, dan toch geestelijk, cul
tureel, maatschappelijk en mentaal
vreemd tegenover de autochthoon
staat. Hij is in deze opzichten boven
al Nederlander, en daarna pas (bij
velen zelfs helemaal niet) Oosterling.
Voorts ontbreekt hier het religieus
bindweefsel, dat in Latijnse koloniën
van zo een doorslaggevende aard
voor de versmelting van inheemsen
en Latijnse afstammelingen. De In
dische Nederlander is Christen, de
inheemse i,< heidens of orthodox
Islaams; de geschiedenis heeft uitge
wezen dat zoiets moeilijk samen kan
gaan.
DAT er desondanks stromingen in
de Indisch-Nederlandse samenle
ving ontstonden, die wezen op een
samenwerking met de Indonesische
nationalist met het doel het Neder
landse bewind omver te kegelen,
vindt zijn oorsprong in het besef te
worden verongelijkt.
Na lang schromen waagden enkele
Indisch-Nederlandse voorlieden zich
op dat glibberige, voor velen onsym
pathieke, doch blijkbaar helaas nood
zakelijke pad.
Het hoeft geen betoog dat de Indo
nesische nationalist dit streven een
fanatiek en gretig onthaal bereidde.
Bovendien viel dit ongeveer samen
met de Philippijnse revolutie, waar
in de „Philipino Mextiezo" (Spaanse
gemengdbloedigen) de leiding namen
en zegevierden; tot op de dag van
nu getuigen presidentsnamen als Ma
nuel Quezon, Carlos Romulo en Qui-
rino, van het overwicht der Mextie-
sen in de Philippijnen.
Dr. Ernst Douwes Dekker, Tham
rin en Dahler hebben zich als voor
mannen van de rebelse Indische Ne
derlanders laten kennen. Namen als
.Indische Partij" en „Sarekat Hin-
dia", alswel van periodieken als „Het
Tijdschrift" en „De Expres" toonden
de strakheid aan waarmee van In-
Wassen in de Molenvliet te Batavia.
disch-Nederlandse zijde gestreefd
werd om het voor het Nederlandse
bewind gevaarlijke, ja, mogelijk fa
tale ideaal te concretiseren. Stel
len wij ons voor dat Douwes Dekker
c.s. succes zouden hebben gehad met
hun streven. Dan zouden de 250.000
Indische Nederlanders thans geen
Nederlander zijn, doch de status van
Indonesiër bezitten. Waaruit weer te
concluderen valt, dat zij tijdens het
Nederlands-republikeins conflict een
groot (hoogstwaarschijnlijk zelfs diri
gerend) aandeel hebben gehad in de
strijd tégen het Nederlandse Konink
rijk.
Dan zouden „onze grote vaderlan
ders" als Karei van der Heyden, Be
renschot, Engles, Buurman van Vree
den, Van Waardenburg, Vic de Bruyn
(Jungle Pimpernel), enzovoorts, mo-
Nederlands officierscorps
KNIL wellicht een geducht aanvoer-
dersgilde bij de T.N.I. (republikeins
verzetsleger).
H°E geheel anders is de. zaak ge
lopen.
Want de Nederlandse regering zag
haar fouten bijtijds in, en volgde kor
daat een andere gedragslijn t.a.u. de
Indische Nederlanders; uiteraard een
ridderlijke daad, waartoe onze huidige
progressieve regering nog niet beslo
ten heeft.
Om te beginnen werd er een com
missie van 17 leden benoemd, met
als opdracht naar de positie der In
dische Nederlanders een nauwgezet
onderzoek in te stellen, alsook de mo
gelijkheid tot verheffing van die
groep.
De commissie stelde na diepgaan
de studies vast, dat de regering in
derdaad schromelijk te kort was ge
schoten voor wat betreft onderwijs,
pensioenen, openstelling van ambte-
narenfuncties, geneeskundige behan
deling en controle, hygiënische maat
regelen in de Indisch-Nederlandse
woonwijken, optreden tegen verre
gaande rasdiscriminaties van de zijde
der particuliere maatschappijen, enz.
En in de daarop volgende vijf jaren
nam de Overheidszorg voor het hei',
der Indische Nederlanders een enorme
vlucht. Er werden scholen opgericht,
de Indische Nederlander mocht bij
gebleken bekwaamheid hoger de
umbtenarenludder opklimmen. Het
leger stelde zich open voor de oplei
ding van Indische Nederlanders tot
officier. Er werden wel-geoutilleerde
landbouw-kolonies geslicht.
En ook de grondwettelijke „eman
cipatie" liet niet lang op zich wach
ten; deze dateert uit het jaar 1892.
Eer juridisch onderscheid tussen Ne
derlanders van verschillende geboor
tegrond was voorshands van de baan.
En hiermede verloor de revolution-
nair Douwes Dekker zijn aanhang.
De Indische Nederlander bekende
ondubbelzinnig kleur, nl. dat hij in
de grond van zijn hart toch onnoeme
lijk meer Nederlander is dan Indisch,
en hij besloot, dat de Nederlandse
Koningin toch ook zijn Koningin was,
en Zij ook als zodanig moest blij-
Een diepe teleurstelling voor de In
donesische rcvolutionnairen.
Er. een kardinaal winstpunt voor
het Nederlands Indisch Gouverne
ment...
KAREL C. SNIJTSHEUVEL.
„Nadert tot God en Hij zal tot
V naderen."
Jac. 4 8a
JACOBUS gaat er van uit, dat er
een afstand bestaat tussen God en
mens. En wie zal dit ontkennen?
Daar is allereerst de afstand ten
gevolge van het feit, dat God Schep
per is en de mens schepsel, dat God
de Eeuwige is en de mens sterveling.
God: „eeuwig, onbegrijpelijk Wezen".
En wij mensen: cendagsvlinders.
Dat deed Abraham, toch de vader
der gelovigen, belijden, dut hij stof
en as was. God de geheel Andere en
de mens een stolj" aan de weegschaal
Maar er is nog een andere afstand
tussen God en mens: door de zonde.
God de Heilige, smetloos Reine, die
het kwaad niet kan gedogen, niet
zien. En de mens zondaar. Alle men
sen zondaren. Wie moet niet als een
zondaar komen?"
Derhalve is er dc afstand tussen
God en de mens door het schepsel-zijn
van de mens. terwijl God de Schepper
is, maar bouen.il doordat de mens
zondaar is en God de Heilige. Wel
echt bijbels. Ja, met deze twee feiten
staan wij midden tn de bijbelse trer-
kel\jkheid, die ook de werkelijkheid
van ons menselijk leven is.
Maar het is de halve werkelijkheid,
deze werkelijkheid van de afstand
tussen God rn mens. Er bestaat ook
de werkelijkheid ran de toenadering.
De a/stand behoeft niet te blijven,
de afstand door de zonde. De tekst
spreekt van „naderen". Naderen tol
God. Naderen tot de mens.
Wie is de eerste geweest, die ge
naderd is? Wie is steeds de eerste,
die nadert? Immers God. Hy heejt
ons eerst liefgehad. Oud en Nieuw
Testament getuigen daarvan. Wat een
wonder van liefde etl genade. „Als ik
dat wonder vatten wil, staat mijn
verstand vol eerbied stil". Hiervan
geldt: ,Jioog boven mensen en hun
kleine bestaan".
God de Oppermajesteit, de Schep
per, de Heilige nadert tot de mens,
schepsel, sterveling, zondaar Hij is
genaderd in Jezus Christus, Zijn Zoon,
Die Hij heeft overgegeven tot in de
kruisdood ter verzoening van de zon
den van de mens. ,.God was in Chris
tus de wereld met Zichzelf verzoenen
de, hun zonden hun niet toerekenende".
Van God is de toenadering uitgegaan.
Hij heeft aan ons, mensen, de hand
der redding toegestoken en dc af
stand, door onze menselijke schuld
veroorzaakt, overbrugd :n Jezus
Christus.
En daarin en daarop grondt zich df
oproep van Jacobus: „Nadert tot God"
Dit is mogelijk, doordat God door Zijn
toenadering het mogelijk heeft ge
maakt.
Tussen God en ons behoeft er geen
afstand te zijn. Voor zover deze er
toch is, is het onze eigen schuld. God
is niet een God van verre, maar uan
nabij. God behoeft geen vreemde voor
ons te zijn, maar wil in Jezus Christus
onze Vader zijn, uw Vader en mijn
Vader. Maar dar, moet gij tot Hem
naderen, nederig, kinderlijk, ver
trouwd. En juist dit laatste ontbreekt
zo vaak.
En dan is en blijft er weer die
afstand tussen God en ons. En dan
gaan we gebogen onder de zonde
schuld. En dan wegen de zorgen uan
het leven zo zwaar. We missen troost,
kracht, steun, moed, blijdschap, alles
wat een mens nodig heeft in dit
leven van strijd en lijden.
En.toe behoeven dit alles niet
te missen. Aan Gods kant is alles in
orde. H\j wacht op u, zoals de vader
in de bekende gelijkenis van de Ver
loren Zoon. „Z'jn volheid wordt u
aangeboden". Volheid van genade en
liefde.
Nadert dan. God heeft u niet nodig.
Hij is voizalig in Zichzelf, de heer
lijke, inajcsleitclijke God. Maar gij
hebt Hem nodig Ge kunt Hem met
missen, geen uur en geen ogenblik.
Ge behoeft Hem niet te missen.
Eenmaal is Hij genaderd Maar HU
nadert altijd door. Nadert pij dan ook
steeds tot Hem. Keer u tot Hem, zo
als de zonnebloem zich keert tot de
ton. Gc zult het nooit tevergeefs doen,
indien ge nadert in gerechtigheid des
harten. In alle omstandigheden van
uw leven zult ge de rijke zegen on
dervinden van Jat naderen tot God.
bovenal van dat naderen van God
tot u.
En ge zult Hem danken voor Zijn
genade.
Ds R. TEN KATE
ZONDAGSBLAD 13 FEBRUARI 1954
Trolse wereldstad, die lot ruïnes verviel
Waar Johannes cn Maria begraven zouden liggen
gIJ het Turkse dorp Ajasoluk liggen
de ruïnes van wat eens een der
grootste wereldsteden was: Epheze
schitterende stad van Diana aan de
diep-blauwe baai, bij de vruchtbare
vlakte van de Romeinse provincie
Kaystros. De beroemde hoofdstad
van de provincie Asia, met een kwart
millioen inwoners. Stad van rijkdom
en luxe, waar een internationale
wind woei. En later een belangrijk
centrum der jonge Christelijke Kerk.
Heeft niet volgens de overlevering
de apostel Johannes hier gewoond
de gemeente geleid, zijn Evangelie
geschreven en Maria, de Moeder des
Heren, in zijn huis geherbergd?
Er z\jn nóg p-.iinhopen aic daaraan
schijnen te herinneren, en tn de naam
van het dorp, Ajasoluk, leeft de
naam uan de grote apostel voort:
Hagios Theologus, de erenaam van
Johannes.
Maar dat was later. Eerst was er
Diana, of Artemis, die de stad beheers
te: de grote godin van de lente. Uit
de hele wereld trokken tegen de maand
April bij duizenden de heidense pelgrims
naar de stad. Als hoogtepunt van een
rij van machtige feesten werd het beeld
van de godin uit de tempel gehaald,
plechtig in de zee gewassen en naar
het theater gedragen, dat 25.000 toe
schouwers op de tribunes kon bevatten.
Dan werd er geofferd en gespeeld.
Deze godsdienst ging langzaam ten
onder door zedelijk verval. En mèt de
godsdienst scheen het met het aanzien
van de grote stad gedaan te zijn.
Nieuwe stoeten
AAR ziet: nieuwe, andere stoeten
pelgrims begeven zich op weg. Het
zijn Christenen, uit Spanje, het land
der Franken, uit Rome, ja uit dc
Lage landen bij de Zee. Zij zoeken
de gemeenten van Klem-Azié, zij
trekken langs Antakya u-aar Si
mon de Pilaarheilige troonde door
Seleucië, bekend door de martelares
Thekla; en langs vele andere plaat
sen waar martelaren stierven. En
ook naar Epheze trekken zij, om het
graf te bezoeken van de Heilige Jo
hannes, die er volgens de overleve
ring leefde en stierf of om te toeven
bij het graf van Maria, de Moeder
des Heren.
Er zijn verschillende schriftelijke ge
tuigen. die bewijzen dat Johannes in
Epheze verbleef: een boek „Handelin
gen van Johannes" en het getuigenis
van Polykrates, bisschop van Epheze.
Ook volgens de kerkvader Irenaeus
schreef Johannes zijn Evangelie tijdens
zijn verblijf in Epheze.
Op de plaats waar Johannes schreef,
zou een kerk hebben gestaan. Later ver
grootte keizer Justinianus deze kerk tot
een prachtige basiliek, 110 meter lang,
met een zijbeuk van 70 meter, zes enor
me cn tien kleinere bogen en vier pi
laren; een gebouw gedeeltelijk met twee
verdiepingen. De resten van dit enorme
bouwwerk heeft men gevonden en wijst
men nog aan. In een deel van deze kerk
kwam de oecumenische synode van 431
bijeen.
Maar het was vooral het graf van de
apostel, dat de vrome aandacht der pel
grims trok. Men weet thans niet meer
Krecics. waar dit graf gelegen heeft,
i de Middeleeuwen teisterden aardbe
vingen, oorlogen en verwoestingen de
stad. En eeuwen lang schonen de Chris
tenen geen belangstelling te hebben voor
Een door vele pelgri
de resten van de bloeiende gemeente,
waar Johannes predikte en zijn Evange
lie schreef. Wél zocht men ijverig naai
de tempel van Diana.
Later is daar verbetering in gekomen,
en vond men ook steeds meer overblijf
selen van wat eens behoorde tot de
Christelijke Kerk van Epheze.
En dat was toch nog vrij veel. Want
bleef er van de machtige tempel van
Artemis weinig meer over (het gebouw
werd verwoest door de Gothen, doch vijf
maal steeds schoner herbouwd, en tot
in de zesde eeuw stonden er nog beel
den van Diana op de grote pleinen .van
de stad) in Epheze is nog zeer dui
delijk een Christelijke begraafplaats te
zien: de Grot der Zeven Slapers.
<zDe trap (XII)
EN. verder gaat de bezoeker. Hij
is nu eenmaal in dit pand, en
wil het naadje van de kous we
ten. Thuis heeft hij van tevoren alle
gezinskaarten even doorgenomen.
Hij warihoopt er weliswaar soms
aan dat hij ooit een precies inzicht
zal krijgen van de structuur van
zijn wijkwaar al maar mensen
komen en gaan, trouwen en ster
ven. zich vestigen en verhuizen. Al
geeft Bureau Bevolking trouw de
inlichtingen dóór over wat de zich
noemende en schrijvende leden van
z\jn kerk aan adreswijzigingen on
dergaan, ook daar kan men niet
op bouwen. Want de ene maand
noemen ze zich anders als de an
dere. De ene keer heten ze alle
maal NH, hetgeen Nederlands Her
vormd beduidt, en de volgende
maal dienen ze zich zonder één
uitzondering aan als „Geen", waar
mee ze bedoelen dat ze tot geen
kerk willen gerekend zijn. Terwijl
ze dan de daarop volgende levens
étappe af.eggen als RK of als GK
of als nóg wat anders. Misschien
zit 'm dat in het feit dat deze
volkswijkers zelf soms bepaalde
sympathieën doen blijken. Mis
schien zit het 'm ook in het feit op
welke wijze de betreffende Raad
huisambtenaar naar deze dingen
informeert. Het is 'n klein kunstje
om via een loket iemand een ge
loof aan of af te praten.
Begrijp me goed: ik insinueer
geenszins dat onze ambtenaren
lichtzinnig zouden omspringen met
het bepalen van iemands godsdien
stige achtergronden. Ik weet wel
beter' Ik zeg ook beslist niet dat
een ambtenaar al doende geleerd
heeft om de mensen zo te impone
ren dat ze spoorslags overgaan tot
de kerkelijke staat van deze amb
tenaar zelf, zodat ze zich met name
door een gereformeerd ambtenaar
tot leden der gereformeerde kerk
en door een lutheraan prompt als
geboren en getogen luthersen laten
verklaren. Er is daar niet de min
ste sprake van. Neen, het ligt an
ders.
Eerstens is er dit: een ambte
naar kan kort-affe vragen stellen
en hy kan breedvoeriger zijn aan-
Selegd. In het eerste geual zal hij
u. zeggen: „Kerkgenootschap?" en
Uit de
VOLKSWIJK
de ondervraagde zal dan mogelijk
antwoorden: „Doene-me-niet-an",
waarop de ambtenaar „Geen" in
vult en de kous af is. Maar hij kan
ook uitvoeriger zijn en dat eerste
antwoord niet nemen. Dan zet hij
het onderzoek voort en vraagt: „Ja,
maar vroeger? Nog gedoopt?"
en daarmede ontsluit hij dan mo
gelijk machtige sluizen van mede
deelzaamheid waardoor het „Geen"
ijlings verandert in Jets".
Dan is erjiog dit: een ambtenaar
kan de mensen voor zijn loket op
hun gemak stellen en hij kan dat
nalaten. In het laatste geval zal hij
zijn gasten verlokken om er zo
vlug mogelijk vandoor te gaan en
ze zullen bij voorkeur „Geen"
zeggen. In het andere geval zullen
ze er echt genoegelijk de tijd voor
nemen en dan krijgt hij mogelijk
zóveel inlichtingen dat hij uitein
delijk zelf kiezen moet wat hij zal
invullen. Want wat noteer je als
een bezoeker je toevertrouwt dat
hij eigenlijk gereformeerd "pedoopt
is, maar later terwille van zijn aan
staande vrouw rooms is geworden,
maar daar geen vrede mee had en
tegenwoordig nergens meer heen
gaat? Is die man GK, RK of Geen?
Zoek het maar uit!
De bezoeker op de trap is daar
om slechts ten dele ingelicht. Uit
z(jn kaartsysteem weet hij u>at
mensen hem hebben willen door-
WWWWWWWWWWMWWJ
gcuen, waarbij dan nog als nadere «-
beperking het feit komt dat Bevol- g
king hem alleen de gevallen van
zijn eigen kerk verstrekt en er J|-
dus reeds een hele verzameling on-
bekende NN's en dan nog NN's g
die nóóit eens wat sturen!! in
w\jk en straat en pand huist. Maar
uiat hij weet is dan toch voldoende
om een eerste houvast te hebben, 2-
alsmede een eerste gesprek te be-
ginnen. Het heeft zijn voordelen als 2-
men ergens kan aankloppen cn met
enige grond van zekerheid kan 2-
vragen of hier de familie Rap g
woont. Voordelen indien deze in- 2-
formatie juist is. Maar ook nog g
voordelen als de inlichting foutief
is, aangezien Jan Rap cn zijn g
maatschap al vier jaren geleden
naar elders vertrokken zijn. Want g
zelfs dan is er in elk geval weer
een deur ontsloten en bestaat er
een schaduw van kans tot gesprek. g
Zo gaal deze bezoeker dan ver- >5-
der. De derde verdieping met de g
zolder heeft hij nu gedaan. En de
tweede achter is bearbeid. Wat J
woont daar nu op die tweede étage g
vóór. Toen hij straks achter zat te
praten, heeft hij stiekem even op H
2yn briefje gekeken en gezien dat g
daar de Weduwe Stap moet huizen. 2-
Die RK is, maar vroeger gehuwd g
was met een NH-man en die blij-
kens z(jn hiëroglyphen nog in het g
bezit moet wezen van enkele Geen-
kinderen... Wel, laat hij daar eens g
mee gaan kennis maken!
En zo bonst hij opnieuw op een g
deur. Een deur, die trouwens al by'
de eerste bons openschiet, hetgeen g
mogelijk iets te betekenen kan heb- g
ben. Deuren, die zomaar open wie- g
ken, plegen meestal geen royale g
inboedel te verbergen in het zekc- 3
re weten uan de bezitters dat er g
by hen toch niets te halen valt.
Maar in dit bijzondere geval moet g
er een andere aanleiding zijn, aan- g
gezien er meteen een keurig keu- g
kentje zichtbaar is geworden, ter-
wyl uit een volgend deurtje een g
al even keurig oud moedertje be-
langstellend haar hoofd om het g
hoekje steekt.
„De weduwe Stap?" infor- g
meert de bezoeker. „Stap? Wel-
nee", zegt het vrouwtje, Die zijn g
hier al zes jaar weg.' Maar je mag
wel binnen komen, hoor!" Hetgeen
de bezoeker doet en zo in zijn vol-
gende avontuur belandt.
WIJKPREDIKANT 5
de Zeven Slapers.
QROT van de Zeven Slapers een
sprookjesachtige naammaar
die ons herinnert aan de gruwelijke
martelingen, waaronder vele Chris
tenen in de eerste eeuwen onzer
jaartelling te lijden hadden.
Onder keizer Decius, berucht Chris
tenvervolger (olm. 200-251), werden ze
ven Christenen levend ingemetseld in
een ravijn bij Epheze. Twee eeuwen la
ter, onder keizer Theodosius (408-450),
verkondigden sommigen in de Christe
lijke Kerk een vals dogma. dat de op
standing der doden loochende. Toen ver
lieten, naar de legende verhaalt, de ze
ven jonge mannen, eens in Epheze inge
metseld. hun graf cn bevestigden door
dit wonder de opstanding des vlezes.
Sinds deze legende bekend geworden
is, stroomden de pelgrims ook naar dezj
grotten, en honderden inscripties, ook
van Hollanders, bewijzen het. En zoals
in Rome en elders velen begraven wil
den worden in de buurt van het graf
van een martelaar, zo werd de graf
plaats van de Zeven Slapers vergroot.
Meer dan zeven honderd Christenen lig
gen er, cn men zegt. dat een van hen
Maria Magdalena is.
H
ZT zijn
bezoek ten volle waard! Trouwens,
er zijn meer herinneringen. Zo moet er
in Epheze nóg een enorme kerk hebben
gestaan, welke naar Maria genoemd
werd. Een gebouw dat 2t>0 meter lang
was. een prachtige basiliek. Ook deze
Mariakerk is in puin gevallen. Maar
dc doopkapel is tot op dc huidige dag
intact. En in het bijzonder trekken de
pelgrims naar Panaya Kapulu, een paar
mijl van Epheze. naar het huis, waar
Maria de laatste dagen van haar leven
zou hebben vertoefd.
Epheze stad van rijke herinnerin
gen!
ffcAAAAAAAAArAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA*
OBGRSÖORf
inteRnationóAl
winteRSPORtcentRum
I)E ski-springers hebben het bewijs ge-
leverd, dat de mens door de lucht
kan zeilen zonder vleugels of motor.
Iets, wat weinige Jaren geleden onmo
gelijk leek. Alle beoefenaars van de
Wintersport, waar ook ter wereld, ken
nen de oorden, waar op ski's wordt ge
vlogen Een ervan is Obersdorf. het in
ternationale wintersportcentrum in het
Allgau, dat over een bijzondere schans
hiertoe beschikt. Bij grote wedstrijden
heeft men hier wel eens honderdduizend
toeschouwers verenigd gezien.
Obersdorf is ook in menig ander op
zicht een aantrekkelijk wintersportoord.
De krans der tot 2700 M. hoge bergen,
welke het omringen, biedt elke mogelijk
heid tot het maken van ski-tochten. De
ongeveer 10.000 inwoners tellende ge
meente wordt zowel 's zomers als 's
winters onafgebroken bezocht door dich
te drommen vreemdelingen. Er is te
Obersdorf trouwens nok altijd wel wat
tc beleven. Niemand behoeft zich hier
te vervelen.
Niet minder dan zeven dalen, waar
van het ene nog wilder en romantischer
is dan het andere, beginnen nabij Obers
dorf. Een aantal vrolijke riviertjes, als
de Brcitach. de Stillach en de Trettach.
bij-riviertjes van dc Iller, schenken le
ven aan de streek. Zij vormen soms bij
zonder pittoreske plekjes als Hölltobcl en
Breitachklamm. Aantrekkelijk voor de
toeristen is ook dc nabijheid van het
Kleine Walser-dal. waar de Breltach
door stroomt, en dat staatsrechtelijk een
deel van Oostenrijk is, maar economisch
tot Duitsland behoort, daar het alleen
over Duitsland te bereiken ii.