Toen de noodklok luidde
DE TRAP (X)
4
ZONDAGSBLAD 30 JANUAHI 1954
öe j£enen JAamk
in öe BiesBOSCh
öaar h€BBen öe koeien een zeLfBebieninqsBuffet
en ook kmjqen ze en een mobenne mAke-up
ALS uw kamer wat stoffig is ge
worden gaat ge er met de stofzui
ger op los. Da's vast.
Op „De Stenen Muur" is het een
dagelijks gebruik de koeien met de
stofzuiger onder handen te nemen.
Ge moogt het vinden zo ge wilt,
maar het resultaat is dan toch maar,
dat de huiden van het vee u smette
loos tegenglanzen. En bovendien: de
koeien vinden deze moderne make-up
erg prettig. Ze staan onder de kuur
met lodderogen te dromen.
Kees Pachier, een jonge Hagenaar,
hanteert de stofzuiger als zijn moe
der de vatenkwast. Dat moet ook wel,
want Kees is cursist van het „Om
scholingscentrum voor emigranten"
in Werkendam en op de Stenen Muur
brengt hij zijn leertijd door.
In Canada zal hij straks van wan
ten weten. Dit dankt hij dan aan zijn
ietwat merkwaardige opleiding op de
Stenen Muur, vèr uit de grootste
boerderij in de Biesbosch, en een der
grootste particuliere boerderijen van
Nederland.
EEN vreemde naam: De Stenen
Muur, waarmee men boerderij en
polder aanduidt.
Zelfs de bedrijfsleider, een neef
van de eigenaar, de heer W. v. d.
Vorm te Rotterdam, wist ons het ge
heim van deze naam niet te verkla
ren. Tijdens de oorlog nestelden de
Duitsers zich in het gebouwencom
plex. Daarom gooiden de Engelsen
het „in de puinpoeier".
Maar sinds 1948 staat het er weer
in zijn volle glorie en heerlijkheid:
groot woonhuis, stal, graanschuur,
smederij, aardappelbewaarplaats en
veertien woningen voor het personeel.
Daarachter liggen 160 ha puike klei
in vette bonken te glanzen in het
winterse zonnetje.
Want al zijn we dan met de stof
zuiger en de manicure van het vee
Wat betekent „louw" in
Louwmaand?
Er zUn heel wat meningen geopperd
cn zienswijzen ten beste gegeven over de
betekenis van „louw" in de tweede be
naming van de eerste maand des jaars.
En voorlopig zullen, naar we geloven,
de meningen nog wel verdeeld blijven.
Sommigen zochten de verklaring al
heel ver en trachtten, zoals eenmaal
Killiain dat deed, ons doen geloven, dat
„louw" zou wijzen op een „heuvel".
Louwmaand zou „lomaand" betekenen
of „heuvclmaand". Omdat in het begin
vari het jaar nogal eens overstromingen
en inundaties voorkomen, zou dat „lo"
of „louw' dan wijzen op het feit, dat
in Januari oudtijds, toen nog weinig of
f;een of althans minder solide dijken ons
andje beschermden, de bewoners niet
zelden op heuvels, hetzij natuurlijke of
kunstmatig opgeworpene. moesten
vluchten en daar veiligheid zoeken.
Weer anderen meenden, dat in „louw"
de betekenis van „looien" lag opgeslo
ten. De slachttijd of liever de slacht
maand was nog maar even voorbij. En
de slacht levert immers ook huiden.
Welnu, het looien dezer dierbekleding
zou in deze maand in volle gang zijn.
Zo zou dus Januari de betekenis krijgen
van „leerlooiersmaand."
Anderen zien In „louw" een nauwe
verwantschap met „law" (wet). Vroeger
werden in Januari veel huwelijken ge
sloten en dus waren dan de huwelijks
wetten van kracht. Of: toegegeven, zei
den sommigen, dat „louw" „wet" bete
kend. maar dan zouden wij liever dit
„wet" willen laten slaan op de wetten
voor de verkiezing van overheidsorga
nen. Eertijds toch had deze verkiezing
beel vaak in Januari plaats.
Teerder en subtieler is wat ccn ande
re, misschien een meer poëtisch aange
legde categorie bewecit. Deze neemt
aan. dat „louw" in verband zou staan
met „lown" een woordje met intieme
Ïevoelswaarde. en dat verliefden wel ge-
ruiken. wanneer ze elkander een kus
Keven. Hoe „lown is dat!" verzucht dan
et Gronings verliefde paartje, dat toch
in de maand Januari, met de lange
avonden, voor zulk een handeling al
licht volop gelegenheid vindt.
Heel wat nuchterder klinkt de verkla
ring van „louw" door „hard. streng",
wat dan ziet op de felle koude, die Ja
nuari ons nogal eens bezorgen kan.
En dan is de rij van verklaringen nog
niet uitgeputl Ieder bepale zelf zijn
keus!
werk belangrijk en het versnelt het
tempo. Kees zou zich anders „het
apenzuur moeten sjouwen..."
-fr
IN de schaduw der grote gebouwen
staan de woningen van het perso
neel. Een kloekhen, die haar kuikens
beschermt Het is een versleten beeld,
maar het dekt de waarheid.
Het gaat er heus nog een beetje
patriarchaal toe. Ieder personeelslid
heeft van „de grote baas" een eigen
tuin gekregen, waarop hij verbouwt
wat hij voor zijn gezin denkt nodig
te hebben en met Sinterklaas krijgt
iedereen een kwart varken.
De stemming in de kleine maat
schappij. die zo ver van de bewoon
de wereld afstaat, is puik. Lief en
leed wordt gedeeld en vooral de man
nen zijn zich in deze gemeenschap
van hun verantwoordelijkheid bewust.
Een interessant wereldje, daar op
de Stenen Muur, met een eigen elec-
triciteits- en watervoorziening. Uit
het Steurgat wordt het buitenwater
electrisch omhooggepompt naar een
reservoir, van waaruit het zijn weg
vindt naar de blinkende kranen.
Een Dieselmotor met lichtaggregaat
staat de hele dag te ronken met
een oorverdovend geweld, maar er
moet nu eenmaal kracht en licht ont
wikkeld worden, alle oorvliezen ten
spijt.
Het electriciteitsbedrijf van de Ste
nen Muur is een ingewikkeld samen
stel van knoppen, kranen, draden en
accu's, waarin de smid en de bedrijfs
leider de weg weten te vinden als
ieder normaal mens in zijn eigen
broekzak,
Maar het resulteert in het feit, dat
in deze uithoek der wereld de gezin
nen 's avonds bij elkaar kunnen zit
ten in het witte licht van hun gloei
lamp. Om een krantje te lezen (van
de vorige dag) en om naar de ster
avond te luisteren. Daarom bevalt het
leven er zo goed.
Want zelfs in de Biesbosch heeft
men de eenzaamheid verslagen.
begonnen, het bouwbedrijf blijft
hoofdzaak, ook al staan er dan een
en zestig koeien met glanzende huiden
op stal. En wat voor een stal? Een
der modernste die we ooit zagen.
Tijdens de oogst, als alle stevige en
rappe handen van het gehele perso
neel nodig zijn, hebben ze eigenlijk
maar last van die koeien. Want er
moet twee maal daags gemolken wor
den, ook al staan de granen op het
land te smeken om zo gauw mogelijk
te worden binnengebracht.
Tarwe, haver, vlas, gerst, erwten,
bieten, aardappelen, noem maar op.
Op de Stenen Muur wordt het ver
bouwd, geoogst en in enorme hoeveel
heden gedistribueerd.
In het hoogseizoen weet dan smid
Den Besten uit Werkendam soms niet
wat zijn vaardige handen het eerst
moeten aanpakken. Waar gehakt
wordt vallen spaanders en allerlei
landbouwwerktuigen staan op hem te
wachten voor een kleine of grote re
paratie. Maar in ruil daarvoor heeft
hij in de winter dan wel eens „een
makkie".
•H-
IN de ruime en lichte stal staan
koeien, die een betere verzorging
hebben dan menig mens in de soci
aal-achterlijke gebieden.
Is er een koe met zere poten, met
stal- of waterbenen? Arm beest. Es
effe kijken wat de baas daaraan doen
kan. Nou, de baas hoeft niet lang te
kijken: hij weet het al. Natuurlijk,
die betonnen vloer trekt veel te koud
op en bovendien veert die platge
trapte strolaag helemaal niet mee.
Daarom krijgt zo'n beklagenswaardi
ge koe een lekker-verende rubbermat
onder de poten.
Ach, en neem nou eens zo'n dood
gewoon veebedrijf, ergens in Neder
land. Daar krijgen de koebeesten twee
maal per dag een pluk hooi voor-
gegooid met een lijnkoekje na, een
veel te droog toetje. Dorst krijg je
daarop, maar slechts twee maal per
dag wordt het vee gedrenkt. Een van
twee of alle twee: de koe drinkt
veel te veel in een veel te korte tijd,
waardoor ze te sterk afkoelt óf ze
drinkt over een gehele dag gerekend,
veel te weinig.
Maar op de Stenen Muur hebben
de koeien een zelfbedieningsbuffet.
Dorst? Best, de zware koppen druk
ken op het klepje in het fonteintje
en ze kunnen lebberen zo veel ze wil
len.
En Kees Pachier heeft maar te
zorgen dat de boel schoon blijft. Hij
schrobt en boent en spuit maar en
is uren bezig achter de vlezige achter
werken der verwende „vrullie." Is
het niet met de bezem dan met de
„tram." Want boven de groep, waar
in de dames hun smijïge mest depo
neren, rijdt een mestbak de rails uit.
Kees schept er de mest in en tramt
het hele gevalletje naar buiten, naar
de grote mestput. Het verlicht het
De „Uam" w/rdt buiten omgekiept.
4JJE3E2®
Waard oor God
zicli gewonnen geeft
„Ga heen en u geschiede gelijk gij
geloofd hebt. Matth. 8 13b
FEN Romeins officier komt tot Jezus
en vertelt Hem, dat zijn knecht
thuis zwaar ziek ligt. Hij vraagt 't niet
regelrecht, durft 't blijkbaar niet. want,
al sympathiseert hij met de Joden en
heeft hij hun een synagoge geschon
ken, hij is en blijft een heiden. En een
Jood kan het huis van een heiden niet
binnengaan, zonder onrein te worden.
Vandaar Jezus' verwonderde vraag
op dit onuitgesproken verzoek (de
nieuwe vertaling is hier juister dan de
Statenvertaling): „Zou ik (Jood), tot
u (heiden) moeten komen om hem te
genezen?"
Op deze vraag antwoordt de centu-
rio: „Ik weet, dat ik als heiden er geen
recht op heb te vragen, dat u bij mij in
huis komt, maar dat hoeft ook niet.
Spreek alleen maar en dan zal mijn
knecht genezen."
Hij licht toe met een gelijkenis waar-
om hij dit van Jezus gelooft. Zo gaat
't immers bij hem in het leger ook»
De hogere gaat ook niet naar de lagere
toe om hem opdrachten te geven Van
uit de verte buldert de „hoge" zijn be
velen aan zijn ondergeschikt n en hij
twijfelt er niet aan of zijn bevelen
worden stipt uitgevoerd. De discipline
was in het Romeinse leger tip-top.
„Bevel is bevel" en daar was 't mee
uit.
En zegt nu de o//icier zo zal
het bij U, Jeztis, ook wel zijn. Ik zie
U aan als zo'n „hoge" in het Rijk van
God. De krachten van hulp en redding
blijken aan U ondergeschikt te zijn.
U hebt 't maar te zeggen en het ge-
Voor dit vasthoudende geloof van
deze heiden capituleert Jezus. „Ga
heen", zegt Hij, „u geschiede gelijk
gij geloofd hebt."
Wij kunnen, dunkt me, van deze of
ficier heel veel leren.
't Is maar een armzalig heidens sol-
datengeloof. Maar, zegt Jezus, zo'n
groot geloof ben ik in Israël niet te
gengekomen.
Zo wordt dit geloof van een „bui
tenkerkelijke" aan de „kerkmensen"
door Jezus ten voorbeeld gesteld.
Wij geloven pas dat het heil ons
geldt, als Jezus bij ons „thuis" is. als
overal waar wij zijn de tekenen van
Z{jn tegenwoordigheid te vinden zijn,
als het er aan alle kanten dik bovenop
ligt, dat Jezus en wij bij elkaar horen,
als wij door de „bevinding" zijn hoge
tegenwoordigheid als 't ware kunnen
bewijzen.
En als we dat niet kunnen, ja zelfs
moeten erkennen, dat w(j het niet
waard zijn, dat Hij onder ons dak zou
inkomen, dan voelen wij ons buiten
het Rijk Gods gesloten.
Laten we van deze officier leren, dat
dit bij Jezus niet nodig is. 't Is niet no
dig, dat deze Jezus, Die door God tot de
allerhoogste in Zijn Rijk verheven is,
apart naar ons zou moeten komen om
ons te helpen. Juist omdat Hij zo'n
„hoge" is, is Zijn Woord voldoende.
Heb de brutaliteit van deze officier,
doe een beroep op de genade en hoor,
hoe Hij ook nu zegt: „Ga heen, u ge
schiede gelijk gij geloofd hebt."
Ds. R. C. H. VERHOEF.
HOE NOORDWESTERORKAAN EN SPRINGTIJ SAMENVIELEN
(Van onze weerkundige medewerker)
DE weersgesteldheid in de laatste
week van Januari 1953 was geens
zins verontrustend. Met krachtige wes
telijke winden waren al enkele depres
sies gepasseerd, zonder stormweer te
veroorzaken.
Op Vrijdagavond 30 Januari was het
volle maan, die echter schuil ging ach
ter een wolkenbank (althans in een
groot deel van ons land) en dit was
jammer, want er was die avond juist
een gedeeltelijke maansverduistering
waar te nemen.
Hoewel wij toen nog geen kwaad ver
moedden, begon de meteoroloog in De
Bilt zich al eens achter het oor te krab
ben. Hij zag hoe er zich: ten noordwesten
van Schotland een actievedepressie
ging ontwikkelen, waarbij over IJsland
veel koude lucht werd aangezogen.
Uit ervaring weet men al wel, dat dit
een verder activeren van een depressie
in de hand werkt. Omstreeks midder
nacht meldden enkele weerstations aan
de noordwestkust van Schotland al een
stormachtige noordenwind.
In de loop van Zaterdagmorgen be
gon het er steeds bedenkelijker uit te
zien. De barometers over Schotland
daalden met grote sprongen en daar de
luchtdruk boven de oceaan (dus achter
de depressiekern) sterk begon te stij
gen, namen de luchtdrukverschillen zó
sterk toe, dat er langs en over Schot
land een wind van orkaankracht begon
te waaien.
Alles wees er op, dat de depressie
kern de Noordzee op zou gaan trekken,
en dit betekende dat er een mogelijk
zware noordwesterstorm zou kunnen op
steken.
Toen men hierbij de tabel van de ge
tijden haalde, zag men dat er in de ko
mende nacht een springtij zou voorko
men. Op zich zelf is dit een normaal
verschijnsel, dat elke veertien dagen,
n.l. één it twee dagen na volle en nieu
we maan, voorkomt. Deze getijtafels
heeft men vooraf al berekend en in een
tabel voor het gehele kustgebied vast
gesteld.
DIT alles leidde er toe, dat men Za
terdagmorgen 31 Januari om 11 uur
een waarschuwing voor „Flink hoogwa
ter" uitgaf.
De laatste weerkaarten wezen er op,
had bereikt, langzaam de Noordzee
gaan optrekken in de richting van de
Duitse Bocht.
Na het hoogwater van Zaterdagmid
dag ging men er toe over een waarschu
wing te geven voor „Gevaarlijk hoogwa
ter". Deze waarschuwing, door het
K.N.M.I. verstrekt, werd door de nieuws
dienst omgeroepen.
Dé meesten zullen deze waarschuwing
voor kennisgeving hebben aangenomen,
want och, het water had al wel eens
meer hoog tegen de dijken en zelfs in
de havenplaatsen gestaan. Tijdens de
storm van 1 Maart 1949 was het water
ook nog tot in de Maastunnel gelopen.
Hoewel het K.N.M.I. in de avonduren
via de nieuwsdienst en in het weer-
praatje herhaaldelijk voor gevaarlijk
hoogwater heeft gewaarschuwd, zal wel
niemand hebben vermoed, dat deze
storm een zo'n grote ramp tot gevolg
zou hebben.
In de nanacht van Zaterdag op Zon
dag werden de zwaarste windstoten ge
meten, die voor Leeuwarden 144 k.m
per uur bedroeg en voor Vlissingen 137,
Hoek van Holland 126 k.m per uur.
De storm hield in het westen de ge
hele Zondag in volle kracht aan, ter
wijl de wind in het noorden en noord
oosten van het land tot hard of storm
achtig afnam.
DE oorzaak moet niet alleen in de he
vigheid van deze storm worden ge-
zocht, want ook in Den Helder en Vlis
singen zijn o a. tijdens de storm van 6
November 1921 wel hogere windsnelhe
den waargenomen.
De zeer lange duur van deze storm
was echter wel één van de hoofdoorza
ken en niet. te vergeten het feit, dat het
hoogtepunt van de itorm juist samen
viel met springtij. Hierdoor kreeg het
uit de Noordzee opgestuwde water langs
onze en de Belgische en Engelse kust
een uitzonderlijk hoge stand.
Uit de waargenomen waterstanden
blijkt, dat deze stormvloed verreweg de
hoogste is geweest sedert 1894.
Hoogste stand boven het nieuwe Am
sterdamse Peil (NAP).
HOEWEL tal van factoren hebben sa
mengewerkt om een dergelijke hoge
stormvloed te bewerkstelligen, zullen
wij toch nog moeten vaststellen, dat het
nog erger had gekund. Een gelukkige
omstandigheid was n.l. dat de rivieren
eind Januari 1953 een vrij lage stand
hadden.
Niet zelden staan in deze tijd van de
winter de uiterwaarden al onder water
als gevolg van veel z.g. boven- of opper-
water uit de bergstreken afkomstig.
Dan is er nog een omstandigheid ge
weest die niet vergeten mag worden:
het springtij, dat na Nieuwe Maan ho
ger is dan na Volle Maan. Dit verschil
bedraagt voor Hellevoetsluis 30 cm en
voor Vlissingen 40 cm. Deze beide, dus
nog gunstige factoren hadden, wanneer
deze zelfde stormvloed na Nieuwe Maan
en bij een betrekkelijk hoge waterstand
van de rivieren was voorgekomen, nog
ernstiger gevolgen kunnen hebben, daar
jaagt.
De beruchte Sint Elisabeht-vloed van
18 November 1421 eiste tienduizend
slachtoffers en overspoelde 72 dorpen..
Wellicht zullen de dijken toen bij lange
na niet zo sterk zijn geweest.
Gelukkig zijn onze dijken weer her
steld en zal men trachten de sporen, die
deze storm heeft nagelaten, zo goed als
mogelijk is weer uit te wissen.
Ons .and is hiermee na /ele genera
ties wakker geschud en zal tegen het wa
ter moeten blijven vechten. Dit is onze
plicht en dat zullen wij ook blijven doen,
al is het geenszins onmogelijk, dat ons
land op korte of langere termijn een nog
erger stormvloed krijgt te doorstaan.
Wij willen ons artikel dan ook beslui
ten met een o.a. door minister Algra
gebezigde uitdrukking: „Wie zal keren
de hand des Heren?"
Cen waarlijk Chrislelijk bock, dal
confronteerl met de wereld van vandaag
HRISTOFORUS (de naam
betekent
Cluistusdrager) is een legendarische
figuur. Historisch staat vnn hem alleen
vast, dat hij in de vijfde eeuw als mar
telaar van het Christelijk geloof stierf.
Maar de legende heeft van Christoforus
de sterke reus gemaakt, die alleen de
sterkste op aarde wilde dienen en via
de keizer en de duivel volgeling van
Christus werd.
Als boetedoening voor zijn zonden
werd hij veerman aan de rivier en
droeg op zekere dag ei
Christus bleek te zijr
DEZE oude legende heeft Jan~E. Nie-
meyer verwerkt in zijn kortgeleden
verschenen boek „Mijn naam is Chris-
toffer" Verwerkt, niet nagevolgd. Hij
heeft in het raam van deze legende zijn
visie - menigmaal een verrassende vi
sie - gegeven op de mensen van deze
tijd.
Rond de hoofdpersoon Bigbonkus (zo
heet Christoffer vóór hij het Kind ont
dekt) die de wereld intrekt om de men
sen gelukkig te maken (een belangrijke
afwijking van de legende) tekent de
schrijver ons de mensheid in tal van
aspecten. Bigbonkus komt in contact
met de roverhoofdman Fieltebartus. met
Uitgave Bosch Keunlng, Bas
r\E trieste kringloop van de
1] historie. Ergens wordt een kind
geboren en het is ongewenst, onbe-
geerd. Zestien jaar later is het
S zelf weer moeder van precies zo'n
v babytje: ongewenst, onbegeerd,
jj. Dan begint het lieve leven van
g voren af aan en zo kunnen er met
'n beetje geluk en veel ongeluk
zes geslachten in één eeuw ont
staan en verwelken. Zo oneindig
verdrietig als dat stemt. Kon daar
nu maar eens een eind aan wor
den gemaakt. Kon er nu maar
eens ergens plotseling een nieuw
begin zijn
Maar hoe schep je een nieuw
begin? Bij de grootmoeder twee
hoog achter krijg je daartoe geen
kans. Die is enkel maar stikvol
gevoelens van... Ja van wat?
Van haat tegen het kind, dat haar
eigen leven verwoestte door haar
vlugge komst. Van haat ook tegen
de man, waaraan zij zich ge
kluisterd voelt na een korte
periode van bekoring. Van jaloesie
ook op de dochter, die nog jong
is en vóór het leven staat en
duidelijk bewijst dat zij zich niet
op haar beurt stomweg zal laten
kluisteren. Mogelijk van jaloesie
om de schoonzoon, die zo'n stuk
ouder is en die haarzelf zo uiter
mate blijkt te bevallen. Probeer
dat maar eens allemaal weg te
werken cn er een totaal nieuwe
levenshouding voor in de plaats te
stellen. Een houding van blijde
levensaanvaarding, van dienst
bereidheid, van behulpzaamheid,
wijsheid en waarachtige zelf-
Datum
23 Dcc. 1894
12 Mrt. 1906
14 Jan. 1916
26 Nov. 1928
7 April 1943
weet ze allang. De haat jegens de
oudere man, die haar met plichten
heeft opgescheept waaraan zij nog
b\j lange na niet toe was. De haat
jegens het wiegekind, dat een
drein en een drens en een handen-
bindertje en weet ik wat méér is,
terwijl haar vriendinnen van de
toffeefabriek nog lol hebben en
uitgaan, films zien en dansen.
Allemaal dingen waarnaar zij nog
haakt, en waaraan ze zich onder
deze omstandigheid niet meer vol
maakt kan wijden I Het enige dat
haar thans nog rest is de dage
lijkse heibel met de moeder. Het
enige vermaak wordt gevormd
door de harde woorden van de
haat als die beide teleurgestelde
vrouwen bij elkander zijn. Door
het gepingpong van verwijten,
aanklachten, snauwen en prauwen.
Vlissingen Bergen op Zoom
Uil de
VOLKSWIJK
En daartussen groeien de jongere
kinderen dan op. Zoals Rietepietje
van acht
De bezoeker moet ineens aan
die hummel denken. Ze heeft
leunend op de tafel het hele ge-
qprek met open oortjes en open
mond gevolgd. Men kan het niet
toejuichen dat ze dit doet, maar
M l aan de andere kant heeft zij méér
erloochcnende liefde. Een derge- dan dit gehoord en gezien cn men
lijke wijziging in gevoelens zou een
volledige bekering betekenen in de
diepste zin van het woord.
Of moeten we bij de dochter be
ginnen? Ook in haar geval zou er
dan een volstrekte omschakeling
van gedachten moeten tot stand
gebracht worden. Want ook zij is
tot berstenstoe vol van aggressivi-
teit. Ook zij kent de haat. De haat
jegens haar ouders, die enkel maar
schelden kunnen en zelf overigens
geen zier beter waren, want dat
kan toch ook maar niet opeens de
leiding van het gezin zo'n beetje
overnemen en de kleuters de
straat opschoppen omdat men met
moeder wenst te praten? Doch
een belangrijker vraag duikt hier
op: kan mogelijk juist door dit
kind een nieuwe vertrouwensband
groeien met dit hele complex van
gezinnen? Deze Rietepiet beleeft
teveel voor haar klein getal aan
jaren. En het mag dan nu nog
hartje winter wezen, de lente is
Hellepellek,
„gepensionni
David. Al zijn pogingen
sen gelukkig te maken lijden echter
schipbreuk tot David hem wijst op het
Kind van Bethlehem. Dan wordt hij
veerman aan de rivier. Daar ontmoet
hij het Kind dat de Christus blijkt te
zjn. Het kindje weegt zwaar op zijn
schouders. Hij dreigt er onder te be
zwijken. de golven dreigen hem te doen
verzinken.
„En toen flitste het door Bigbonkus'
hoofd: Ik ben gegaan in Christus' naam.
Ik ben gegaan om Christus' wil. Oh.
Christus red ons, ik kan zelf niet meer!
Opeens werd alles anders. Die golf, die
vreselijke reuzengolf, het was alsof
die er nooit was geweest."
Bigbonkus heeft Christus gedragen en
zich aan Hem overgegeven. Het Kind
verandert zijn naam in Christoffer en
hij gaal de wereld in om
vertellen van het Kind
met zichzelf goed getroffen. Zo goed.
dat Johannes de Doper tot hem .egt:
„Laat je morgen dopen. Begin een nieuw
leven. Je bent net zo zelfingenomen als
de farizeeërs en de dominees uit de
stad."
Als nij inziet, dat hij niet boven, maar
naast de mensen moet gaan staan, gaat
hij Fieltebartus (die hij op zijn zendings-
tocht maar heeft overgeslagen, daar
was toch niets mee te beginnen) zoeken.
Hij vindt hem tenslotte als de gekrui
sigde moordenaar op Golgotha.
in aantocht en met de lente komen
de kampen weer. Tenminste als g
daar geld voor zal wezen. Maar j>
daar moet men altijd op ver-
trouwen in het zekere weten dat y.
wc een Heer hebben aan Wie alle g
geld op aarde toebehoort. En
daarom
„Moet deze kleine meid eigen- j>
lijk niet eens een weekje naar g
buifen?" De bezoeker vraagt het
opeens, volgend de onderstroom j
van zijn eigen gedachten. Dat is y
natuurlijk niet helemaal verstan- g
dig, want moeder zelf zit nog vol
met andere kwesties. Maar het g
geeft toch geen echte kortsluiting. y
al lijkt het er 'n beetje op. De
moeder mompelt iets: „Al dat uit-
gaan: nou, dat hadden w(j vroeger g
niet En nog iets aangaande het y
feit dat Rietepiet 's nachts nu niet
bepaald kraakzindelijk is en of y
dat geen last zal geven. Maar
neen, echt tegenspartelen doet
moeder toch niet. „Goed, die meid
mag dan wel een poosje mee naar
buiten, maar als ze het maar lang
van te voren weten mag, want dan
kan er voor de kleren cn zo ge
zorgd wordenHetgeen dan
meteen weer opnieuw bewijst wat y
een goede moeder dit is en hoe
onverdiend ze zo in haar oudste
dochter wordt gestraft.
De bezoeker belooft grif dat
een kampuitzending niet als een
donderslag uit heldere hemel zal s>
komen tuimelen. Hij weet trou- J?
wens wel beter. Een kamp dat y
eist maanden voorbereiding voor
wat de gelden betreft, maar ook y
maanden voorbereiding voor wat
de inschrijvingen cn besprekingen y
en keuringen aangaat. Er zal heel
wat doorgepraat moeten worden S
eer Rietepiet in de bossen mar-
cheert. En juist daar zal een kans
liggen, want van het een zal het
ander komen. En als de kerk nu
maar een schat van liefde en
hulp en dienstbetoon kan op- g
brengen, ach dan houdt de koude
haat zu« kansen niet lang meer.
Ja
dis.'
WIJKPREDIKANT.
MUN NAAM IS
CHRISTOFFER
Dan pas herkent Christoffer in de
man naast Fieltebartus het gelaat van
het Kindje, van zijn Kindje. Hij wilde
zijn leven vervloeken maar er stroomden
alleen maar tranen over zijn gezicht.
„En eindelijk kreet hij: Waarom? Oh,
Kindje, waarom?
Fieltebartus leefde nog.
Hij fluisterde: Voor mij."
Dat is het slot van dit buitengewone
boek.
Buitengewoon ook, om de vorm waar
in het geschreven is. Niemeycr vertelde
het verhaal van Christoffer voor ziin
kinderen, werkte het toen om voor de
grote mensen. Maar de kinderlijke ver
teltrant bleef, doch zo, dat het boek
boeit van begin tot eind.
Met Bigbonkus-Christoffcr trekken we
de wereld door en alle tijden. Als in
vele oude legenden is er eigenlijk geen
tijd. Zo kan Christoffer de soldaten van
koning Kolderkocst (alle namen zijn
doorzichtig en hebben een betekenis)
een pakje sigaretten geven en even la
ter met Johannes de Doper praten die
naar honing en sprinkhanen zoekt. Hij
kan met herder David gebakken aard
appeltjes eten met een extra kluitje mar-
garin-; en lezen in een oude zakagenda.
Hij kan wandelen met een minister in
streepjesbroek en het Kind laten mee-
cten van zijn doodgewone boerenkool
met uitgebakken bloedworst, vanillevla
en aardbeien op aap.
nEZE kinderlijke verteltrant maakt
het verhaal kalcidoscopisch, anachro
nistisch. Sommigen zullen het misschien
profaan vinden of spotternij. Maar wie
niet vastgeroest zit in de zgn. exactheid
van deze tijd, wie niet geheel is opge
gaan in deze materialistische cn ver-
technlzeerdc wereld, die zal in dit ver
haal steeds geconfronteerd worden met
(Vervolg op pag.