1 Militaire marsweg der Romeinen ^YYlynkeer ^Pimpelmanó QA&t „en pension" DOOR G. TH. ROTMAN I 93. Steeds sneller werd de vaart, steeds angstiger mijnheer Pimpelmans. Beneden, rechts van de weg. waren sol daten bezig, schietoefeningen te houden. Jammer, dat mijnheer Pimpelm^is er niet eens op z'n gemak .naar kon kijken, anders had hij mooi kunnen waarnemen, wat hij vroeger op school geleerd had: namelijk dat je. in de ver te. éérst de rook zag. en een paar tel len later het schot pas hoorde. Omdat het licht zoveel sneller gaat dan het ge- 91. Mijnheer Pimpelmans trapte, wat hij kon. Zij gezicht zag paars van in spanning; dikke zweetdroppels liepen langs zijn neus. Het huilen stond hem nader dan het lachen... Hij ging recht overeind op z'n trappers staan... Ha. daar was hij boven Maar knap! wat was dat? Juist toen hij de top bereikte, sprong dé fietsketting stuk. De trappers draaiden rond als de slin ger van een lege koffiemolen. 94. Maar mijnheer Pimpelmans had geen oog voor wetenschappelijke ver schijnselen. Want er kwam opeens een auto aanzetten. Mijnheer Pimpelmans gooide zijn stuur om, hetgeen hij in zijn angst zo onhandig deed, dat hij de berm opreed en 'langs de zijhelling van de weg het dal inschoot, regelrecht op het kanongebulder af! 95. Met niet te stuiten vaart schoot mijnheer Pimpelmans met zijn vehikel over de hei, dwars langs de nv i ii der kanonnen. Daar hij in vergelijking met de grote heide maar erg klein en nietig was, merkte men hem niet dade lijk op. Boemm! daar viel een schot een granaat schoot sissend onder mijn heer Pimpelmans door, en weg was de fiets. De arme man sprong door de luchtdruk een eind de hoogte in en kwam toen in zittende houding op de heide terecht. 96 Aangezien de hei een stuk lager lag dan de plaats, waar het zadel ge zeten had. was de kennismaking met de grond minder aangenaam. Mijnheer Pimpelmans krabbelde steunend over eind. strompelde naar de weg terug en begon moeizaam de terugtocht naar Zomerdorp. ..Ik ga naar Epscheuten te rug!" mompelde hij, ..ik blijf hier geen minuut langer Nog nooit had hij zo veel medelijden met zichzelf gehad. 97. Bovenaan de helling raapte mijn heer Pimpelmans z'n hoed op. die er vrij bekaaid afgekomen was. Na ander half uur lopens kwam hij bezweet en bestoven, en nog steeds hinkend, te Zo mer dorp aan. Aan de fietsverhuurder beloofde hij. de fiets wel te zullen ver goeden. Mevrouw zuchtte. „Gelukkig heb ik het weer in orde kunnen maken met de pensionhoudster", zei ze, „maar Wis nu op. dat je 't niet wéér bederft!" aarup mijnheer Pimpelmans naar bo ven ging om zich wat op te kanppen. 98 „Ik moet me straks toch nog eervs wegen, want van die wandeling ben ik beslist afgevallen!" zei hij, terwijl hij z'n schone overhemd aantrok. Pats! Meteen sloeg hij de lamp van de muur, want de „kamer" was zó klein, dat je je er nauwelijks in kon bewegen. Zuch tend verzamelde mevrouw de scherven en deponeerde die in de toiletemmer. Dat zou weer wat geven! ER zijn mensen, die wel eens een dag met de oudheidkundige, de heer H. Voogd te Aalburg, op stap zouden willen. Zo maar op speurtocht om ook eens iets te vinden. Een kom- scherf bijvoorbeeld of een dier zware dakpannen waarmee de Romeinen hun gebouwen pleegden te dekken. Zo'n-,vraag is begrijpelijk. De heer Voogd 'is nu eenmaal in het land van Altena en Heusden een bekende per soonlijkheid en iedereen wil wel eens, onder zijn deskundige leiding, een brok geschiedenis ontraadselen. Maar een naïeve vraag is en blijft het. Immers, wanneer de oudheidkun dige waardevolle dingen vindt ge beurt dat... op de studeerkamer. Daar zit hij over griezelig-moeilijke boeken gebogen en over de Tabula Peutinge- riana, een middeleeuwse copie van een Romeinse verkeersroutekaart uit de 2de of 3de eeuw. Dan zit Voogd daar urenlang te combineren, te deduceren, te conclu deren om dan weer eens een greep te doen naar zijn prachtige verzame ling luchtfoto's, die de geheimen van moeder aarde (hoe kan het anders) in geheimschrift prijsgeven. Niet aan u of mij, maar aan een deskundige als hij zelf, die zoekend en tastend zijn weg weet te vinden door donkere en lichte vlekken, door zig-zaglijntjes en strepen en aldus tot opzienbarende vondsten komt. EEN gesprek met de heer Voogd wordt als vanzelf een geschie denisles. Een prettige les, want hij is een charmant en gastvrij man. En voor een goed begrip zullen we deze les even moeten repeteren. .Ge weet het toch nog wel? „Vijftig jaar vóór Christus komen dc Romeinen in Nietwaar? Dan bent u eveneens een slordige veertig jaar abuis, want het was 9 j. v. Chr. De Romeinen hadden het voornemen heel Germania aan zich te onderwerpen, maar 9 j. v. Chr. werden zij bij het Teutoburger- woud in de pan gehakt. De keizer van Rome moet toen verzucht heb ben ..O Varus, o Varus, geeft mij mijn legioenen terug." Daarmee klaagde hij niet alleen zijn veldheer aan. Het was meer: het was een verzuchting om de fataliteit der nederlaag. De Donau en de Oude Rijn vormden toen de Noordgrens. De Chatten uit het Taunusgebied, die bondgenoten waren van de Romeinen, kwamen naar ons land om vaste steunpunten te verkrijgen en om het grensgebied te beschermen tegen de penetraties der barbaarse Frankische stammen.' En hiermee begint de geschreven ge schiedenis, die in het rivierkleigebied een aanvang neemt. DIT wees de Tabula Peutingeriana uit: dat de Romeinen een noorde lijke route hadden, een handelsweg, die zich leiden liet langs de kronkelige Inleresscinle vondsten in liet land van Altena en j lensden KNAP YVERK VAN OUDHEIDKUNDIGE VOOGD Rijn en een zuidelijke route, een militaire marsweg, die in Nijmegen zijn aanvang en in Valkenburg tussen Leiden en Katwijk aan Zee een einde Onze heer Voogd nu heeft zich ge specialiseerd op het onderzoek naar deze militaire marsweg en hij tracht deze in het land van Heusden en Al tena te Idealiseren. Dit is natuurlijk een zware opgave, want na zoveel eeuwen heeft het landschap ingrij pende veranderingen ondergaan. De werkhypothese van de heer Voogd was, dat de dorpen er eerder waren dan de weg en dat men deze weg dus gericht heeft naar de bestaan de situatie. Waar de weg een zonder linge slinger maakte trok dit zijn aandacht. Want juist in het centrum van zo'n kronkel vermoedde hij een Romeinse nederzetting. Denk nu niet. dat hij om Jiet bewijs te leveren dat zijn hypothese juist was, zo maar plompverloren aan het graven is ge gaan. .Dit kan slechts bij urgentie- gevallen, waar bebouwing dit nood zakelijk maakt. Daarom was het voor de heer Voogd een uitkomst, dat dit jaar be gonnen werd met de bouw van de kerk der Geref. Gemeente in Aalburg. In de bouwsleuven vond hij gebroken aardewerk, een komscherf, een dak pan. Zijn hypothese bleek voorlopig juist. Hier moet echter in één adem aan worden toegevoegd, dat hij zelf voortborduurde op de veronderstelling dat alle plaatsnamen in het buiten land, die phonctisch op Aalburg leken, Romeinse nederzettingen geweest ble ken te zijn. Voor een verder onder zoek waren de komgronden, die be neden A.P. liggen, natuurlijk onge schikt, want de oudste wegen lie pen (en dat is logisch) over de stroomruggronden die ook destijds boven A.P. lagen. Vorig jaar leeds deed de heer Voogd zeven vondsten, waarmee hij vrijwel het bewijs leverde, dat de Polstraat in Aalburg een belangrijk fragment vormt van de Romeinse heirweg Het absolute bewijs kan pas geleverd wórden als de Polstraat zou worden doorgegraven. Een aardige bijkomstigheid is nog, dat de dakpan nen het regimentsnummer bleken te dragen, zodat misschien mettertijd nog kan worden nagegaan welk regi ment het bezettingsleger van Aalburg NU is het opmerkelijk, dat verschil lende vondstpercelen in een ring gelegen zijn om een vrijwel vierkant bewoningsperceel, waar de heer Voogd zeer veel aardewerk vond. Elke oude bewoning laat nu eenmaal zijn sporen na met gebroken aarde werk. En. menselijk afval. Deze per celen waren rijk aan dergelijke fos faten, een groene korrelige substantie, die de heer Voogd met de grondboor aan het licht bracht. Het is vrijwel zeker, dat deze vondstpercelen be- wPbond werden door burgers, die vlak bij het garnizoen hun intrek hadden genomen om te werken en handel te Grappig is, dat hij zelf op de ver onderstelde legerplaats blijkt te wo nen. Hij ontdekte in de slootkant, dicht bij zijn huis, een meterdikke sterk-ijzerhoudende laag. Dat is geen natuurlijk verschijnsel en het wees er op, dat hier de gracht rond de legerplaats gelegen moet hebben. Om dat het een Romeinse traditie was twee grachten rond de legerplaats te graven, is het voor de heer Voogd nog een verontrustende vraag waar nu de tweede gracht zich moet heb- Een zeer belangrijke vondst deed de heer Voogd op de oude dorpsgrens tussen Wijk en Aalburg. Aan de Wijkse kant. Hier kon hij het bewijs leveren, dat dit perceel bewoond was geweest door burgers die, een eind van het garnizoen vandaan, geleefd er- gewerkt hadden. „Vicus", noemden de Romeinen deze plaats. Vertaalt men dit, dan zegt men „Wijk". We kunnen dus die van Wijk hartelijk feliciteren mei de hoge leeftijd van hun dorp. Het behocl; geen betoog, dat de Aalburgse vondsten de volle aandacht hebben van de vakarcheologen. Ro meinse vondsten op het eiland van Nederhemert ten Oosten van Aalburg en een Romeinse nederzetting aan de Polstraat geven met de vondsten in de Bommelerwaard en in het land van Heusden de richting aan hoe de mili taire marsweg gelopen heeft. In grote lijnen geschetst is de route van Nij megen uit over Druten. Rossum, Bruchem, Kerkwijk. Beneden Delwij nen, Bern, Aalburg, Eethen, Meeu wen, Dussen en verder naar het Westen, naar het hart van Holland, het Lugduno der Bataven, dat gelegen moet hebben ter hoogte van Valken burg tussen Leiden en Katwijk aan Zee. Niet alleen in Aalburg zelf, maar ook in de naaste omgeving van het dorp heeft de heer Voogd tal van Romeinse nederzettingen gevonden. Deze sterke concentratie van Ro meinse nederzettingen om het dorp heen is opmerkelijk. Het is zeer wel mogelijk, dat in Aalburg ook een heidense cultusplaats heeft gestaan en wel analoog aan Eist in de Betuwe, onder de zeer oude N.H. kerk. Ken belangrijke aanwijzing hiervoor moet men zoeken in de invloedrijke rol. die de Aalburgse kerk als Moederkerk vervuld heeft na de kerstening. Toen wij een wandeling door het dorp maak ten werd juist het materiaal aange voerd om aan de restauratie van de kerk te beginnen. Het zou wenselijk zijn, dat het Oudheidkundig Bodem onderzoek dan ook daar werd inge steld. WAT de verdere plannen zijn? ..Het onderzoek in de Polstraat is vrijwel afgesloten", zegt de heer Voogd „Ik moet nu naar Genderen en Eethen, want daarheen loopt het Westelijke vervolg van de Polstraat. Luchtfoto's wijzen in die richting. Ik zal dan mijn weg moeten zoeken langs de Ulvertu eicriiig naar Gcndercn Hij toont ons dc luchtfoto's en moti veert zijn hypothese op een wijze, dat En verder? Hij beschikking hebben teit. dat hij als streekmuseum zou willen inrichten om iedereen in de gelegenheid te stellen zijn honderd kilo Romeins aardewerk te bezichti gen. Dit zou misschien een zaak zijn voor het gemeentebestuur. Het is alles zins de moeite waard. Er is een prachtige scherf bijofficieel gedeter mineerd a!s een stuk aardewerk, da't in la Grauiesanque in Zuid-Frankrijk werd gemaakt. In.. 70 j. na Chr. Er staat een rennende hond op. zo tintelend-fris. dat het lijkt of hij nog maar pas zijn jolige sprongen begon nen is en n et twee duizend jaar ge leden.. Wij wensen dc heer Voogd u g veel succes met zijn poging de militaire marsweg der Romeinen in het land van Heusden en Altena te local; ren. Misschien dat wij binnenkort al mo gen lezen dat hij weer een opzien barende vondst heeft gedaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 7