[fS
GOEIE
Hoe zagen de Israëlieten in de Bijbelse tijd er uit?
DE TRAP (IV)
TYJ IE de Bijbel leest, tracht zich voor
te -stellen, hoe het milieu is, waarm
het .gewijde verhaal leeft. Maar wij wil
len niet alleen een beeld van de tenten
en de huizen, van de staci met haar poort
maar wij willen eigenlijk ook de men
sen-zelf zien. En wij doen de vraag: Hoe
zagen de Israëlieten er uit?
Nu leest men wel eens dat de Israëlie
ten behoren tot het Semietische ras. De
ze uitdrukking is onjuist. Want het woord
Semieten houdt een heel ander begrip in
dan ras. Want men bedoelt er een groep
volKen mee, die verwante talen spreken.
In de achttiende eeuw begon men de
Hebreeën, de Arameeërs (door de Sta•
tenvertaling Syriërs genoemd), de Ara
bieren en de Abessyniërs (die in hun
kerk als taal het Ethiopisch gebruiken»
omdat deze volken verwante talen
spreken samen te vatten met de naam:
Semieten. Nadat in de 19de eeuw het
spijkerschrift was ontcijferd, bleek ook
de Assyrische taal tot deze groep te be
horen. Deze taal werd eveneens in Ba-
bylonië gesproken, waarom ze ook wel
Babylonisch-Assyrisch genoemd wordt.
Tegenwoordig noemt men deze taal ook
Akkadisch,' omdat ze het vroegst tot
bloei kwam in Akkad, dat is Noord-Ba-
bylonië. Zo bedoelt dus het woord Se
mieten een groep volken, die verwante
talen spreken. Maar een ras is heel wat
anders.
Want een ras is een groep van men
sen, die dezelfde lichamelijke kenmer
ken erfelijk bezitten en daarin vertonen
een eenheid van afstamming. Hebben de
Joden van thans bepaalde raskenmer-
Het feit, dat overal een Jood herkend
wordt, bewijst wel, dal zijn gelaat een
expressie moet bezitten, die sterk spreekt,
sterker is dan van een ander ras. Even
wel eenheid van afstamming is er
niet; de tegenwoordige Joden tellen on
der hun voorouders ook wel heden, die
niet behoren tot het „volk uit Abraham
gesproten tot het zaad van Abraham.
(Psalm 105 6).
Ook in de Bijbelse tijd is er vermen
ging geweest. Twee stammen van Israël,
Manasse en Efraim, zijn de nazaten
van een Egyptische moeder (Genesis 41
50), maar de patriarch Jackob vcr-
klaarde: zij zullen mijne zijn als Ru
ben en Simeon. (Genesis 48 .f). Koning
David was uit een familie, die een Mo-
abietische als stammoeder had (Ruth
4 13-22). In de tijd van Ezra en Ne-
hernia moesten deze streng optreden, om
het Hebreeuwse karakter te bewaren;
Judeeërs, die Asdodietische, Ammonie-
tische en Moabietische vrouwen gehuwd
hadden (Ezra 9 3, Nehemia 13 23-31).
De profeet Malcachi moet tegen ge
mengde huwelijken optreden: Want Juda
heeft het heilige des Heren, dat Hij lief
heeft, ontheiligd, en heeft de dochter
van een vreemde god getrouwd. <Ma-
leachi 2 11). Zó werd evenwel het
zaad niet zuiver gehouden, en dat was
de Here niet welgevallig. Want Hij zoekt
het zaad Gods. (Maleachi 2 15.)
VOOR vermenging met vreemde ele
menten in de loop der tijden is er
op deze wijze niet een „Joods ras" met
geheel aparte kenmerken. De vermaar
de Joden-neus komt ook bij andere vol
ken voor, terwijl omgekeerd van 3110,
willekeurig gekozen Joden in New York
slechts 13 pet. deze neus bezaten. Te
vens is het uiterst merkwaardig, dat in
de huidige staat Israël er een nieuw ge
slacht opgroeit. Het is het type van de
in Palestina geboren Jood. die men de
naam Sabra heeft gegeven naar de ste
kelige, zoct-smakende cactusvijg. Merk
waardigerwijze zijn zij merendeels blond
of bruin van haar; vaak hebben zij blau
we ogen en een ietwat stompe neus.
Het is op die manier nogal moeilijk
zich een juist beeld van de oude Israë
lieten voor te stellen. Er zijn drie bron
nen, waardoor wij gegevens verkrijgen
kunnen. Het zijn afbeeldingen uit de oud
heid, de resultaten van de opgravingen
en de Bijbelse mededelingen.
Wat de afbeeldingen aangaat die
zijn gemaakt door vijanden van Israël.
De koningen van Egypte, van Assyrië
en Babylonië lieten op stenen monumen
ten de roem van hun overwinning in-
griffen. Dan ziet men daarop gevange
nen van de zegevierende koning: dan
wel een belegering van een stad (b.v.
van Lachis). Op die manier bestaat er
zo iets als een portret van Jehu. Want
op een obelisk, opgericht door de Assy
rische koning Salmanassar III, staal in-
gebeileld: „In die dagen ontving ik tri
buut van Jehu de koning uit Omri's
land". En op deze obelisk is hij, in het
tweede vak van boven, ook afgebeeld,
aan het hoofd van een gezantschap is
Jehu neergebogen voor de Assyrische
koning. De afbeeldingen der Israëlieten
leren ons iets over hun hoofdbedekking,
hun kleding, hun baarddracht en hun
voorkomen. Echter Is het aantal afbeel
dingen gering.
Bij de opgravingen heeft men b.v. in
Thaanach, Megiddc en Gozer beenderen
gevonden; het meest serieus zijn die
van de laatste stad onderzocht en
hierbij vond men dat de mannen
1,67, de vrouwen 1,60 waren. Evenwel
is het de vraag welke skeletten of been-
derenresten van Israëlieten zijn.
W ANNEER wij nu verder de Bijbelse
mededelingen nagaan en andere uit
komsten daarbij vergelijken, dan kan
men zich enigszins een voorstelling vor
men van het voorkomen der oude Is
raëlieten.
De Hebreeërs behoorden tot de vol
ken van het Middellandse Zee-gebied.
De lichaamslengte kunnen we schatten
op 1.65 m tot 1.70 m gemiddeld. Daar
toe kan men komen op grond van de
opgravingen, door vergelijking met de
Arabisch-Palestijnse bevolking, die on-
Vermoedelijk waren zij lenig en gespierd
A ESTHETISCHE WAARDERING VOOR
SCHOONHEID VAN DE MENS
belse berichten.
Want de oude Israëlieten voelden zich
klein bij volken van lange gestalte. De
afstammelingen van het volk der Re-
faieten waren lang van gestalte; onder
hen was indertijd een man van zeer
grote lengte, die zes vingers en zes
tenen had. (I Kronieken 20 48). Zo
is het ook met de Enakieten; de ver
spieders zeggen in overdrijving: „Ook
zagen wij daar reuzen, Enakieten, die
tot de reuzen behoren en wij waren als
sprinkhanen in hun ogen. (Numeri 13:
33); de mensen zijn groter en langer
dan wij (Deut. 1 28).
Een Refaietisch volk, lang van gestal
te, waren ook de Emietnn, de oudere be
woners van Moab (Deut. 2 10). Ook
de Sabeërs maakten door hun lichaams
grootte indruk, de profeet noemt hen
„mannen van grote lengte" (Jesaja 45
14), een rijzig volk (in de Statenverta
ling een volk dat getrokken is, Jesaja
18
7).
Omdat de Israëlieten een middelma
tige lengte hadden, zagen zij met zeker
ontzag op tot de lange mannen van een
volk waarbij de grote gestalte veelvul-
dig was. En hun eerste koning maak
te indruk: Hij was hoger dan al het
volk, van zijn schouder en opwaarts <1
Samuël 10 23); hij stak een hoofd
boven al het volk uit (vertaling Bijbel
genootschap).
Wat de huidskleur betreft dc volken
van het Middellandse Zee-gebied zijn
donkerder dan wij, maar zij zijn blank.
Tegenwoordig geldt in Syrië als de ide-
aalkleur de tint van de tarwe, die men
als geelachtig witachtig roodach
tig ziet. Van David wordt gezegd: Hij
was fris van kleur (vertaling de Groot),
rossig (Bijbelvertaling), roodachtig (Sta
tenvertaling). Wanneer het hier gebruik
te woord (admoni) betrekking heeft op
de huidskleur, kan het betekenen, dat
David blozend-rood eruit zag.
Het hoofdhaar was zwart van kleur.
Als ideaal wordt geacht, wat van de
bruidegom wordt gezegd: zijn lokken
zijn golvend, ravenzwart. (Hooglied 5
11) En van de bruid heet het:
Uw haar is als een kudde geiten,
die neergolven van Gileads gebergte;
uw haar is als een kudde geiten,
die (het gras) van Gilead afscheren.
(Hooglied 4 1; 6 5)
De geiten zijn zwart van kleur. Wan
neer Michal de terafim op het bed legt,
doet zij een net van geitenhaar aan het
hoofdeinde; blijkbaar om de waan te
wekken, dat David daar ligt; hieruit is
wel af te leiden, dat David zwart haar
had. (I Samuël 19 13).
Men droeg het haar lang; het
werd gevlochten (Riehteren 16 13),
maar als men opkwam voor de oorlog,
liet men de haarlokken los hangen. Het
getuigt dus van bereidwilligheid lot de
strijd, als Debora in haar lied kon zin
gen: Omdat men zijn lokken los liet
hangen in Israël, omdat het volk vrij
willig zich aanbood, prijst den Here.
(Riehteren 5 2)
Van Absalom leest men: Als hij zijn
hoofdhaar liet scheren hij liet zien
geregeld scheren aan het einde van elke
feesttijd, want het was hem dan zo
zwaar, dat hij het moest laten scheren
woog zijn hoofdhaar tweehonderd sik
kelen <2 Sam. 14 26; vertaling De
Groot). Men kende dus het haarsnijden.
Tot de priester klonk latex het profeti
sche woord: Zij zullen hun hoofdhaar
niet scheren, noch het hoofdhaar vrij
laten groeien, maar zij zullen hun hoofd
haar knippen. (Ezechiël 44 20).
Men krijgt de indruk dat er een zekere
modeverandering is geweest in dc haar
dracht. Doch de Nazirceërs hadden de
wet te gehoorzamen: Al de tijd van zijn
nazireeërgclofte zal geen scheermes
over zijn hoofd komen; hij zal zijn
hoofdhaar lang laten groeien. (Numeri
6 5).
J AT de baard betreft, moet men
onderscheid maken tussen de baard
rondom de kin en de snor of knevel.
Van de eerste is sprake in Lcviticusl3:
29,30; daar is in de Nederlandse ver
taling het woord: baard. Over dc snor
leest men in Leviticus 1345: dear
heet het in dc vertaling: bovenlip.
(Vervolg op pag. 5)
W
IE had zeventig jaar ge
leden in Leiden kun
nen vermoeden, dat Marie
Van der LindenSwanen-
burg, in dc wandeling ge
naamd ..Goeie Mie", een der
lafhartigste moordenaressen
was. die ooit op deze aard
bodem haar afzichtelijk „be
drijf" uitoefenden?
Inderdaad.tot de 15e
December 1883, de dag,
waarop zij werd gearres
teerd, had niemand ooit op
welke wijze ook kwaad ge
dacht van die vriendelijke
en hulpvaardige vrouw, die
altijd voor een ieder klaar
stond om op dc kinders te
passen, de zieken te verzor
gen, of in te springen als
er in een huishouden hulp
Die „Goeie Mie" ook
Naar later kwam vast te
staan, vermoordde zij haar
eerste slachtoffer op 25 Mei
1866 en haar laatste een
weck vóór de politie haar
arresteerde. In de zeventien
jaren, die daar tussen lig
gen, diende zij aan onge
veer honderd mensen van
alle leeftijden, waaronder
ook haar eigen kinderen,
vergift toe. Over juiste cij
fers beschikt men niet, maar
het schijnt wel zeker te
zijn, dat minstens zevenen
twintig personen door haar
schuld het leven lieten. Wel
licht waren het er nog meer.
De vele van haar slachtof
fers, die er, na zwaar ziek
geweest te zijn nog het leven
afbrachten, mochten werke
lijk van geluk spreken!
p N waarom deelde „Goeie
Mie" met kwistige hand
rattenkruid uit?
De heer W. K. van Leijden,
die dc zaak Goeie Mie uit
voerig beschreef, beantwoord
de aeze vraag als volgt:
„Thans, met de sindsdien rijk
gegroeide kennis en ervaring
op het gebied der psycholo
gie en psychiatrie, neemt men
als primaire drijfveren tot de
6e Leiöse qifmenqsteR
minstens 27 pensonen BRAcnt zij om 't Leven
misdaden van een gifmeng
ster als Goeie Mie andere
aan, dan die welke destijds
door het gerecht als het- be
langrijkste moordmotief wer
den aangenomen: haar geld
zucht. Toch, hoezeer men
zich thans ook aan gissingen
mag wagen en zich in moge
lijkheden mag verdiepen
over het bestaan hebben van
andere beweegredenen tot
haar gifmoorden, de feiten
bewijzen volop en telkens
weer, dat geldzucht zoal niet
de enige, dan toch wel een
zeer voorname drijfveer is
geweest."
De bepalingen voor het ver
zekeringswezen waren des
tijds heel anders dan in onze
tijd. Het was mogelijk op
iemand een verzekering af te
sluiten zonder dat hij of zij
er zelf van op de hoogte
was. Als er maar premie werd
betaald, gebeurde er verder
niets. En kwam de verzeker
de te overlijden, dan kon men
ook, zonder dat de familie
er iets van wist een bedrag
als begrafcnisgeld in ont
vangst nemen!
Had Goeie Mie eenmaal een
goed slachtoffer in het oog
voor haar misdadige practij-
ken, dan sloot zij een verze-
keringetje af. Er was altijd
wel een voorwendsel te vin
den om zulks te doen. Dik
wijls deed zij het voorkomen
of de betrokkene te arm was
om zelf de premies te beta
len; zij zei dan dat ze de wel
doenster was, die wel een en
ander voor haar rekening wil
de nemen. In ieder geval
zorgde zij er altijd goed voor.
dat de premies op tijd wer
den betaald.
Sommige harer slachtoffers
verzekorde zij zelfs bij twee
maatschappijen tegelijk. Zo
dra zij van mening was, dat
het goede tijdstip er voor
aangebroken was, ging Goeie
Mie naar de drogisterij van
De Ruijter op enkele passen
van haar huisje, en kocht er
voor een paar centen rat
tenkruid. Eigenlijk was het
mengsel van kalk I
cum, dat werd gebruikt voor
het verdelgen van wandlui-
zoek en mengde
bewaakt ogenblik een hoe
veelheid „opperment" in de
koffie, de thee of de limo
nade, en de gevolgen waren
verschrikkelijk.
Zo moordde zij de hele
familie Lepelaar uit, en daar
na de familie De Zwijger,
met kleinkinderen en achter
kleinkinderen.
Zij tfing hierbij geheel en
al systematisch te werk. De
mensen stierven precies in
de goede volgorde, opdat
Goeie Mie ook nog wat kon
erven. Nadat zij het echtpaar
Hees (met twee kinderen)
had vermoord, zond zij aan
het zoontje Piet, dat toeval
lig aan de dood was ont
komen, in het Ziekenhuis
een geschenk!Zij bracht
het gezin Frankhuizen,
„Goeie Mie", haar beide
zwagers, haar zuster, haar
eigen kinderen.
Het is wel heel vreemd,
dat er nooit eens een lijk
schouwing kwam na zon
plotseling sterfgeval. Maar
Goeie Mie zag er altijd kans
toe, de dokters van dc deur
te houden. Zelf verpleegde
zij haar doodzieke slacht
offers! Als het heel erg werd,
liet ze nietszeggende recep
ten halen bij dc dokter.
Ih - '*£>W .-
„Goeie Mie".
Nimmer kwam het tot een
serieus onderzoek, totdot e*
op een goede dag klachten
doordrongen bij de politie.
Levenslange gevangenisstraf
wachtte Goeie Mie na een
geruchtmakend proces, waar
in de meeste van haar wan
daden bewezen werden. Ze
bleef onbewogen tijdens de
behandeling van haar zaak.
J. v. R.
Daaraan sterven per jaar minstens 50 000 mensen
medische medewerker.)
(Van i
DE slang is een dier,
geen van ons gaarne te maken
krijgt. Als men denkt aan de grote
exemplaren, de python en de boa,
die ongeveer negen meter lang kun
nen worden en de mensen kunnen
kraken; als men denkt aan de venij
nige beten van sommige slangen,
waardoor mensen en zelfs grote die
ren kunnen sterven, dan is de afkeer
van dit dier goed te begrijpen.
Voeg daarbij nog haar kleine ogen.
het tongetje dat zij telkens uitsteekt
om reukstoffen op te nemen, de min
of meer gluiperige manier waarop
zij zich beweegt en voortschuifelt, en
alle sympathie, die iemand nog mocht
hebben voor dit dier, is verdwenen.
Anderzijds dit vormt een volko
men tegenstelling met het vooraf
gaande voeren de artsen de slang
als symbool in het embleem dat hun
auto kenmerkt. Ook verrichten deze
dieren nog wel een nuttige functie
door het verdelgen van muizen en
ratten. Eerlijkheidshalve moeten wij
deze dingen toch ook vermelden.
Wij hebben zojuist op twee eigen
schappen van de slang de aandacht
gevestigd, waardoor zij voor de mens
gevaarlijk kan zijn. In de eerste
plaats haar kracht en in de tweede
plaats haar vergiftige beet. Er zijn
nog tal van slangensoorten, die niet
groot zijn en ook geen gif produce
ren en dus voor de mens ongevaar-
(Vervolg van pag. 4.)
Dc baard werd in Israël als teken van
mannelijke schoonheid beschouwd <2
Sam. 10 4). Het behoorde tot de goede
gewoonten de baard te verzorgen; Mefi-
boseth liet in zijn droefheid de baard
niet bijknippen. (2 Samuël 19 24).
Als cr tijden waren van rouw of ver
driet werd de baard wel afgesneden.
(Jcs. 15 2; Jer. 41 5). Ook trok
men dan wel haren uit de baard, zoals
Ezra deed uit verdriet over de gemeng
de huwelijken. (9 3).
De snor („de „bovenlip") moest door
de melaatse bedekt worden, gelijk men
dit ook wel deed in dagen van groot
verdriet, zoals tot de profeet gezegd
wordt, als de lust zijner ogen wordt
weggenomen, dat hij in stilte moet ker
men cn dc bovenlip niet bewinden.
(Ezechiël 24 17). De snor werd oek
wel bedekt, omdat iemand beschaamd
wa», als h(j geen antwoord wist.
(Micha 3:7). Uit dit alles blijkt wel,
dat baard en snor geliefde tekenen wa
ren van mannelijke schoonheid.
Vermoedelijk mag men die oude Is
raëlieten voorstellen als lenig en ge
spierd. Daardoor kunnen de helden ren
nen (Joël 2 7). Als ideaal wordt ge
steld, hoe Saul cn Jonathan waren snel
ler dan arenden, sterker dan leeuwen.
(2 Samuel 1 22). Bijzondere lichaams
kracht, taaiheid, uithoudingsvermogen
toont Achab als hij gewond, ondanks het
bloedverlies, rechtop in de wagen blijft
staan. (1 Koningen 22 35).
Was dc Hebreeuwse mens slank of
gezet? Gelet op het voedsel zal hij ver
moedelijk wel het eerste geweest zijn.
Trouwens het ideaal was de slanke
lijn voor dc vrouwen. Van de bruid heet
het: Ja, uw ranke gestalte is als een
palm. (Hoogl. 7:7). De palmboom heet
in het Hebreeuws „thamar" en dat is
de naam van enkele vrouwen: de zus
ter van Absalom, die ons beschreven
wordt als schoon cn bekoorlijk (2 Sam.
13 1) en ook de dochter van Absalom
had deze naam, een' vrouw schoon van
uiterlijk <2 Sam. 14 27). Zo blijkt,
dat twee mooie vrouwen de naam Ta-
mar dragen, waaruit wel volgt dat de
ranke vorm van de palmboom een beeld
is van het mooie slanke meisje.
Maar dit ideaal zal wel niet door allen
bereikt zijn. Kan men daarbij iets le
ren uit de nomen? De Zwitserse geleer
de Ludwig Kohier meent dat twee vrou
wennamen betekenen de gezette en de
vette nl. Mirjam en Hazobeba (1 Kron.
4 8). In deze opvatting vindt Kohier
weinig navolgers.
Het Oude Testament roemt van ver
schillende personen de lichamelijke
schoonheid. Jozef was schoon van ge
stalte en schoon van uiterlijk (Gen. 39
eveneens David (1 Sam. 17 42).
Sara wordt ons beschreven als een
vrouw schoon van aangezicht (Genesis
12 11). Ook Rachel was schoon van
gestalte en schoon van uiterlijk (Gene
sis 29 17). Bathseba was zelfs zeer
schoon van uiterlijk (2 Sam. 11 2)
en ook Esther wordt als zodanig gepre
zen. (Esther 2 7).
Hieruit ziet men aesthetische waarde
ring voor de schoonheid van de mens,
die naar Gods beeld is geschapen. (Ge
nesis 1 26).
Toch waarschuwt het Oude Testament
om te letten op de rijzige gestalte en op
het voorkomen. Het komt immers niet
aan, op wat de mens ziet; de mens ziet
aan wat voor ogen is, maar de Here
ziet het hart aan. (1 Samuël 16 7).
lijk zijn, al kunnen zij hem toch wel
bijten.
De beet van de vergiftigde slang
kan men direct concluderen uit de
aard van de verwonding, die op de
huid waargenomen wordt. Wanneer
men een dubbele rij tandindrukken
ziet, dan bestaat er goede kans. dat
men met een niet-vergiftige slang te
maken heeft. Vindt men daarentegen
aan beide zijden van die rij een
paar bloedige punten, dan is de kans
groot, dat men gebeten is door een
slang met giftanden en dat min of
meer van het vergif onder de huid
gedeponeerd is.
Voor de slangen geldt, evenals voor
andere wilde dieren, dat zij gewoon
lijk pas de mens aanvallen als deze
hen binnen een bepaalde afstand ont
moet of opschrikt.
Vele slangenbeten worden toege
bracht in tropische gebieden als men
met weinig schoeisel of blootsvoets
door de bossen loopt. In Nederland
heeft men weinig kans om door een
slang gebeten te worden. In India
echter sterven per jaar ongeveer
30.000 mensen tengevolge van beten
door vergiftige slangen. Men heeft,
over heel de wereld genomen, geen
goede statistieken om het juiste aan
tal sterfgevallen, die op deze manier
veroorzaakt zijn, aan te geven. Men
kan echter veilig aannemen dat dit
getal ligt tussen de vijftig- en hon
derdduizend per jaar.
Daar zovelen in onze tijd moeten
emigreren, is het wel van belang dat
wij bij deze sterfteoorzaak even stil
staan, al is dit voor Nederland on
belangrijk.
Wat moet men doen als men door
een slang gebeten is? Men bekijke
eerst de tandindrukken, die op de
huid zijn aangebracht. Ziet men naast
de dubbele rij tandindrukken bloe
dige puntjes, dan moet men dus aan
nemen, dat slangenvenijn onder de
huid gedeponeerd is. In theorie be
hoeft dit niet altijd waar te zijn. Als
een slang vijf of zes maal achter el
kaar bijt, is de vergifklier leeg en
zal weinig of niets door of langs de
giftanden binnengedrongen zijn. Dit
zal echter slechts zelden het geval
zijn.
,.HET kan niet missen', zegt de
5 vrouw-voor tegen de gost, die
de vrouw achter wenst te bezoe-
5 ken. Dat suggereert een opperste
gemak om in de betreffende apjjar-
tementen door te dringen, maar zo
eenvoudig liggen de dingen ook
weer niet. De bezoeker merkt dat
jï terstond, als h\j zijn hand op de
deurklink legt en die van geen
■k wrikken of bewegen weten wil.
Neen. je loopt daar maar niet even-
■U tjes binnen: de kamers zitten dik
achter slot en grendel.
5 Dan klopt de bezoeker dus. Be-
scheiden en beschaafd, 'n krabbel-
5 klop,ie zoals dat past wanneer men
gerechtvaardigde vermoedens mug
koesteren dat elk nietig geluid in
het vertrek binnen hoorbaar zal
zijn. Maar taal noch teken beunt-
woordt zijn poging tot contact.
Zelfs geen stoel verschuift daarbin-
-k nen. geen kopje rinkelt alles
scnijnt er de adem in te houden. En
omdat een donkere overloop drie-
4j hoog geen aanlokkelijke plaats tot
lang verblijf vormt, klopt de be-
zoeker dus na niet te kort en riet
te lang beraad andermaal en thans
5 heftiger. Nu ja, heftiger wil nog
niet zeggen hard. Maar toch wel:
duidelijk en dringend. Doch ant-
5 woord komt er niet.
4* Dat is een raar geval. Het is een
oud wijfje en ze komt nooit meer
4* de straat op dat staat vast. Maar
5 het staat óók vast, dat zich achter
4» de gesloten deur niets roert. Wat
jJ moet men daar nu van denken.'
a Heeft de arme stakkerd een onge-
r luk gehad? Is ze ziek? Of i* ze
enkel heel, heel erg doof? Laten
J we 't op het laatste houden, denkt
-k 'de bezoeker, en begint nu een com-
plefc bas-roffel-partij te spelen. 7.0-
5 iets als in een hoorspel, wanneer
de tekst een krakende donderslag
■g voorschrijft. Een zakformaat atoom-
4* bom, waarvan pannen en ruiten
2 rinkelen. En dan gebeurt er meteen
4» van allerlei tegelijk.
2 Eerstens gaat de deur van de
c voorafdeling weer open en de be-
Het komt er op aan, het vergif zo
snel mogelijk onschadelijk te maken
of te verwijderen. De meest eenvou
dige manier is de wondjes leeg te
zuigen. Wanneer men de gebeten
plaats niet zelf kan bereiken, dan kan
een ander dit doen, alleen op voor
waarde dat het mondslijmvlies gaaf
is, want bevinden zich daarin wond
jes, dan kan het vergif daardoor ook
het lichaam binnendringen en ernsti
ge verschijnselen veroorzaken. Men
heeft ook aanbevolen om de wondjes,
insnijdingen te maken en deze flink
uit te knijpen en met het bloed het
slangenvergif te verwijderen. Een
ander aanbevolen middel is de huid
flink diep te schroeien met een bran
dende sigaar.
Verreweg het beste middel is het
inspuiten van een serum, dat het
slangenvergif onschadelijk maakt. In
gebieden, waar vergiftige slangen
voorkomen, dienen de artsen altijd
woonster van die kamers verschijnt
opnieuw op de overloop. Om mee
te delen dat „dat mens" je altija
zo lang laat wachten. Maar twee-
dens zwaait ook de deur van „dat
mens" met een felle ruk open Zo
ongeveer op de wijze waarop een
muizenval moet dichtklappen ach
ter de staart van een avontuurlijk
en kaaskorst-belust knaagdiertje.
Er zit iets hinderlaagsachtigs in de
wijze waarop ,",dat mens" als een
duveltje uit een doosje naar voren
schiet. Ze heeft iets fels over zich,
iets geladens, iets heksachtigs en
ze snauwt meer dan ze zegt: „Mot
u"? Ja, ze snauwt dat, als iemona,
die louter boos opzet verwachtte.
Ze kan haar stem en haar gelc.ats-
uitdrukking niet gauw genoeg in
een zoetere plooi brengen. Ze toont
Uit de
VOLKSWIJK
2ich zoals ze is: een opgejaagd, ge
tergd mensdier. Ook al tempert
één tel later de aanwezigheid vun
een bezoeker aan wie het duide
lijk te zien is dat hij geen kwade
bedoelingen koestert die nijdige
argwaan, en wordt ze ineens uiat ze
in werkelijkheid ook is: een brokje
ellende, ver van de begane grond
en ver ran de hemel. Zodat re,
zachter gestemd, herhaalt: „Mot
u?"
De bezoeker zegt wat h'\j mot.
Dat hij haar eens kwam opzoeken.
Hij haast zich ondertussen om bin
nen te treden en de deur vlug acu
ter zich te sluiten, want hij heejt
er geen behoefte aan dat de o ver
loopbuurvrouw ook dit gesprek
gaat bederven. En het vrouwtje
gevoelt daartoe evenmin lust. dfe
grendelt meteen de deur weer met
zeven sloten om de bezoeker dan
een ampul met serum bij zich te heb
ben. Wordt namelijk binnen een uur
na de beet de patiënt met dit serum
ingespoten, dan kan men practisch
zeggen dat het gevaar bezworen is.
Lukt dit niet, dan krijgt de patiënt
spoedig om de verwonde plaats hef
tige pijn, onderhuidse bloedingen met
blauwe verkleuring, hij begint le zwe
ten, het hart gaat sneller kloppen,
bloeddruk daalt, stoornissen van de
kant van het zenuwstelsel treden op
en in het ergste geval kan de dood
Om deze ernstige verschijnselen in
het lichaam te voorkomen, moet men
de verspreiding van het vergif door
het lichaam tegengaan. Men kan dit
alleen doen door, indien men in een
ledemaat gebeten is, deze volledig-af
te snoeren. Dit is echter voor de leek
een gevaarlijke ingreep, die amputa
tie ten gevolge kan hebben.
verder te loodsen door een piep- J
klein keukentje naar de zit-staap-
kamer waar ze bivakkeert, en waar
twee stoelen staan, zodat de gast
ook nog zitten kan. Dat is wel goea
ook, want bij zal hier' nog niet ai-
reet weg zijn. Dat is aan alles te
merken, speciaal aan het feit dat
het oudje meteen begint te huilen g
op een vreemde schokkende ma-
nier, zonder tranen en zonder ge-
krijt, en toch zeer wezenlijk.
Dan komt haar verhaal. Haar g
verhaal, dat één verontschuldiging x>
en één beschuldiging is. Excuus
omdat zë meneer zo lang liet waen- v
ten. Aanklacht omdat ze zoveei
reden heeft om op kloppen niet te
antwoorden. Daar heeft ze leergeld 3
mee betaald. Met dat mens voor
en met dat mens beneden en met
dat mens boven (zie je wel: ooK
op zolder woont nog een clan- 3
destien gezin: hoe meer zielen, hoe
minder vreugd!). Kortom met ol
die vele bewoners van dit kazerne-
pand, die allen samenspannen om xj
een oud mens, dat ordentelijk met
God en met ere door het leven ge-
gaan is, de levensavond te vergal- g
len cn ontluisteren.
Het wordt een triest verhaal, ooi jj
eerst niet recht te volgen is. Het 3
springt van de hak op de tak. Hel 5
haspelt gebeurtenissen van gisteren 3
en van voor een halve eeuw door- y
een Het wordt altijd weer onder- 3
broken door die vreemde, doire g
snikken. Het laat zich niet over- 2
vertellen zoals het gezegd wordt: g
daar zou niemand uit wijs kunnen
raken. Maar allengs krijgt de be- g
zoeker toch een blik in het leven J?
van een oud vrouwtje, dat strandae 3
driehoog-achter. Eén van de nut-
send en meer oudjes, die in de 3
volkswijk onderdak vinden ,.On-
derdak" nu ja. maar vooral niet 3
méér. Geen liefde, geen begrip,
geen verzorging, geen hulp. Dan
misschien eens per jaar met de jfr
Kersemis, als anderen althans iets
geven willen.' y
WIJKPRED1KANT 3