öe eeRste „z&kBijBeL"
die hem niei losliei
KORT VERHAAL VAN C. BARNHOORN
MET con roekeloze vaart ontwijkt
Jongsma de voetgangcis, die de
straat oversteken. Ach. ze moeten maai
uitkijken! Tenslotte is de rijbaan er in
de eerste plaats voor autorijders als hij.
en natuurlijk zullen de voetgangers dan
moeten uitkijken! Hij heeft trouwens
haast ook!
Ja, Jongsma heeft haast. Met een
driftig gebaar haalt hij zijn horloge te
voorschijn. Tegen achten al. En hij zou
vóór zeven uur thuis zijn.... Als hij
mi eerst maar de stad uit is! Op de
grote snelverkeersweg schiet 't wel op!
Met een tevreden lachje constateert
hij, dat er in de wagen anders gang ge
noeg zit! 't Was niet zo'n slechte ruil
geweest, vorige week. Die oude wagen
Verbeid Hem
Zo Hij vertoeft, verbeid Hom,
want Hij zal gewisselijk ko
men, Hij zal niet achterblij
ven. Habakuk 2 3.
JN de brief aan dc Hebreen (11:13)
wordt gezegd: Zij hebben van ver
re gezien en geloofd en omhelsd de
beloofde verlossing.
Dit is wat in het denkbeeld van ad
vent wordt belichaamd.
De Messias is komende in heel het
oude verbond. En af en toe breekt het
naderend licht van Zijn komst door de
nevelen van lijden en zorgen heen om
Zijn wachtend volk te troosten en te
verblijden, om hen in hun wachten en
uitzien te bemoedigen en te verster
ken.
Wonderlijk is dat verbeiden van de
vervulling van Gods beloften door zo
veel eeuwen heen. Hoe dikwijls ouk
schijnbaar beschaamd, houdt de hope
toch stand. De Here zal toch gewisse
lijk komen. Hoe zwaar het soms viel
met de tijdsomstandigheden voor ogen
waarin zij verkeerden, ze gaven het
niet op.
Want ze hadden niets of niemand
anders van wie ze hun heil konden
verwachten. En de Here zelf sterkte
hun geloof en hun verwachten.
Zo, en zo alleen konden ze llern
verbeiden.
Toen Hij eindelijk kwam. die aan de
vaderen was beloofd, kende de blijd
schap geen grenzen.
Het verbeiden was bekroond. De
hope was vervuld. Ze mochten nu zien
Hem, op wie de eeuwen hadden ge
hoopt. Het bleek nu waarheid te zijn.
Hij zal gewisselijk komen. En het ge
loof van een Simeon mag roemen en
danken met het Kindeke in zijn ar
men: Mijn ogen hebben Uw zaligheid
gezien, die Gij bereid hebt voor het
aangezicht van alle de volken.
Maar nog was het einde niet. De
zelfde mond, die zo spreken mocht,
had ook andere dingen te zeggen: De
ze wordt gezet tot een val en opstan
ding veler in Israël en tot een teken
dat wedersproken zal worden.
De wereldmacht bleek niet neerge
worpen. Babel was allang vergaan,
en in zoverre was Habakuks profetie
vervuld, en hadden zij die haar ge
loofden niet te vergeefs verbeid.
Maar de wereldmacht was niet ver
nietigd. Ze had zich slechts verplaatst.
Het geweld zonder recht laat zich
nog steeds gelden. En God alleen weet,
welke vreselijke dingen het opkomend
geslacht nog zal beleven. Daarbij ver
geleken zal het optreden van de we
reldmacht in de dagen van de pro
feet slechts kinderspel zijn.
Daarom blijft het parool ook voor
Christus' Kerk en voor de godvruch-
tigen en gelovigen van de nieuwe dag-
Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want
Hij zal gewisselijk komen.
Achter die wereldmacht, die eigen
kracht verheerlijkt, is Satan, de on-
gerechtige. Maar hem heeft Jezus on
ze Here overwonnen, eer Hij van deze
aarde scheidde.
En nu is onze Here gezeten in de
troon Zijns Vaders. In Zijn hand is het
heden en de toekomst. De eigenlijke
wereldheerschappij ligt in Zijn han
den. En de ongerechtige wereldmacht
die naar God niet vraagt, kan zich al
leen bij Zijn toelating doen gelden.
Daarin heeft het verbeiden nu zulk
een vast en onwrikbaar standpunt
verkregen. Hij zal komen, andermaal
komen, en niet vertoeven. Dan breekt
Zijn heerschappij door
Zalig zij, die Hem verbeiden in de
Woeling der tijden.
Zalig, die Hem verbeiden ook in de
woeling van hun eigen levenslot.
Zalig die in Jezus zijn ontslapen en
daar zijn. waar Hij is ter rechterhand
des Vaders. Zij zijn bij Hem en genie
ten ongestoord de vervulling der be-
lojle.
had hij al zes jaar, en dan is het beste
er toch wel af! En deze, ach, zonder
pech zal hij nog wel een jaar of vijf
Mef zulke dingen kunnen ze hem wel
z'r gang laten gaan. Als 't gaat om wat
handigheid, en om een handelsgeest, is
Jongsma thuis! Ja, net zoals vanmiddag.
Inen Kronestein binnenkwam! Die oude
lied zeker gedacht hem te kunnen over
rompelen, door een uitgewerkt plan
voor die nieuwe school op tafel te leg
gen. Jazeker, alsof hij er zelf nog geen
schema van gemaakt zou hebben! Nee,
Kronestein zou heel wat vroeger moe
ten opstaan, om hem te verrassen
Kronestein zal wel keurig kunnen uit-
ickenen voor hoeveel hij de banken
kan leveren voor die nieuwe lokalen,
n.aar daar zal hij zelf toch bij zijn!
Jongsma is niet ontevreden, als hij
terugdenkt aan de transactie met Kro
nestein. Z n vrouw zal wel opkijken,
wanneer ze hoort dat hij de zaak nu al
voor elkaar heeft. Ja. hij was er wel
zeker van, dat hij de leverantie zou
krijgen, maar dat 't zo vlug zou gaan.
Nee. dat had hij zelf niet durven den
ken! En er zal heel wat aanzitten ook.
aan dit zaakje! Zo'n opdracht heeft hij
traanden niet gehad!
Zijn overpeinzingen worden afgebro
ken. wanneer hij ontdekt dat de spoor-
dichtgaan, als hij eens haast
heeft! Natuurlijk uitgerekend vandaag
moet hij wachten! Z'n vrouw zal wel
niet weten waar hij blijft. Hij heeft
beloofd vroeg thuis te zullen zijn....
Ach ja, als je eenmaal laat bent, loopt
alle nog tegen ook.
Van ergernis mikt hij zijn half-opge-
rookte sigaret het portier uit. Nee, on
der deze omstandigheden kan niemahd
zijn goede humeur behouden! En 't is
alsof er aan zo'n goederentrein nooit
een eind komt! Die wagons, die maar
telkens elkaar blijven volgen, zouden
een mt;ns gek maken!
Met een zucht van verlichtng schakelt
Jongsma de eerste versnelling in. Hij
kan weer doorrijden; hij Is nu bijna öe
slad uit. Zijn rechtervoet gaat naar be
neden. De wagen trekt snel op. Hij
schakelt al in z'n derde versnelling als
hij nog maar ternauwernood onder de
bomen door is. En dan kan hij rijden!
Zestig, vijfenzestigDe gaspedaal
gaat verder naar beneden. Zeventig.
Nog harder drukt hij met zijn rechter-
voet.Ja, Jongsma heeft haast.
Zin vrouw wacht immersDe voet
gangers horen niet op de grote weg te
cïtlet de Ixand op perkament geóchreven^
NU de uitgevers van de nieuwe bij
belvertaling, die op last van het Ne
derlands Bijbelgenootschap tot stand is
gekomen, geleidelijk naast de z.g. huis
bijbels ook kleine zakbijbels op dc markt
brengen, en de tijd niet ver meer is,
waarop elke kerkganger haar keuze zo
wel met een zakbijbel in de Staten
vertaling als met een uitgave van de
nieuwe vertaling naar de kerk zal kun
nen gaan, komt onwillekeurig de vraag
op, hoe de bijbelverspreiding in de eer
ste eeuw van het Christendom heeft
plaats gevonden.
Aanvankelijk was er slechts één mo
gelijkheid om bekend te worden met de
inhoud van de evangeliën en de brie
ven van de apostelen: deze boeken
moesten worden voorgelezen. Er was in
de meeste kerken gewoonlijk maar één
exemplaar van do verschillende boeken
van het Nieuwe Testament aanwezig en
dit werd met een zekere regelmaat in
de samenkomsten van de gemeente ge
lezen, opdat de inhoud bij alle aanwe
zigen bekend zou zijn.
Zo deelt Justinus Martyr, gestorven in
163. in zijn eerste Apologie ons mee. dat
,.in de eredienst de gedenkwaardighe
den der apostelen of de geschriften der
profeten" werden gelezen. En in dc ca
non van Muratori. die enige tientallen
jaten later moet zijn ontstaan, wordt van
sommige boeken van het Nieuwe Testa
ment nadrukkelijk gezegd, dat ze in de
kerk moesten worden voorgelezen en
van andere geschriften met even grote
stelligheid verklaard, dat ze in de sa-
onkomsten van de gemeente niet thuis
lezen aangewezen, langzamerhand kwa
men er meer afschriften en konden al
thans de rijken zich de weelde permit
teren één of meer boeken van het Nieu
we Testament in eigendom te hebben.
Deze rollen of codices leenden zich cr
echter niet voor om ze overal mee heen
te nemen. Daarvoor was het formaat
gewoonlijk niet geschikt en het in vele
gevallen gebruikte materiaal, papyrus
dermate broos, dal het niet raad/aam
was er hardhandig mee om te gaan.
Doch ook hierin kwam weer wijziging.
Bij de opgravingen te Oxyrhynchus
is een bladzijde van een codex gevon
den, die naar alle waarschijnlijkheid
kan worden beschouwd als de voorloper
van onze tegenwoordige zakbijbeltjes.
In de voortreffelijke uitgave van de
Oxyrhynchus papyri is door de beroem-
dc Engelse papyroloog. Hunt, indertijd
een foto gepubliceerd van een door hem
gevonden bladzijde met enige regels uit
de Openbaring van Johannes. Om u een
indruk te geven van deze vondst wordt
deze bladzijde bij dit artikel afgedrukt.
Naar het formaat van het origineel te
oordelen heeft het de grootte van onze
kleine Nieuwe Testamenten.
De tekst, die geschreven moet zijn
in de vierde eeuw, en die op deze blad
zijde voorkomt is Openb. 3 19b-22:
Wees dan ijverig en bekeer u. Zie. Ik
sta aan de deur en Ik klop. Indien
iemand naar Mijn stem hoort en de deur
opent, Ik zal bij hem binnenkomen en
maaltijd met hem houden en hij met
Mij. Wie overwint, hem zal Ik geven
met Mij te zitten op mijn troon, gelijk
ook Ik heb overwonnen en gezeten ben
met Mijn Vader op zijn troon. Wie oren
heeft, die horc. wat de Geest tot de
gemeenten zegt."
Op de achterzijde van ditzelfde blad
vindt men vervolgens Openb. 4 1, 2.
Blijkens de nummering in de rechter
bovenhoek is de afgebeelde pagina de
33ste van het handschrift.
i N 0 VfAN *.MV li' f AT yr.
MAI I ifoCAyI ON XAlAI I
a Tl N HrwutiAyio-KAlAY
'^rAWrF^öy ^NlKV'N
-M%
...V
klinkt hem als muziek
orenZijn boze bui begint weer wat
te zakken; alleen vervelend dat z'n
vrouw op hem zit te wachten!
Een glimlach kan hij niet verbergen,
wanneer hij ziet dat de snelheidsmeter
tot tachtig is opgelopen. Ja, er zit ge
noeg in. in deze wagen En de gas
pedaal is nog lang niet beneden! Ach.
een klein eindje verder kan nog wel, of
Is die vrouw daar gek geworden?
Wil ze nu nog de weg oversteken
Maar dat gaat nietDat gaat niet
meer. Niet doen' Niet oversteken! Niet..
De rem gilt De banden schuiven
over de weg 't Stuur wil niet meer.
De wagen glijdt. Naar de verkeerde
kantOm, om dat stuur...! Naar de
andere kant moet de wagen
Een doffe klap, een gil... Versuft zit
Jongsma achter het stuur. Alles dui
zelt hem Hij ziet de wijzer van de snel
heidsmeter. Teruggelopen nu. tot nul-
Zijn voet trilt... Hij heeft geremd, hard
geremd. Maar de wagen heeft 't niet
gehaaldOf is de auto geslipt Waar
om staat hij nu aan de linkerkant van
de weg...? Waarom komen al die men
sen nu naar zijn wagen toelopen? Heeft
hij dan.. Heeft hij de vrouw dan toch
geraakt. Heeft hij nu iemand gedood?
Zal hij.
Voor Jongsma wordt het nacht. Be
wusteloos is hij, wanneer hij uit de auto
wordt gehaald. Buiten kennis is hij nog,
wanneer hij in het ziekenhuis wordt bin
nengedragen...
HïT is nog een klein ventje, dat
Jongsma de weg wijst.
,,De tweede straat, meneer, en dan
rechts".
Hij heeft lang moeten zoeken, vóór hij
in de buurt van de Schoolstraat is ge
komen. Eerlijk gezegd had hij nog nooit
eerder van de Schoolstraat gehoord..,
't Stond op een klein stukje papier ge
schreven in een keurig handschrift.
Waarschijnlijk had de dokter dat wel
gedaan, in de eerste dagen: Mevrouw
De Vries, Schoolstraat 7.
't Had zo heel anders geleken, toen
hij dat briefje kreeg. Hij wist. dat de
dame na de aanrijding al heel gauw
naar huis was gebracht. Voor het raam
zou z.e liggen of misschien al rusten
in een gemakkelijke stoel. Ja, zo had
hij 't z.ich voorgesteld toen hij dat brief
je las Hij zou elke dag even langs
het huis rijden. Hij zou vragen hoe het
ging. en hij zou wat fruit brengen
Nu staat de wagen in de Parkstraat.
Nee. in de Schoolstraat mogen geen
auto's rijden 't Zou trouwens ook niet
kunnen En voor 't raam zal hij het
bed van mevrouw De Vries niet vinden.
Er zou toch geen zon binnen kunnen
komen... Ach, misschien moet hij wel
ergens boven zijn...
Dc deur wordt opengetrokken, nadat
Jongsma heeft aangebeld.
,Ja, wiedaar?" 't Moet de stem zijn
van een nog klein meisje.
Ja, wat moet hij nu zeggen? Zullen
ze weten wie Jongsma is? Kan hij wel
naam naar boven roepen?
Flitst door hem heen, dat er toch
zijn, die niet hun hoed afnemen.
A -nNAMnr
M. -r
Verkleinde reproductie van een blad
zijde van een handschrift uan het
Nieuwe Testament op klein for
maat. De tekst is Openb. 3 19b-22.
Gevonden te Oxyrhynchus (Egypte).
Handschrift uit de vierde eeuw.
Hieruit kan de conclusie worden ge
trokken, dat we te doen hebben met een
afzonderlijke uitgave van het laatste
bijbelboek. Immers, op elke bladzijde
staan slechts enkele verzen. Een kleine
berekening leert, dat een uitgave van
dit formaat alleen van de Openbaring
van Johannes reeds ruim tweehonderd
bladzijden moet hebben geteld.
Een mogelijkheid, die zich bij het
drukken van onze zakbijbels voordoet:
het kiezen van een kleiner lettertype
dan voor de huisbijbels en het gebrui
ken van dunner papier om de omvang
binnen redelijke perken te houden, was
in dc oude kerk practisch niet aanwe
zig Het handschrift kon niet al te klein
worden gesteld, wilde het leesbaar blij
ven voor allen. Ook het perkament,
glad gemaakte dierenhuid, toch wel het
aangewezen materiaal voor dergelijke
uitgaven, die in veler handen moesten
komen, bleef voor grotere en kleinere
uitgaven ongeveer dezelfde dikte behou-
Zo liggen er grote verschillen.
Op een stukje papier van hetzelfde
formaat als hel blad. dat uit de droge
Egyptische bodem te voorschijn kwam.
drukt het Nederlands Bijbelgenootschap
zonder moeite ik kies hier een voor
beeld uit de omgeving van de tekst, die
ons bezig houdt Openb. 3:21-5:3. En
als ge de keerzijde van de bladzijde
erbij neemt, dan is men al gevoederd tot
hoofdstuk 6:5!
Toch heeft men in het gevonden blad
uit de codex één van de eerste voor
beelden van een bijbeluitgave in klein
formaat, en is dit blad te beschouwen
als een eerste poging om de bijbel zo
danig uit te geven, dat dit Boek zonder
moeite overal mee heen kon worden ge-
DR. H. MULDER.
Jongsma hoi
dey.e naam helemaal niet
zo geweldig klinkt..
..Ja. ik wilde graag even je moeder
zien Kan ik boven komen? Ik ben
Een gestommel boven. Kindervoetjes,
die snel een trap opgaan. Naar boven,
om 't moeder te vragen...
..Kornt u maar boven, meneer..."
Eigenlijk schrikt hij er van. Ja, hij
Is blij dat hij boven mag komen. Hij is
blij. dat ze hem willen ontvangen. Maar
hij schaamt zich ook voor de dure j.oe-
men, die hij heeft meegenomenWan
neer hij had geweten dat mevrouw De
Vries hier woonde, had hij wel wat an
ders meegenomen...
'I Meisje dat hem opwacht, is bleek
en klein. Ze ziet er niet naar uit. dat
ze elke dag genoeg te eten krijgt. Ze
zegt mets, maar gaat hem vóór de
tweede trap op. 't Valt hem op. dat het
kind blote voetjes heeft. Staat toch wel
armoedig, denkt Jongsma, of...
Laag zijn de balken in het kleine zol
derkamertje.
Jongsma loopt toe op het bed. waar
in een kleine donkere vrouw ligt. Hij
moet bukken, om niet tegen het dak te
stoten. De vrouw steekt haar hand uit.
,,Daar doet u goed aan, meneer, om
eens langs te komen!"
Hoort hij dat goed? Is ze blij met
zijn komst? Begint ze niet met hem
verwijten te maken?
Jongsma drukt de vrouw de hand.
,,Ja, ik ben een paar dagen uit 't zie
kenhuis, en ik dacht: ik moet eerst me
vrouw De Vries opzoeken".
Eigenlijk ben ik er nog beter afge
komen. dan u. Alleen nog een paar we
ken rust houden, en dan zal 't wel weer
gaan, dacht de dokter".
't Valt hem op, dat deze stem heel
anders is, dan hij zich daarstraks had
voorgesteld. Helemaal niet schel, maar
zacht en beschaafd. En dat ze niet be
gint over haar eigen leed.. Hij had zich
dit heel anders gedacht. Hij had verwij
ten verwacht, een boze dame, of een
man die hem zou dreigen. Maar deze
zachte stem... Nee. deze dame is heel
anders Zou ze dan niet boos zijn?
Zou ze hem niet de schuld geven van
haar ongeluk?
Een beetje schuw nog, kijkt hij de ka
mer rond. De vloer is kaal. Op 't bed
liggen oude dekens. De stoel, die hem
is aangeboden, is de enige die in het
vertrek staat. De muren zijn kaal, met
hier en daar een kleine tekening er
aangeprikt. Tekeningen van de kinde
ren waarschijnlijk. Een huisje in de
sneeuw, een paar eendjes, en... Ja, daar
boven het bed... Daar hangt nog een
tekening met mooie letters. Maar hij
kan niet lezen wat er staat.
Hij buigt zich wat voorover... De
vrouw ziet het. Ze volgt zijn blik...
„Ja meneer, die tekening heeft me kracht
gegeven, de eerste dagen te berusten.
..God zorgt voor U" Wij mensen den
ken zo vaak, dat we alles zelf moeten
doen. Maar we kunnen uit onszelf zo
weinig. Ik heb er vaak aan gedacht,
dat het ongeluk më zo veel heeft ge
leerd. Ik zou nog een paar boodschap
pen doen, en een kwartier nadat ik de
deur was uitgegaan, werd ik met de
ziekenauto weer thuisgebracht. Al m'n
plannen waren in elkaar gevallen. Alles
liep anders dan we hadden gedacht.
Maar God heeft voor ons gezorgd. M'n
man vond werk, twee dagen nadat ik
was verongelukt, en nu kunnen we de
kinderen toch weer te eten geven... Ja,
God schenkt ons veel goeds. En zullen
we dan ook het verdriet dat ons wordt
opgelegd, niet. geduldig dragen? God
weet wat goed voor ons is. Hij zorgt
als een Vader voor ons. Hij schenkt ons
ook verdriet. Maar toch kunnen we al
les aanvaarden, en toch kunnen we alles
dragon, omdat we weten, dat Hij het
is, die ons leven leidt..."
(Voor vervolg pag. 3)
^onzejeuqó-p&qin&f
(gravertje en Blakertje
(Vervolg van vorige week.)
,lk ben niet moe. maar ik heb wel
honger", zegt Blaffertje nu, ..laten we
eens zien of er iets te eten is".
Het haasje en het hondje lopen een
beetje rond te kijken. Ze kunnen maar
niets vinden. Ineens horen ze wat ritse
len. Verschrikt kijken ze om en ze zien
een klein eekhoorntje.
„Wat willen jullie", vraagt het eek
hoorntje met een piepstemmetje, „wat
zoeken jullie?"
,.Wij willen wat eten hebben", zegt
Blaffertje „Kunt u ons daar aan hel
pen?"
,!k heb nog wel een paar nootjes.
Als jullie die willen hebben?"
„Nou, wat graag." zegt Gravertje,
„ik heb een reuze honger. Waar liggen
.Kom maar mee", antwoordt het
eekhoorntje. Achter elkaar lopen de die
ren nu naar een grote boom.
Het eekhoorntje springt op een lage
tak en met zijn pootjes maakt hij een
luikje open. „Hier liggen de noten. Pak
ze maar", zegt hij.
„Ja, maar wij kunnen niet klimmen",
roepen Blaffertje en Gravertje tegelijk.
„Oh, neen, dat is waar. Ik zal ze wel
naar beneden gooien", zegt het eek
hoorntje.
Plof. plof, plof. Achter elkaar vallen
de nootjes naar beneden. Om het hardst
grabbelen Gravertje en Blaffertje. Als
zc er een heleboel bij elkaar hebben,
gaat Blaffertje ze kraken. Heerlijk zijn
zc. Zo lekker zoet.
„Dank u wel, eekhoorn, dank u wel,"
roepen ze.
Maar de eekhoorn is al weg. Wat
hadden ze hem graag willen bedanken.
Wanneer de grond vol ligt met doppen
en de nootjes in de magen van het
haasje en het hondje zijn verdwenen,
zijn ze toch wel erg moe.
„Kunnen we niet wat gaan slapen.
Het zal wel erg laat zijn," zegt Gra
vertje.
De vriendjes kijken eens rond. Daar
bij een boom is een holletje. Een prach
tig plekje is het. Ze lopen er naar toe.
Gelukkig kan Blaffertje er ook in. Hot
haasje en het hondje kruipen dicht bij
elkaar. Dan is het lekker warm. Vol
van de avonturen en met hun buikje
ah, _n rond, slapen ze al heel gauw i
ook gaan slapen.
De planten fluisteren nog wat na. De
wind waait een beetje rond. Plotseling
is het niet stil meer. Vlak bij het holle
tje. waar Gravertje en Blaffertje sla
pen wordt gebromd.
Wat is dat?
HET KABOUTERFEEST.
de:
Bladeren ritselen en takjes kraken on-
on paar grote voeten. Het is Slim-
de Vos. Hij is van zijn jachtpar-
fluistert
tij teruggekomen. Vossen zijn altijd erg
ondeugend en doen soms lelijke dingen.
Slimneus heeft dat nu ook gedaan. Hij
heeft zijn dierenvriendjes geplaagd en
dc plantjes blaadjes afgetrokken. En
Slimneus heeft gesnoept.
Oh. oh. wat heeft hij van de honing
gepeuzeld. Zijn buik is er helemaal rond
van En nu is hij teruggekomen van zijn
smulpartij en ziet onze vriendjes, Gra
vertje en Blaffertje. in zijn slaapplaats
liggen. Slimneus is daar erg boos om.
„Ik zal ze eens laten schrikken",
denkt hij.
Hij zet zijn borst op en zegt „Oei, grr.
oei, grrrr." Hij bromt en bromt, net
zo lang tot Gravertje en Blaffertje wak
ker worden.
Het haasje durft haast niet te kijken,
zo bang is hij. Blaffertje steekt voor
zichtig zijn neus buiten het holletje en
als hij Slimneus dan ziet, rolt hij van
achrik weer naar binnen.
„Joh", zegt hij tegen Gravertje, „het
Is Slimneus de Vos." Oh, wat wordt Gra
vertje nu bang, en wat zou hij nu graag
bij zijn moeder zijn. Maar er is niets
„Wat doen jullie ln mijn holletje",
zegt Slimneus met een zware bromstem.
„Willen jullie wel eens gauw maken,
dat je wegkomt!"
„Mijnheer Slimneus", zegt Blaffertje,
„we waren zo moe en toen zijn we hier
gaan liggen."
„Ja. meneer de Vos", zegt Gravertje
met een bang piepstemmetje, „dat is
zo.„Zo en jullie hebben natuurlijk ook
mijn lekkere noten opgegeten. Schiet nou
maar gauw op. Maak dat je weg
komt", zegt Slimneus en doet een stap
dichterbij.
Gravertje en Blaffertje weten niet hoe
hard ze moeten lopen om weg te ko
men. Ze zijn blij, dat ze er nog zo
goed van afkomen. Een hele tijd lopen
zc hard door. Steeds maar kijken ze
achterom of ze mijnheer de Vos zien.
Maar eindelijk blijft Gravertje stil
staan. „Ik ben zo moe", klaagt hij.
„Ik ook", zegt Blaffertje.
„Zullen we hier eens kijken of we een
plekje kunnen vinden om verder te sla
pen?" vraagt het haasje.
„Ja, dat is goed", antwoordt Blaf
fertje. En ze gaan zoeken.
Tussen bomen en planten, op zacht
mos, vinden ze een fijn plekje. Nu kun
nen ze verder slapen. Het is heel don
ker geworden. Gelukkig hebben onze
vrind ics dierenogen, waarmee ze toch
nog unnen zien.
Ze kruipen dicht tegen elkaar aan en
net als ze in slaap willen vallen, horen
ze iets. Wat is dat nu weer...?
Uit de verte klinkt hele mooie en zach
te muziek. Het lijkt net of een optocht
dichterbij komt.
„Wat zal dat du weer zijn",
Blaffertje.
„Ssttt", zegt Gravertje, „stil. anders
horen ze ons en dan worden we weer
weggejaagd
Muisstil blijven ze liggen. De muziek
komt steeds nader. Zelfs kunnen ze stem
men horen. Kleine lichtjes in een heel
lange rij slingeren door het bos. Om
alles goed te kunnen zien, rekken Gra
vertje en Blaffertje zich uit. Och, wat
vinden ze dat mooi.
Als de optocht vlakbij is, zien ze ka
bouters en elfjes. Ze hebben hun mooi
ste pakjes aan. Grote hoge hoeden op
en stijve zwarte broeken met witte trui
tjes. De elfjes dragen lange witte jurk
jes en kransen van bloemen op hun hoof
den. Vuurbeestjes met hun lichtjes ver
spreiden een prachtige glans, zodat al
les in het bos schittert. Het is haast net
zo mooi als in een sprookje.
„Het lijkt wel of er feest gevierd zal
worden", zegt Blaffertje heel zachtjes.
„Ik denk het ook", antwoordt Gra-
Volgende week verder).
onze BRievenBus
Aan mijn nichten en neven,
Zijn jullie ook
allemaal zo vreselijk
nieuwsgierig naar
wat Sint Nicolaas
komt brengen of
Zwarte Piet in je
schoen komt doen?
Nou ik wel hoor, ik
hoop maar, dat de
Sint mij zoet heeft
gevonden dit jaar.
Kinderen, nu heb ik
eerst een verzoek
van een negentien
jarig meisje uit Zuid-
Afrika. Zij zou graag
willen correspon-
deren met een jongen
van haar leeftijd,
jullie misschien een
oudere broer, die haar wil schrijven?
Naam en adres zijn: Esther Basson,
La Iraque, Parkweg 5, Kaapstad,
Zuid-Afrika. En dan wil ik in deze
aanhef van onze brievenbus even
tegen Piet Guley zeggen, dat ik al
enkele kinderen heb, aan wie ik post
zegels stuur. Ik ben de zegels dus
allemaal al kwijt, Piet, Nu willen
jullie zeker wel weten, ivie deze
week de prijzen hebben gewonnen?
Wel de hoofdprijs is voor Dirk
Schipper en de troostprijzen gaan
naar Willy Gerkema, Greetje Kees
maat en Leny Segaar.
Dat is dus een gezellig feest geweest.
Anneke Peypers bij je grootouders. Wat
hebben zij veel bloemen gekregen, zeg.
Jaap Tanja spaart buitenlandse postze
gels. Dat lijkt mij een prettig werkje
toe, Jaap, heb je er al veel? Heb jij
het zo druk, Nel van der Starre? Ik
denk, dat je veel huiswerk hebt. Teuni
Ouwehand helpt als oudste dochter haar
moeder wel eens een handje. Flink zo,
meiske, dat zal moeder best fijn vin
den. Alie Veldhuis heeft een nieuwe
schooltas gekregen. Nu zal jij best je
huiswerk heel goed maken, want je
kunt toch geen verkeerde sommen in
een nieuwe tas stoppen? Dus ik moet nog
even geduld hebben. Bettie Oosterdük. Je
maakt me wel erg nieuwsgierig hoor, dat
Heeft
moet ik zeggen. Ingeborg v. d. Rcc is met
haar moeder poffertjes gaan eten. Lek
ker hè met die poedersuiker erover.
Erg lief vond ik het briefje van de klei
ne Yvonne. Ik kom vast eens in die
gezellig versierde straat kijken, Bartel
Vianen. Misschien lopen wij elkaar dan
nog tegen het lijf. Ik hoop, Rennic de
Jong, dat de Sint brengt, wat jij zo
graag wilt hebben. Maar elke avond een
liedje bij de schoorsteen zingen, dacht
ik zo. Bij Corry Oudshoorn is een klein,
grijs poesje komen aanlopen. Is Molly
er nog? Dat lijkt pre gezellig, zo'n logé,
Jan Piet van den Berg. Jullie zullen
best allerlei spelletjes hebben gedaan.
Natuurlijk zijn ook de zusje Hakkestecgt
weer present. Wordt er feest gevierd
als jullie school veertig jaar bestaat?
Het broertje van Marieke Spijker klimt
overal op. Pas maar goed op hem, zeg.
anders breekt hij vandaag of morgen
nog eens een been. Jij kunt misschien
bij een tante of een vriendinnetje wel
de puzzle uitknippen, Corrie Sijthoff,
als je het verhaal van Mijnheer Pim
pelmans zo graag wilt houden. Probeer
het maar eens. Natuurlijk mag Kees ook
meedoen. Aria van Belle, zeg het hem
maar gauw. Bedankt voor je aardige
tekening, hoor. Keurig vond ik jouw
oplossing. Corrie Bokhorst. Vooral de
kleuren waren goed gekozen, zeg. Het
was wel een beetje moeilijk om jouw
briefje te lezen, Roclie Ambachtsheer,
maar ik ben er toch uitgekomen. Je
had dc hoeden goed op de hoofden ge
zet, Roelie. Als ik tijd had, kwam ik
eens zo'n klein kopje thee drinken. Ma-
rietje Zonnenberg, maar dat gaat nu
eenmaal niet, hè. Nee maar, „Wipneus",
heb ik jou voor een neef aangezien, ter
wijl je een nicht bent? Vind je het heel
erg? Wat die leeftijd aangaat: je kunt
meedoen tot je vijftien geworden bent.
maar ik denk. dat jij zo oud nog niet
zult zijn. Jullie zijn maar geluksvogels,
hè Heieen Starre om die prijs te win
nen. Leuk, dat ik weer eens wat van
jullie hoorde. Bij Jennie van de Koppel
is het varken geslacht. Dan kom ik vast
eens gauw bij jou eten. zeg. Dat was
sneu, Arie Stam van die Sinterklaas.
Heb je al een nieuw stukje triplex op
de kop getikt? Groetjes aan Rietje en
Jan. De vijf-jarige Teuni Hoogerwerf
maakte een mooie tekening voor mij en
zijn broer Hans stuurde haar op. Leuk,
jongens. Ria Kok is gezellig naar een
film wezen kijken. Was er ook een te
kenfilm. Ria? Het was inderdaad een
prachtige optocht, Toos den Heyer. Vind
jij de maand December ook zo fijn?
Kees Trommel heeft 'n tweede prijs ge
wonnen op een gymnastiekwedstrijd. Ik
kan me indenken, dat je dat fijn vond
joh. Dus jij hebt Sint Nicolaas ook al
gezien, Bennie Krebs. Heeft hij nog wat
tegen jou gezegd? Je had het netjes g«
daan, hoor Lenie - «-
jouw naam dus
Sint Nicolaas is bij mij geweest en
die heeft mij een extra prijs gegeven
voor de jeugdrubriek. Is dat met
leuk? Wie deze puzzle het aardigst
oplost, krijgt dus deze extra Sint
Nicolaas-prijs. Je moet daar natuur
lijk wat moeite voor doen en daarom
is deze puzzle ook een beetje moeilijk.
Wel, je ziet, dat Zwarte Piet op
het dak letters aan het strooien is.
Nu moeien jullie die letters oprapen
en vóór de letters op dc schoorsteen
zetten. Maar dit moet je zo doen, dat
er goede woorden te voorschijn komen.
Voor „end" kun je bijvoorbeeld een
,.e" zetten, dan krijg je „eend" en
voor „iet" een „n", dan krijg je
„niet". Begrepen? Als je nu de letters
goed hebt ingevuld, dan vormen deze
eerste letters een wens, die betrek
king heeft op Sint Nicolaas. Ik krijg
dus van jullie de goede volgorde en
de wens. die er uit komt. Allemaal
begrepen? Succes hoor.
goed? Marian van Raay is op de domto
ren geklommen. Wat een prachtig uit
zicht heb je als je boven bent hè. Ik zal
niets verklappen, hoor Afke Bergsma,
maar ik wil je wel zeggen, dat het me
erg leuk toelijkt. Ik had al aan het brief
hoofd gezien. Janny van der Kruk, Jat
jij in een bloemenzaak woont. Aard,ge
naam is dat „Vergeet mij niet". Houd
jij zo van naaien, Tonny Lokker? Dan
zou ik maar heel zoet zijn deze laatste
paar dagen voor de vijfde December.
Ik hoop van harte, Annie van Klaveren,
dat moeder weer heel gauw helemaal
beter zal zijn Wens haar maar het bes
te namens mij. Niet vergeten hoor. Ma
rijke van Duijn had een mooi versje
getikt. Heb jij dat /.elf gemaakt? Uit de
brief van Cobi Spierenburg kwam een
vlinder fladderen. Het was een echte
mooie hoor. Arme Jan Bakker, de brief
is dus niet op de bus gedaan. Maar
deze week is het niet vergeten, zoals je
ziet. Ik weet niet precies hoeveel Le-
nie's naar mij schrijven, Lenie Koen.
maar ik heb wel een paar nichtjes, die
zo heten en ik vind het een mooie
naam. Nog wel gefeliciteerd met de
verjaardag van vader, Geertje Stelwa
gen. Was het een fijne dag? Ben je
mal, Gerard Grootendorst, ik kan wel
tegen een grapje, natuurlijk weet ik wel
hoe jullie dat bedoelen. Eerlijk gezegd
vind ik het juist leuk zulke brieven te
krijgen. Vertel dat ook maar tegen
Gert, hoor. Nee maar, dat is knap.
Henk van der Sluys, om zoveel punten
te halen. Was het een moeilijke wed
strijd? Bedankt voor het aardige opstel,
Joke Jurjaanz, ik heb het met genoegen
gelezen. Ik heb de groeten terug gedaan,
Tonnie Graafland. Dus het is afgespro
ken. dat jij me nu niet meer zo lang
in de steek laat. Die Zwarte Piet is
maar goed op jullie geweest. Jan van
den Berg, ik heb nog niets in mijn
schoen gevonden. P. Hof (zonder voor
naam), heeft twee kanaries van zijn va
der gekregen. En nu netjes de kooi
schoon houden natuurlijk. Zingen ze al
een beetje? Anneke Maan vraagt ook al
of ik eens koffie kom drinken. Ik zou het
best graag doen, meiske, maar veron
derstel, dat ik jullie allemaal moest ko
men bezoeken, wat zou ik het dan druk
hebben. Arie Schakel heeft duiven. Hoe
veel zijn het er, Arie?
En nu ga ik weer gauw stoppen.
Natuurlijk zijn er ook deze week weer
nieuwelingetjes. Hier komen ze: Willem
Baks, Rineke Glansdorp, Juliana Oosen-
brug. Catnentje Kuyt, Corrie Wessehuis,
Joop Dijkstra, Bas
„Zie, ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan