öe eeRste „z&kBijBeL" die hem niei losliei KORT VERHAAL VAN C. BARNHOORN MET con roekeloze vaart ontwijkt Jongsma de voetgangcis, die de straat oversteken. Ach. ze moeten maai uitkijken! Tenslotte is de rijbaan er in de eerste plaats voor autorijders als hij. en natuurlijk zullen de voetgangers dan moeten uitkijken! Hij heeft trouwens haast ook! Ja, Jongsma heeft haast. Met een driftig gebaar haalt hij zijn horloge te voorschijn. Tegen achten al. En hij zou vóór zeven uur thuis zijn.... Als hij mi eerst maar de stad uit is! Op de grote snelverkeersweg schiet 't wel op! Met een tevreden lachje constateert hij, dat er in de wagen anders gang ge noeg zit! 't Was niet zo'n slechte ruil geweest, vorige week. Die oude wagen Verbeid Hem Zo Hij vertoeft, verbeid Hom, want Hij zal gewisselijk ko men, Hij zal niet achterblij ven. Habakuk 2 3. JN de brief aan dc Hebreen (11:13) wordt gezegd: Zij hebben van ver re gezien en geloofd en omhelsd de beloofde verlossing. Dit is wat in het denkbeeld van ad vent wordt belichaamd. De Messias is komende in heel het oude verbond. En af en toe breekt het naderend licht van Zijn komst door de nevelen van lijden en zorgen heen om Zijn wachtend volk te troosten en te verblijden, om hen in hun wachten en uitzien te bemoedigen en te verster ken. Wonderlijk is dat verbeiden van de vervulling van Gods beloften door zo veel eeuwen heen. Hoe dikwijls ouk schijnbaar beschaamd, houdt de hope toch stand. De Here zal toch gewisse lijk komen. Hoe zwaar het soms viel met de tijdsomstandigheden voor ogen waarin zij verkeerden, ze gaven het niet op. Want ze hadden niets of niemand anders van wie ze hun heil konden verwachten. En de Here zelf sterkte hun geloof en hun verwachten. Zo, en zo alleen konden ze llern verbeiden. Toen Hij eindelijk kwam. die aan de vaderen was beloofd, kende de blijd schap geen grenzen. Het verbeiden was bekroond. De hope was vervuld. Ze mochten nu zien Hem, op wie de eeuwen hadden ge hoopt. Het bleek nu waarheid te zijn. Hij zal gewisselijk komen. En het ge loof van een Simeon mag roemen en danken met het Kindeke in zijn ar men: Mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle de volken. Maar nog was het einde niet. De zelfde mond, die zo spreken mocht, had ook andere dingen te zeggen: De ze wordt gezet tot een val en opstan ding veler in Israël en tot een teken dat wedersproken zal worden. De wereldmacht bleek niet neerge worpen. Babel was allang vergaan, en in zoverre was Habakuks profetie vervuld, en hadden zij die haar ge loofden niet te vergeefs verbeid. Maar de wereldmacht was niet ver nietigd. Ze had zich slechts verplaatst. Het geweld zonder recht laat zich nog steeds gelden. En God alleen weet, welke vreselijke dingen het opkomend geslacht nog zal beleven. Daarbij ver geleken zal het optreden van de we reldmacht in de dagen van de pro feet slechts kinderspel zijn. Daarom blijft het parool ook voor Christus' Kerk en voor de godvruch- tigen en gelovigen van de nieuwe dag- Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen. Achter die wereldmacht, die eigen kracht verheerlijkt, is Satan, de on- gerechtige. Maar hem heeft Jezus on ze Here overwonnen, eer Hij van deze aarde scheidde. En nu is onze Here gezeten in de troon Zijns Vaders. In Zijn hand is het heden en de toekomst. De eigenlijke wereldheerschappij ligt in Zijn han den. En de ongerechtige wereldmacht die naar God niet vraagt, kan zich al leen bij Zijn toelating doen gelden. Daarin heeft het verbeiden nu zulk een vast en onwrikbaar standpunt verkregen. Hij zal komen, andermaal komen, en niet vertoeven. Dan breekt Zijn heerschappij door Zalig zij, die Hem verbeiden in de Woeling der tijden. Zalig, die Hem verbeiden ook in de woeling van hun eigen levenslot. Zalig die in Jezus zijn ontslapen en daar zijn. waar Hij is ter rechterhand des Vaders. Zij zijn bij Hem en genie ten ongestoord de vervulling der be- lojle. had hij al zes jaar, en dan is het beste er toch wel af! En deze, ach, zonder pech zal hij nog wel een jaar of vijf Mef zulke dingen kunnen ze hem wel z'r gang laten gaan. Als 't gaat om wat handigheid, en om een handelsgeest, is Jongsma thuis! Ja, net zoals vanmiddag. Inen Kronestein binnenkwam! Die oude lied zeker gedacht hem te kunnen over rompelen, door een uitgewerkt plan voor die nieuwe school op tafel te leg gen. Jazeker, alsof hij er zelf nog geen schema van gemaakt zou hebben! Nee, Kronestein zou heel wat vroeger moe ten opstaan, om hem te verrassen Kronestein zal wel keurig kunnen uit- ickenen voor hoeveel hij de banken kan leveren voor die nieuwe lokalen, n.aar daar zal hij zelf toch bij zijn! Jongsma is niet ontevreden, als hij terugdenkt aan de transactie met Kro nestein. Z n vrouw zal wel opkijken, wanneer ze hoort dat hij de zaak nu al voor elkaar heeft. Ja. hij was er wel zeker van, dat hij de leverantie zou krijgen, maar dat 't zo vlug zou gaan. Nee. dat had hij zelf niet durven den ken! En er zal heel wat aanzitten ook. aan dit zaakje! Zo'n opdracht heeft hij traanden niet gehad! Zijn overpeinzingen worden afgebro ken. wanneer hij ontdekt dat de spoor- dichtgaan, als hij eens haast heeft! Natuurlijk uitgerekend vandaag moet hij wachten! Z'n vrouw zal wel niet weten waar hij blijft. Hij heeft beloofd vroeg thuis te zullen zijn.... Ach ja, als je eenmaal laat bent, loopt alle nog tegen ook. Van ergernis mikt hij zijn half-opge- rookte sigaret het portier uit. Nee, on der deze omstandigheden kan niemahd zijn goede humeur behouden! En 't is alsof er aan zo'n goederentrein nooit een eind komt! Die wagons, die maar telkens elkaar blijven volgen, zouden een mt;ns gek maken! Met een zucht van verlichtng schakelt Jongsma de eerste versnelling in. Hij kan weer doorrijden; hij Is nu bijna öe slad uit. Zijn rechtervoet gaat naar be neden. De wagen trekt snel op. Hij schakelt al in z'n derde versnelling als hij nog maar ternauwernood onder de bomen door is. En dan kan hij rijden! Zestig, vijfenzestigDe gaspedaal gaat verder naar beneden. Zeventig. Nog harder drukt hij met zijn rechter- voet.Ja, Jongsma heeft haast. Zin vrouw wacht immersDe voet gangers horen niet op de grote weg te cïtlet de Ixand op perkament geóchreven^ NU de uitgevers van de nieuwe bij belvertaling, die op last van het Ne derlands Bijbelgenootschap tot stand is gekomen, geleidelijk naast de z.g. huis bijbels ook kleine zakbijbels op dc markt brengen, en de tijd niet ver meer is, waarop elke kerkganger haar keuze zo wel met een zakbijbel in de Staten vertaling als met een uitgave van de nieuwe vertaling naar de kerk zal kun nen gaan, komt onwillekeurig de vraag op, hoe de bijbelverspreiding in de eer ste eeuw van het Christendom heeft plaats gevonden. Aanvankelijk was er slechts één mo gelijkheid om bekend te worden met de inhoud van de evangeliën en de brie ven van de apostelen: deze boeken moesten worden voorgelezen. Er was in de meeste kerken gewoonlijk maar één exemplaar van do verschillende boeken van het Nieuwe Testament aanwezig en dit werd met een zekere regelmaat in de samenkomsten van de gemeente ge lezen, opdat de inhoud bij alle aanwe zigen bekend zou zijn. Zo deelt Justinus Martyr, gestorven in 163. in zijn eerste Apologie ons mee. dat ,.in de eredienst de gedenkwaardighe den der apostelen of de geschriften der profeten" werden gelezen. En in dc ca non van Muratori. die enige tientallen jaten later moet zijn ontstaan, wordt van sommige boeken van het Nieuwe Testa ment nadrukkelijk gezegd, dat ze in de kerk moesten worden voorgelezen en van andere geschriften met even grote stelligheid verklaard, dat ze in de sa- onkomsten van de gemeente niet thuis lezen aangewezen, langzamerhand kwa men er meer afschriften en konden al thans de rijken zich de weelde permit teren één of meer boeken van het Nieu we Testament in eigendom te hebben. Deze rollen of codices leenden zich cr echter niet voor om ze overal mee heen te nemen. Daarvoor was het formaat gewoonlijk niet geschikt en het in vele gevallen gebruikte materiaal, papyrus dermate broos, dal het niet raad/aam was er hardhandig mee om te gaan. Doch ook hierin kwam weer wijziging. Bij de opgravingen te Oxyrhynchus is een bladzijde van een codex gevon den, die naar alle waarschijnlijkheid kan worden beschouwd als de voorloper van onze tegenwoordige zakbijbeltjes. In de voortreffelijke uitgave van de Oxyrhynchus papyri is door de beroem- dc Engelse papyroloog. Hunt, indertijd een foto gepubliceerd van een door hem gevonden bladzijde met enige regels uit de Openbaring van Johannes. Om u een indruk te geven van deze vondst wordt deze bladzijde bij dit artikel afgedrukt. Naar het formaat van het origineel te oordelen heeft het de grootte van onze kleine Nieuwe Testamenten. De tekst, die geschreven moet zijn in de vierde eeuw, en die op deze blad zijde voorkomt is Openb. 3 19b-22: Wees dan ijverig en bekeer u. Zie. Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij. Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met Mijn Vader op zijn troon. Wie oren heeft, die horc. wat de Geest tot de gemeenten zegt." Op de achterzijde van ditzelfde blad vindt men vervolgens Openb. 4 1, 2. Blijkens de nummering in de rechter bovenhoek is de afgebeelde pagina de 33ste van het handschrift. i N 0 VfAN *.MV li' f AT yr. MAI I ifoCAyI ON XAlAI I a Tl N HrwutiAyio-KAlAY '^rAWrF^öy ^NlKV'N -M% ...V klinkt hem als muziek orenZijn boze bui begint weer wat te zakken; alleen vervelend dat z'n vrouw op hem zit te wachten! Een glimlach kan hij niet verbergen, wanneer hij ziet dat de snelheidsmeter tot tachtig is opgelopen. Ja, er zit ge noeg in. in deze wagen En de gas pedaal is nog lang niet beneden! Ach. een klein eindje verder kan nog wel, of Is die vrouw daar gek geworden? Wil ze nu nog de weg oversteken Maar dat gaat nietDat gaat niet meer. Niet doen' Niet oversteken! Niet.. De rem gilt De banden schuiven over de weg 't Stuur wil niet meer. De wagen glijdt. Naar de verkeerde kantOm, om dat stuur...! Naar de andere kant moet de wagen Een doffe klap, een gil... Versuft zit Jongsma achter het stuur. Alles dui zelt hem Hij ziet de wijzer van de snel heidsmeter. Teruggelopen nu. tot nul- Zijn voet trilt... Hij heeft geremd, hard geremd. Maar de wagen heeft 't niet gehaaldOf is de auto geslipt Waar om staat hij nu aan de linkerkant van de weg...? Waarom komen al die men sen nu naar zijn wagen toelopen? Heeft hij dan.. Heeft hij de vrouw dan toch geraakt. Heeft hij nu iemand gedood? Zal hij. Voor Jongsma wordt het nacht. Be wusteloos is hij, wanneer hij uit de auto wordt gehaald. Buiten kennis is hij nog, wanneer hij in het ziekenhuis wordt bin nengedragen... HïT is nog een klein ventje, dat Jongsma de weg wijst. ,,De tweede straat, meneer, en dan rechts". Hij heeft lang moeten zoeken, vóór hij in de buurt van de Schoolstraat is ge komen. Eerlijk gezegd had hij nog nooit eerder van de Schoolstraat gehoord.., 't Stond op een klein stukje papier ge schreven in een keurig handschrift. Waarschijnlijk had de dokter dat wel gedaan, in de eerste dagen: Mevrouw De Vries, Schoolstraat 7. 't Had zo heel anders geleken, toen hij dat briefje kreeg. Hij wist. dat de dame na de aanrijding al heel gauw naar huis was gebracht. Voor het raam zou z.e liggen of misschien al rusten in een gemakkelijke stoel. Ja, zo had hij 't z.ich voorgesteld toen hij dat brief je las Hij zou elke dag even langs het huis rijden. Hij zou vragen hoe het ging. en hij zou wat fruit brengen Nu staat de wagen in de Parkstraat. Nee. in de Schoolstraat mogen geen auto's rijden 't Zou trouwens ook niet kunnen En voor 't raam zal hij het bed van mevrouw De Vries niet vinden. Er zou toch geen zon binnen kunnen komen... Ach, misschien moet hij wel ergens boven zijn... Dc deur wordt opengetrokken, nadat Jongsma heeft aangebeld. ,Ja, wiedaar?" 't Moet de stem zijn van een nog klein meisje. Ja, wat moet hij nu zeggen? Zullen ze weten wie Jongsma is? Kan hij wel naam naar boven roepen? Flitst door hem heen, dat er toch zijn, die niet hun hoed afnemen. A -nNAMnr M. -r Verkleinde reproductie van een blad zijde van een handschrift uan het Nieuwe Testament op klein for maat. De tekst is Openb. 3 19b-22. Gevonden te Oxyrhynchus (Egypte). Handschrift uit de vierde eeuw. Hieruit kan de conclusie worden ge trokken, dat we te doen hebben met een afzonderlijke uitgave van het laatste bijbelboek. Immers, op elke bladzijde staan slechts enkele verzen. Een kleine berekening leert, dat een uitgave van dit formaat alleen van de Openbaring van Johannes reeds ruim tweehonderd bladzijden moet hebben geteld. Een mogelijkheid, die zich bij het drukken van onze zakbijbels voordoet: het kiezen van een kleiner lettertype dan voor de huisbijbels en het gebrui ken van dunner papier om de omvang binnen redelijke perken te houden, was in dc oude kerk practisch niet aanwe zig Het handschrift kon niet al te klein worden gesteld, wilde het leesbaar blij ven voor allen. Ook het perkament, glad gemaakte dierenhuid, toch wel het aangewezen materiaal voor dergelijke uitgaven, die in veler handen moesten komen, bleef voor grotere en kleinere uitgaven ongeveer dezelfde dikte behou- Zo liggen er grote verschillen. Op een stukje papier van hetzelfde formaat als hel blad. dat uit de droge Egyptische bodem te voorschijn kwam. drukt het Nederlands Bijbelgenootschap zonder moeite ik kies hier een voor beeld uit de omgeving van de tekst, die ons bezig houdt Openb. 3:21-5:3. En als ge de keerzijde van de bladzijde erbij neemt, dan is men al gevoederd tot hoofdstuk 6:5! Toch heeft men in het gevonden blad uit de codex één van de eerste voor beelden van een bijbeluitgave in klein formaat, en is dit blad te beschouwen als een eerste poging om de bijbel zo danig uit te geven, dat dit Boek zonder moeite overal mee heen kon worden ge- DR. H. MULDER. Jongsma hoi dey.e naam helemaal niet zo geweldig klinkt.. ..Ja. ik wilde graag even je moeder zien Kan ik boven komen? Ik ben Een gestommel boven. Kindervoetjes, die snel een trap opgaan. Naar boven, om 't moeder te vragen... ..Kornt u maar boven, meneer..." Eigenlijk schrikt hij er van. Ja, hij Is blij dat hij boven mag komen. Hij is blij. dat ze hem willen ontvangen. Maar hij schaamt zich ook voor de dure j.oe- men, die hij heeft meegenomenWan neer hij had geweten dat mevrouw De Vries hier woonde, had hij wel wat an ders meegenomen... 'I Meisje dat hem opwacht, is bleek en klein. Ze ziet er niet naar uit. dat ze elke dag genoeg te eten krijgt. Ze zegt mets, maar gaat hem vóór de tweede trap op. 't Valt hem op. dat het kind blote voetjes heeft. Staat toch wel armoedig, denkt Jongsma, of... Laag zijn de balken in het kleine zol derkamertje. Jongsma loopt toe op het bed. waar in een kleine donkere vrouw ligt. Hij moet bukken, om niet tegen het dak te stoten. De vrouw steekt haar hand uit. ,,Daar doet u goed aan, meneer, om eens langs te komen!" Hoort hij dat goed? Is ze blij met zijn komst? Begint ze niet met hem verwijten te maken? Jongsma drukt de vrouw de hand. ,,Ja, ik ben een paar dagen uit 't zie kenhuis, en ik dacht: ik moet eerst me vrouw De Vries opzoeken". Eigenlijk ben ik er nog beter afge komen. dan u. Alleen nog een paar we ken rust houden, en dan zal 't wel weer gaan, dacht de dokter". 't Valt hem op, dat deze stem heel anders is, dan hij zich daarstraks had voorgesteld. Helemaal niet schel, maar zacht en beschaafd. En dat ze niet be gint over haar eigen leed.. Hij had zich dit heel anders gedacht. Hij had verwij ten verwacht, een boze dame, of een man die hem zou dreigen. Maar deze zachte stem... Nee. deze dame is heel anders Zou ze dan niet boos zijn? Zou ze hem niet de schuld geven van haar ongeluk? Een beetje schuw nog, kijkt hij de ka mer rond. De vloer is kaal. Op 't bed liggen oude dekens. De stoel, die hem is aangeboden, is de enige die in het vertrek staat. De muren zijn kaal, met hier en daar een kleine tekening er aangeprikt. Tekeningen van de kinde ren waarschijnlijk. Een huisje in de sneeuw, een paar eendjes, en... Ja, daar boven het bed... Daar hangt nog een tekening met mooie letters. Maar hij kan niet lezen wat er staat. Hij buigt zich wat voorover... De vrouw ziet het. Ze volgt zijn blik... „Ja meneer, die tekening heeft me kracht gegeven, de eerste dagen te berusten. ..God zorgt voor U" Wij mensen den ken zo vaak, dat we alles zelf moeten doen. Maar we kunnen uit onszelf zo weinig. Ik heb er vaak aan gedacht, dat het ongeluk më zo veel heeft ge leerd. Ik zou nog een paar boodschap pen doen, en een kwartier nadat ik de deur was uitgegaan, werd ik met de ziekenauto weer thuisgebracht. Al m'n plannen waren in elkaar gevallen. Alles liep anders dan we hadden gedacht. Maar God heeft voor ons gezorgd. M'n man vond werk, twee dagen nadat ik was verongelukt, en nu kunnen we de kinderen toch weer te eten geven... Ja, God schenkt ons veel goeds. En zullen we dan ook het verdriet dat ons wordt opgelegd, niet. geduldig dragen? God weet wat goed voor ons is. Hij zorgt als een Vader voor ons. Hij schenkt ons ook verdriet. Maar toch kunnen we al les aanvaarden, en toch kunnen we alles dragon, omdat we weten, dat Hij het is, die ons leven leidt..." (Voor vervolg pag. 3) ^onzejeuqó-p&qin&f (gravertje en Blakertje (Vervolg van vorige week.) ,lk ben niet moe. maar ik heb wel honger", zegt Blaffertje nu, ..laten we eens zien of er iets te eten is". Het haasje en het hondje lopen een beetje rond te kijken. Ze kunnen maar niets vinden. Ineens horen ze wat ritse len. Verschrikt kijken ze om en ze zien een klein eekhoorntje. „Wat willen jullie", vraagt het eek hoorntje met een piepstemmetje, „wat zoeken jullie?" ,.Wij willen wat eten hebben", zegt Blaffertje „Kunt u ons daar aan hel pen?" ,!k heb nog wel een paar nootjes. Als jullie die willen hebben?" „Nou, wat graag." zegt Gravertje, „ik heb een reuze honger. Waar liggen .Kom maar mee", antwoordt het eekhoorntje. Achter elkaar lopen de die ren nu naar een grote boom. Het eekhoorntje springt op een lage tak en met zijn pootjes maakt hij een luikje open. „Hier liggen de noten. Pak ze maar", zegt hij. „Ja, maar wij kunnen niet klimmen", roepen Blaffertje en Gravertje tegelijk. „Oh, neen, dat is waar. Ik zal ze wel naar beneden gooien", zegt het eek hoorntje. Plof. plof, plof. Achter elkaar vallen de nootjes naar beneden. Om het hardst grabbelen Gravertje en Blaffertje. Als zc er een heleboel bij elkaar hebben, gaat Blaffertje ze kraken. Heerlijk zijn zc. Zo lekker zoet. „Dank u wel, eekhoorn, dank u wel," roepen ze. Maar de eekhoorn is al weg. Wat hadden ze hem graag willen bedanken. Wanneer de grond vol ligt met doppen en de nootjes in de magen van het haasje en het hondje zijn verdwenen, zijn ze toch wel erg moe. „Kunnen we niet wat gaan slapen. Het zal wel erg laat zijn," zegt Gra vertje. De vriendjes kijken eens rond. Daar bij een boom is een holletje. Een prach tig plekje is het. Ze lopen er naar toe. Gelukkig kan Blaffertje er ook in. Hot haasje en het hondje kruipen dicht bij elkaar. Dan is het lekker warm. Vol van de avonturen en met hun buikje ah, _n rond, slapen ze al heel gauw i ook gaan slapen. De planten fluisteren nog wat na. De wind waait een beetje rond. Plotseling is het niet stil meer. Vlak bij het holle tje. waar Gravertje en Blaffertje sla pen wordt gebromd. Wat is dat? HET KABOUTERFEEST. de: Bladeren ritselen en takjes kraken on- on paar grote voeten. Het is Slim- de Vos. Hij is van zijn jachtpar- fluistert tij teruggekomen. Vossen zijn altijd erg ondeugend en doen soms lelijke dingen. Slimneus heeft dat nu ook gedaan. Hij heeft zijn dierenvriendjes geplaagd en dc plantjes blaadjes afgetrokken. En Slimneus heeft gesnoept. Oh. oh. wat heeft hij van de honing gepeuzeld. Zijn buik is er helemaal rond van En nu is hij teruggekomen van zijn smulpartij en ziet onze vriendjes, Gra vertje en Blaffertje. in zijn slaapplaats liggen. Slimneus is daar erg boos om. „Ik zal ze eens laten schrikken", denkt hij. Hij zet zijn borst op en zegt „Oei, grr. oei, grrrr." Hij bromt en bromt, net zo lang tot Gravertje en Blaffertje wak ker worden. Het haasje durft haast niet te kijken, zo bang is hij. Blaffertje steekt voor zichtig zijn neus buiten het holletje en als hij Slimneus dan ziet, rolt hij van achrik weer naar binnen. „Joh", zegt hij tegen Gravertje, „het Is Slimneus de Vos." Oh, wat wordt Gra vertje nu bang, en wat zou hij nu graag bij zijn moeder zijn. Maar er is niets „Wat doen jullie ln mijn holletje", zegt Slimneus met een zware bromstem. „Willen jullie wel eens gauw maken, dat je wegkomt!" „Mijnheer Slimneus", zegt Blaffertje, „we waren zo moe en toen zijn we hier gaan liggen." „Ja. meneer de Vos", zegt Gravertje met een bang piepstemmetje, „dat is zo.„Zo en jullie hebben natuurlijk ook mijn lekkere noten opgegeten. Schiet nou maar gauw op. Maak dat je weg komt", zegt Slimneus en doet een stap dichterbij. Gravertje en Blaffertje weten niet hoe hard ze moeten lopen om weg te ko men. Ze zijn blij, dat ze er nog zo goed van afkomen. Een hele tijd lopen zc hard door. Steeds maar kijken ze achterom of ze mijnheer de Vos zien. Maar eindelijk blijft Gravertje stil staan. „Ik ben zo moe", klaagt hij. „Ik ook", zegt Blaffertje. „Zullen we hier eens kijken of we een plekje kunnen vinden om verder te sla pen?" vraagt het haasje. „Ja, dat is goed", antwoordt Blaf fertje. En ze gaan zoeken. Tussen bomen en planten, op zacht mos, vinden ze een fijn plekje. Nu kun nen ze verder slapen. Het is heel don ker geworden. Gelukkig hebben onze vrind ics dierenogen, waarmee ze toch nog unnen zien. Ze kruipen dicht tegen elkaar aan en net als ze in slaap willen vallen, horen ze iets. Wat is dat nu weer...? Uit de verte klinkt hele mooie en zach te muziek. Het lijkt net of een optocht dichterbij komt. „Wat zal dat du weer zijn", Blaffertje. „Ssttt", zegt Gravertje, „stil. anders horen ze ons en dan worden we weer weggejaagd Muisstil blijven ze liggen. De muziek komt steeds nader. Zelfs kunnen ze stem men horen. Kleine lichtjes in een heel lange rij slingeren door het bos. Om alles goed te kunnen zien, rekken Gra vertje en Blaffertje zich uit. Och, wat vinden ze dat mooi. Als de optocht vlakbij is, zien ze ka bouters en elfjes. Ze hebben hun mooi ste pakjes aan. Grote hoge hoeden op en stijve zwarte broeken met witte trui tjes. De elfjes dragen lange witte jurk jes en kransen van bloemen op hun hoof den. Vuurbeestjes met hun lichtjes ver spreiden een prachtige glans, zodat al les in het bos schittert. Het is haast net zo mooi als in een sprookje. „Het lijkt wel of er feest gevierd zal worden", zegt Blaffertje heel zachtjes. „Ik denk het ook", antwoordt Gra- Volgende week verder). onze BRievenBus Aan mijn nichten en neven, Zijn jullie ook allemaal zo vreselijk nieuwsgierig naar wat Sint Nicolaas komt brengen of Zwarte Piet in je schoen komt doen? Nou ik wel hoor, ik hoop maar, dat de Sint mij zoet heeft gevonden dit jaar. Kinderen, nu heb ik eerst een verzoek van een negentien jarig meisje uit Zuid- Afrika. Zij zou graag willen correspon- deren met een jongen van haar leeftijd, jullie misschien een oudere broer, die haar wil schrijven? Naam en adres zijn: Esther Basson, La Iraque, Parkweg 5, Kaapstad, Zuid-Afrika. En dan wil ik in deze aanhef van onze brievenbus even tegen Piet Guley zeggen, dat ik al enkele kinderen heb, aan wie ik post zegels stuur. Ik ben de zegels dus allemaal al kwijt, Piet, Nu willen jullie zeker wel weten, ivie deze week de prijzen hebben gewonnen? Wel de hoofdprijs is voor Dirk Schipper en de troostprijzen gaan naar Willy Gerkema, Greetje Kees maat en Leny Segaar. Dat is dus een gezellig feest geweest. Anneke Peypers bij je grootouders. Wat hebben zij veel bloemen gekregen, zeg. Jaap Tanja spaart buitenlandse postze gels. Dat lijkt mij een prettig werkje toe, Jaap, heb je er al veel? Heb jij het zo druk, Nel van der Starre? Ik denk, dat je veel huiswerk hebt. Teuni Ouwehand helpt als oudste dochter haar moeder wel eens een handje. Flink zo, meiske, dat zal moeder best fijn vin den. Alie Veldhuis heeft een nieuwe schooltas gekregen. Nu zal jij best je huiswerk heel goed maken, want je kunt toch geen verkeerde sommen in een nieuwe tas stoppen? Dus ik moet nog even geduld hebben. Bettie Oosterdük. Je maakt me wel erg nieuwsgierig hoor, dat Heeft moet ik zeggen. Ingeborg v. d. Rcc is met haar moeder poffertjes gaan eten. Lek ker hè met die poedersuiker erover. Erg lief vond ik het briefje van de klei ne Yvonne. Ik kom vast eens in die gezellig versierde straat kijken, Bartel Vianen. Misschien lopen wij elkaar dan nog tegen het lijf. Ik hoop, Rennic de Jong, dat de Sint brengt, wat jij zo graag wilt hebben. Maar elke avond een liedje bij de schoorsteen zingen, dacht ik zo. Bij Corry Oudshoorn is een klein, grijs poesje komen aanlopen. Is Molly er nog? Dat lijkt pre gezellig, zo'n logé, Jan Piet van den Berg. Jullie zullen best allerlei spelletjes hebben gedaan. Natuurlijk zijn ook de zusje Hakkestecgt weer present. Wordt er feest gevierd als jullie school veertig jaar bestaat? Het broertje van Marieke Spijker klimt overal op. Pas maar goed op hem, zeg. anders breekt hij vandaag of morgen nog eens een been. Jij kunt misschien bij een tante of een vriendinnetje wel de puzzle uitknippen, Corrie Sijthoff, als je het verhaal van Mijnheer Pim pelmans zo graag wilt houden. Probeer het maar eens. Natuurlijk mag Kees ook meedoen. Aria van Belle, zeg het hem maar gauw. Bedankt voor je aardige tekening, hoor. Keurig vond ik jouw oplossing. Corrie Bokhorst. Vooral de kleuren waren goed gekozen, zeg. Het was wel een beetje moeilijk om jouw briefje te lezen, Roclie Ambachtsheer, maar ik ben er toch uitgekomen. Je had dc hoeden goed op de hoofden ge zet, Roelie. Als ik tijd had, kwam ik eens zo'n klein kopje thee drinken. Ma- rietje Zonnenberg, maar dat gaat nu eenmaal niet, hè. Nee maar, „Wipneus", heb ik jou voor een neef aangezien, ter wijl je een nicht bent? Vind je het heel erg? Wat die leeftijd aangaat: je kunt meedoen tot je vijftien geworden bent. maar ik denk. dat jij zo oud nog niet zult zijn. Jullie zijn maar geluksvogels, hè Heieen Starre om die prijs te win nen. Leuk, dat ik weer eens wat van jullie hoorde. Bij Jennie van de Koppel is het varken geslacht. Dan kom ik vast eens gauw bij jou eten. zeg. Dat was sneu, Arie Stam van die Sinterklaas. Heb je al een nieuw stukje triplex op de kop getikt? Groetjes aan Rietje en Jan. De vijf-jarige Teuni Hoogerwerf maakte een mooie tekening voor mij en zijn broer Hans stuurde haar op. Leuk, jongens. Ria Kok is gezellig naar een film wezen kijken. Was er ook een te kenfilm. Ria? Het was inderdaad een prachtige optocht, Toos den Heyer. Vind jij de maand December ook zo fijn? Kees Trommel heeft 'n tweede prijs ge wonnen op een gymnastiekwedstrijd. Ik kan me indenken, dat je dat fijn vond joh. Dus jij hebt Sint Nicolaas ook al gezien, Bennie Krebs. Heeft hij nog wat tegen jou gezegd? Je had het netjes g« daan, hoor Lenie - «- jouw naam dus Sint Nicolaas is bij mij geweest en die heeft mij een extra prijs gegeven voor de jeugdrubriek. Is dat met leuk? Wie deze puzzle het aardigst oplost, krijgt dus deze extra Sint Nicolaas-prijs. Je moet daar natuur lijk wat moeite voor doen en daarom is deze puzzle ook een beetje moeilijk. Wel, je ziet, dat Zwarte Piet op het dak letters aan het strooien is. Nu moeien jullie die letters oprapen en vóór de letters op dc schoorsteen zetten. Maar dit moet je zo doen, dat er goede woorden te voorschijn komen. Voor „end" kun je bijvoorbeeld een ,.e" zetten, dan krijg je „eend" en voor „iet" een „n", dan krijg je „niet". Begrepen? Als je nu de letters goed hebt ingevuld, dan vormen deze eerste letters een wens, die betrek king heeft op Sint Nicolaas. Ik krijg dus van jullie de goede volgorde en de wens. die er uit komt. Allemaal begrepen? Succes hoor. goed? Marian van Raay is op de domto ren geklommen. Wat een prachtig uit zicht heb je als je boven bent hè. Ik zal niets verklappen, hoor Afke Bergsma, maar ik wil je wel zeggen, dat het me erg leuk toelijkt. Ik had al aan het brief hoofd gezien. Janny van der Kruk, Jat jij in een bloemenzaak woont. Aard,ge naam is dat „Vergeet mij niet". Houd jij zo van naaien, Tonny Lokker? Dan zou ik maar heel zoet zijn deze laatste paar dagen voor de vijfde December. Ik hoop van harte, Annie van Klaveren, dat moeder weer heel gauw helemaal beter zal zijn Wens haar maar het bes te namens mij. Niet vergeten hoor. Ma rijke van Duijn had een mooi versje getikt. Heb jij dat /.elf gemaakt? Uit de brief van Cobi Spierenburg kwam een vlinder fladderen. Het was een echte mooie hoor. Arme Jan Bakker, de brief is dus niet op de bus gedaan. Maar deze week is het niet vergeten, zoals je ziet. Ik weet niet precies hoeveel Le- nie's naar mij schrijven, Lenie Koen. maar ik heb wel een paar nichtjes, die zo heten en ik vind het een mooie naam. Nog wel gefeliciteerd met de verjaardag van vader, Geertje Stelwa gen. Was het een fijne dag? Ben je mal, Gerard Grootendorst, ik kan wel tegen een grapje, natuurlijk weet ik wel hoe jullie dat bedoelen. Eerlijk gezegd vind ik het juist leuk zulke brieven te krijgen. Vertel dat ook maar tegen Gert, hoor. Nee maar, dat is knap. Henk van der Sluys, om zoveel punten te halen. Was het een moeilijke wed strijd? Bedankt voor het aardige opstel, Joke Jurjaanz, ik heb het met genoegen gelezen. Ik heb de groeten terug gedaan, Tonnie Graafland. Dus het is afgespro ken. dat jij me nu niet meer zo lang in de steek laat. Die Zwarte Piet is maar goed op jullie geweest. Jan van den Berg, ik heb nog niets in mijn schoen gevonden. P. Hof (zonder voor naam), heeft twee kanaries van zijn va der gekregen. En nu netjes de kooi schoon houden natuurlijk. Zingen ze al een beetje? Anneke Maan vraagt ook al of ik eens koffie kom drinken. Ik zou het best graag doen, meiske, maar veron derstel, dat ik jullie allemaal moest ko men bezoeken, wat zou ik het dan druk hebben. Arie Schakel heeft duiven. Hoe veel zijn het er, Arie? En nu ga ik weer gauw stoppen. Natuurlijk zijn er ook deze week weer nieuwelingetjes. Hier komen ze: Willem Baks, Rineke Glansdorp, Juliana Oosen- brug. Catnentje Kuyt, Corrie Wessehuis, Joop Dijkstra, Bas „Zie, ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14