m mail HENRI DUNANT-HUIS i: S I 4 1 v J rwi -w a jd G a i( j n h -c ZONDAGSBLAD 10 OCTOBER 1953 ^'Pieter0 <$pa de te voorschijn en daar de petten- kennen helpt niet voorlopig, want de inhoud van zijn zakken spreekt al te duidelijk. BIJ DE KRONING VAN KONINGIN VICTORIA Een boertig verhaal, dat twaalf maal werd herdrukt WILLEM Josephus van Zeggelen was in de eerste helft der 19de eeuw een geliefd dichter. Hij behoorde tot de groep der dichters, van wie Hen drik Tollens de hoofdvertegenwoordi ger was Evenals de roem van de laatste verdween, zo verging ook die van de eerste. Maar dat hij tot de veelgele- zenen behoorde, blijkt wel uit het feit dat zijn boertig verhaal DE REIS VAN PIETER SPA NAAR LONDEN (1838) niet minder dan twaalf maal werd herdrukt. Hij droeg het zelf voor in „Oefening kweekt kennis" en der gelijke Genootschappen Dat hij een luchtig optimisme be zat, volgt uit de regels, die we in zijn „Gezelschapslied" vinden: Laat ons toch nimmer het leven vergallen Door over steentjes en strootjes te vallen. Naar aanleiding van de kroning van Koningin Elizabeth II schijnt het niet onvermakelijk hier te herinneren aan een voorval dat, volgens de dichter, zich heeft voorgedaan bij die van Ko ningin Victoria in 1837. Pieter Spa is een ongeluksvogel Hij heeft, ofschoon hij geen woord Engels verstaat, besloten de kroning te gaan bijwonen. Maar tot zijn nadeel neemt hij zijn vrouw niet mee. Om te beginnen komt hij op een verkeerde boot terecht en geraakt in Duinkerken in plaats van in Londen. Dan mag hij met een smokkelschip mee naar Engeland en komt zo in Foulness. Doch ook nu achtervolgt hem het ongeluk. Want het schip wordt in beslag genomen en hij mag blij zijn, dat hij er met het verlies van zijn bagage afkomt. Na allerlei avonturen raakt hij nog op tijd in Londen. De intocht ziet hij wel niet, maar hij weet in Cockspur- street een plaats op een tribune te veroveren om de terugkeer der Konin gin te zien. Daar staat hij echter met zijn kleine gestalte zó tussen de men sen dat hij zijn armen niet kan op heffen en dus bij het zingen van „God save the Queen" zijn hoed niet kan afnemen. Dit wordt hem zeer kwa lijk genomen en als hij, ondanks her haalde aanmaningen zijn hoed niet af zet, geeft men hem een harde klap op zijn hoofd, wat ten gevolge heeft dat zijn hoge zijden over zijn neus glijdt. De hoed gleed eensklaps naar beneèn Hem over neus en lippen heen, En tot den kin er in gedoken Was 's mans gelaat in 't vilt verstoken. Want schoon ook digt in heur nabijheid Hij zag niets van de Koningin De rand zijns hoeds hing op zijn kin. De gehele kroning die hem zoveel geld had gekost, daar hij behalve de overtocht, ook nog een soort van as surantie op het smokkelschip had moeten betalen, ging ongezien aan hem voorbij. Geen wonder dat de dichter vermeldt: Maar zeker kan ik nogtans melden Dat, komt er ooit een krooning weer, Al lokt 't vooruitzigt nog zoo zeer Piet Spa gaat naar geen krooning meer. zonöeRLinqe gewoonte v&n een spin De directeur van het museum te Pa ra, deelde eens enige zonderlinge bij zonderheden mede over een daar veel vuldig voorkomende spinnensoort. de Epeiroides bahiensis. Ofschoon deze spin in zijn tuin veel gevonden werd, had hij nooit haar web ontdekt, totdat zijn zoontje op de inval kwam, het dier tje gedurende de nacht te bespieden. Het bleek toen, dat de spin haar web begon te weven zodra het duister was geworden, en dat zij dit. tegen het aan breken van de morgen, tot een pakje oprolde en wegvoerde. Toch is de ar beid van deze Penelope onder de spinnen ,niet nutteloos, want gedurende de nacht vangt zij in haar web een aantal insec ten, vooral schildluizen. Na zonsonder gang zoekt zij uit het opgerolde web de 'buitgemaakte prooi, die zij dan op haar gemak verorbert. in Amsterdam plaats. Pieters Saartje wil daar graag heen. Eerst is Pieter niet te 1 Want hij heeft gezworen nooit meer naar een kroning te zullen gaan Zijn echtgenote weet hem echter met vrou welijke slimheid over te halen toch te gaan, want dit is geen kroning, doch een inhuldiging. En ofschoon hij nog zegt: Hoe, dacht je dan dat ik zoo ras Mijn ongeval vergeten was, gaan doet hij toch. Want zijn vrouw werpt hem tegen: Wijl jij eens een dwaasheid duur moest boeten Zal ik dat nu bezuren moeten? Ze gaan dus op reis. Maar al da delijk hebben ze pech: Ze kunnen niet in dezelfde diligence plaats nemen en Pieter ontmoet een paardenkoopman, die ook bij de kroning van Koningin Victoria is geweest en de geschiedenis met Spa's hoed heeft waargenomen. Het is voor Pieter helemaal niet pret tig, als hij zegt: ,,'t Vermaakte mij met die vertooning Nog meer dan met de gansche krooning!" Daardoor nog. eens gewaarschuwd, besluit Spa dit te voorkomen en hij koopt dus een pet, want: Genoeg: ik heb me voorgenomen Om, als ik morgen kijken ga, Een andren zotskop te beletten Den hoed my in 't gezigt te slaan; lk dacht het daarom zeer geraan Me een petje op het hoofd te zetten. Helaas, ook hier weer achtervolgt hem het ongeluk. Zijn vrouw, in haar beste kleren, wil niet met hem mee. Zij gaat op een tribune zitten en hij moet dan maar een plaats op straat zoeken. Het noodlot wil echter dat een troep zakkenrollers om elkaar gemakkelijk te herkennen, precies zo'n petje als Spa heeft besteld, zonder dat deze daarvan enig idee had. Als hij zijn zakdoek te voorschijn wil halen, ko men er allerlei voorwerpen van waar- En hij jammert: Zijn neef, bij wie hij gelogeerd was, weet hem eindelijk vrij te krijgen, maar alweer was de feestvreugde voorbij zonder dat hij er iets van had gezien. Diep teleurgesteld gaat hij naar huis terug, natuurlijk nog flink beknord door zijn vrouw, die hem gewaar schuwd had niet met zo'n gek petje te gaan lopen. k Nu is Pieter het heus zat. En hij Af aar, u>at er voorts te doen mag zijn, Al is er van gevaar geen schijn, Al loopt ook Jan en alleman 'k Blijf thuis, toees daar verzekerd van! Het is duidelijk, dat men in die tijd onder poëzie iets anders verstond dan tegenwoordig. Maar onze voorouders hebben zich, getuige de twaalf druk ken, kostelijk met deze verhalen ver maakt. Geen enkele dichter onzer dagen heeft zich, voor zover mij bekend is, genoopt gezien de kroning van Eliza beth II op boertige of andere wijze te vereeuwigen. Wat er op zou kun nen wijzen, dat wij toch heel wat zwaartillender zijn geworden dan on ze voorouders van een grote eeuw ge- DR. F. C. DOMINICUS. jonge handen maakten het Zinnebeeld van vriendschap tussen Oostenrijkse en Nederlandse jeugd WIE de brede oprijlaan van Woudschoten, het conferentieoord te Zeist ingaat, ziet links een bospad, dat onwaarschijnlijk veel betreden schijnt. Immers waarom zouden zoveel voeten deze richtirfg ingeslagen zijn, waar er toch niet meer te wandelen is dan aan de rechterzijde van de laan? Inderdaad, het is een veelbetreden pad geworden en naar men hoopt zal dat zo blijven, want aan het einde van dit weggetje (er moet nog een oprij laan komen) staat blinkend* van de grote spiegelramen, het Henri Dunant- huis, zinnebeeld van de vriendschap tussen de Oostenrijkse en de Neder- larfdse jeugd. Dinsdag is het plechtig geopend, en daarmee is het Rode Kruis dan een trainingscentrum en conferentieoord rijk geworden, waar het veel nut en genoegen van kan beleven. Het werd gebouwd met Oostenrijk se materialen, gekocht van het geld, dat bijeen gebracht werd door het Oostenrijkse Jeugd Rode Kruis. Het In drie dagen tijd maakten de jon gelui het bos bouwrijp en een week later was de fundering van ruim 100.000 stenen gelegd. Deuren en ko zijnen waren kant en klaar uit Oos tenrijk mee genomen, evenals enige wagons gladgeslepen rotssteenen, waarmede het terras belegd moet worden De Oostenrijkse architect dr. Ro land Rainer ontwierp het huis in over leg met zijn Nederlandse collega, de heer E. C. Falkenburg. Het Henri Dunanthuis heeft een grote conversatiezaal, waarvan een enorme schouw het middelpunt vorm in de langste wand. Men kan zich voorstellen, dat de vergaderden zich genoegelijk in een halve kring erom heen zullen scharen en dat het gesprek best vlotten zal. De Zuidkant is geheel van glas, een luifel met enigszins schuin staande latten, beschermt des zomers de zaal voor te felle zonnestralen. Des win ters wordt de laagstaande zon er door gelaten. Bij deze zaal is een gedeelte, dat als eetzaal kan dienen en een handig ingerichte uitdeelkeu ken, waar koffie en thee klaar ge maakt kunnen worden. De hoofdmaal tijden zullen van Woudschoten komen. Men betreedt het Henri Dunanthuis via een fraaie hal, versierd met de wapens van Nederland en Oostenrijk, de negen Oostenrijkse provincies en het Rode Kruis. Op de hal komen behalve de con versatiezaal, twee slaapbarakken uit met veertien drie-persoons en negen twee-persoonskamers. In iedere ka mer is een vaste wastafel enéén groot raam, zodat men tenvolle kan genieten van het heerlijke uitzicht op het bos. Maar behalve de plechtige opening van het Henri Dunanthuis gebeurde er Dinsdag nog iets anders. Toen werd (gelijk men in ons blad van Woensdag heeft kunnen lezen) op dezelfde plaats het eerste stand beeld ter wereld van Henri Dunant, de stichter van het Rode Kruis, ont huld. Het is misschien symbolisch, dat Nederland het eerste land mag zijn, waar zulk een huldeblijk verrees, omdat het ook het eerste land was, van waaruit Henri Dunant in zijn strijd om erkenning van de Rode Kruisge- dachte, steun ontving. De Weense beeldhouwer Foederl ontwierp het beeld, dat Dunant ten voeten uit weergeeft. werd ook gebouwd door Oostenrijkse jongeren, leerlingen van ambachts scholen en M. T. S. Onder leiding 6 leerkrachten, kwamen er 12 tim merlieden, 9 meubelmakers, 3 glazen makers, 6 schilders en 4 technici het aanleggen der waterleiding electrische installatie. Boven: de slaapzaal wordt onder handen genomen. Rechts: de Oosten rijkers zijn druk bezig om de grote conversatiezaal af te bouwen. fc .a-a s s g-aj-<fla.asa«t.£jah^.g.a« iU3. ZONDAGSBLAD 10 OCTOBER 1953 DOOR DE POORT TUSSEN TWEE ZEEËN Belangrijk steunpunt der Geallieerde vloten IN mijn voorgaande artikelen mocht ik iets vertellen van kusten, eilan den en steden in de Middellandse Zee, die op de reis werden ontmoet, en van bepaalde verschijnselen of historische bijzonderheden, die ermee verband hiel den. Nu tot slot nog iets over de Straat van Gibraltar. We waren op de thuisreis van Cyprus (Morphu-baai) op 21 Juli vandaar vertrokken en zouden op 30 Juli Gi braltar passeren op weg naar Rotter dam. Bij Gibraltar waren we al over de helft van de thuisreis. We hadden ons erover verheugd, ditmaal Gibraltar bij dag te zien. want op de uitreis waren wij bij nacht door de Straat gekomen. Ook dit laatste heeft weliswaar zijn aantrekkelijkheden. Men ziet de steden Tanger en Ceuta, Tarifa en Gibraltar in uitstraling van licht; de visserlui oefe nen hun bedrijf uit met hun mérkwaar- dige werklampen, die een rosse gloed verspreiden. Maar om van de omgeving een goe de voorstelling te kunnen krijgen, moet men deze zeeëngte bij dag passeren. Dit grootse moment van te varen tussen twee werelden Europa en Afrika elk met haar eigen geschiedenis en cul tuur, haar eigen leefwijze en mensen typen, de bergen van Afrika te zien èn de kust van Zuid-Spanje met daarbij die wonderlijke rots van Gibraltar, was ons nu bij dag beschoren. Wanneer men uit de Atlantische Oce aan komt en de Straat door vaart met Oostelijke bestemming, zal elk schip in de Middellandse Zee de kust van Afrika houden. Komt een schip echter uit Oos telijke richting naar de Straat, dan zal het, na ongeveer op de hoogte van Al giers te zijn gekomen, zijn koers naar Spanje verleggen en bij Kaap Gata de Spaanse Zuidkust bereiken en zo Gi braltar naderen. Dit verschil in route vindt zijn oorzaak in de stroom. UREN vóór wij Gibraltar passeerden zagen wij de rots reeds liggen. Van uit de Middellandse Zee gezien is deze bijna 400 meter steile heuvel glad. Een grijs-wit vlak tekent zich af: het glad de gedeelte, speciaal zo aangelegd voor hel regenwater, dat in bakken wordt ver gaderd. Ik was eens in October op Gibraltar, toen er wat motregen viel De bootwer kers wezen mij hierop; ze waren blij, want in een half jaar was er geen regen gevallen. Regen in deze streek Js zeldzaam. Tegen drie uur in de middag nader den wij Europa-punt: een plateau op de rots, aan het uiteinde, vlak aan de Straat gelegen. Hier staat de vuurtoren en bevindt zich het kuststation met sein- Inrichting. Van de kust werd met de z.g. Aldislamp een witblauw licht, dat zich van zon- en daglicht scherp onder scheidt gevraagd naar onze scheeps naam, plaats van herkomst en bestem ming. We gaven antwoord en wisten, dat ons schip 's avonds in de krant gemeld stond als Gibraltar te zijn gepasseerd. Aan de Afrikaanse kant passeerden wij hoge bergen. Daar ligt de stad en de haven Ceuta, in Spaans Marokko ge legen. Voor de Nederlandse zeegeschie denis is deze haven vooral bekend ge worden in de Spaanse burgeroorlog. Op 8 Maart 1937 n.l. werd het Nederland se s.s. „Triton", komende van Valencia (Rood Spanje), in de Straat van Gibral tar aangehouden door een oorlogsschip van Franco en naar Ceuta opgebracht. De lading, sinaasappelen en stukgoed, werd gelost en in beslag genomen. Op 13 Maart werd de „Triton" zonder lading weer vrij gelaten, maar de Neder landse regering vond de inbeslagneming onrechtmatig en een schending van onze souvereine rechten, die door de Nederlandse vlag worden gesymboli- Onze regering gaf toen ook terstond order aan de zich van Indië op de thuisre s bevindende kruiser „Java" met ver hoogde vaart naar Gibraltar, te komen en gaf bevel aan Hr. Ms. pantserschip „Hertog Hendrik", dat zich in de Griek se archipel ophield, terstond naar Gi braltar te stomen. Een derde oorlogs schip, dat toen werd ingeschakeld was de Nederlandse onderzeeboot „O 16". Met het oog op het optreden van Franco meer Nederlandse schepen „We zouden Gibraltar passeren... werden aangehouden en naar Ceuta ge bracht werd op 17 Maart door onze Marine in de Straat een convooidienst Ingesteld. Deze convooidienst duurde zonder onderbreking tot 28 September 1938, dus anderhalf jaar. Ruim 1300 schepen werden geconvoyeerd. \A7E stoomden verder. Na Europa-Punt ipende zich rechts (aan stuurboord) de grote baai van Algaciras: een Spaanse stad tegenover de rots gelegen, waar ook schepen laden. Een haven is hier niet; men ligt binnen een golfbreker. De vaart door de Straat eist grote op lettendheid; uiteraard is hier veel scheepvaart, waar tussendoor visserij wordt uitgeoefend. Daarbij lopen ver schillende stromingen door de Straat. Aan de Westzijde van de baai, aan de Europese kant. ligt kaap Carnero en even ten Zuidwesten daarvan liggen de z.g. Paarlrotsen, waar slechts acht voet water staat. In 1925 strandde hier een Nederlands schip, dat verloren ging. Een ieder die Gibraltar passeert moet het steeds weer opvallen, hoe de rots typisch naar voren uitsteekt. De Oud heid, die deze „steen" ook kende, noem de haar een van de zuilen van Hercu les. Interessanter vind ik het. hoe de Romeinse geograaf Strabo haar typeer de, n.l. als „dithalasson"; letterlijk vertaald „tussen twee zeeën". Die in druk maakt zü ook volkomen, gelegen als zij is tussen de Atlantische Oceaan n de Middellandse Zee. Want zij had geen De naam Gibraltar is ontleend aan de Moorse tijd, toen Tarik met zijn hor- DIAKENEN IN SOORTEN ill) gROEDER DIAKEN anno 1885 wandelt verder. Ik kan met goed uit hem wijs worden. Waar om legt hij zich neer bij een regle ment, waarvan hij de onredelijk heid klaarblijkelijk aanvoelt? Waarom vermaant hij een zieke vrouw om haar kinderen ter kerke te zenden, terwijl hij weet dat dit eenvoudig niet kan? En tegelijk: waarom geeft hij -die zieke zo stiekum dat kwartje waarmee je toendertijd méér kon doen dan vandaag met een rijksdaalder? Vragen! Moet ik hem om het eer ste een oppervlakkig mens noemen en om het tweede een goed man? Of is het eerste zijn deugd en het laatste zijn ondeugd? Broeder Diaken weet niets van mijn 20ste eeuwse puzzles en wan delt voort. Hij loopt langs de kleine huisjes, wier rug-aan-rug- bouw de ene helft nog doet trans pireren in het najaarszonnetje, ter wijl de andere helft al zit te rillen van kou. Hij loopt langs de bleek veld jes, waar wat wasgoed te zon nen ligt. Hij kijkt eens naar de kippenrennetjes en naar de konij nenhokken, die de voordeurtjes flankeren. Maar hij blijft niet staan, want hij heeft immers nog een tweede bezoek op zijn pro gramma staan. Een moeilijk be zoek, want er is een verzuim ge pleegd. Broeder Diaken treedt ander maal een klein vertrek binnen, maar hij kijkt verbaasd en be duusd om zich heen, als hij daar opnieuw een omvangrijk gezin aantreft. Er klopt iets niet denkt hij. Er behoort hier een oud wijfje te wonen en dit kriebelende jonge grut is hier misplaatst. Terwijl de stuurse reuzin, die aan tafel hom pen brood staat te snijden, hem ook onbekend is. Het is overigens geen wederzijdse bevreemding, want de vrouw ontwaart hem nog maar nauwelijks of ze noodt met een: „Meneer de dijaken...., wat salie me nou beleven?" Ze trekt de enige hele stoel bij en sleurt er even een tip van liaar schort overheen om de zitting schoon te vegen. Broeder Diaken zet zich. Hij doet dat met een bezwaard hart omdat er iets niet in orde is en omdat je nu eenmaal als diaken geen be zoeken afsteekt bij niet-steunbe- hoevenden. Dat kan een predikant doen. Dat siert een ouderling. Maar het ligt ver buiten de opdrachten van zijn eigen ambt. Ofschoon hij nu toch wel noodgedwongen plaats moet nemen, omdat een vraag hem hoog zit. Zo informeert hij aarze lend: „Ik dacht toch.woont hier Weduwe Jannemanse niet meer?" De stuurse reuzin kijkt verbaasd. „Ozegt ze. „Ik dacht ook al.De Weduwe Jannemanse Is al veertien dagen de laan uit.... Uit de VOLKSWIJK Dood!" verduidelijkte ze nog even om dan te vervolgen: „Wist u dat niet?" Zc staart even pein zend het raam uit naar het bleekje en gaat verder: „Nou begrijp ik het.Ze heb nog op de dijakens leggen te wachtenZe had het er geregeld over dat die nog eens an zouden komen. Ze was zogezegd een tante van myn man, weet u. en vandaar dat wij nou in dit huisje zitten Broeder Diaken voelt opeens een schaamrood over zijn wangen trek ken. Hij voelt zich opgelaten en ontevreden. De diakonie is dus te laat gekomen en misschien is het wel een beetje aan hemzelf te wij ten. Reglementair niet, maar die- per-in toch weer wel. Het is nooit veel gedaan geweest met wijlen Weduwe Jannemanse. Altijd halen en brengen. Jaren lang een paar stuivers van de bedeling. Maar zes weken geleden heeft één van zijn collega's bericht gehad dat ze nou toch wel heel erg slecht lag en dat er nodig wat eitjes heen moesten. Dat heeft die collega toen ver geten. Op de klachtenvergadering, waar zulke dingen behoren te wor den aangebracht, was hij afwezig omdat een huiselijk feestje voor ging. En in plaats dat hij het toen aan een der andere broeders had doorgegeven, had die collega het stomweg laten sloffen. Net zolang totdat de tijd dus verstreken was en het oudje dood. Ja, Broeder Diaken ergert zich Natuurlijk, het ligt naar de letter volkomen glad. Het geval is niet aangebracht en dus kon geen hulp verleend worden. Ieder mens ver geet wel eens wat. En je kunt ook niet handelen uit de opwelling van je eigen gemoed. Dan was jezelf gauw arm en de diaconie was zó door haar middelen heen. Alles op zijn tijd. Maar tussen constateren van een brok ellende en de offi ciële vergadering ligt al zo veel tijd. En als je dan nog een ver gadering overslaat, ligt er dus de eeuwigheid tussen! Broeder Diaken weet niet anders te doen dan maar weer op te staan. „Dat is jammer", zegt hij. Het kan op de weduwe Janne manse slaan. Het kan ook die col lega betreffen of dat geheimzinnige geheel van diaconale instructies en orders. Hij laat maar in- het mid den wat hij bedoelt. Bovendien: het was toch immers altijd halen en brengen geweest met dat vrouwtje? Zo neemt Broeder Diaken ander maal afscheid. De stuurse vrouw kijkt hem nog even na en haalt dan haar schouders op. Ze vindt hem een beetje een nul, maar ze heeft hem ook niet nodig. En de Diaken vindt zichzelf misschien ook wel een nul, want ergens, er gens klopt iets niet. Maar een beste Diaken was hij toch wel. WIJKPREDIKANT Afrika overstak ia Chr., en aan de i Djezbel Tarik; worden. De Britse vlag waait hier af 1704. In de Spaanse Successieoorlog hebben de Engelsen, geholpen door een sterke Nederlandse vloot, deze rotsves ting op de Spanjaarden veroverd; bij het sluiten van de vrede van Utrecht bleef Gibraltar niet geheel naar de zin der Nederlanders Brits, en het is (Int gebleven tot op deze dag. Zoals bekend was het in beide wereld oorlogen een belangrijk steunpunt der Gealliëerde vloten en er zal heel wat moeten gebeuren, vóór Groot-Brittanië dit steunpunt opgeeft. WE stoomden nog altijd verder. I» welijks waren wij aan stuurbc HBPMH Nau- elijks waren wjj aan stuurbooi d Kaap Carnero gepasseerd, of hel werd mistig; zelfs was het enige tijd dik imd mist. Onze luchtfluit werd om de ander halve minuut in werking gesteld. De ra dar stond bij en met verminderde vaart en extra uitkijk werd de reis vervolgd. Het was een merkwaardige mist. Men zag de toppen der masten van andere schepen. Achter ons. dwars over, voer de ferryboot van Gibraltar naar Ceuta. Men zag met grote snelheid slechts de i de radarantenne boven de oortjagen. Overal werden fluitsig- >nze radar gaf prach- het blote oog niet nalen gehoord wonder der Bij het gebruik techniek de radar wordt men stil; hoe is het mogelijk? Schepen en kusten vertonen zich op het scherm. Bijna elk voorwerp op of bij het water geeft zijn echo en de afstand is aangegeven. Mist vereist grote oplettendheid en iedere zeeman heeft er niets mee op. Maar mist in de Straat van Gibraltar vraagt wel bijzondere zorg. Na een half uur trok de nevel weg en werd alles weer klaar. Overal schepen: achter ons; vooruit; tegenliggers; sche pen onder de Afrikaanse wal. We pas seerden nog een Nederlandse zeesleap- boot met baggermateriaal. Aan stuurboord kwam Kaap Tarifa in zicht, met zijn vuurtoren. Het land is daar laag, de haven en de stad liggen We liepen een Spaanse boot op, die kennelijk in de richting van Kaap Spar tel (Marokko) voer en hoogstwaarschijn lijk nog een lange reis voor de boeg had. Wij gingen naar huis en hoe inte ressant en hoe mooi de zee en de lan den rondom ook mogen zijn en nee dankbaar ik was deze reis weer te neb ben mogen maken, naar huis gaan brengt ook zijn grote bekoring. Op Donderdag 6 Augustus liepen wij met de „Larenberg" van de Stoomvaart Mij „Hillegersberg" de Nieuwe Water- Wees gereed Toen de Frans-Duitse oorlog ver klaard was, werd generaal Von Molt- ke midden in de nacht gewekt om hem dat nieuws mee te delen. Tot de amb tenaar, die hem wakker maakte zeide hij: „Ga naar mijn bureau, zoek in loket no.., neem het papier er uit en telegrafeer de inhoud aan de verschil lende garnizoenen. Toen draaide Von Moltke zich om en ging weer rustig slapen. 's Morgens was geheel Berlijn in op winding, maar de opperbevelhebber wandelde alsof er niets gebeurd was zijn gewone ochtendwandeling. Een vriend, die hem ontmoette zei- de: „Generaal, gij neemt het nogal kalm op. Zijt gij dan niet bang voor de toestand? Mij dunkt, gij .noest het zeer druk hebben." „Och", was het antwoord, „al mijn werk is reeds gedaan en alles wat ge daan kon worden is reeds gèschied."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14