m mail
HENRI DUNANT-HUIS
i:
S I
4
1 v J rwi -w a jd G a i( j n h -c
ZONDAGSBLAD 10 OCTOBER 1953
^'Pieter0 <$pa
de te voorschijn en daar de petten-
kennen helpt niet voorlopig, want de
inhoud van zijn zakken spreekt al te
duidelijk.
BIJ DE KRONING VAN KONINGIN VICTORIA
Een boertig verhaal, dat twaalf maal werd herdrukt
WILLEM Josephus van Zeggelen was
in de eerste helft der 19de eeuw
een geliefd dichter. Hij behoorde tot
de groep der dichters, van wie Hen
drik Tollens de hoofdvertegenwoordi
ger was
Evenals de roem van de laatste
verdween, zo verging ook die van de
eerste. Maar dat hij tot de veelgele-
zenen behoorde, blijkt wel uit het feit
dat zijn boertig verhaal DE REIS
VAN PIETER SPA NAAR LONDEN
(1838) niet minder dan twaalf maal
werd herdrukt. Hij droeg het zelf voor
in „Oefening kweekt kennis" en der
gelijke Genootschappen
Dat hij een luchtig optimisme be
zat, volgt uit de regels, die we in zijn
„Gezelschapslied" vinden:
Laat ons toch nimmer het
leven vergallen
Door over steentjes en strootjes
te vallen.
Naar aanleiding van de kroning van
Koningin Elizabeth II schijnt het niet
onvermakelijk hier te herinneren aan
een voorval dat, volgens de dichter,
zich heeft voorgedaan bij die van Ko
ningin Victoria in 1837.
Pieter Spa is een ongeluksvogel Hij
heeft, ofschoon hij geen woord Engels
verstaat, besloten de kroning te gaan
bijwonen. Maar tot zijn nadeel neemt
hij zijn vrouw niet mee.
Om te beginnen komt hij op een
verkeerde boot terecht en geraakt in
Duinkerken in plaats van in Londen.
Dan mag hij met een smokkelschip
mee naar Engeland en komt zo in
Foulness. Doch ook nu achtervolgt
hem het ongeluk. Want het schip
wordt in beslag genomen en hij mag
blij zijn, dat hij er met het verlies
van zijn bagage afkomt.
Na allerlei avonturen raakt hij nog
op tijd in Londen. De intocht ziet hij
wel niet, maar hij weet in Cockspur-
street een plaats op een tribune te
veroveren om de terugkeer der Konin
gin te zien. Daar staat hij echter met
zijn kleine gestalte zó tussen de men
sen dat hij zijn armen niet kan op
heffen en dus bij het zingen van „God
save the Queen" zijn hoed niet kan
afnemen. Dit wordt hem zeer kwa
lijk genomen en als hij, ondanks her
haalde aanmaningen zijn hoed niet af
zet, geeft men hem een harde klap
op zijn hoofd, wat ten gevolge heeft
dat zijn hoge zijden over zijn neus
glijdt.
De hoed gleed eensklaps naar beneèn
Hem over neus en lippen heen,
En tot den kin er in gedoken
Was 's mans gelaat in 't vilt verstoken.
Want schoon ook digt in heur nabijheid
Hij zag niets van de Koningin
De rand zijns hoeds hing op zijn kin.
De gehele kroning die hem zoveel
geld had gekost, daar hij behalve de
overtocht, ook nog een soort van as
surantie op het smokkelschip had
moeten betalen, ging ongezien aan
hem voorbij. Geen wonder dat de
dichter vermeldt:
Maar zeker kan ik nogtans melden
Dat, komt er ooit een krooning weer,
Al lokt 't vooruitzigt nog zoo zeer
Piet Spa gaat naar geen krooning meer.
zonöeRLinqe gewoonte
v&n een spin
De directeur van het museum te Pa
ra, deelde eens enige zonderlinge bij
zonderheden mede over een daar veel
vuldig voorkomende spinnensoort. de
Epeiroides bahiensis. Ofschoon deze
spin in zijn tuin veel gevonden werd,
had hij nooit haar web ontdekt, totdat
zijn zoontje op de inval kwam, het dier
tje gedurende de nacht te bespieden.
Het bleek toen, dat de spin haar web
begon te weven zodra het duister was
geworden, en dat zij dit. tegen het aan
breken van de morgen, tot een pakje
oprolde en wegvoerde. Toch is de ar
beid van deze Penelope onder de spinnen
,niet nutteloos, want gedurende de nacht
vangt zij in haar web een aantal insec
ten, vooral schildluizen. Na zonsonder
gang zoekt zij uit het opgerolde web de
'buitgemaakte prooi, die zij dan op haar
gemak verorbert.
in Amsterdam plaats. Pieters
Saartje wil daar graag heen.
Eerst is Pieter niet te 1
Want hij heeft gezworen nooit meer
naar een kroning te zullen gaan Zijn
echtgenote weet hem echter met vrou
welijke slimheid over te halen toch te
gaan, want dit is geen kroning, doch
een inhuldiging. En ofschoon hij nog
zegt:
Hoe, dacht je dan dat ik zoo ras
Mijn ongeval vergeten was,
gaan doet hij toch. Want zijn vrouw
werpt hem tegen:
Wijl jij eens een dwaasheid duur
moest boeten
Zal ik dat nu bezuren moeten?
Ze gaan dus op reis. Maar al da
delijk hebben ze pech: Ze kunnen niet
in dezelfde diligence plaats nemen en
Pieter ontmoet een paardenkoopman,
die ook bij de kroning van Koningin
Victoria is geweest en de geschiedenis
met Spa's hoed heeft waargenomen.
Het is voor Pieter helemaal niet pret
tig, als hij zegt:
,,'t Vermaakte mij met die vertooning
Nog meer dan met de gansche
krooning!"
Daardoor nog. eens gewaarschuwd,
besluit Spa dit te voorkomen en hij
koopt dus een pet, want:
Genoeg: ik heb me voorgenomen
Om, als ik morgen kijken ga,
Een andren zotskop te beletten
Den hoed my in 't gezigt te slaan;
lk dacht het daarom zeer geraan
Me een petje op het hoofd te zetten.
Helaas, ook hier weer achtervolgt
hem het ongeluk. Zijn vrouw, in haar
beste kleren, wil niet met hem mee.
Zij gaat op een tribune zitten en hij
moet dan maar een plaats op straat
zoeken.
Het noodlot wil echter dat een troep
zakkenrollers om elkaar gemakkelijk
te herkennen, precies zo'n petje als
Spa heeft besteld, zonder dat deze
daarvan enig idee had. Als hij zijn
zakdoek te voorschijn wil halen, ko
men er allerlei voorwerpen van waar-
En hij jammert:
Zijn neef, bij wie hij gelogeerd was,
weet hem eindelijk vrij te krijgen,
maar alweer was de feestvreugde
voorbij zonder dat hij er iets van had
gezien.
Diep teleurgesteld gaat hij naar huis
terug, natuurlijk nog flink beknord
door zijn vrouw, die hem gewaar
schuwd had niet met zo'n gek petje
te gaan lopen.
k Nu is Pieter het heus zat. En hij
Af aar, u>at er voorts te doen mag zijn,
Al is er van gevaar geen schijn,
Al loopt ook Jan en alleman
'k Blijf thuis, toees daar verzekerd van!
Het is duidelijk, dat men in die tijd
onder poëzie iets anders verstond dan
tegenwoordig. Maar onze voorouders
hebben zich, getuige de twaalf druk
ken, kostelijk met deze verhalen ver
maakt.
Geen enkele dichter onzer dagen
heeft zich, voor zover mij bekend is,
genoopt gezien de kroning van Eliza
beth II op boertige of andere wijze
te vereeuwigen. Wat er op zou kun
nen wijzen, dat wij toch heel wat
zwaartillender zijn geworden dan on
ze voorouders van een grote eeuw ge-
DR. F. C. DOMINICUS.
jonge handen maakten het
Zinnebeeld van vriendschap tussen Oostenrijkse
en Nederlandse jeugd
WIE de brede oprijlaan van Woudschoten, het conferentieoord te Zeist
ingaat, ziet links een bospad, dat onwaarschijnlijk veel betreden schijnt.
Immers waarom zouden zoveel voeten deze richtirfg ingeslagen zijn, waar
er toch niet meer te wandelen is dan aan de rechterzijde van de laan?
Inderdaad, het is een veelbetreden pad geworden en naar men hoopt zal dat
zo blijven, want aan het einde van dit weggetje (er moet nog een oprij
laan komen) staat blinkend* van de grote spiegelramen, het Henri Dunant-
huis, zinnebeeld van de vriendschap tussen de Oostenrijkse en de Neder-
larfdse jeugd.
Dinsdag is het plechtig geopend, en
daarmee is het Rode Kruis dan een
trainingscentrum en conferentieoord
rijk geworden, waar het veel nut en
genoegen van kan beleven.
Het werd gebouwd met Oostenrijk
se materialen, gekocht van het geld,
dat bijeen gebracht werd door het
Oostenrijkse Jeugd Rode Kruis. Het
In drie dagen tijd maakten de jon
gelui het bos bouwrijp en een week
later was de fundering van ruim
100.000 stenen gelegd. Deuren en ko
zijnen waren kant en klaar uit Oos
tenrijk mee genomen, evenals enige
wagons gladgeslepen rotssteenen,
waarmede het terras belegd moet
worden
De Oostenrijkse architect dr. Ro
land Rainer ontwierp het huis in over
leg met zijn Nederlandse collega, de
heer E. C. Falkenburg.
Het Henri Dunanthuis heeft een
grote conversatiezaal, waarvan een
enorme schouw het middelpunt
vorm in de langste wand. Men kan
zich voorstellen, dat de vergaderden
zich genoegelijk in een halve kring
erom heen zullen scharen en dat het
gesprek best vlotten zal.
De Zuidkant is geheel van glas, een
luifel met enigszins schuin staande
latten, beschermt des zomers de zaal
voor te felle zonnestralen. Des win
ters wordt de laagstaande zon er
door gelaten. Bij deze zaal is een
gedeelte, dat als eetzaal kan dienen
en een handig ingerichte uitdeelkeu
ken, waar koffie en thee klaar ge
maakt kunnen worden. De hoofdmaal
tijden zullen van Woudschoten komen.
Men betreedt het Henri Dunanthuis
via een fraaie hal, versierd met de
wapens van Nederland en Oostenrijk,
de negen Oostenrijkse provincies en
het Rode Kruis.
Op de hal komen behalve de con
versatiezaal, twee slaapbarakken uit
met veertien drie-persoons en negen
twee-persoonskamers. In iedere ka
mer is een vaste wastafel enéén
groot raam, zodat men tenvolle kan
genieten van het heerlijke uitzicht op
het bos.
Maar behalve de plechtige opening
van het Henri Dunanthuis gebeurde
er Dinsdag nog iets anders. Toen werd
(gelijk men in ons blad van
Woensdag heeft kunnen lezen)
op dezelfde plaats het eerste stand
beeld ter wereld van Henri Dunant,
de stichter van het Rode Kruis, ont
huld. Het is misschien symbolisch,
dat Nederland het eerste land mag
zijn, waar zulk een huldeblijk verrees,
omdat het ook het eerste land was,
van waaruit Henri Dunant in zijn strijd
om erkenning van de Rode Kruisge-
dachte, steun ontving.
De Weense beeldhouwer Foederl
ontwierp het beeld, dat Dunant ten
voeten uit weergeeft.
werd ook gebouwd door Oostenrijkse
jongeren, leerlingen van ambachts
scholen en M. T. S. Onder leiding
6 leerkrachten, kwamen er 12 tim
merlieden, 9 meubelmakers, 3 glazen
makers, 6 schilders en 4 technici
het aanleggen der waterleiding
electrische installatie.
Boven: de slaapzaal wordt onder
handen genomen. Rechts: de Oosten
rijkers zijn druk bezig om de grote
conversatiezaal af te bouwen.
fc .a-a s s g-aj-<fla.asa«t.£jah^.g.a« iU3.
ZONDAGSBLAD
10 OCTOBER 1953
DOOR DE
POORT TUSSEN TWEE ZEEËN
Belangrijk steunpunt der Geallieerde vloten
IN mijn voorgaande artikelen mocht
ik iets vertellen van kusten, eilan
den en steden in de Middellandse Zee,
die op de reis werden ontmoet, en van
bepaalde verschijnselen of historische
bijzonderheden, die ermee verband hiel
den. Nu tot slot nog iets over de Straat
van Gibraltar.
We waren op de thuisreis van Cyprus
(Morphu-baai) op 21 Juli vandaar
vertrokken en zouden op 30 Juli Gi
braltar passeren op weg naar Rotter
dam. Bij Gibraltar waren we al over
de helft van de thuisreis. We hadden ons
erover verheugd, ditmaal Gibraltar bij
dag te zien. want op de uitreis waren
wij bij nacht door de Straat gekomen.
Ook dit laatste heeft weliswaar zijn
aantrekkelijkheden. Men ziet de steden
Tanger en Ceuta, Tarifa en Gibraltar in
uitstraling van licht; de visserlui oefe
nen hun bedrijf uit met hun mérkwaar-
dige werklampen, die een rosse gloed
verspreiden.
Maar om van de omgeving een goe
de voorstelling te kunnen krijgen, moet
men deze zeeëngte bij dag passeren.
Dit grootse moment van te varen tussen
twee werelden Europa en Afrika
elk met haar eigen geschiedenis en cul
tuur, haar eigen leefwijze en mensen
typen, de bergen van Afrika te zien èn
de kust van Zuid-Spanje met daarbij die
wonderlijke rots van Gibraltar, was ons
nu bij dag beschoren.
Wanneer men uit de Atlantische Oce
aan komt en de Straat door vaart met
Oostelijke bestemming, zal elk schip in
de Middellandse Zee de kust van Afrika
houden. Komt een schip echter uit Oos
telijke richting naar de Straat, dan zal
het, na ongeveer op de hoogte van Al
giers te zijn gekomen, zijn koers naar
Spanje verleggen en bij Kaap Gata de
Spaanse Zuidkust bereiken en zo Gi
braltar naderen. Dit verschil in route
vindt zijn oorzaak in de stroom.
UREN vóór wij Gibraltar passeerden
zagen wij de rots reeds liggen. Van
uit de Middellandse Zee gezien is deze
bijna 400 meter steile heuvel glad. Een
grijs-wit vlak tekent zich af: het glad
de gedeelte, speciaal zo aangelegd voor
hel regenwater, dat in bakken wordt ver
gaderd.
Ik was eens in October op Gibraltar,
toen er wat motregen viel De bootwer
kers wezen mij hierop; ze waren blij,
want in een half jaar was er geen
regen gevallen. Regen in deze streek Js
zeldzaam.
Tegen drie uur in de middag nader
den wij Europa-punt: een plateau op de
rots, aan het uiteinde, vlak aan de
Straat gelegen. Hier staat de vuurtoren
en bevindt zich het kuststation met sein-
Inrichting. Van de kust werd met de
z.g. Aldislamp een witblauw licht, dat
zich van zon- en daglicht scherp onder
scheidt gevraagd naar onze scheeps
naam, plaats van herkomst en bestem
ming. We gaven antwoord en wisten, dat
ons schip 's avonds in de krant gemeld
stond als Gibraltar te zijn gepasseerd.
Aan de Afrikaanse kant passeerden
wij hoge bergen. Daar ligt de stad en
de haven Ceuta, in Spaans Marokko ge
legen. Voor de Nederlandse zeegeschie
denis is deze haven vooral bekend ge
worden in de Spaanse burgeroorlog. Op
8 Maart 1937 n.l. werd het Nederland
se s.s. „Triton", komende van Valencia
(Rood Spanje), in de Straat van Gibral
tar aangehouden door een oorlogsschip
van Franco en naar Ceuta opgebracht.
De lading, sinaasappelen en stukgoed,
werd gelost en in beslag genomen.
Op 13 Maart werd de „Triton" zonder
lading weer vrij gelaten, maar de Neder
landse regering vond de inbeslagneming
onrechtmatig en een schending van
onze souvereine rechten, die door de
Nederlandse vlag worden gesymboli-
Onze regering gaf toen ook terstond
order aan de zich van Indië op de thuisre s
bevindende kruiser „Java" met ver
hoogde vaart naar Gibraltar, te komen
en gaf bevel aan Hr. Ms. pantserschip
„Hertog Hendrik", dat zich in de Griek
se archipel ophield, terstond naar Gi
braltar te stomen. Een derde oorlogs
schip, dat toen werd ingeschakeld was
de Nederlandse onderzeeboot „O 16".
Met het oog op het optreden van
Franco meer Nederlandse schepen
„We zouden Gibraltar passeren...
werden aangehouden en naar Ceuta ge
bracht werd op 17 Maart door onze
Marine in de Straat een convooidienst
Ingesteld. Deze convooidienst duurde
zonder onderbreking tot 28 September
1938, dus anderhalf jaar. Ruim 1300
schepen werden geconvoyeerd.
\A7E stoomden verder. Na Europa-Punt
ipende zich rechts (aan stuurboord)
de grote baai van Algaciras: een Spaanse
stad tegenover de rots gelegen, waar
ook schepen laden. Een haven is hier
niet; men ligt binnen een golfbreker.
De vaart door de Straat eist grote op
lettendheid; uiteraard is hier veel
scheepvaart, waar tussendoor visserij
wordt uitgeoefend. Daarbij lopen ver
schillende stromingen door de Straat.
Aan de Westzijde van de baai, aan de
Europese kant. ligt kaap Carnero en
even ten Zuidwesten daarvan liggen de
z.g. Paarlrotsen, waar slechts acht voet
water staat. In 1925 strandde hier een
Nederlands schip, dat verloren ging.
Een ieder die Gibraltar passeert moet
het steeds weer opvallen, hoe de rots
typisch naar voren uitsteekt. De Oud
heid, die deze „steen" ook kende, noem
de haar een van de zuilen van Hercu
les. Interessanter vind ik het. hoe de
Romeinse geograaf Strabo haar typeer
de, n.l. als „dithalasson"; letterlijk
vertaald „tussen twee zeeën". Die in
druk maakt zü ook volkomen, gelegen
als zij is tussen de Atlantische Oceaan n
de Middellandse Zee. Want zij had geen
De naam Gibraltar is ontleend aan
de Moorse tijd, toen Tarik met zijn hor-
DIAKENEN IN SOORTEN ill)
gROEDER DIAKEN anno 1885
wandelt verder. Ik kan met
goed uit hem wijs worden. Waar
om legt hij zich neer bij een regle
ment, waarvan hij de onredelijk
heid klaarblijkelijk aanvoelt?
Waarom vermaant hij een zieke
vrouw om haar kinderen ter kerke
te zenden, terwijl hij weet dat dit
eenvoudig niet kan? En tegelijk:
waarom geeft hij -die zieke zo
stiekum dat kwartje waarmee je
toendertijd méér kon doen dan
vandaag met een rijksdaalder?
Vragen! Moet ik hem om het eer
ste een oppervlakkig mens noemen
en om het tweede een goed man?
Of is het eerste zijn deugd en het
laatste zijn ondeugd?
Broeder Diaken weet niets van
mijn 20ste eeuwse puzzles en wan
delt voort. Hij loopt langs de
kleine huisjes, wier rug-aan-rug-
bouw de ene helft nog doet trans
pireren in het najaarszonnetje, ter
wijl de andere helft al zit te rillen
van kou. Hij loopt langs de bleek
veld jes, waar wat wasgoed te zon
nen ligt. Hij kijkt eens naar de
kippenrennetjes en naar de konij
nenhokken, die de voordeurtjes
flankeren. Maar hij blijft niet
staan, want hij heeft immers nog
een tweede bezoek op zijn pro
gramma staan. Een moeilijk be
zoek, want er is een verzuim ge
pleegd.
Broeder Diaken treedt ander
maal een klein vertrek binnen,
maar hij kijkt verbaasd en be
duusd om zich heen, als hij daar
opnieuw een omvangrijk gezin
aantreft. Er klopt iets niet denkt
hij. Er behoort hier een oud wijfje
te wonen en dit kriebelende jonge
grut is hier misplaatst. Terwijl de
stuurse reuzin, die aan tafel hom
pen brood staat te snijden, hem
ook onbekend is. Het is overigens
geen wederzijdse bevreemding,
want de vrouw ontwaart hem nog
maar nauwelijks of ze noodt met
een: „Meneer de dijaken...., wat
salie me nou beleven?" Ze trekt
de enige hele stoel bij en sleurt
er even een tip van liaar schort
overheen om de zitting schoon te
vegen.
Broeder Diaken zet zich. Hij doet
dat met een bezwaard hart omdat
er iets niet in orde is en omdat je
nu eenmaal als diaken geen be
zoeken afsteekt bij niet-steunbe-
hoevenden. Dat kan een predikant
doen. Dat siert een ouderling. Maar
het ligt ver buiten de opdrachten
van zijn eigen ambt. Ofschoon hij
nu toch wel noodgedwongen plaats
moet nemen, omdat een vraag hem
hoog zit. Zo informeert hij aarze
lend: „Ik dacht toch.woont hier
Weduwe Jannemanse niet meer?"
De stuurse reuzin kijkt verbaasd.
„Ozegt ze. „Ik dacht ook
al.De Weduwe Jannemanse Is
al veertien dagen de laan uit....
Uit de
VOLKSWIJK
Dood!" verduidelijkte ze nog
even om dan te vervolgen: „Wist
u dat niet?" Zc staart even pein
zend het raam uit naar het bleekje
en gaat verder: „Nou begrijp ik
het.Ze heb nog op de dijakens
leggen te wachtenZe had het
er geregeld over dat die nog eens
an zouden komen. Ze was zogezegd
een tante van myn man, weet u.
en vandaar dat wij nou in dit
huisje zitten
Broeder Diaken voelt opeens een
schaamrood over zijn wangen trek
ken. Hij voelt zich opgelaten en
ontevreden. De diakonie is dus te
laat gekomen en misschien is het
wel een beetje aan hemzelf te wij
ten. Reglementair niet, maar die-
per-in toch weer wel. Het is nooit
veel gedaan geweest met wijlen
Weduwe Jannemanse. Altijd halen
en brengen. Jaren lang een paar
stuivers van de bedeling. Maar zes
weken geleden heeft één van zijn
collega's bericht gehad dat ze nou
toch wel heel erg slecht lag en dat
er nodig wat eitjes heen moesten.
Dat heeft die collega toen ver
geten. Op de klachtenvergadering,
waar zulke dingen behoren te wor
den aangebracht, was hij afwezig
omdat een huiselijk feestje voor
ging. En in plaats dat hij het toen
aan een der andere broeders had
doorgegeven, had die collega het
stomweg laten sloffen. Net zolang
totdat de tijd dus verstreken was
en het oudje dood.
Ja, Broeder Diaken ergert zich
Natuurlijk, het ligt naar de letter
volkomen glad. Het geval is niet
aangebracht en dus kon geen hulp
verleend worden. Ieder mens ver
geet wel eens wat. En je kunt ook
niet handelen uit de opwelling van
je eigen gemoed. Dan was jezelf
gauw arm en de diaconie was zó
door haar middelen heen. Alles op
zijn tijd. Maar tussen constateren
van een brok ellende en de offi
ciële vergadering ligt al zo veel
tijd. En als je dan nog een ver
gadering overslaat, ligt er dus de
eeuwigheid tussen!
Broeder Diaken weet niet anders
te doen dan maar weer op te
staan. „Dat is jammer", zegt hij.
Het kan op de weduwe Janne
manse slaan. Het kan ook die col
lega betreffen of dat geheimzinnige
geheel van diaconale instructies en
orders. Hij laat maar in- het mid
den wat hij bedoelt. Bovendien:
het was toch immers altijd halen
en brengen geweest met dat
vrouwtje?
Zo neemt Broeder Diaken ander
maal afscheid. De stuurse vrouw
kijkt hem nog even na en haalt
dan haar schouders op. Ze vindt
hem een beetje een nul, maar ze
heeft hem ook niet nodig. En de
Diaken vindt zichzelf misschien
ook wel een nul, want ergens, er
gens klopt iets niet. Maar een beste
Diaken was hij toch wel.
WIJKPREDIKANT
Afrika overstak
ia Chr., en aan de
i Djezbel Tarik;
worden. De Britse vlag waait hier
af 1704. In de Spaanse Successieoorlog
hebben de Engelsen, geholpen door een
sterke Nederlandse vloot, deze rotsves
ting op de Spanjaarden veroverd; bij het
sluiten van de vrede van Utrecht bleef
Gibraltar niet geheel naar de zin der
Nederlanders Brits, en het is (Int
gebleven tot op deze dag.
Zoals bekend was het in beide wereld
oorlogen een belangrijk steunpunt der
Gealliëerde vloten en er zal heel wat
moeten gebeuren, vóór Groot-Brittanië
dit steunpunt opgeeft.
WE stoomden nog altijd verder. I»
welijks waren wij aan stuurbc
HBPMH Nau-
elijks waren wjj aan stuurbooi d
Kaap Carnero gepasseerd, of hel werd
mistig; zelfs was het enige tijd dik imd
mist. Onze luchtfluit werd om de ander
halve minuut in werking gesteld. De ra
dar stond bij en met verminderde vaart
en extra uitkijk werd de reis vervolgd.
Het was een merkwaardige mist. Men
zag de toppen der masten van andere
schepen. Achter ons. dwars over, voer
de ferryboot van Gibraltar naar Ceuta.
Men zag met grote snelheid slechts de
i de radarantenne boven de
oortjagen. Overal werden fluitsig-
>nze radar gaf prach-
het blote oog niet
nalen gehoord
wonder der
Bij het gebruik
techniek de radar wordt men stil;
hoe is het mogelijk? Schepen en kusten
vertonen zich op het scherm. Bijna elk
voorwerp op of bij het water geeft zijn
echo en de afstand is aangegeven.
Mist vereist grote oplettendheid en
iedere zeeman heeft er niets mee op.
Maar mist in de Straat van Gibraltar
vraagt wel bijzondere zorg.
Na een half uur trok de nevel weg en
werd alles weer klaar. Overal schepen:
achter ons; vooruit; tegenliggers; sche
pen onder de Afrikaanse wal. We pas
seerden nog een Nederlandse zeesleap-
boot met baggermateriaal.
Aan stuurboord kwam Kaap Tarifa in
zicht, met zijn vuurtoren. Het land is
daar laag, de haven en de stad liggen
We liepen een Spaanse boot op, die
kennelijk in de richting van Kaap Spar
tel (Marokko) voer en hoogstwaarschijn
lijk nog een lange reis voor de boeg
had. Wij gingen naar huis en hoe inte
ressant en hoe mooi de zee en de lan
den rondom ook mogen zijn en nee
dankbaar ik was deze reis weer te neb
ben mogen maken, naar huis gaan brengt
ook zijn grote bekoring.
Op Donderdag 6 Augustus liepen wij
met de „Larenberg" van de Stoomvaart
Mij „Hillegersberg" de Nieuwe Water-
Wees gereed
Toen de Frans-Duitse oorlog ver
klaard was, werd generaal Von Molt-
ke midden in de nacht gewekt om hem
dat nieuws mee te delen. Tot de amb
tenaar, die hem wakker maakte zeide
hij: „Ga naar mijn bureau, zoek in
loket no.., neem het papier er uit en
telegrafeer de inhoud aan de verschil
lende garnizoenen. Toen draaide Von
Moltke zich om en ging weer rustig
slapen.
's Morgens was geheel Berlijn in op
winding, maar de opperbevelhebber
wandelde alsof er niets gebeurd was
zijn gewone ochtendwandeling.
Een vriend, die hem ontmoette zei-
de: „Generaal, gij neemt het nogal
kalm op. Zijt gij dan niet bang voor de
toestand? Mij dunkt, gij .noest het
zeer druk hebben."
„Och", was het antwoord, „al mijn
werk is reeds gedaan en alles wat ge
daan kon worden is reeds gèschied."