William Oatis: Ik berust in het vonnis van het Hof j NIEUWE LEIDSCHE COUHANT MAANDAG. 14 SEPTEMBEH 1953 Gevangene van de Tsjechische geheime politie :h nog B itsback en zwaa loerendj /artier het spel ter op. felle u 1 hoog jallen 1 Hij waagde zich in diplomatieke strijd tussen twee invloedssferen (door William N. Oatis) 1HUIS IN MARION, Indiana, hield ik van de vierde Juli (Independence Day), maar in 151 te Praag heb ik die dag gehaat. Want dat was de dag, waarop we het slechte nSGIh a 'utvs ontv^nëen- We ivaren met zn vieren, employes van „Asso rted Press". Ik was de enige Amerikaan, de h ^ere drie waren Tsjechenvertalers en tolken. ,i Ik was buitenlands correspondent en leider van bureau. Op die zonnige W oensdagmorgen werden wij in rJ™1 n lichte. ruime en hoge zaal van het gerechtshof de Pankrac-gevangenis te Praag gebracht. Wij oesten plaats nemen op een lange, houten bank, voor e op een kerkbank leek en t r had ons voor een n bésl viertal kerkgangers kunnen houden. Wij aren netjes gekleed, hadden schone gezichten en en stil, erg stil. Maar daar hield de overeenkomst op, want ive W. Ve iten niet alleen. Ieder van ons werd geflankeerd oor twee lange, potige bewakers in de vaal-olijf- esten leurige met rood afgezette uniform van de Tsje- Ujrde i Wsloivaakse politie, gewapend met pistolen. w Wij waren hun gevangenen, aangeklaagd van tonnage tegen avat de communisten noemen de jn^reé Enkelen van hen waren vrien- taan i en of verwanten van ons. Twee de he paren vrienden van mezelf, maar ten. o w^oen njet( dat ze er- waren n het heeft bijna twee jaar ge Hai uurd, vóór ik dit te weten geko- trnen ben. Zij waren waarnemers /anS h r°or de Amerikaanse ambassade e Praag: vice-consul Richard G. ng hctfohnson en privé-secretaresse 1 iary Horak. Maar de meeste aanwezigen voetbi varen mensen met vacantie, ar- leiders uit fabrieken, van collec- "ats 'eve boerderijen of uit regerings- e*ava lureau's. Zij kwamen daar alleen lede naar om een voorstelling bij te a ponen en die voorstelling liep noeM en einde- Zij waren in afwach- teiyk 'nS en wtj óók waren in afwach- rg u^ing, want weldra zouden wij het mnis vernemen. In het oude Rome kwamen de iensen kijken, hoe de leeuwen Ie Christenen verslonden; in het lude Londen kwamen zij om de leul het valluik van de galg te [zien openen; in het moderne ver-Praag kwamen zij naar propagan- u laprocessen kijken. Men zou voorbeelden uit an- dere tijden en van andere plaat sen kunnen noemen, maar het is n*e* nodi2' want *n wezen is het 'II schouwspel altijd en overal het zelfde: Het is het schouwspel van mensen, die gedoemd zijn, iets, dat men zonder veel overdrijving „the greatest show on earth", „de grootste show op aarde" zou kun nen noemen- En dit schouwspel liep nu ten einde. Op de dag van mijn arrestatie 72 (Jagen geleden had de geheime poli tie mij gezegd: „Als iemand zich tegen ~ns verzet, vernietigen wij hem." Ze hadden met ons allen al heel wat ln die richting gedaan en nu rechtbank het werk voltooien. Daar zaten wij dan en sloegen het decor gade. Vlak tegenover ons bevond zich de hoefijzervormige getuigenbank, waar wij. ieder op onze beurt, hadden gestaan om onszelf te beschuldigen. Daarnaast. aan mijn rechterzijde, zat een goed ge- kleed meisje met rozige wangen als op! tolk tussen mij en de rechtbank, Achter de getuigenbank verhief zich een ruim podium, dat het gehele achter- gedeelte van de rechtszaal besloeg. Nu en dan kwam uit een deur daarachter een bediende van de griffie binnen om ®-| enkele papieren op een lessenaar te leg «en. ial Geleidelijk kwamen de rechtsgeleer- ov den binnen. volksdemocratische republiek, Tsjecho-Slowakije. En het ivas de derde en laatste dag van onze be rechting door de senaat van het staatsgerechtshof te Praag. Achter ons zaten twee schaars bezette rijen ver slaggevers Tsjechoslowaakse en buitenlandse van communistische bladen en communistische persbureaux. En achter hen waren de zaal en het balkon gevuld met Tsjechische burgers. Ik kon deze toeschouwers niet goed zien, want een beklaagde moet in de rechtszaal naar. de rech ters kijken. Maar zeven maanden geleden, toen een groep R.-K. priesters in de bank der beschul digden zat en ik mij in de persafdeling bevond, had ik een publiek aanschouwd, dat veel overeen komst moet hebben gehad met dat van deze dag. Zo kon ik me voorstellen wat ik zou hebben gezien, als ik me om had kunnen keren: banken vol kleur van kleding en gezichten, helderkleurige werk- hemden en huisjurken, stemmige wollen stoffen van kantoorkleding, bleke gezichten, rode gezich ten. effen gezichten en sombere gezichten Dat waren de mensen, die van de autoriteiten toegangsbewijzen voor de rechtszaal hadden ge kregen. De vier advocaten van de beklaag- aast elkaar plaats in de rechterzijde. een bank Zij hadden sluwe gezichten, In hun oude kleren zagen zij er niet uit als advocaten, maar als een sjo fele jury, haastig bij elkaar geraapt uit lieden, die op de trappen gerechtsgebouw rondhangen. De ambtenaar van het Openbaar Ministerie, Joseph Urvalek, kwam binnen. Hij was een man met een jeugdig uiterlijk en zwarte haren, een knap gezicht en een hoog, breed voorhoofd, HU droeg een lange zwarte toga en scheen er plezier in te hebben, die op decoratieve wU*e te gebruiken door b.v. plotseling mouwen te laten schieten en als de baarlijke dood de puntige vinger op zijn eerstvolgend slachtóffer te rich ten. Tenslotte traden met resolute tred de vijf rechters binnen. Hun zwarte toga': sleepten achter hen aan. Met stompen werd ons beduid op te staan en achter ons hoorden schouwers opstaan. We bleven staan tot de rechters geze ten waren. Zij zaten naast elkaar tegenover achter de lange, bruine balie. Tegen de wand achter hen bevond zich een meer dan ievensgrote afbeelding de gouden leeuw van Bohemen, een sym bool uit de dagen van het feodalisme, een wonderlijk iets in de tijd van het communisme. Zijn staart was aan het einde gespleten en als van weerhaken voorzien, zoals die van satan. In het midden zat de president rechtbank, Jaroslaf Novak, een kaalhoof dig. gedrongen heerschap met een geel achtige gelaatskleur en borstelige wenk brauwen. Rechter was scheel Rechter Novak iaas scheel, zodat ik nooit wist, of hij naar mij keek of niet, maar zijn scheelheid ontnam niets aan de ontstellende hardheid m zijn blik. Links van hem zaten twee andere beroepsrechters. Een van hen was een kleine donkere man, met eeuwig gefronst voorhoofd en een gelaatsuit drukking alsof hij een permanente kater had. De ander was een grote dikke vent met een groot, breed ge zicht, waarop slechts volmaakte kalm te te lezen stond, een soort Slavische Boeddha. Aan Novak's rechterzijde zalen de twee. die mij waren aangeduid als dc „volksrechters": een benige dwerg met een uitgezakte mond en een knap- rouw met een weelde van bruin haar. Beiden zagen er uit, alsof ze hun hele leven in een postkantoor postzegels hadden verkocht. Rechter Novak haalde van ergens een zwart kapje tevoorschijn en zette dit met beide handen op zijn hoofd. De ov rige rechters volgden zijn voorbeeld. Ik kende de traditie en ik wist w dit betekende: het hof stond op het punt et vonnis uit te spreken. Naar ons of langs ons heen ziende, sprak president Novak: „Beklaagden, staat op." Mijn beide bewakers sjorden mij hoog en wrongen mij tegelijk met snelle handbeweging ieder een mouv stijf om een pols, dat de bloedstroom werd afgeknepen. Zij konden ons niet beletten in zwijm te vallen, maar als wij in zwijm vielen, moesten zij er voor zorgen, dat geen van ons het decorum verstoorde door op zijn gezicht te val len. Uit hetgeen de tolk zeide, nadat rechter Novak was begonnen te spreken, begreep ik, dat wij allen schuldig waren bevonden. Ik had dit verwacht en nu zet te ik mij schrap om te vernemen, wat dit voor mij zou betekenen. Ik kende genoeg Tsjechisch om, vóór de tolk de vertaling gaf. te verstaan wat de rechter zei: „Wil liam Nathan Oatis „Deset let" tien jaar. „Tien jaar vrijheidsstraf", ein digde de tolk. Tien jaar in de gevangenis. Tien jaar wachten, de tijd do den, vechten om door elk uur heen te komen, verzonken in een vreselijk moeras van dagen, we ken, maanden, jaren. Tien jaar. Ik schouwde over die zee van tijd heen en kon haar niet meten. Het was, alsof ik zo juist had ge lezen, dat het licht van het een of ander sterrenstelsel, diep in de ruimte, millioenen jaren nodig heeft om de aarde te bereiken. Het was meer dan ik kon omvatten, maar één ding was mij duidelijk: ik had een groot stuk van mijn leven ver loren. Die gedachte sloeg mij als een kou de, harde hand en stiet mij bijna over de grens van het bewustzijn heen. Mijn ingewanden verstijfden en de rechtszaal werd wit. Het gevoel week langzaam weg uit mijn hersenen, maar juist vóór het geheel was weggeëbd, vloeide het terug. Dit alles was een kwestie van niet meer dan een ogenblik. En toen hoorde ik de andere vonnis sen: Thomas Svoboda: 20 jaar; Paul Woydinek: 18 jaar; Peter Munz: vonnis te hebben uitgezeten uit het land worden gezet. Rechter Novak stond ons hierna te gaan zitten en deed voorlezing de overwegingen van het hof. Tenslotte werd ons medegedeeld, dat wij in het vonnis konden berus' :n of in beroep konden gaan. Voor de vreemdeling „Ten behoeve van de vreemdeling" voegde de rechter er aan toe, dat een gevangene, die zich goed gedraagt, na de helft van zijn straf te hebben uitgeze ten een verzoek om invrijheidstelling kon indienen. Vervolgens verdaagde hij de zitting voor tien minuten. Wij werden door een zijdeur buiten de rechtszaal gebracht en in een ruimte aan het andere einde van een gang ie der met zijn eigen bewakers in afzon derlijke cellen geplaatst. Terwijl ik op de kleine houten vloer »n mijn cel op en neer ijsbeerde, kwam een keurig iemand van middel leeftijd, gekleed in een net pak, binnenstappen. Het was een gejaagd nannetje met een onbewogen gezicht in de schuwe, zijdelingse blik van een bang konijn. Hij was een week geleden aan mij voorgesteld als „Uw advocaat, dr Bartos". Dr Bartos werd vergezeld door een ik van de politie, want hij sprak geen Engels. Hij was gekomen om mij te ad viseren wat te doen. „Tien jaar", zei ik tot hem. „Dat is ogal kras, is het niet?" „Ik had gedacht, dat u 15 Jaar zoudt krijgen", antwoordde hij. „Wat vindt U dat ik doen moet?" „Naar mijn mening moet U in het onnis berusten." Ik had bekend. Veertien mensen had den tegen mij getuigd en één van hei was ik zelf. Ontkennen zou mij na di alles niets baten. Het had geen zin, in beroep te gaan over de schuldvraag. Ik had de lichtste straf gekregen, die wet voor een geval als het kende. Appèl tegen de zwaarte vonnis had dus al evenmin zin. Ik had kans, na vijf jaar - schien nog eerder - uit de gevangenis te komen en ik mocht nauwelijks hopen er zo gauw uit te komen, als ik de po litie of de rechters tegen mij in het harnas zou jagen. In beroep gaan kon mij géén goed, maar wèl kwaad doen en ik kwam met mijn advocaat overeen, dat ik ln het vonnis zou berusten. Maar ik had een vraag voor dr Ba tos: De politie had mij verteld, dat de Amerikaanse ambassade de weinige kle ren en boeken, die ik mee naar Praag had gebracht, onder haar berusting had genomen en ik vroeg mij af, of de (Tsjechische) autoriteiten voornemens waren, deze op te eisen, aangezien de rechtbank mijn bezittingen verbeurd had verklaard. De advocaat wuifde afwerend met de „Dat was maar voor de galerij", klaarde hij. Voorts wist ik zijn belofte te verkrij gen, dat hij binnen enkele dagen bij president Gottwald een verzoek om t 'e voor mij zou indienen. Ik gaf hem het adres van mijn vro Laurabelle, te St. Paul, Minnesota, verzocht hem haar te telegraferen, dat jaar gevangenisstraf had geki gen, maar dat ik bij goed gedrag vijf jaar vrij zou kunnen komen en dat hij een verzoek om clementie zou in dienen, waardoor ik misschien nog eer- J5r in vrijheid zou worden gesteld. Hij beloofde mij, dit te zullen doen. i gaf mij tevens de verzekering, dat ik. indien ik hem wenste te raadplegen, dit slechts te kennen behoefde te geven aan mijn cipier en dat ik dan bij hem gébracht zou worden. Daarna ging hij heen. Enkele ogenblikken later wa ren wij terug in de rechtszaal en vroeg rechter Novak mij: „Wat is uw besluit?" Ik had mijn lesje van tevoren geleerd en staande in mijn bank, ik het op: „Ik berust in het vonnis van het Hof en verzoek ergens heen te worden gezonden, waar ik enig nuttig werk kan doen." Ik hoopte naar een kamp voor dwangarbeiders te kunnen gaan, waar ik zou kunnen genieten van de zon en de frisse lucht, ruimte zou hebben om te lopen en boven alles iets te doen, iets om me te helpen de tijd door te komen, Maar ik ging terug naar een cel, tot ik na 24 maanden en 23 dagen gevangenschap gratie kreeg. Als dr Bartos gratie voor mij heeft gevraagd, dan heb ik daarvan in elk geval nooit iets gehoord. Als hij een te legram naar mijn vrouw heeft gezon den. dan heeft zij dat nooit ontvangen en als hij werkelijk geloofde, dat mijn deset let bewakórs mij zouden toestaan hem te consulteren, dan is hij een dromer. Ik heb hem nooit meer gesproken en ik veronderstel, dat ik daar niets door heb gemist. De ooizaak Waarom? Wat is er de oorzaak van geweest? In mijn cel heb ik in de maanden, die volgden de tijd gehad om daarover na te denken, méér tijd dan me lief was. En ik heb er over nagedacht, méér dan goed voor me was. En ik veronder stel, dat het antwoord ongeveer aldus moet luiden: De situatie in Tsjecho-Slo wakije, toen ik daar vertoefde, was, om zo te zeggen, voor een geval als het mijne „naar maat gemaakt" Ik begrijp nu iets, dat regering de „onofficiële berichtgeving"! QATIS vertelt na zijn bevrij- niet gaarne zag, maar zij^ was nletj ding. bij aankomst in het vrije Laatste wenk Ik herinner me heel goed de laatste wenk, die hij mij heeft gegeven. Wij waren één voor één opgestaan, hadden verklaard in onze vonnissen te berusten en waren weer gaan zitten. Als het levend beeld van de dood in zijn zwarte toga de ambtenaar het openbaar Ministerie op en schreeuw de: „Ik ga in beroep." Ik keek naar de plaats, waar dr Bar tos zat, en onze ogen ontmoetten elkaar. Hij voelde mijn verwarring door dit on verwachte voorval en opnieuw zag ik dit afwerend wuiven met de hand, waar mee hij opnieuw scheen te zeggen: „Dat is maar voor de galerij." Ik herinner mij ook de laatste man, die ik zag, toen ik onder bewaking e.i als veroordeelde uit deze rechts zaal wandelde. Het was een toeschou wer, een donkere, morsige jonge kerel in hemdsmouwen en een gekreukelde broek. Hij stond bij de balie en staar de mij aan met een brede, ostentatieve grijns. V/at gebeurd was, had hem kennelijk deugd gedaan. Ik denk, dat ik kan gissen wat hij voelde en dat dit precies was. wat de communistische partij en het regime wilden dat hij zou voelen. Hij voelde zich beschermd: De par tij waakte over hem. Zij had de arbei ders aan dc macht gebracht en nu weer eens die macht beveiligd: Zü had een spion onschadelijk gemaakt. En hij voelde zich gewichtig: h[i was de kleine man, die de grote man een tuimeling zag maken, hij was het zwakke Tsjecho-Slowakije, dat het machtige Amerika een klap in hel aangezicht gaf. Hij was de arbeidende klasse, triomferend over een oevalleu vijand en zich verlustigend. De voor stelling was afgelopen. Voor hem was het een hartversterkend melodramxi met een gelukkig slot geweest- Voor mijn vrienden en mij was het een treurspel geweest. Ik heb ze nooit meer gezien. nooit duidelijk is geweest: In heel Oost- Europa bestond voor een correspondent uit het Westen geen gevaarlijker plaats om te werken. Als iemand te dicht bij een vecht partij komt, loopt hij klappen op en in Tsjecho-Slowakije was een vecht partij aan de gang: de campagne van de communisten om de opposi tie te vernietigen, om hun revolutie Ook in de wereld was een gevecht gaande: de diplomatieke strijd om het overwicht tussen de invloedssfe ren van de Verenigde Staten ener zijds en de Sovjet Unie anderzijds. De Westelijke grens van Tsjecho- Slowakije was een deel van de scheidslijn tussen die sferen. De grens was gesloten, maar niet on overkomelijk en veel is er over heen gekomen in beide richtingen: veel propaganda en enige spionnen. Tsjecho-SlowakUe was een gevaar lek grensland. Deze revolutie was voor een revolu tie een rustige aangelegenheid. Er wer den geen mensen neergeschoten in de straten. Zij raakten eenvoudig uit het gezicht, sommigen om op te duiken in propagandaprocessen en om, na zich zelf van misdaden tegen de staat te hebben beschuldigd, gevangenisstraffen te krijgen of zonder veel omslag naar de galg te wandelen. Zeker, dat was genoeg om iemand op zijn hoede te doen zijn. maar er waren andere dingen, die de waakzaamheid deden verslappen. Daar was b.v. het feit, dat zulke din gen zelden aan buitenlanders overkwa men. Ik ben op 23 Juni 1950 uit Londen naar Praag vertrokken. Bedrich Runge van de persafdeling van het ministerie te Praag overhandigde mij een boekje met het opschrift: Identiteitskaart voor journalisten 1950. Het bevatte mijn naam. signalement en pasfoto. In klei ne vierhoekjes onder het opschrift: „Tweede kwartaal" en „Derde kwar taal" had het ministerie zijn officieel zegel gestempeld. Dit betekende, dat ik was erkend als buitenlands correspon dent voor de rest van Juni en voor Juli. Augustus en September. Om mijn werk na September te kunnen voort- oest ik deze erkenning laten vernieuwen door een nieuw stempeltje te halen. Dit was de controle, die de regering uitoefende op correspondenten. Hun ko pij werd voor de verzending naar het buitenland niet gecensureerd, maar pers mensen van de regering lazen haar als zij werd gepubliceerd in buitenlandse bladen, en als zij er bezwaar tegen had den, weigerde het ministerie de erken ning van de schrijver te vernieuwen. Na afloop van zijn laatste verblijfs gunning moest hij dan het land ve ten. streng en onmiskenbaar verboden. En wat meer was: Andere correspondenten bedreven deze berichtgeving ongestraft. Hij wist dat. Zijn hoofdbureau vroeg hem „onofficiële" berichten, die door andere correspondenten reeds waren verzonden of reeds in buitenlandse kranten verschenen. Als zulk een bericht iemand die in Tsjecho-Slowakije iets te vertel len had niet beviel, werd de betrokken destijds I verslaggever eenvoudig uit het land ge zet. Tot de beurt aan mij kwam: lk werd gearresteerd. Dat kwam, doordat ik vergat, wie de iensen waren, die werkelijk iets ertellcn hadden. Dat waren niet de perschefs van ministeries van Voorlichting en Buit< landse Zaken. Het waren niet de Tsje- hen, die sympathiek tegenover de Ame rikanen stonden. Tsjechen, die niets van dc Amerikanen moesten hebben, tenzij die Amerikanen toevallig communisten waren of met de communisten sympa thiseerden. Het was de geheime politie. Ik ben meer dan twee jaar hun ge vangene geweest en ik kan mij op hun eigen woorden beroepen om al wa: ik /er hen zeg te schragen. De geheime politie noemt zichzelf de hoedster van „onze republiek" en „onze partij". Zij stelt zich openlijk ten doel, alle Dpositie te vernietigen en zij doet dit hoofdzakelijk met behulp van de itten betreffende verraad, spionnage n sabotage. Tot haar behoren de mannen, die de voornaamste rol spelen bij de voorbe reiding van propagandaprocessen. Zij ar resteren verdachten en ondervragen de- genoeg gegevens tegen hen hebben verzameld om hen door een Tsjechoslowaakse rechtbank schuldig te doen verklaren. Dan neemt de ambtenaar Openbaar Ministerie de zaak •olgt een proces. wijze ontdaan van twee AP.-i verscheidene andere correspondenten, o'-er het algemeen met dc motivering, dat zii zich hadden schuldig gemaakt aan wat de regering noemde: „niet op- jectieve berichtgeving". Verraderlijk systeem Het systeem was verraderlijk. De correspondent wist nooit precies, hoe hij er voor stond. Er bestond maar één officiële beper king op de bewegingen van een Ameri kaans correspondent in Tsjecho-Slowa kije: Behalve bij het binnenkomen en het verlaten van het land mocht hij zich nooit in het betrekkelijk kleine grensgebied begeven. Voor het overige was hem niet speciaal verboden, te gaan waarheen hij wilde en te zien wat hij wenste. Ook bestond geen officiële oe- perking ten aanzien van zijn contacten. Hij mocht praten met iedereen die met hem wilde praten. Onder deze omstandigheden kon hij vrij veel zien en horen. Als Amerikaan zou hij natuurlijk vrlanden vinden onder Tsjechen, die sympathie hadden voor de Amerikanen, vlotte, intelligente mensen, in de regel goed acht gevend op wat in het land omging en verlangend daarover te spre ken. Zo kon hij met zijn eigen ogen en oren nieuws verzamelen, dat hij niet aantrol in de officiële pers. niet hoorde over de officiële radio en niet kon halen uit de communiqués van de ministeries r. tenlandse Zaken en Voorlichting of kreeg van het officiële persbureau. Het gebruik van hetgeen de regering verstrekte werd „officiële", het gebruik van hetgeen hij op andere wijze te we ten was gekomen „onofficiële" bericht geving genoemd. Hij wist, dat datgene, wat afkomstig was uit officiële bronnen, datgene was. wal de regering wenste, dat het publiek weten. Hij kon vermoeden, dat de Wet en bewijzen Bij elk proces heeft men te maken iet de wet en de bewijzen. De bewij- >n moeten ten genoegen van de recht bank aantonen, dat de beklaagde de et heeft overtreden- Wat dit aangaat heeft de geheime po- tie twee voordelen: De wet is rekbaar i haar macht over haar gevangenen maakt het haar betrekkelijk gemakke lijk, bewijzen te verzamelen en zelfs t€ fabriceren. Zij kan de wet enerzijds en de bewij- n anderzijds zodanig uitrekken, dat beiden elkaar dekken en aan elkaar kun nen worden geknoopt op een wijze, sterk doet denken aan de manier, wa ;en zeeman de beide stukken 3 gebroken touw naar elkaar trekt de rechtbank zal niet al te nauwkeurig naar de splitsing kijken. Ze hebben me verdacht van de dag af. waarop ik Tsjecho-Slowa kije ben binnengekomen en een onschuldige, ofschoon onvoorzich tige daad mijnerzijds heeft twee maanden later hun verdenking versterkt. Die daad heeft de auto riteiten aanleiding gegeven, mijn erkenning eind September in te trekken. Maar de reden werd mij niet medegedeeld en ik kon haar niet vermoeden. Ik vroeg en kreeg toestemming te blijven en mijn werk op de oude voort te zetten zonder erkenning. Enkele weken later werd ik uitgenodigd tot een vertrouwelijk onderhoud met een func tionaris van de geheime politie. Bij die gelegenheid forceerde een politiebeamb te, die zich voordeed als een beambte van een ministerie, een kennismaking met mij en hij vroeg mij daarna v scheidene malen te dineren. Ik liet i dit aanleunen en probeerde te weten komen, wie deze geheimzinnige m was en wat hij wilde. Hij viste naar inlichtingen over de Amerikaanse ambassade en stelde voor, dat ik gebruik zou maken van verbin dingskanalen van de ambassade om nieuws uit het land te krijgen. Tenslotte trachtte hij mij er toe te brengen, vooi hem te werken. Indien het zijn bedoeling was. eer duidelijke wetsovertreding mijnerzijd. uit te lokken en mij daarbij op heter daad te betrappen, is zijn toeleg mis lukt Indien het zijn bedoeling was, een politiespion van mij te maken, is hij evenmin geslaagd. Maar hij gaf mij wat „onofficiële" in lichtingen en dit is in mijn proces tegen mij gebruikt. Hij deed ook iets voor mij, dat des tijds een gunst leek: in Februari 1951 hielp hij mijn erkenning hernieuwd te '"rijgen. Reeks van arrestaties Diezelfde maand werd te Praag een beambte van de geheime politie dood geschoten en kort daarop begon de po litie kennissen van mij te arresteren Pl-* waren ook kennissen van een man wie ik had gehoord, maar die ik nooit had ontmoet een tweede ge heimzinnige figuur. Het was een Tsjechische uitgewekene. Westen, iets van zijn wederwaar digheden aan de verzamelde journalisten. die om mij onbekende redenen heen en weer over de grens tussen Tsjecho-Slo wakije en West-Duitsland ging en een andere kennis van deze man buiten mijn eigen vriendenkring werd gearresteerd en aangeklaagd van de moord op de politiebeambte. Drie van mijn employé's kenden deze uitgewekene. Zij werden een voor een gearresteerd: eerst Svoboda, daarna Vojdinek en tenslotte Muntz. Op 23 April arresteerde de politie ook mij, doorzocht mijn bureau en nam aan tekeningen, berichten, boodschappen en ander materiaal in beslag. Later wer den anderen, die ons bekend waren, op gepikt en ieder werd aan een streng ver hoor onderworpen. Deze verhoren zijn het middel, waar door gevangenen er toe worden ge bracht, de fantastische bekentenissen af te leggen, die het kenmerk van een propagandaproces zijn. Zij bekennen de meesten van hen niet omdat de bekentenis uit hen ge ranseld wordt. Ik zou aarzelen te zeg gen. dat in Tsjecho-Slowakije nooit een verdachte is geslagen, maar Ikzelf ben in de twee jaren van mijn gevangen schap nooit geslagen en ik heb ook nooit een andere gevangene ontmoet, die zeide, dat hij geslagen was of er enig teken van vertoonde. En wat de „injecties" aan gaat, waarvan men zich in com munistische landen zou bedie nen, mij heeft men geen enkele injectie toegediend. Eenmaal ontving ik een oplossing van suiker en vitamine met het oog op mijn gezondheidstoestand. En ik heb ook nooit van inspui tingen met verdovende midde len bij andere gevangenen ge hoord. Ik geloof dat de gevangenen hun fantastische bekentenissen hoofdzakelijk afleggen, omdat zij menen, dat dit hun enige kans is om nog iets te redden uit de schipbreuk. Men zorgt er voor. dat ze er nauwe lijks aan kunnen twijfelen, wat de po- ~'il, dat zij zeggen. Wat dat t Het is een gebaar van wanhoop, het grijpen naar een strohalm. Als zij, aldus bewerkt, in de getuigen bank geroepen worden om een deel van hun leven, zo niet het leven zelf. weg te praten, kunnen zij terecht met Maar ten Luther zeggen: „Hier sta ik. God helpe mij. ik kan niet anders." In mijn geval kon de politie gemakke lijk vaststellen, dat ik „onofficiële be richtgeving" had bedreven. Men confronteerde mij zelfs met een andere verdachte, die getuigde, dat ik geprobeerd had „onofficieel nieuws dat wil zeggen spionnagenieuws" te krij gen. En daar hadden ze wat ze hebben moesten. In de ogen van de politie wa» alle onofficiële berichtgeving spionnage en als ik begreep wat goed voor me was. moest ik de zaak zien door de bril van de politie, omdat mijn lot ln haar han den lag. Derhalve ondertekende ik een verkla ring, die hierop neerkwam, dat ik had geprobeerd in Tsjecho-Slowakije mili taire inlichtingen te krijgen en daar door spionnage had gepleegd. Staatsgeheimen Dit was nog lichte spionnage, waar drie maanden tot drie jaar gevangenis straf op stond. Om mij voor zware spionnage te doen terechtstaan moest de politie aantonen, dat lk met de bedoeling ze aan een vreemde mogendherd te ver raden „staatsgeheimen" in bezit had weten te krijgen. Nu had lk m Januari 1951 !uit.-kol. George L. Atwood ontmoet, toen deze als militair attaché aan de Amerikaanse ambassade naar Praag was gekomen. In een gesprek met hem /ernam ik. dat hij tegen het einde van de oorlog aan de universiteit van Michigan te Ann Arbor de Japanse cursus van de mili taire geheime dienst had gevolgd. Dat had ik eveneens gedaan, toen ik ln dienst was. We waren er in dezelfde tijd ge weest, ofschoon we elkaar daar nooit hadden ontmoet. Onder mijn eigendommen vond de politie een ongelukkig souvenir een pas. die mij was uitgereikt op een overeenkomstige school te Fort SneUing in Minnesota, waar ik korte tijd had vertoefd op weg naar Ann Arbor. vindt men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 5