fortefiille
CS2S39
Twee bidders in één tempel
De ongehoorzame
muisjes
TÓMKÓSÈDW - -72 ATOtjfgWglSa
VERMIST
VAC ANTIEVERTELLING VAN ARIE VAN MULLEM
AL vroeg In dc morgen stond mijn
vriend Gerard voor de deur. Er was
iets uitdagends in de wijze waarop hij
aanbelde. Twee korte slootjes en daarna
een lang aanhoudend gerinkel dat het
gehele huis in alarmstelling bracht.
Met een mondvol brood haastte ik me
naar de deur, want een driftig gestom
mel boven mij wees er op dat mijn
kostjuffrouw zich marsvaardig maakte.
Grinnikend stond hij vóór me toen ik
de deur had geopend. Zijn tengere rug
was gebogen onder de last van een vol-
geperste rugzak, terwijl aan zijn hals
nog verschillende voorwerpen bungelden
die hij blijkbaar niet meer had kunnen
bergen.
..Kom binnen joh!" zei ik gejaagd,
want boven aan de trap knerpte een
Juist toen ik hem mijn kamer binnen
loodste. barstte de bui boven ons in vol
le hevigheid los.
In een flits zag ik het rode, opgewon
den gelaat van mijn kostjuffrouw onder
haar. met talloze spelden opgeprikte
haardos.
..Is dat nou bellen in de vroege och
tend! 't Is gewoon een schandaal...!"
De rest van haar woordenvloed demp
te ik door snel de deur te sluiten. Toen
wendde ik mij tot Gerard, die. op het
puntje van een stoel gezeten, misprij
zend de kamer rondzag.
,,Ben je nou nog niet klaar kerel? We
souden toch om zeven uur..."
,,'t Is er nog vijf minuten voor' viel
Ik hem in de rede. Ik was wat laat
uit bed gekomen, maar wilde hem dat
niet ronduit zeggen, want Gerard was
een man van de klok. Hij was bij de
spoorwegen en wellicht had het spoor
boekje dat stempel op zijn leven gezet.
Alles deed hij volgens dienstregeling en
zelfs in de vacantie kwam hij daar niet
ODderuit.
We zouden met de trein van half acht
vertrekken met als bestemming een aar
dig dorpje op de Veluwe, waar een half
vergeten oom van mij ons een week
zou herbergen op zijn boerderij.
TOEN we plannen gingen maken voor
onze vacantie en enkele adressen
tevergeefs hadden aangeschreven, herin
nerde ik mij opeens oom Bertus, die ik
in zoveel jaren niet had gezien.
Gezien de prachtige streek waar hij
woonde, voelde ik eensklaps een grote
behoefte de familieband wat nauwer aan
te halen.
Eén dikke brief van mij leverde
reeds het gewenste resultaat op: een
stuntelig geschreven, doch gulle uitno
diging om de hele week hun gasten tc
zijn.
Even later gingen we de deur uit en
op een drafje naar de tramhalte. Bij
het instappen had mijn vriend door zijn
ongewone omvang al direct moeilijkhe
den met andere reizigers, doch met be
nijdenswaardige kalmte perste hij zich
tussen de anderen in en raadpleegde
zijn horloge.
De reis verliep verder zeer voorspoe
dig en precies op de tijd tevoren door
Gerard bepaald, stapen we bij de zand
weg. waaraan de boerderij van oom
Bertus stond, uit de ronkende autobus.
Opgewekt keuvelend slofte Gerard
achter mij aan over het smalle fiets-
paadje. Van tijd tot tijd keek ik eens
achterom naar zijn glunderend gezicht.
„Oom Bertus denkt vast dat je een
koopman in galanterieën bent", zei ik
spottend en wees naar de dingen die aan
zijn riem en z'n schouder hingen.
..Ja lach maar. ik hoef tenminste geen
koffer te sjouwen".
Ik kon niet ontkennen dat de koffer
mij danig begon te vervelen en slaakte
een zucht van verlichting toen we tenslot
te het erf van oom Bertus betraden.
DE hartelijkheid waarmee deze en tan
te Drika ons ontvingen, was bescha
mend voor mij. Zij repten met geen
woord over het verleden, waarin ik geen
taal of teken had laten horen.
Wij voelden er ons dan ook direct
thuis en liepen al gauw met kenners
blikken de koeien, varkens en kippen te
bewonderen.
..Een uitgezocht plekje hier. hè?" zei
Gerard en hij porde me daarbij goed
bedoeld, doch wat hardhandig in m'n
rug.
..Ja", antwoordde ik, ,,'t is hier bij-
Zonder rustig".
's Avonds keken we echter vreemd
op toen een heer en een dame het erf
opstapten. Ze waren evenals wij be
laden met bagage en stevenden regel
recht op de deur aan.
Tante Drika ontving hen met het in
nemendste gezicht van haar leven en
leidde hen naar de woonkamer.
„Die hebben een paar kamers ge
huurd voor een maand", verklaarde zij
óns, toen ze een tijdje later in de keu
ken weerkeerde.
„We slapen nu zelf op het zolderka
mertje", vervolgde ze, en toen ze onze
verwonderde gezichten zag liet ze er
snel op volgent „Maar voor jullie heb
ben we een mooie slaapplek in het hooi
gemaakt hoorl Kom maar eens kijken".
De slaapgelegenheid viel inderdaad
Diet tegea Er waren tenminste lakens en
dekens. En in het hooi slaap je uitste
kend. dat wist ik nog uit dc oorlogsjaren.
Met de nieuwe gasten zou het ook
wel gaan. Het was een echtpaar van
middelbare leeftijd; hij was onderwijzer,
dat bleek tenminste bij de eerste ont
moeting.
Verder kwamen we niet veel van hen
te weten, want ze bleken niet veel te
voelen voor een nadere kennismaking.
Bij de eerste ontmoeting hadden zij
blijkbaar geen hoge dunk van onze in
telligentie gekregen, want er was iets
meewarigs in de wijze waarop zij ons
dadelijks passeerden op de deel of het
Dit liet ons echter volkomen onberoerd
want we trokken de ganse dag de bossen
in en verder hadden wij ook geen last
van hen. Al waren wij dan niet de enige
gasten, wij genoten toch volop van de
weldadige rust om ons heen.
Het was dan ook met enige tegenzin
dat ik tegen het einde van de week ge
hoor gaf aan het voorstel van Gerard
om oom Bertus te vergezellen naar de
markt. We zouden er met de bus heen
gaan en terug komen lopen, want oom
Bertus was voornemens daar een koe
te kopen, 't Was maar een uurtje lopen,
daar hoefde ik niet tegenop te zien,
doch het gewoel en geschreeuw dat
een marktdag pleegt op te luisteren,
had voor mij niets aantrekkelijks.
T OEN wij die morgen vroeger dan an-
A ders de keuken binnenkwamen,
troffen we daar oom Bertus en tante
Drika aan terwijl zij in zenuwachtige
opwinding heen en weer liepen.
Tante Drika zocht in alle hoeken en
oom Bertus liep er hulpeloos achteraan.
Tenslotte bleef hij staan en zei kop
pig: ..Schei maar uit met zoeken, want
ik weet zeker dat ik hem daar heb neer
gelegd". en hij wees naar het antieke,
gepolitoerde kastje, dat tegen de witge
kalkte muur stond.
..Wat ben je kwijt, oom Bertus?"
vroeg ik belangstellend.
„Mijn portefeuille!" klonk het dof.
,,'k Heb hem op het kastje gelegd en
toen ik de varkens gevoerd had, was
„Was er niemand in de keuken?"
vroeg Gerard.
„Nee", zei tante Drika. „ik was bij
de kippen. Maar er is niemand bin
nen geweest, want dan had ik het moe
ten zien".
„Hm", zei m'n vriend, „dat moet u
niet te gauw zeggen".
'k Zag hem nadenkend met de hand
door zijn ongekamde haren strijken.
Toen liep hij speurend de kamer rond,
bekeek de deur aan beide kanten en
kroop vervolgens, als een speurhond zijn
neus dicht bij de grond houdend, door
de kamer.
„Tu'ee mensen gingen op in Je
tempel om te bidden.
Luc. 18 10 a.
ALS twee mensen hetzelfde doen, is
het nog niet hetzelfde. Twee men
sen, zo sprak Jezus, gingen op in de
tempel. Zij hadden beiden hetzelfde
doel. want zij gingen op om te bidden.
De Farizeër wordt het eerst genoemd.
Hij was die tempelgang gewoon. Hij
beminde de vooraanzitting in de
tempel.
't Beklimmen van de tempelberg
viel hem niet moeilijk. Hij spoedde
zich door het voorhof der heidenen,
hij haastte zich door het voorhof der
Joden, en vlak voor het voorhof der
priesters bleef hij staan om te bidden.
Achter de farizeër kwam de tolle
naar. Hij was die tempelgang niet ge
woon. Mogelijk ging hij voor het eerst
naar de tempel.
't Beklimmen van de tempelberg viel
hem moeilijk. Hij had een zwaar pak
op de rug. 't Zelfde pak als de dichter
van psalm 38
Zulk een last van zonde en plagen,
Niet te dragen
Drukt mijn schouderen naar
beneen.
Toch kwam hij ook, al was het dan
strompelend, in de tempel. Hij kwam
in het voorhof der heidenen en op
het achterste plaatsje bleef hij even
eens staan om te bidden.
Gerard was vlak na de oorlog een
paar jaar bij de politie, doch teleur
gesteld in de promotiekansen, verwissel
de hij van werkkring zodra de gelegen
heid zich voordeed. Niettemin heeft hij
een zwak overgehouden voor criminele
gevallen. Ik begreep direct dal hij zich
dit onverwachte buitenkansje in geen ge
val zou laten ontnemen.
Oom en tante stonden Gerards zon
derlinge capriolen een beetje verbaasd
aan te zien en ik haastte mij om hen
in te lichten.
,,Hij is bij de politie geweest!"
„Oh..."
Met verschuldigde eerbied gingen zij
een paar stappen terug en vanuit een
hoek van het vertrek volgden wij hem
met onze blikken.
Het was de moeite van het bekijken
ten volle waard en ik dacht er even
aan hoe onbehaaglijk de dief zich zou
gevoelen wanneer hij het onderzoek in
deze handen wist.
Dat de portefeuille gestolen was stond
nu wel vast. Maar het bleef toch een
raadselachtig geval.
Opeens rees Gerard op. Aandachtig
bekeek hij een wollen draadje dat hij
tussen z'n vingers had.
De nieuwsgierigheid deed oom en tan
te even de afstand vergeten. Zij deden
een paar stappen naar voren, doch
Gerard zette zich, zonder een woord te
spreken, in een stoel neer, stak een ci-
garet op en staarde peinzend naar de
Of hij deze vreemde handelwijze had
opgedaan uit een detectiveroman van
een Afrikaanse tovenaar, het was in
elk geval zo imponerend, dat wij als
aan de grond genageld hem zwijgend
gadesloegen.
Eindelijk kwam hij overeind.
„Zie zo. nu zullen we de dief eens
gaan ontmaskeren. Wilt u die vreemde
meneer eens even roepen?"
Mijn oom, tot wie deze woorden wa
ren gericht, staarde Gerard met open
,,Je denkt toch niet dat hij..."
„Ik denk niets, ik volg alleen het
Na eeri vertwijfelde blik op z'n vrouw
geworpen te hebben, slofte oom aarze
lend de keukendeur uit. Wij hoorden
hem kloppen op de deur van de vreem
de gasten en daarna een gedempt ge
sprek. Even later kwam hij weer bin
nen, op de voet gevolgd door de geroe
pene. Deze had blijkbaar gereed ge
staan voor de wandeling. Een fototoe
stel hing aan een riem over zijn schou-
Gerard schraapte zijn keel. keek de
verdachte doordringend aan en zei toen:
„Meneer, bent u uw kamer uit geweest
vanmorgen?"
De ander keek een ogenblik verbaasd
rond en wendde zich vervolgens tot oom
Bertus, op wiens voorhoofd kleine zweet
druppeltjes parelden.
„Wat betekenen deze vrijpostigheden,
als ik vragen mag?"
Oom keerde zich met een om hulp
vragende blik tot mij. doch ik haalde
domweg de schouders op.
„Als u niet bereid bent mij te ant
woorden. dan zullen anderen u onder
vragen. U maakt het er voor uzelf al
leen maar erger door."
Gerards stem had een ongewone
scherpte bij deze woorden, doch de
vreemdeling moest wel een doorgewin
terde schavuit zijn. want hij stoof ver
ontwaardigd op.
„Man, wat bazel je toch? 't Begint
veel op een verhoor te lijken. Wat denk
je wel van me?"
„Dat hebt u niet zo ver mis meneer.
Ik zou u dringend willen verzoeken de
portefeuille, die u vartmorgen wegpak
te, terug te geven. U hebt het handig
ingepikt, maar het is toch wel wat
Maar nu het verschil.
De farizeër bad dit bij zichzelven:
„O God, ik dank U, dat ik niet ben
gelijk de andere mensen; rovers, on-
rechtvaardigen, overspelers, of ook ge
lijk deze tollenaar. Ik vast tweemaal
per week, ik geef tienden van alles wat
Dat bidden was feitelijk geen bid
den. 't Was meer een monoloog, een
alleenspraak met zichzelf, een felici
teren en verheerlijken van zichzelf. Die
Farizeër was rijk en. verrijkt, en hij
wist niet, dat hij arm was, jammerlijk,
naakt en blind.
De tollenaar bad ook, maar zijn
bidden vertolkte de grote nood in zijn
ziel. „O God, zo riep hij, wees mij
zondaar genadig".
Die tollenaar had niets aan te bie
den, kon zichzelf niet feliciteren, hij
kon zichzelf alleen maar beschuldigen.
Daar lag een groot conflict tussen God
en zijn ziel, een conflict opgeroepen
door zijn eigen zonden. Dat conflict
kon hij zelf niet oplossen, dat moest
God doen en dat door toegepaste ver
zoenende genade.
Twee bidders in één tempel.
In welke bidder staat nu ons beeld
getekend?
Wij kunnen opgaan naar één tempel.
Wij kunnen lid zijn van één Kerk, en
dat toch het oordeel Gods de één er
buiten en de ander er eeuwig binnen
zet.
Die Farizeër zette er zichzelf binnen,
In de dierentuin.
dom om zo'n visitekaartje achter te
Gerard hield nonchalant het wollen
draadje omhoog, voor de ogen van de
onthutste man.
De stilte die hierop volgde, was er een
van ondraaglijke spanning. Alleen Ge
rard bleef onbewogen.
„Noem tegelijk uw ware naam maar
even. Dat is gemakkelijk als er nog
meer voor de dag mocht komen."
dat ogenblik ging de deur open
en het ronde blozende gelaat van de
postbode kwam om de hoek kijken.
Zijn joviale groet stokte halverwege en
ik zag zijn mond openvallen van ver
bouwereerdheid. Toen gooide hij een
paar brieven op het kastje en trok
zwijgend de deur weer achter zich
dicht.
Ik keek naar de brieven, die over
het gladde hout schoven en achter bet
kastje verdwenen.
Oom Bertus. die met zijn houding geen
raad wist, ging er op af. Voorzichtig
schoof hij het kastje naar voren en
dook er daarna achter.
Eensklaps hoorden wij een gesmoorde
kreet en op de knieen en ellebogen
achteruitwurmend, kwam oom te voor
schijn met een hoofd rood van opwin-
din.Kijk es!"
Triomfantelijk stak hij de vermiste
portefeuille omhoog en danste vervol
gens als een kwajongen door de keuken.
„Daar is tie", riep tante Drika, „as
je me nou
Stotterend wendden beiden zich tot
hun gast, doch deze wachtte hun ver
ontschuldigingen niet eens af.
Met opgeheven hoofd en vlammende
ogen verliet hij de keuken. Zoals we
later begrepen, om zijn koffers te pak
ken, want een paar uur later, toen
Gerard en ik landerig over het erf
slenterden, zagen wij hen gaan zoals
zij gekomen waren: Zwaar bepakt en
ongenaakbaar.
Wij zijn hen spoedig gevolgd, want de
aardigheid was er finaal af.
Vermoedelijk zullen we een volgend
jaar wel een andere kant uitgaan!
en God zette hem er buiten. Hij ging
af. als een gerechtvaardigde in en door
zichzelf, naar zijn huis.
Die tollenaar zette er zichzelf buiten,
en de Rechter van hemel en aarde zet
te er hem eeuwig binnen, want hij
ging af, als een gerechtvaardigde in
en door de vierschaar Gods, naar zijn
huis.
Als de scheidslijn zó scherp getrok
ken wordt, tussen slechts twee kerk
gangers, hoe scherp zal de scheidslijn
dan zijn tussen honderden en duizen
den kerkgangers?
Wie zijn wij?
God rechtvaardigt geen vrome Fari-
zeërs, maar alleen arme verloren tol
lenaars, die verloren leren gaan in
zichzelf, om de behoudenis der ziel
alleen te zoeken in een Ander. In Hem
namelijk, die voor zondaren Zijn
leven. Zijn bloed wilde geven, opdat
goddelozen gerechtvaardigd zouden
kuflnen worden om niet.
Alleen deze in Christus gerecht
vaardigde tollenaars, komen straks in
de tempel hierboven, niet om te bid
den, maar om te aanbidden, dit grote
wonder namelijk: „Gij hebt ons Gode
gekocht met Uw bloed".
Hier op aarde kunnen de Farizeër en
de tollenaar nog wonen in één hart,
maar straks blijft de Farizeër eeuwig
buiten en gaat de tollenaar voor
eeuwig binnen.
Welk een wonder van gena,
Als ook ik verlost, geheiligd,
Eens die feestzaal binnenga,
Voor eeuwig van het kwaad
beveiligd.
Geef mij de allerlaagste plaats,
Zo Gij mij een plaats wilt geven,
Nooit heeft iemand zoveel kivaadsj
Tegen zoveel goeds misdreven
erer c-r» icnrvnu 77 nVTflffTlVflMOZ
ZONDAGSBLAD 22 AUGUSTUS 1953
^onzejeuqó-p&qin&f
T N een hoekje van een donkere kel-
der woonde een muizenfamilie: Va
der. Moeder en zes kindertjes Als Va
der en Moeder muis uitgingen om eten
te halen voor de kleine muisjes, waar
schuwden ze altijd hun kindertjes om
toch vooral in hun hoekje te blijven en
stilletjes te wachten tot ze terug kwa-
lekkere hapjes: korstjes kaas
Op een dag. dat de muizenkindertjes
weer eens alleen zaten in hun hoekje,
zei één van hen: „We zijn nu toch zo
heel klein niet meer; laten we ook eens
gaan kijken daar, waar Vader en Moe
der altijd heen gaan."
„Ja. ja", riepen de andere muisjes,
„dat willen we wel. Laten we maar da
delijk gaan, de kelderdeur staat juist
open.''
Toen gingen de zes muizenbroertjes
en zusjes op stap. Héél voorzichtig, zon
der leven te maken, wipten ze de kel
dertrap op en drongen zich door de kier
van de kelderdeur Daar stonden ze
in de gang, die helemaal verlicht was
door de zon Ze knipten met hun oogjes
want die waren aan zoveel licht niet
gewend.
„Nu moeten we hier niet blijven
staan", zei het brutaalste muisje. „We
moeten voortmaken, anders zijn we niet
terug vóór dat Vader en Moeder thuis
komen."
Ze slopen op hun teentjes naar de
keuken. De deur stond open, dus dat
was gemakkelijk.
Maar wat zagen ze tot hun schrik?
Een grote, zwarte j>oes, die lekker zat
te slapen in het zonnetje. Zo'n groot
beest hadden ze nog nooit gezien en ze
bibberden van angst, 't Liefst zouden
ze weer gauw terug gaan naar hun vei
lig plekje in de kelder. Alleen het bru
tale muisje dacht er niet over om terug
te gaan. Hij beduidde zijn zusjes en
broertjes, dat ze heel stil moesten zijn,
anders werd poes wakker en zou hen
misschien allemaal opeten. Zó slopen
ze heel voorzichtig voorbij het grote,
slapende beest.
Het liep goed af. Poes merkte niets
en sliep rustig door. Ze kwamen door
de open tuindeur in een mooie bloe
mentuin. Zo iets moois hadden ze nog
nooit gezien. Ze keken hun oogjes uit.
Wat kleurige bloemen allemaal! Rode.
gele en paarse: en de zon scheen zo
vriendelijk op dat alles. Het leek wel
feest! Ze werden er vrolijk van, die
ongehoorzame muizekindertjes en maak-
Maar dat mocht niet!
ten een rondedansje om een klein
bloemperkje en piepten van plezier.
Maar och, die pret duurde niet lang.
Want o, schrik, wat was dat? Wie
kwam daar aangestapt? 't Was de gro
te hond, die bij de mensen in het huis
woonde en nu zijn middagwandelinge
tje ging doen door de tuin. Opeens zag
hij de muizenfamilie, die zeker hier niet
thuis hoorde en hij rende er, luid blaf
fend. op af. Maar de verschrikte muis
jes wachtten niet. tot de hond bij hen
was. Ze vlogen naar alle kanten heen.
Eén verborg zich onder de bladeren
van een grote rabarberplant. Daar was
het veilig. Maar z'n hartje klopte en
bonsde nog van de schrik.
Een ander muisje was in de zand
bak van de kleine Peter, die in het
huis woonde, terecht gekomen en ver
school zich onder een zandvormpje. dat
daar bij het speelgoed van de kleine
jongen lag „Zie zo", zei het, „hier zal
de hond me wel niet kunnen vinden."
Twee muisjes waren maar doorgerend
tot ze bij een droge greppel kwamen.
Daar lagen afgevallen bladeren in en
dorre takken en het was al heel ge
makkelijk om je daar een schuilplaatsje
te zoeken.
En dc andere muisjes? Waar waren
die gebleven? Eén was teruggelopen
naar de keukendeur. Maar ach, hoe
jammer. De deur was dicht en daar
stond het angstig bibberende muisje al
leen en ver van huis. De tranen kwa
men in z'n oogjes en het piepte luid.
Het verlangde zo terug naar het veili
ge plekje in de kelder bij Vader en
Moeder.
Intussen had het brutale muisje een
plaatsje in de schuur gevonden om zich
piepen
Deze puzzle is heel makkelijk.
Je ziet vier plaatjes, die alle vier
een bekend sprookje voorstellen.
Jullie behoeven alleen deze sprook
jes maar uit te vinden en netjes
onder elkaar te schrijven, 't Zou
natuurlijk ook toel aardig zijn als
jullie een van de plaatjes kleurden.
het hoorde 't angstig
zusje en sloop naar bui-
n! pakte het muisje bij haar pootje
en trok het vlug mee de schuur in.
Zie zo. nu waren alle muizekinder
tjes veilig. Maar denk je dat ze zich
gelukkig voelden? Helemaal niet. Ze
hadden zo'n spijt dat ze ongehoorzaam
geweest waren en verlangden terug
naar huis Maar ze durfden niet uit hun
schuilhoekje te voorschijn te komen.
Zo gingen er uren voorbij en het be
gon al donker te worden.
Intussen waren de Vader en Moeder
van de muisjes terug gekomen om hun
kindertjes eten te brengen en je kunt
begrijpen, hoe groot hun schrik was,
toen ze het hoekje in de kelder leeg
vonden. Hoe ze ook keken en zochten
en luid piepten, de muizekindertjes
kwamen niet voor de dag.
„Wat moeten we beginnen snikte
moeder muis. Vader muis, die niet
gauw de moed opgaf, zei: „Droog je
traantjes nu, wijfje. Met klagen en hui
len schieten we niet op. We moeten
overal gaan zoeken naar onze kinder
tjes. Misschien zijn ze verdwaald^ en
weten de weg naar huis niet meer."
Zo gingen ze dan op zoek naar hun
ongehoorzame kindertjes. Ze doorzoch
ten het hele huis, maar nergens zagen
ze iets en hoe ze ook piepten, ze kre
gen geen antwoord.
„Misschien heeft de poes ze allemaal
opgegeten", snikte dc Moeder.
Maar de dappere Vader liet zich niet
ontmoedigen. „Kom mee. vrouwtje",
zei hij. „Ze kunnen nog wel in de tuin
zijn; in de schuur misschien."
Nu ging het op een drafje naar de
tuin. De deur stond gelukkig nog op een
kiertje. Het was al helemaal donker.
Maar muisjes zijn gewend in het don
ker uit te gaan. Dat was dus niet zo
erg.
Opeens zei Moedermuis: „Luister
eens, hoor ik daar niet zachtjes piepen?"
Samen stonden ze heel stil en jawel,
ze herkenden het stemmetje van één
van hun kindertjes. Het leek wel, of het
Horst had
onze BRievenBUS
M'n beste nichten en neven,
H't Viel niet mee om
uit te vinden, wat
de jongens op het
plaatje van vorige
week precies deden.
Er zijn tenminste
heel wat foutjes ge
maakt. De juiste
oplossing was: touw
tje trekken, fietsen,
steppen op de auto
ped, paardrijden,
schaatsen. haasje
over. Veel nichtjes
en neefjes vulden
bij 1 waterskieën in,
een ander wilde een
van de jongens op
een wip laten zitten
door. Suzan van der
goede oplossing en
zij krijgt deze week de hoofdprijs.
De troostprijzen zijn voor Jaap van
Dallen, Helma Sparreboom en Rijn
Baggerman.
Arie Kameraat schreef mij. dat zijn
vader jarig is geweest. Was het een
prettige dag? Als Joke Jurjaansz in
September weer naar school gaat. be
gint zij met Franse les. Leuk. Joke en
maar flink je best doen. Greetje Gro
tendorst moet deze week al naar school.
Had je een mooi rapport. Greetje? Na
tuurlijk, Maria van der Oest, mag jij
uit de schuur kwam. En dat
builen, dolgelukkig, dat ze de stem
van Vader en Moeder hoorden.
„O. wat hebben we in angst gezeten",
riepen ze uit. Al heel gauw waren nu
de andere muisjes uit hun schuilplaats
gehaald en toen ging het in een draf
je naar dc kelder terug.
Voor de kleine muisjes was het een
goede les om nooit meer stilletjes weg
te lopen. Dat beloofden ze dan ook al-
De snoepjes-ruzie
ook so érg fijn
oe bezig u-as met koken
't bakken r«n die mort
or Zondag uerd bewaart
moei jy alles zélf opeten
en ons helemaal vergeten?
Wacht je beurt maar rustig af.
anders krijg jy niets, i-oor straf!
Een grote
sprak trol
want kloi
„Ik gre
Jan
jullie
snoepjes stond voor de verkoop klaar;
3 namen dus afscheid van elkaar,
uurbal. die de baas steeds was geweest,
gaan direct naar een verjaardagsfeest,
wordt morgen vier en", zei de zuurbal luid:
mij kiest hij 't
Een droptoffee riep danig kwaad: „Ik weet. dal ieder kind
van klein tot groot een droptoffee het allerlekkerst vindtI"
„Wel allemènsen", zei een stem. „ik vind het ongeheurd.
een Haagse hopje is toch zeker 't eerste aan de beurt!"
Een stukje kauwgum sprak: „Och nee. vergeten jullie m ij?
zover ik weet. ben i k nog steeds de gTootste lekkernij."
„Nu is het uit met dat geklets." zei boos een zoute drop:
„als kleine Jan mij ziet, dan eet hij mij het eerste opl"
Zo ruzieden de snoepjes voort, het werd een groot kabaal;
de ijsbonbon, de ulevel, ze schreeuwden allemaaL
Tot plotseling vriendlijk en bedaard, een pepermuntje vroeg:
„Toe. wees nu toch even still Zó was het wel genoeg!
wat gééft het toch of je jezell het allerlekkerst vond
wij komen allemaal terecht in jantjes kleine mond."
De snoepjes zwegen diep beschaamd, het schreeuwen was gedaan;
en eensgezind zijn ze daarna naar jantjes feest gegaan!
RIE BRUGGEMAN-WEEDA.
Eren lachen
Dame: Deze gebakjes zijn toch vers,
juffrouw?
Juffrouw: Ja, ziet u dame. dat kan Ik
u niet precies zeggen, want ik ben pas
Hoe kwam dat?
meedoen. Was tante Jos vergeten jou
bij de nieuwelingen te zeilen? Jouw
verhaaltje van Reintje vond ik erg aar
dig. Willie Poel. Jij had er flink je best
op gedaan. Anneke Kromhout heeft een
klein zusje gekregen, dat de mooie naam
Donita Gerrie heeft gekregen Lief hè,
zo'n klein babietje. Flink zo. Truus de
Jager, wacht jij maar dapper af. je
weet wel: „De aanhouder wint'' Ook
Gonnie Bes heeft een zusje gekregen
en dat heet Joke. Ook een lieve naam,
vinden jullie niet? Annie Spiering zond
mij het altijd weer gezellige liedje van
„Koen maak jij m'n schoen" Ik vind
het altijd leuk om zo verwend te wor
den. Nu ik het toch over verwennerij
heb: nog wel bedankt voor je prent
briefkaart. Marieke Spijker. Zoals je
wel hebt gezien, Otto van Veen. hadden
jullie in de oplossing een foutje gemaakt.
Maar dat kan de beste gebeuren, wat
jij. Zeg, vergeet niet de groeten tc doen
aan Enimie en Wout. Ook Cobi Smit
had een foutje gemaakt. Geeft niets,
hoor Cobi. Ik vond jouw reisbeschrij
ving gezellig. Is moeder al' weer uit
het ziekenhuis. Willie Nugteren? 't Bes
te hoor en van harte beterschap. Er
zijn dus twee nichtjes, die Marijke van
Duyn heten. Dat zullen wc dan goed
uit elkaar moeten houden. Op t ogen
blik schrijf ik naar Marijke, die een
zusje is van Ellen en Irene. Leuk ia
dat: drie zusjes die alle drie meedoen.
Dus jullie zijn vriendinnen. Truus en
Joke Pronk. Zijn jullie ook nichtjes van
elkaar? Kedle (zonder achternaam)
schreef mij een lief briefje. Jammer, dat
je vergat je adres volledig op te schrij
ven, meiske. Afgesproken. Nelly Free-
ke, zodra je weer terug bent van va
cantie. ga jij mij weer trouw pennen.
Daar reken ik op hoor. Enig hè. in een
flinke vaart onder de Maastunnel te
rijden. Mary van Eerten. Heb jij pret
tige dagen gehad bij oma? Is jouw
voet al beter. Ingetje Meinstrr? 't Heeft
zeker veel pijn gedaan. Jij bent flink
verwend in jouw vakantieoord. Eke de
Boer. Heb je geen buikpijn gekregen
van al die pruimen? Het verhaal over
Sambo en Jocko is inderdaad leuk, Joke
van der Niet. Wat een malle avonturen
beleeft dat stel altijd, hè? Wil Grocne-
weg heeft een klein nichtje, waar zij
erg veel van houdt. Dan ga jij zeker
vaak met de wandelwagcn op stap. Mar-
ja Monteban heeft voor haar overgang
een mooie vulpen in een etui gekregen.
Wat zal jij nu je best gaan doen op
schrijven zeg.
lingen. 't Zijn deze week; Cornelis Ot-
tenhof. Jan Heyl, Hennie Jansen. Ellie
van Os. Sarie OudQke, Maartje de Groot,
Truus en Corrie Rog. Willy Landa. Riki
en Laurien Reijnhout, Eddy Verschoor,
Ger Tas en Ada van Spoel. Ik wena
jullie allemaal een goed weekeinde toe.
ROBBIE RADAR