fortefiille CS2S39 Twee bidders in één tempel De ongehoorzame muisjes TÓMKÓSÈDW - -72 ATOtjfgWglSa VERMIST VAC ANTIEVERTELLING VAN ARIE VAN MULLEM AL vroeg In dc morgen stond mijn vriend Gerard voor de deur. Er was iets uitdagends in de wijze waarop hij aanbelde. Twee korte slootjes en daarna een lang aanhoudend gerinkel dat het gehele huis in alarmstelling bracht. Met een mondvol brood haastte ik me naar de deur, want een driftig gestom mel boven mij wees er op dat mijn kostjuffrouw zich marsvaardig maakte. Grinnikend stond hij vóór me toen ik de deur had geopend. Zijn tengere rug was gebogen onder de last van een vol- geperste rugzak, terwijl aan zijn hals nog verschillende voorwerpen bungelden die hij blijkbaar niet meer had kunnen bergen. ..Kom binnen joh!" zei ik gejaagd, want boven aan de trap knerpte een Juist toen ik hem mijn kamer binnen loodste. barstte de bui boven ons in vol le hevigheid los. In een flits zag ik het rode, opgewon den gelaat van mijn kostjuffrouw onder haar. met talloze spelden opgeprikte haardos. ..Is dat nou bellen in de vroege och tend! 't Is gewoon een schandaal...!" De rest van haar woordenvloed demp te ik door snel de deur te sluiten. Toen wendde ik mij tot Gerard, die. op het puntje van een stoel gezeten, misprij zend de kamer rondzag. ,,Ben je nou nog niet klaar kerel? We souden toch om zeven uur..." ,,'t Is er nog vijf minuten voor' viel Ik hem in de rede. Ik was wat laat uit bed gekomen, maar wilde hem dat niet ronduit zeggen, want Gerard was een man van de klok. Hij was bij de spoorwegen en wellicht had het spoor boekje dat stempel op zijn leven gezet. Alles deed hij volgens dienstregeling en zelfs in de vacantie kwam hij daar niet ODderuit. We zouden met de trein van half acht vertrekken met als bestemming een aar dig dorpje op de Veluwe, waar een half vergeten oom van mij ons een week zou herbergen op zijn boerderij. TOEN we plannen gingen maken voor onze vacantie en enkele adressen tevergeefs hadden aangeschreven, herin nerde ik mij opeens oom Bertus, die ik in zoveel jaren niet had gezien. Gezien de prachtige streek waar hij woonde, voelde ik eensklaps een grote behoefte de familieband wat nauwer aan te halen. Eén dikke brief van mij leverde reeds het gewenste resultaat op: een stuntelig geschreven, doch gulle uitno diging om de hele week hun gasten tc zijn. Even later gingen we de deur uit en op een drafje naar de tramhalte. Bij het instappen had mijn vriend door zijn ongewone omvang al direct moeilijkhe den met andere reizigers, doch met be nijdenswaardige kalmte perste hij zich tussen de anderen in en raadpleegde zijn horloge. De reis verliep verder zeer voorspoe dig en precies op de tijd tevoren door Gerard bepaald, stapen we bij de zand weg. waaraan de boerderij van oom Bertus stond, uit de ronkende autobus. Opgewekt keuvelend slofte Gerard achter mij aan over het smalle fiets- paadje. Van tijd tot tijd keek ik eens achterom naar zijn glunderend gezicht. „Oom Bertus denkt vast dat je een koopman in galanterieën bent", zei ik spottend en wees naar de dingen die aan zijn riem en z'n schouder hingen. ..Ja lach maar. ik hoef tenminste geen koffer te sjouwen". Ik kon niet ontkennen dat de koffer mij danig begon te vervelen en slaakte een zucht van verlichting toen we tenslot te het erf van oom Bertus betraden. DE hartelijkheid waarmee deze en tan te Drika ons ontvingen, was bescha mend voor mij. Zij repten met geen woord over het verleden, waarin ik geen taal of teken had laten horen. Wij voelden er ons dan ook direct thuis en liepen al gauw met kenners blikken de koeien, varkens en kippen te bewonderen. ..Een uitgezocht plekje hier. hè?" zei Gerard en hij porde me daarbij goed bedoeld, doch wat hardhandig in m'n rug. ..Ja", antwoordde ik, ,,'t is hier bij- Zonder rustig". 's Avonds keken we echter vreemd op toen een heer en een dame het erf opstapten. Ze waren evenals wij be laden met bagage en stevenden regel recht op de deur aan. Tante Drika ontving hen met het in nemendste gezicht van haar leven en leidde hen naar de woonkamer. „Die hebben een paar kamers ge huurd voor een maand", verklaarde zij óns, toen ze een tijdje later in de keu ken weerkeerde. „We slapen nu zelf op het zolderka mertje", vervolgde ze, en toen ze onze verwonderde gezichten zag liet ze er snel op volgent „Maar voor jullie heb ben we een mooie slaapplek in het hooi gemaakt hoorl Kom maar eens kijken". De slaapgelegenheid viel inderdaad Diet tegea Er waren tenminste lakens en dekens. En in het hooi slaap je uitste kend. dat wist ik nog uit dc oorlogsjaren. Met de nieuwe gasten zou het ook wel gaan. Het was een echtpaar van middelbare leeftijd; hij was onderwijzer, dat bleek tenminste bij de eerste ont moeting. Verder kwamen we niet veel van hen te weten, want ze bleken niet veel te voelen voor een nadere kennismaking. Bij de eerste ontmoeting hadden zij blijkbaar geen hoge dunk van onze in telligentie gekregen, want er was iets meewarigs in de wijze waarop zij ons dadelijks passeerden op de deel of het Dit liet ons echter volkomen onberoerd want we trokken de ganse dag de bossen in en verder hadden wij ook geen last van hen. Al waren wij dan niet de enige gasten, wij genoten toch volop van de weldadige rust om ons heen. Het was dan ook met enige tegenzin dat ik tegen het einde van de week ge hoor gaf aan het voorstel van Gerard om oom Bertus te vergezellen naar de markt. We zouden er met de bus heen gaan en terug komen lopen, want oom Bertus was voornemens daar een koe te kopen, 't Was maar een uurtje lopen, daar hoefde ik niet tegenop te zien, doch het gewoel en geschreeuw dat een marktdag pleegt op te luisteren, had voor mij niets aantrekkelijks. T OEN wij die morgen vroeger dan an- A ders de keuken binnenkwamen, troffen we daar oom Bertus en tante Drika aan terwijl zij in zenuwachtige opwinding heen en weer liepen. Tante Drika zocht in alle hoeken en oom Bertus liep er hulpeloos achteraan. Tenslotte bleef hij staan en zei kop pig: ..Schei maar uit met zoeken, want ik weet zeker dat ik hem daar heb neer gelegd". en hij wees naar het antieke, gepolitoerde kastje, dat tegen de witge kalkte muur stond. ..Wat ben je kwijt, oom Bertus?" vroeg ik belangstellend. „Mijn portefeuille!" klonk het dof. ,,'k Heb hem op het kastje gelegd en toen ik de varkens gevoerd had, was „Was er niemand in de keuken?" vroeg Gerard. „Nee", zei tante Drika. „ik was bij de kippen. Maar er is niemand bin nen geweest, want dan had ik het moe ten zien". „Hm", zei m'n vriend, „dat moet u niet te gauw zeggen". 'k Zag hem nadenkend met de hand door zijn ongekamde haren strijken. Toen liep hij speurend de kamer rond, bekeek de deur aan beide kanten en kroop vervolgens, als een speurhond zijn neus dicht bij de grond houdend, door de kamer. „Tu'ee mensen gingen op in Je tempel om te bidden. Luc. 18 10 a. ALS twee mensen hetzelfde doen, is het nog niet hetzelfde. Twee men sen, zo sprak Jezus, gingen op in de tempel. Zij hadden beiden hetzelfde doel. want zij gingen op om te bidden. De Farizeër wordt het eerst genoemd. Hij was die tempelgang gewoon. Hij beminde de vooraanzitting in de tempel. 't Beklimmen van de tempelberg viel hem niet moeilijk. Hij spoedde zich door het voorhof der heidenen, hij haastte zich door het voorhof der Joden, en vlak voor het voorhof der priesters bleef hij staan om te bidden. Achter de farizeër kwam de tolle naar. Hij was die tempelgang niet ge woon. Mogelijk ging hij voor het eerst naar de tempel. 't Beklimmen van de tempelberg viel hem moeilijk. Hij had een zwaar pak op de rug. 't Zelfde pak als de dichter van psalm 38 Zulk een last van zonde en plagen, Niet te dragen Drukt mijn schouderen naar beneen. Toch kwam hij ook, al was het dan strompelend, in de tempel. Hij kwam in het voorhof der heidenen en op het achterste plaatsje bleef hij even eens staan om te bidden. Gerard was vlak na de oorlog een paar jaar bij de politie, doch teleur gesteld in de promotiekansen, verwissel de hij van werkkring zodra de gelegen heid zich voordeed. Niettemin heeft hij een zwak overgehouden voor criminele gevallen. Ik begreep direct dal hij zich dit onverwachte buitenkansje in geen ge val zou laten ontnemen. Oom en tante stonden Gerards zon derlinge capriolen een beetje verbaasd aan te zien en ik haastte mij om hen in te lichten. ,,Hij is bij de politie geweest!" „Oh..." Met verschuldigde eerbied gingen zij een paar stappen terug en vanuit een hoek van het vertrek volgden wij hem met onze blikken. Het was de moeite van het bekijken ten volle waard en ik dacht er even aan hoe onbehaaglijk de dief zich zou gevoelen wanneer hij het onderzoek in deze handen wist. Dat de portefeuille gestolen was stond nu wel vast. Maar het bleef toch een raadselachtig geval. Opeens rees Gerard op. Aandachtig bekeek hij een wollen draadje dat hij tussen z'n vingers had. De nieuwsgierigheid deed oom en tan te even de afstand vergeten. Zij deden een paar stappen naar voren, doch Gerard zette zich, zonder een woord te spreken, in een stoel neer, stak een ci- garet op en staarde peinzend naar de Of hij deze vreemde handelwijze had opgedaan uit een detectiveroman van een Afrikaanse tovenaar, het was in elk geval zo imponerend, dat wij als aan de grond genageld hem zwijgend gadesloegen. Eindelijk kwam hij overeind. „Zie zo. nu zullen we de dief eens gaan ontmaskeren. Wilt u die vreemde meneer eens even roepen?" Mijn oom, tot wie deze woorden wa ren gericht, staarde Gerard met open ,,Je denkt toch niet dat hij..." „Ik denk niets, ik volg alleen het Na eeri vertwijfelde blik op z'n vrouw geworpen te hebben, slofte oom aarze lend de keukendeur uit. Wij hoorden hem kloppen op de deur van de vreem de gasten en daarna een gedempt ge sprek. Even later kwam hij weer bin nen, op de voet gevolgd door de geroe pene. Deze had blijkbaar gereed ge staan voor de wandeling. Een fototoe stel hing aan een riem over zijn schou- Gerard schraapte zijn keel. keek de verdachte doordringend aan en zei toen: „Meneer, bent u uw kamer uit geweest vanmorgen?" De ander keek een ogenblik verbaasd rond en wendde zich vervolgens tot oom Bertus, op wiens voorhoofd kleine zweet druppeltjes parelden. „Wat betekenen deze vrijpostigheden, als ik vragen mag?" Oom keerde zich met een om hulp vragende blik tot mij. doch ik haalde domweg de schouders op. „Als u niet bereid bent mij te ant woorden. dan zullen anderen u onder vragen. U maakt het er voor uzelf al leen maar erger door." Gerards stem had een ongewone scherpte bij deze woorden, doch de vreemdeling moest wel een doorgewin terde schavuit zijn. want hij stoof ver ontwaardigd op. „Man, wat bazel je toch? 't Begint veel op een verhoor te lijken. Wat denk je wel van me?" „Dat hebt u niet zo ver mis meneer. Ik zou u dringend willen verzoeken de portefeuille, die u vartmorgen wegpak te, terug te geven. U hebt het handig ingepikt, maar het is toch wel wat Maar nu het verschil. De farizeër bad dit bij zichzelven: „O God, ik dank U, dat ik niet ben gelijk de andere mensen; rovers, on- rechtvaardigen, overspelers, of ook ge lijk deze tollenaar. Ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van alles wat Dat bidden was feitelijk geen bid den. 't Was meer een monoloog, een alleenspraak met zichzelf, een felici teren en verheerlijken van zichzelf. Die Farizeër was rijk en. verrijkt, en hij wist niet, dat hij arm was, jammerlijk, naakt en blind. De tollenaar bad ook, maar zijn bidden vertolkte de grote nood in zijn ziel. „O God, zo riep hij, wees mij zondaar genadig". Die tollenaar had niets aan te bie den, kon zichzelf niet feliciteren, hij kon zichzelf alleen maar beschuldigen. Daar lag een groot conflict tussen God en zijn ziel, een conflict opgeroepen door zijn eigen zonden. Dat conflict kon hij zelf niet oplossen, dat moest God doen en dat door toegepaste ver zoenende genade. Twee bidders in één tempel. In welke bidder staat nu ons beeld getekend? Wij kunnen opgaan naar één tempel. Wij kunnen lid zijn van één Kerk, en dat toch het oordeel Gods de één er buiten en de ander er eeuwig binnen zet. Die Farizeër zette er zichzelf binnen, In de dierentuin. dom om zo'n visitekaartje achter te Gerard hield nonchalant het wollen draadje omhoog, voor de ogen van de onthutste man. De stilte die hierop volgde, was er een van ondraaglijke spanning. Alleen Ge rard bleef onbewogen. „Noem tegelijk uw ware naam maar even. Dat is gemakkelijk als er nog meer voor de dag mocht komen." dat ogenblik ging de deur open en het ronde blozende gelaat van de postbode kwam om de hoek kijken. Zijn joviale groet stokte halverwege en ik zag zijn mond openvallen van ver bouwereerdheid. Toen gooide hij een paar brieven op het kastje en trok zwijgend de deur weer achter zich dicht. Ik keek naar de brieven, die over het gladde hout schoven en achter bet kastje verdwenen. Oom Bertus. die met zijn houding geen raad wist, ging er op af. Voorzichtig schoof hij het kastje naar voren en dook er daarna achter. Eensklaps hoorden wij een gesmoorde kreet en op de knieen en ellebogen achteruitwurmend, kwam oom te voor schijn met een hoofd rood van opwin- din.Kijk es!" Triomfantelijk stak hij de vermiste portefeuille omhoog en danste vervol gens als een kwajongen door de keuken. „Daar is tie", riep tante Drika, „as je me nou Stotterend wendden beiden zich tot hun gast, doch deze wachtte hun ver ontschuldigingen niet eens af. Met opgeheven hoofd en vlammende ogen verliet hij de keuken. Zoals we later begrepen, om zijn koffers te pak ken, want een paar uur later, toen Gerard en ik landerig over het erf slenterden, zagen wij hen gaan zoals zij gekomen waren: Zwaar bepakt en ongenaakbaar. Wij zijn hen spoedig gevolgd, want de aardigheid was er finaal af. Vermoedelijk zullen we een volgend jaar wel een andere kant uitgaan! en God zette hem er buiten. Hij ging af. als een gerechtvaardigde in en door zichzelf, naar zijn huis. Die tollenaar zette er zichzelf buiten, en de Rechter van hemel en aarde zet te er hem eeuwig binnen, want hij ging af, als een gerechtvaardigde in en door de vierschaar Gods, naar zijn huis. Als de scheidslijn zó scherp getrok ken wordt, tussen slechts twee kerk gangers, hoe scherp zal de scheidslijn dan zijn tussen honderden en duizen den kerkgangers? Wie zijn wij? God rechtvaardigt geen vrome Fari- zeërs, maar alleen arme verloren tol lenaars, die verloren leren gaan in zichzelf, om de behoudenis der ziel alleen te zoeken in een Ander. In Hem namelijk, die voor zondaren Zijn leven. Zijn bloed wilde geven, opdat goddelozen gerechtvaardigd zouden kuflnen worden om niet. Alleen deze in Christus gerecht vaardigde tollenaars, komen straks in de tempel hierboven, niet om te bid den, maar om te aanbidden, dit grote wonder namelijk: „Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed". Hier op aarde kunnen de Farizeër en de tollenaar nog wonen in één hart, maar straks blijft de Farizeër eeuwig buiten en gaat de tollenaar voor eeuwig binnen. Welk een wonder van gena, Als ook ik verlost, geheiligd, Eens die feestzaal binnenga, Voor eeuwig van het kwaad beveiligd. Geef mij de allerlaagste plaats, Zo Gij mij een plaats wilt geven, Nooit heeft iemand zoveel kivaadsj Tegen zoveel goeds misdreven erer c-r» icnrvnu 77 nVTflffTlVflMOZ ZONDAGSBLAD 22 AUGUSTUS 1953 ^onzejeuqó-p&qin&f T N een hoekje van een donkere kel- der woonde een muizenfamilie: Va der. Moeder en zes kindertjes Als Va der en Moeder muis uitgingen om eten te halen voor de kleine muisjes, waar schuwden ze altijd hun kindertjes om toch vooral in hun hoekje te blijven en stilletjes te wachten tot ze terug kwa- lekkere hapjes: korstjes kaas Op een dag. dat de muizenkindertjes weer eens alleen zaten in hun hoekje, zei één van hen: „We zijn nu toch zo heel klein niet meer; laten we ook eens gaan kijken daar, waar Vader en Moe der altijd heen gaan." „Ja. ja", riepen de andere muisjes, „dat willen we wel. Laten we maar da delijk gaan, de kelderdeur staat juist open.'' Toen gingen de zes muizenbroertjes en zusjes op stap. Héél voorzichtig, zon der leven te maken, wipten ze de kel dertrap op en drongen zich door de kier van de kelderdeur Daar stonden ze in de gang, die helemaal verlicht was door de zon Ze knipten met hun oogjes want die waren aan zoveel licht niet gewend. „Nu moeten we hier niet blijven staan", zei het brutaalste muisje. „We moeten voortmaken, anders zijn we niet terug vóór dat Vader en Moeder thuis komen." Ze slopen op hun teentjes naar de keuken. De deur stond open, dus dat was gemakkelijk. Maar wat zagen ze tot hun schrik? Een grote, zwarte j>oes, die lekker zat te slapen in het zonnetje. Zo'n groot beest hadden ze nog nooit gezien en ze bibberden van angst, 't Liefst zouden ze weer gauw terug gaan naar hun vei lig plekje in de kelder. Alleen het bru tale muisje dacht er niet over om terug te gaan. Hij beduidde zijn zusjes en broertjes, dat ze heel stil moesten zijn, anders werd poes wakker en zou hen misschien allemaal opeten. Zó slopen ze heel voorzichtig voorbij het grote, slapende beest. Het liep goed af. Poes merkte niets en sliep rustig door. Ze kwamen door de open tuindeur in een mooie bloe mentuin. Zo iets moois hadden ze nog nooit gezien. Ze keken hun oogjes uit. Wat kleurige bloemen allemaal! Rode. gele en paarse: en de zon scheen zo vriendelijk op dat alles. Het leek wel feest! Ze werden er vrolijk van, die ongehoorzame muizekindertjes en maak- Maar dat mocht niet! ten een rondedansje om een klein bloemperkje en piepten van plezier. Maar och, die pret duurde niet lang. Want o, schrik, wat was dat? Wie kwam daar aangestapt? 't Was de gro te hond, die bij de mensen in het huis woonde en nu zijn middagwandelinge tje ging doen door de tuin. Opeens zag hij de muizenfamilie, die zeker hier niet thuis hoorde en hij rende er, luid blaf fend. op af. Maar de verschrikte muis jes wachtten niet. tot de hond bij hen was. Ze vlogen naar alle kanten heen. Eén verborg zich onder de bladeren van een grote rabarberplant. Daar was het veilig. Maar z'n hartje klopte en bonsde nog van de schrik. Een ander muisje was in de zand bak van de kleine Peter, die in het huis woonde, terecht gekomen en ver school zich onder een zandvormpje. dat daar bij het speelgoed van de kleine jongen lag „Zie zo", zei het, „hier zal de hond me wel niet kunnen vinden." Twee muisjes waren maar doorgerend tot ze bij een droge greppel kwamen. Daar lagen afgevallen bladeren in en dorre takken en het was al heel ge makkelijk om je daar een schuilplaatsje te zoeken. En dc andere muisjes? Waar waren die gebleven? Eén was teruggelopen naar de keukendeur. Maar ach, hoe jammer. De deur was dicht en daar stond het angstig bibberende muisje al leen en ver van huis. De tranen kwa men in z'n oogjes en het piepte luid. Het verlangde zo terug naar het veili ge plekje in de kelder bij Vader en Moeder. Intussen had het brutale muisje een plaatsje in de schuur gevonden om zich piepen Deze puzzle is heel makkelijk. Je ziet vier plaatjes, die alle vier een bekend sprookje voorstellen. Jullie behoeven alleen deze sprook jes maar uit te vinden en netjes onder elkaar te schrijven, 't Zou natuurlijk ook toel aardig zijn als jullie een van de plaatjes kleurden. het hoorde 't angstig zusje en sloop naar bui- n! pakte het muisje bij haar pootje en trok het vlug mee de schuur in. Zie zo. nu waren alle muizekinder tjes veilig. Maar denk je dat ze zich gelukkig voelden? Helemaal niet. Ze hadden zo'n spijt dat ze ongehoorzaam geweest waren en verlangden terug naar huis Maar ze durfden niet uit hun schuilhoekje te voorschijn te komen. Zo gingen er uren voorbij en het be gon al donker te worden. Intussen waren de Vader en Moeder van de muisjes terug gekomen om hun kindertjes eten te brengen en je kunt begrijpen, hoe groot hun schrik was, toen ze het hoekje in de kelder leeg vonden. Hoe ze ook keken en zochten en luid piepten, de muizekindertjes kwamen niet voor de dag. „Wat moeten we beginnen snikte moeder muis. Vader muis, die niet gauw de moed opgaf, zei: „Droog je traantjes nu, wijfje. Met klagen en hui len schieten we niet op. We moeten overal gaan zoeken naar onze kinder tjes. Misschien zijn ze verdwaald^ en weten de weg naar huis niet meer." Zo gingen ze dan op zoek naar hun ongehoorzame kindertjes. Ze doorzoch ten het hele huis, maar nergens zagen ze iets en hoe ze ook piepten, ze kre gen geen antwoord. „Misschien heeft de poes ze allemaal opgegeten", snikte dc Moeder. Maar de dappere Vader liet zich niet ontmoedigen. „Kom mee. vrouwtje", zei hij. „Ze kunnen nog wel in de tuin zijn; in de schuur misschien." Nu ging het op een drafje naar de tuin. De deur stond gelukkig nog op een kiertje. Het was al helemaal donker. Maar muisjes zijn gewend in het don ker uit te gaan. Dat was dus niet zo erg. Opeens zei Moedermuis: „Luister eens, hoor ik daar niet zachtjes piepen?" Samen stonden ze heel stil en jawel, ze herkenden het stemmetje van één van hun kindertjes. Het leek wel, of het Horst had onze BRievenBUS M'n beste nichten en neven, H't Viel niet mee om uit te vinden, wat de jongens op het plaatje van vorige week precies deden. Er zijn tenminste heel wat foutjes ge maakt. De juiste oplossing was: touw tje trekken, fietsen, steppen op de auto ped, paardrijden, schaatsen. haasje over. Veel nichtjes en neefjes vulden bij 1 waterskieën in, een ander wilde een van de jongens op een wip laten zitten door. Suzan van der goede oplossing en zij krijgt deze week de hoofdprijs. De troostprijzen zijn voor Jaap van Dallen, Helma Sparreboom en Rijn Baggerman. Arie Kameraat schreef mij. dat zijn vader jarig is geweest. Was het een prettige dag? Als Joke Jurjaansz in September weer naar school gaat. be gint zij met Franse les. Leuk. Joke en maar flink je best doen. Greetje Gro tendorst moet deze week al naar school. Had je een mooi rapport. Greetje? Na tuurlijk, Maria van der Oest, mag jij uit de schuur kwam. En dat builen, dolgelukkig, dat ze de stem van Vader en Moeder hoorden. „O. wat hebben we in angst gezeten", riepen ze uit. Al heel gauw waren nu de andere muisjes uit hun schuilplaats gehaald en toen ging het in een draf je naar dc kelder terug. Voor de kleine muisjes was het een goede les om nooit meer stilletjes weg te lopen. Dat beloofden ze dan ook al- De snoepjes-ruzie ook so érg fijn oe bezig u-as met koken 't bakken r«n die mort or Zondag uerd bewaart moei jy alles zélf opeten en ons helemaal vergeten? Wacht je beurt maar rustig af. anders krijg jy niets, i-oor straf! Een grote sprak trol want kloi „Ik gre Jan jullie snoepjes stond voor de verkoop klaar; 3 namen dus afscheid van elkaar, uurbal. die de baas steeds was geweest, gaan direct naar een verjaardagsfeest, wordt morgen vier en", zei de zuurbal luid: mij kiest hij 't Een droptoffee riep danig kwaad: „Ik weet. dal ieder kind van klein tot groot een droptoffee het allerlekkerst vindtI" „Wel allemènsen", zei een stem. „ik vind het ongeheurd. een Haagse hopje is toch zeker 't eerste aan de beurt!" Een stukje kauwgum sprak: „Och nee. vergeten jullie m ij? zover ik weet. ben i k nog steeds de gTootste lekkernij." „Nu is het uit met dat geklets." zei boos een zoute drop: „als kleine Jan mij ziet, dan eet hij mij het eerste opl" Zo ruzieden de snoepjes voort, het werd een groot kabaal; de ijsbonbon, de ulevel, ze schreeuwden allemaaL Tot plotseling vriendlijk en bedaard, een pepermuntje vroeg: „Toe. wees nu toch even still Zó was het wel genoeg! wat gééft het toch of je jezell het allerlekkerst vond wij komen allemaal terecht in jantjes kleine mond." De snoepjes zwegen diep beschaamd, het schreeuwen was gedaan; en eensgezind zijn ze daarna naar jantjes feest gegaan! RIE BRUGGEMAN-WEEDA. Eren lachen Dame: Deze gebakjes zijn toch vers, juffrouw? Juffrouw: Ja, ziet u dame. dat kan Ik u niet precies zeggen, want ik ben pas Hoe kwam dat? meedoen. Was tante Jos vergeten jou bij de nieuwelingen te zeilen? Jouw verhaaltje van Reintje vond ik erg aar dig. Willie Poel. Jij had er flink je best op gedaan. Anneke Kromhout heeft een klein zusje gekregen, dat de mooie naam Donita Gerrie heeft gekregen Lief hè, zo'n klein babietje. Flink zo. Truus de Jager, wacht jij maar dapper af. je weet wel: „De aanhouder wint'' Ook Gonnie Bes heeft een zusje gekregen en dat heet Joke. Ook een lieve naam, vinden jullie niet? Annie Spiering zond mij het altijd weer gezellige liedje van „Koen maak jij m'n schoen" Ik vind het altijd leuk om zo verwend te wor den. Nu ik het toch over verwennerij heb: nog wel bedankt voor je prent briefkaart. Marieke Spijker. Zoals je wel hebt gezien, Otto van Veen. hadden jullie in de oplossing een foutje gemaakt. Maar dat kan de beste gebeuren, wat jij. Zeg, vergeet niet de groeten tc doen aan Enimie en Wout. Ook Cobi Smit had een foutje gemaakt. Geeft niets, hoor Cobi. Ik vond jouw reisbeschrij ving gezellig. Is moeder al' weer uit het ziekenhuis. Willie Nugteren? 't Bes te hoor en van harte beterschap. Er zijn dus twee nichtjes, die Marijke van Duyn heten. Dat zullen wc dan goed uit elkaar moeten houden. Op t ogen blik schrijf ik naar Marijke, die een zusje is van Ellen en Irene. Leuk ia dat: drie zusjes die alle drie meedoen. Dus jullie zijn vriendinnen. Truus en Joke Pronk. Zijn jullie ook nichtjes van elkaar? Kedle (zonder achternaam) schreef mij een lief briefje. Jammer, dat je vergat je adres volledig op te schrij ven, meiske. Afgesproken. Nelly Free- ke, zodra je weer terug bent van va cantie. ga jij mij weer trouw pennen. Daar reken ik op hoor. Enig hè. in een flinke vaart onder de Maastunnel te rijden. Mary van Eerten. Heb jij pret tige dagen gehad bij oma? Is jouw voet al beter. Ingetje Meinstrr? 't Heeft zeker veel pijn gedaan. Jij bent flink verwend in jouw vakantieoord. Eke de Boer. Heb je geen buikpijn gekregen van al die pruimen? Het verhaal over Sambo en Jocko is inderdaad leuk, Joke van der Niet. Wat een malle avonturen beleeft dat stel altijd, hè? Wil Grocne- weg heeft een klein nichtje, waar zij erg veel van houdt. Dan ga jij zeker vaak met de wandelwagcn op stap. Mar- ja Monteban heeft voor haar overgang een mooie vulpen in een etui gekregen. Wat zal jij nu je best gaan doen op schrijven zeg. lingen. 't Zijn deze week; Cornelis Ot- tenhof. Jan Heyl, Hennie Jansen. Ellie van Os. Sarie OudQke, Maartje de Groot, Truus en Corrie Rog. Willy Landa. Riki en Laurien Reijnhout, Eddy Verschoor, Ger Tas en Ada van Spoel. Ik wena jullie allemaal een goed weekeinde toe. ROBBIE RADAR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 10