zDe kerk vein <~)Ylciciólcintólu\fó
vóór öe RefoRimtie
uit öe histoRie v&n
moqeltjk pReöikte wiLIebrorö
hier in öe 86 eeuw
Reeös het evanqelie
YV/ANNEER het evangelie voor de
eerste maal in deze streken is ge
predikt, weten wij niet. Ook niet wel
ke zendeling de boodschap gebracht
heeft. Wel heeft de veronderstelling,
dat Willebrord (658—739) het was,
veel aantrekkelijks.
Uit een lijst van goederen der Sint
Maartenskerk van omstreeks 866
blijkt, dat de bisschop van Utrecht
toen reeds bezittingen had onder Maas
land. Met de bekering der heidenen
was de plaatselijke kerk hier een
feit. Een doorlopende geschiedenis
van deze gemeente is door gemis aan
bronnen, voor wat betreft de middel
eeuwen, niet te geven.
Uit een oorkonde van 1241 blijkt,
dat Willem II, graaf van Holland en
Rooms koning, op 5 Juli van dat jaar
het hem toekomend patronaatsrecht
(dat is het recht om een priester te
benoemen) van de kerk van Maas
land heeft overgedragen aan het
Duitse Huis van Jeruzalem, ook wel
onder de naam van Orde van St. Ma
rie of de balije van Utrecht bekend.
Deze in 1190 opgerichte vereniging
van leden van de hoge adel had oor
spronkelijk ten doel de heidenen te
bestrijden en zieke Christenen te ver
plegen. Het Duitse Huis bestaat
heden nog.
Twee jaren na deze schenking, dus
in 1243, schonken Dirk van Kouden
hoven, ridder, en Hadewied, zijn
echtgenote, al hun bezit: leen- en
eigen goederen, zowel als roerende
goederen, lijfeigenen, manschap, ho
rige lieden, burgerlijke rechten en wat
daar toe behoorde, onder Maasland
gelegen, eveneens aan deze Orde.
De Duitse Heren waren in Maas
land alzo wel gegoed en in aanzien.
Een grote grafzerk en de benaming
Commandeurshof herinneren nog aan
hun verblijf aldaar.
Wat genoemd echtpaar tot deze
schenking heeft bewogen, laat zich
slechts gissen. Drie jaren eerder, in
1240, had deze ridder de adellijke
vrouwenabdij van Rijnsburg reeds
met een hoeve, onder Valkenburg
(Z.H.) gelegen, begiftigd. Toen was
het zieleheil van zijn moeder het oog
merk van de overdracht geweest.
Mogelijk was dit echtpaar van Kou
denhoven kinderloos, doch zeker is
het niet. De naam Koudenhoven bleef
in Maasland en omgeving voorkomen
Zo vindt men, dat in 1357 een Wil
lem van Koudenhoven Janszcon vriend
was van Ridder Aernt van Hoden-
pijl. Hij was zijn man. Een leen-
verhouding regelde contractueel de
relatie van leenheer en vazal.
Het verbonden goed was een huis
en hofstede, gelegen ,,in den am
bacht van Maaslant bij den sluyse
vliet!" Het was een erfleen. Na zijn
overlijden zouden de goederen en de
huizen die er „namaels op comen
mogen" (lees mochten) op bepaalde
wijze in zijn familie, vererven. Van
de overgang zou dan een akte moe
ten worden opgemaakt.
De leenverhoudine moest in zulk
een geval vernieuwd worden. Ver
heergewaden noemt men een derge
lijke gebeurtenis. Bij die gelegen
heid zou een geschenk moeten wor
den aangeboden. Gewoonlijk werd
iets gegeven, dat bij de jacht goed
te pas kwam: een windhond of een
rode sperwer. Die Maaslandsluisers
konden beter voor iets anders zor
gen: een mooie zalm van 6 schellin
gen moest het zijn.
HOE deze Wilem van Koudenhoven
aart" ridder Dirk vermaagschapt is
geweest, is niet te vinden. De naam
van zijn oudste dochter Clemeynse,
in 1392 nog in leven, verraadt, mét
die van latere vertegenwoordigers
van dit geslacht, als Boon (Bonifa-
cius), in elk geval geestelijke ver
wantschap.
Daarbij is het wel zeer opmerke
lijk, dat het wapen van deze fami
lie een kruis vertoont, naar o.a. blijkt
uit het zegel Floris Boon van Kou
denhoven aan een perkamenten stuk
van 1486. Dit stuk wordt thans be
waard op het Algemeen Rijksarchief
(te 's-Gravenhage).
vè,n B&&Len
Ook deze Floris Boon van Kouden
hoven had leengoederen onder Maas
land en het is zelfs waarschijnlijk,
dat hij in 1494 stedehouder van de
schout van dit ambacht is geweest.
Hij moet dan omstreeks 1442 zijn ge-
Als mannen van Hodenpijl zullen
de Van Koudenhovens wel Hoeksge-
zind zijn geweest en hun maatschap
pelijke achteruitgang zal ook wel aan
de partijtwisten zijn toe te schrijven.
Twist was er in deze dagen genoeg.
Ook in de kerk. In het jaar 1322
hield de vraag, wie wel de meeste
voorrfaamste) in de kerk van Maas
land mocht zijn, zo ernstig de gemoe
deren bezig, dat de graaf er aan te
pas moest komen. Men verwekte
volksoplopen. Men joeg elkander na
met dodelijke haat. Men sprong uit
vrees voor zijn leven in het water.
Er werd gestoken. Het kwam zover,
dat er een dood bleef liggen.
Deze twist was onder de welgebo
renen, de landlieden van adellijke
geboorte.
Behalve de welgeborenen kende
men ook nog huisluiden. Dit waren
eertijds onvrijen. Wanneer de lijf
eigenschap en horigheid hier precies
is verdwenen, valt niet te zeggen.
STELLIG reeds lang vóór 1565
voelde ieder zich vrij man. In
dat jaar werd van de Maaslandsluis-
se vissers gezegd, dat zij „ongere
gelde luyden" waren, die, vooral wan
neer het om fiscale zaken ging, flink
aangepakt moesten worden.
Kerkelijk waren zij toen minder
heet gebakerd. In elk geval bleven
een jaar later de beelden in de kapel
op de dijk ongebroken. Mogelijk wa
ren zij tijdig weggeborgen. Dat wil
natuurlijk niet zeggen, dat de bevol
king toen geestelijk onverschillig was,
of dat de grote bewegingen rond de
reformatie ongemerkt voorbij gingen
Daarvoor lag de dijk te veel in het
centrum.
Hoe echter de reformatorische be
ginselen op Sluys zijn gekomen, is
niet bekend. Vermoedelijk al vroeg.
Reeds in 1519 traden te Delft verkon
digers op van de nieuwe leer, terwijl
in 1529 een zekere Jan Ysbrantsz
van Rotterdam in Schiedam de leer
van Maarten Luther predikte.
Overal lutherde het. De hervorming
was irf deze gewesten reeds lang voor
bereid en uit het volk zelf geboren.
Niet te gewaagd lijkt mij de veron
derstelling, dat ook de vroegere pas
toor van Poortugaal, Wouter Sij-
monsz, de bekende Westlandse hage-
prediker, door de vissers is beluis
terd.
Ook de gebeurtenissen in De Lier
zijn niet in een hoek geschied. In die
parochie was in 1532 een nieuwe pas
toor gekomen, Mr Arent Dircksz Vos.
Deze was een kundig man, die zich
omstreeks 1546 technisch onderscheid
de, doordat hij toen een nieuwe
konst uitvond „omme het water lich
telijk (d.w.z. gemakkelijk) uit den
lande quyt te worden". Zeven jaar
later deed hij opnieuw van zich spre
ken. In 1553 weigerde hij nog langer
als hoofdleider aan de St.Jorispro-
cessie deel te nemen.
Deze processie werd jaarlijks van
De Lier uit gehouden. Met veel cere-
moniëel werd dan een groot houten
ruiter-standbeeld, met zilveren har
nas, naar Delft gedragen. Met dit
wonderbeeld, waarvoor men van
heinde en verre naar De Lier kwam,
aan de gesloten Waterloosche poort
gekomen zijnde, hield men stil.
Na van psalm 24 een vers gezon
gen te hebben trok de stoet de stad
binnen, terwijl de klokken van de
Delftse kerken hun galmgeklank de
den horen. De optocht schreed intus
sen langs de ene zijde van de Bin-
nenwatersloot tot aan de Havenbrug,
om langs de andere zijde de terug
tocht naar De Lier aan te vangen.
Vele stedelingen hadden zich intus
sen bij de dorpelingen aangesloten.
Het feestgedruis was niet van de
lucht. De dag eindigde in grote vro
lijkheid.
Natuurlijk bleef de weigering van
de pastoor om aan de processie deel
te nemen niet maar aan enkele in
gewijden bekend. Zelfs de beruchte
inquisiteur Sonnius ging zich met het
geval bemoeien. Vos bleef echter
buiten het gevang en in zijn parochie.
Hij zette zijn werk voort. Geleidelijk
werd alles anders. In 1565, op St.
Bartholomeus (24 Augustus), kwam
hij met de verklaring, dat voortaan
de mis slechts in de volkstaal door
hem zou worden gelezen. Ook bij de
doop, het huwelijk en de begrafenis
werd het latijn geweerd.
Het beeld stond toen nog in de kerk.
Een jaar later zou het verdwijnen.
Toen de beeldenstormers de stad en
ook het platteland onveilig maakten,
oordeelde Mr. Arent Dirck het raad
zaam, het zilver van het beeld in
veiligheid te brengen. Zijn parochia
nen keken toe.
De kinderen bleven bij hem ter ca
techisatie komen. Zij leerden van
hem het Onze Vader en dietse psal
men als voorheen.
Dit duurde tot 1567. In de maand
Maart werd hij toen op het kerkhof
gevangen. Eerst 27 Mei 1570 werd
hij veroordeeld, „geëxecuteert te wor
den metten Viere, zulex datter die
Doot naevolcht." Drie dagen later had
de terechtstelling plaats. Gelijktijdig
met de pastoor van Yselmonde, Adri-
aen Jansz van Berckou, de pastoor
van Schagen, Sijbrand Jansz en de
eerder genoemde karmeliet Wouter
Sijmonsz vond Mr Arent Dircksz Vos
de marteldood.
TNIEPE indruk maakte het sterven
U van deze voorgangers. Stellig zal
dit gebeuren ook te Maassluis zijn
besproken. Gedurende de drie jaren,
dat Vos in het gevang was geweest,
had hij veel bezoek ontvangen en
had hij niet nagelaten te onderwijzen
in het evangelie der vrije genade om
Engelbrecht Pietersz van Kouden
hoven (15841654), -penningmeester
van de zalmvisserij, ouderling en
kerkmeester en laatstelijk burge
meester van Maassluis werd begra
ven onder een zerk met deze woor
den „lek rust in Gott". Deze rust
had hij gevonden, niet met zijn geld.
noch met zijn werken, doch slechts
door geloof in Gods belofte.
Mr Arent Dircksz Vos, tijdgenoot
van zijn grootvader Mr Allaert En-
gelbrechtsz (van Koudenhoven) (1)
„op Sluys", setter van Maasland en
leenman van Hodenpijl, had opnieuw
Gods belofte en eis, in onlosmakelijk
verband, gepredikt in het gebied van
het oude graafschap van Maasland.
(1) Een andere kleinzoon was Ja
cob Jacobsz van Koudenhoven (Cou-
wenhoven), wiens portret met de le
vendige bruine ogen, in het onlangs
geopende Hist. Museum van Rotter
dam valt te bewonderen. Ook hij
voerde het kruis als wapen. Engel
brecht Pietersz en andere leden van
dit geslacht voerden in die dagen
(granaat)-appels. Was dit wellicht
gevolg van „voortgaande"-reforma
tie? Er zat toen een Remonstrantse
trek bij die van Koudenhovens.
5
DE GESCHIEDENIS VAN
XJEUS, lezer, als je bij je geboorte
de oer-Nederlandse achternaam
Klaassen hebt meegekregen, dan kom
je zodra je min of meer tot le
vensbewustzijn bent geraakt tot de
ontdekking dat je een naam hebt
waar méér achter steekt dan je op
het eerste gehoor zou vermoeden, 't
Gaat meestal zó: je stelt je voor aan
een nieuwe kennis: Klaassen. In vijf
van de tien gevallen zweemt er even
een glimlachje over het gezicht tegen
over je, vluchtig als een koeltje over
een gracht onder de zomerhemel.
Ken je elkaar een beetje, dan is 't:
„Hoe is je voornaam, Jan soms?" of
„Heet je vrouw Katrijn?" Je grin
nikt wat, omdat je weet dat zoiets
meestal komt. En wie Uwer heeft
nooit iemand met „veel Jan Klaas
sen" de kamer horen binnenkomen of
de verzuchting geslaakt dat iets al
leen maar wat „poppenkast" is? Nee,
schrijver dezes heeft geen familie
zwak, noch is hij naamziek, maar
tóch is hij nieuwsgierig geworden
naar zijn grote achternaamgenoot
wiens glorie zij het in geringe
mate nog steeds afstraalt op het
levenspad van Uw dienaar in zijn be
staan van vergeten burger. Want Jan
Klaassen, de held van de poppenkast
en de dromen der stadsjeugd, is niet
de hoofdpersoon uit een of andere
door-en-door Nederlandse legende. In
tegendeel, eens was hij een kerel van
vlees en bloed, een „gesjochte jon
gen", die van een borreltje hield en
die... Maar sta mij toe bij het begin
te beginnen.
De wieg van Jan Klaassen stond in
één van de huisjes in de Anjelier
straat van de Amsterdamse Jordaan.
Daar, waar de klokken van de naar
de Hollandse wolkenlucht omhoog
priemende Westertoren hun speelse
klanken over de roodbepande daken
uitstrooiden, werd hij in 1664 gebo
ren. Over Jan's jeugd is weinig be
kend, evenmin als over die andere
Jannen en Pieten en Klazen en hoe
ze meer mochten heten, die eerst
met Jan in de nauwe sloppen van de
Jordaan hebben geravot en later als
eerbiedwaardige ambachtslieden, zee
lui of schutters hun leven leefden,
hun kleine bijdrage schonken aan de
grote historie van ons kleine land en
daarna in de vergetelheid ondergin
gen. Zou Jan Klaassen's enige jeugd-
liefhebberij hebben bestaan uit het
wegbrengen van de paarden der
vrachtrijders naar de smid of naar
de weide, hij zou zeker het lot van
deze nu onbekenden hebben gedeeld
en niemand zou ook zijn naam meer
hebben geweten.
Toen Vader Klaassen de tijd geko
men achtte dat Jan het zijne zou
gaan bijdragen ter bestrijding van de
financiële zorgen in zijn gezin, koos
zoonlief niet het ambacht van zijn
vrienden. Zijn rusteloze natuur dwong
hem tot iets anders. Hij kon paard
rijden en nam dienst als trompetter
in het leger van Prins Willem.
Retteretet Jan Klaaszen
die nog trompet kon blazen
als toen hy in het zadel zat",
zegt een oud liedje. Maar Jan zat
niet lang in het zadel. Na enkele
jaren hing het geregelde leven van
de militaire dienst hem zo ellenlang
de keel uit, dat hij zijn wapenrok
verwisselde voor een burgerpakje,
naar zijn geboortestad Amsterdam
terugkeerde en een baantje vond als
- trekwerker in een weveWj.
In die tijd kwam Katrijn in zijn
leven, in de vorm van een Amster
damse deerne, Catharina Pieters',
wonend in de Tuinstraat. Hoe de ro
mance is verlopen, wij weten het
niet. Misschien zou de oude Wester
toren méér kunnen vertellen, omdat
aan zijn dromerige voet lievende
paartjes elkaar door de eeuwen heen
dingen vertelden die niet voor andere
menscnoren bestemd waren. Wel is
het een feit dat op 7 September 1686
in de Nieuwe Kerk bij de Dam in
het huwelijk traden: „Jan Claasz van
Amsterdam, trekwerker, oud 22 jaar,
in de Anjelierstraat en Catharina
Pieters van Amsterdam, oud 23 jaar,
in de Tuinstraat". Daar bruid noch
bruidegom de schrijfkunst machtig
was (overigens niets bijzonders in
die dagen), bekrachtigden zij het do
cument met een kruisje. De bruiloft
vond plaats op 17 September. Op deze
mooie nazomerdag paarde zich hier
de Amsterdamse volksleut met Schie
dams geestrijk vocht en alles scheen
mede te werken om het leven van
het jonge paar in hun huisje aan het
Franse Pad lang en gelukkig te ma
ken.
"C* DOCH, spoedig maakten woorden
van liefde plaats voor verwijten
en gekijf. Jan vertelde zijn vrienden
dat hij een slang aan zijn boezem
had gekoesterd en Katrijn schold
haar gemaal uit voor alles wat maar
lelijk was. Want wat gebeurde? Jan
hield van een stevige borrel en ook
zijn vrouw was in het geheel niet af
kerig van vuurwater. Wanneer hij
met zijn vrienden tot laat in de
Als Jan Klaassen op de Dam zijn
huis te huur zet, zijn de kinderen
vol spanningwat daarvan nu
weer zal komen
avond in de herberg had gepimpeld
en vrolijk en opgewonden thuiskwam
in wat men nu „in kennelijke staat"
pleegt te noemen, waardeerde Ka
trijn zijn in het trapgat uitgebrulde:
..Gisteren was ik dronken en vandaag
ben ik niet nuchter" allerminst en
kreeg Jan de wind van voren. Overi
gens moeten we Jan niet van schuld
vrijpleiten. Hij had inmiddels zijn
baan in de weverij vaarwel gezegd
omdat het hem véél te eentonig was
en ging „voor zichzelf beginnen". Dag
in dag uit vermaakte hij in zijn pop
penkast, jong en oud met zijn grap
pen en grollen, een beroep dat te
gemoet kwam aan zijn onrust en waar
in hij zijn zucht tot grappenmaken
kon botvieren. Oranjegezind als de
volksbuurt was, gingen zijn voorstel
lingen er in als koek. De Prins van
Oranje was gestorven en Jan de Witt
en de Staten van Holland keerden zich
fel tegen het Oranjehuis. Prompt ver
scheen er in Jan's poppentheater een
lange, zwarte, boosaardige pop, die
kennelijk de anti-Oranjegezinde Jan
de Witt voorstelde en steeds door een
duchtig pak rammel tegen z'n houten
kop van het toneel werd getimmerd.
Het publiek genoot, en ware dit het
enige geweest, Katrijn zou zich met
hebben geërgerd. Maar er was meer.
Welke vrouw zou niet uit haar vel
springen als ze van de buurvrouwen
hoort, dat haar wettige echtgenoot
zich in de volgende toespraak richt
tot zijn hooggeacht publiek: „Ik deel
U mede, dat in de Peperneutenkerk
door dominé Arie Lankneus in 't hu
welijk zijn getreden, Jan Klaassen
met Catrijn. Ze heeft een mondje als
de Noordzee en 'n neussie als de
voorboegspriet van een oorlogsschip".
Jan vervolgt: „Seg vrouw, 'k heb
jou, zo menigmaal bekeken. En al
die loze streken, die stane mij niet
aan!" Waarop hij Katrijn nabootst
en haar laat zeggen: „Wat moet een
mens toch lije voor zo'n loze guit"
om zelf tot de conclusie te komen
„Kom, laat je dan maar scheie, dan
is je lije-n-uit!"
Tenslotte voegt Jan de daad bij
het woord en gaat op bezoek bij de
kerkeraad. Het gevolg is dat het
paar uit elkaar gaat en verder leeft
in wat men toentertijd noemde: „se
parate huysho\idinge". Jan zette zijn
bestaan als theaterbaas voort en ver
diende z'n brood en z'n borrel met de
poppenkast in de volksbuurt.
Het einde van Jan en Katrijn is
samengevat in twee aantekeningen in
de begrafenisboeken van het Kar-
thuizerkerkhof te Amsterdam: op 26
April 1706 werd Jan ter aarde be
steld; op 22 November 1711 werd
Katrijn begraven.
geschiedenis is ruim 250 jaar
voortgegaan. Het Franse Pad,
waar Jan en Katrijn eens woonden
heet nu Willemstraat. Het Karthuizer-
kerkhof, hun laatste rustplaats, moest
plaats maken voor de immer uitbrei
dende Amstelstad. Maar wie 's avonds
als uit de hoge Westertoren het
klokkenspel klingelt langs de stille
grachten loopt, waar de eeuwenoude
bomen zich in het nu en dan even
rimpelende water weerspiegelen en
waar trapgeveltjes en fraai bewerkte
deuren herinneren aan lang vervlo
gen jaren, voelt dat deze omgeving
de sfeer ademt van de tijd toen Jan
Klaassen zijn poppenkastvoorstellin
gen gaf in de Jordaan, zoals dit nu nog
gebeurt op de Dam bij het Paleis en
de Nieuwe Kerk, waar de grondlegger
van dit bij uitstek Hollandse stuk
volksvermaak eens in het huwelijk
(Voor vervolg pag. 6)
DE
Avontuur van Ouderling Alleentjes (IV
ja- vertelde ik verleden week
Ouderling Alleentjes was dus
binnengekomen in dat propere
kamertje met drie stoelen en vele
slóten en grendels op de deur. En
het eerste wat hem daar trof, was
het feit dat het reeds aanwezige
vrouwspersoon vriendelijk en wel
levend opstond, en een soort hoofse
buiging maakte, om zich vervol
gens weer neer te zetten, woorden
loos en zwijgend. Waarop meteen
de ander, die hem opengedaan had
en die kennelijk de moeder van de
jongere was, eveneens een reveren
ce maakte en daarbij haar „Knicks"
vergezeld deed gaan van een veel
zeggend gebaar, dat enkel maar
kon betekenen„Vreemdeling, zét
u, uw stoel staat gereed.Het
geen Ouderling Alleentjes toen
maar meteen deed.
Zo zat men daar dus gedrieën en
niemand zei een woord. Zoiets is
moeilijk. Zeker, het is ook moeilijk
wanneer een ontvangend gezin uit
zeven kabalende kinderen, schet
terende radiomuziek en twee vecht
tende honden bestaat. Maar als ik
te kiezen heb, geef ik toch nog de
voorkeur aan zoveel Iawijt boven
de doodse stilte van een vertrek
waar je met z'n drieën zit en nie
mand doet een mond open. Weet
u, als mensen, in wier gezelschap
men verkeert, zwijgen, dan kan
men zelf ook niets anders doen als
zwijgen. Het is daarmee net als
wanneer men met iemand praat,
die verschrikkelijk verkouden is
en die daarom alsmaar fluistert.
Men fluistert dan onmiddellijk zelf
mee dat hebt u toch ook wel
eens opgemerkt?
Ouderling Alleentjes wa3 dus
voorshands even overbluft. Niet
lang, want hij is een man van grote
getalen huisbezoeken en dus met
kennis van vele situaties. Mochten
ten. Let Zondag maar eens op uw
eigen predikant...!
Ouderling Alleentjes zei dus
„Hum...!" Maar wanneer hij een
zakaloombom had laten ontploffen,
hadden de gevolgen met erger kun
nen zijnWant nauw sprak hij het
voormelde „Hum.of de beide
vrouwen rezen ontsteld en bezwe
rend op uit hun leunstoelen en
hieven spoorslags waarschuwende
bleke vingers voor hun lippen.
„Ssssstttt.zei de oudste daar
bij. En de jongste echode na:
„Ssssstttt.
Ik weet niet wat Ouderling Al
leentjes op dat moment precies
dacht. Ik heb het 'm wel gevraagd,
maar hij kon het niet meer in zijn
herinnering terugroepen. Achteraf
meende hij dat hij zelf teen ook
maar „Ssssstttt.gezegd heeft.
Uit de
VOLKSWIJK
Maar een andere keer beweerde hij
dat hij zich had gevoeld of hij
droomde. Indien dat juist is, dan
leek het vervolg meer op een nacht
merrie, want de beide vrouwsper
sonen begonnen direct na hun
„Ssssstttt.een geheimzinnige
pantomime uit te voeren.
Ze keken elkaar eerst aan en
schudden om te beginnen eendrach
tig hun hoofden. Vervolgens wees
elkeen met haar witte hand op
eigen boezem en keek daarbij op
nieuw de ander vragend aan, al
maar hoofdschuddend. Daarna nam
de jongste een besluit en sloop naar
de deur. Op toppen van tenen. Ze
ontgrendelde hem geluid'n
zijn gastvrouwen al stommetje spe- draaide de sleutel onhoorbaar t
len, goed, hij zou. het woord wel
doen.' Derhalve schraapte hij na
drukkelijk zijn keel en zei:
„Hum.Net als alle mensen
doen die in een bepaalde gespan
nen stilte het woord willen hervat-
rukte dan plotseling
wilde en wijde zwaai die kamer
deur open. Wanneer er iemand op
dat overloopje zou hebben gestaan,
had deze de schrik van zijn leven
gekregen. Het zou hem nebben
doen denken aan een onmetelijk
grote koekoeksklok uit het
Schwarzwald of daaromtrent,
waaruit totaal onverwacht een
reuzenvogel naar buiten sprong.
Het zou hem dientengevolge vast
en zeker alle twintig traptreden
naar beneden hebben doen slaan
om terecht te komen in een por
taaltje waar men alleen opeenge
hoopt kon blijven liggen. Maar er
was niemand. Gelukkig maar! En
het volgende moment was de ka
merdeur weer dicht, maar nu zo
zacht gesloten dat geen muis het
zoeven van de deur, het klikken
van slot en sleutel, het schuiven
der grendels zou hebben kunnen
vernemen. Waarop de dochter naar
haar stoel terugsloop en men weer
tezamen zat, gedrieën en zwijgend
Pas daarna kwam de verklaring
omtrent doen en laten.
Ja, dat zeg ik nu wel, maar dat
ging ook weer niet zo één-twee
drie en met verheffing van stem
Geen denken aan. Dat ging heel
anders en wel in deze trant. De
oudste stond opnieuw op, boog zich
over tot Ouderling Alleer.ijes en
fluisterde: „Ze moeten ons niet
horen.Een uitspraak waarbij
ze haar witte handen weer als
schuwe vogels door het vertrek
deed fladderen, wijzend naar de
deur en naar de achterwand, naar
boren en beneden, naar links en
naar rechts. Een uitspraak waarbij
ze gelijktijdig grote, vervaarlijke
kologen opzette, alsof achter alle
muren kwaadaardige spionnen op
de loer lagen: „Ze moeten ons niet
horen.Met dat ze dit gezegd
had, liet ze zich weer op haar stoel
neer, doch ter zelf dertij d stond
reeds de jongste overeind en zei
luguber: ,Ze loeren op ons.
En ook zij wees naar alle denk
bare dimensies, onderwijl knik
kend en ook al zó grote ogen ver
tonend dat Rood Kapje zelfs er van
op hol geslagen zou zijn.Dan
zette ook zij zich weer en hing
zwaar en benauwend de spanning
in het vertrek.
WIJKPREDIKANT