Monument voor generaal Spoor
Nieuwe avonturen van mijnheer Pimpelmans
DOOR G. TH. ROTMAN
145. Op datzelfde ogenblik was meneer
Pimpclmans aan 't ruziemaken met
boer Hamstra. Zodra namelijk de draaie-
righeid wat gezakt was. had meneer
Pimpelmans zich naar het erf van de
boer gespoed om te zien. wat er van
zijn vrouw en zijn auto overgebleven
was. tSr. nu eiste de boer terstond scha
devergoeding voor zijn vernielde schuur-
146. Tenslotte liep de boer kwaad naar
binnen. „U zult er wel meer van ho
ren!" riep hij. Net was hij binnen, of
daar kwam Pikdraad, nog druipend
van het slootwater, het erf op lopen,
want hij had van de kinderrn in de
speeltuin gehoord, wie hem dat koopje
geleverd had. Woedend trok hij een em
mer water uit de handen van Sientje.
de meid. die net passeerde, en goot die
pardoes over meneer Pimpelmans
hoofd leeg.
147. „De man is wel wat voorbarig in
zijn oordeel, maar och. hij weet niet
beter!" zuclKte meneer Pimpelmans.
die tengevolge van de slagen van het
noodlot in een deemoedige bui was. En
daarop klom het echtpaar Pimpelmans
zuchtend weer in de deerlijk gehaven
de auto.. Gelukkig dééd de motor het
nog. De auto moest nu eerst keren,
hetgeen prachtig gelukte, behalve dan
een aanvaring met de hooiberg.
150. „Nou. meneer Pimpelmans. als
er met koeien genezen niks meer te
verdienen is. krijg je bij mij een baan
tje als chauffeur!" zei de boer. „Ja,
maar hoe krijg ik hem er uit?" vroeg
meneer Pimpelmans, half huilend; ,.ik
kan 'm niet in 't water laten liggen,
dan gaat ie roesten!" „We zullen pro
beren". zei de boer. „ik heb wel 'n
endje touw thuis."
151. De boer haalde een touw. Het
werd van achteren aan de bumper
vastgemaakt, en toen gingen ze alle
maal aan het trekken. Trek Ie niet.
zo heb Je niet; sprekend de Wolga-
slepers. Meneer Pimpelmans liep voor
op; nog nooit van zijn leven had hij
zo hard gewerkt.
152. De auto scheen echter niet erg
solide in elkaar te zitten; althans op
eens schoot de bumper los en het hele
gezelschap buitelde voorover; meneer
Pimpelmans schoot met z'n hoofd tussen
de spijlen van het hek. Janus viel plat
op z'n neus en de boer kreeg de bumper
op z'n hoofd.
153. Met moeite werkte meneer Pim
pelmans z'n hoofd tussen de spijlen
vandaan, die helemaal kromgebogen wa
ren. De velletjes van z'n oren bleven
er aanzitten, maar enfin, dat groeit
vanzelf weer aan. Even later stond hij
tegenover de boer op wiens hoofd zich
een buil vertoonde, hard en rond als
een kleipeer.
154. „Meneer Pimpelmans, verdwijn
alstublieft, voordat lk ongelukken be-
ga!" riep de boer woedend uit. Meneer
Pimpelmans besloot toen maar. de auto
door de leverancier weg te laten halen
en naar huis te wandelen. Dat was een
kuier van minstens tweeëneenhalf uur.
dus geen kleinigheid. Zuchtend wandel
de hij met z'n vrouw de Epscheutense
weg uit..
155. Maar toen ze langs de speeltuin
kwamen, werd de verleiding hem te
sterk. .Vrouw, we gaan daar gezellig
een poosje zitten", zei hij; „lk heb trek
in een kleintje Pils en jij krijgt een
limonade met een rietje." Zo geze d.
zo gedaan; enkele ogenblikken later
zaten ze aan 'n tafeltje ln het zonnetje
«n voelden zich weer Jong opnieuw.
meneer Pimpelmans: „Vrouw, daar wil
lk nog eens afglijden!"
Mevrouw keek bedenkelijk; maar
kom. waarom zou ze haar man dat
kleine pleziertje niet gunnen. Ze zweeg
dus. en meneer Pimpelmans klauterde
naar boven.
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 27 Juni 1953
ZONDER PRETENTIE GEBOUWD,
MAAR DAARDOOR LEVEND EN WERKELIJK
Een legercommandant,
die in zijn soldaten de mens
zag
EEN luitenant, die drie jaar in
Indië had doorgebracht, was na
zijn terugkomst in Holland woedend.
Die drie jaren waren nutteloos ge
weest. Zijn soldaten waren voor
niets gesneuveld of aan malaria ge
storven. Ze hadden gevochten voor
een hopeloos ideaal in een strijd, die
al beslecht was toen zij nog door de
peloppers werden beschoten. Toen hij
later de familie van zijn gesneuvel
de mannen opzocht en de familie
leden hem vroegen waarom hun va
der, zoon of broer gesneuveld was,
stond hij met zijn mond vol tanden.
Ten slotte kwam hij nergens meer.
Hij kon het niet meer wennen in
zijn eigen land omdat hij diep in
zijn binnenste het niet vergeven kon
wat men hem en zijn mannen en
Indië had aangedaan.
Die luitenant stond niet alleen. Er
waren er velen, die diep gedesillu-
sionneerd in het vaderland terugkwa
men. Ze hadden voor niets gevoch
ten. Militaire successen waren door
de politici ongedaan gemaakt en
politieke beslissingen hadden honder
den kameraden het leven gekost en
Indië overgegeven aan terreur van
Indonesiërs. Meer dan eens is de
vraag gesteld, hoe een leger met
zulke soldaten en officieren tot het
laatst toe zijn plicht heeft kunnen
doen.
Wanneer we Ton Schilling mogen
geloven dan is daar maar één ant
woord op en dat antwoord is: Onze
Generaal, generaal Spoor.
Wie dat antwoord leest, kan niet
anders dan onder de indruk komen
van de zeer markante en doordrin
gende persoonlijkheid van generaal
Spoor. Een knap generaal, mili
tair gezien, een knap generaal ook
in politiek uiterst moeilijke situaties,
een generaal vooral, die in zijn sol
daten van hoog tot laag altijd de
mens gezien heeft.
CCHILLING'S boek, dat werd sa-
mengesteld aan de hand van tal
van brieven en aantekeningen van
militairen van allerlei rang, die on
der generaal Spoor gediend hebben,
is geworden tot een monument voor
„onze generaal". Een monument,
dat zonder enige pretentie gebouwd
Is, maar dat daardoor een levend
en werkelijk monument geworden is.
Hij kende zijn mannen cn hij hielp
hen. Ze wisten dat ze op de legercom
mandant vertrouwen konden. Hij
maakte als het moest persoonlijk
een spoedreis voor hen in orde wan
neer ze door familieomstandigheden
naar Holland moesten.
Tal van verhalen zijn over de ge
neraal in omloop. Hier is er één.
Een soldaat wordt overgeplaatst
van Semarang naar Batavia- Een
hele dag heeft hij op het warme
vliegveld staan wachten. Doodmoe
komt hij bij zijn nieuwe onderdeel
aan. Maar de sergeant-majoor heeft
op de late avond geen tampatje
(bed) meer voor de doodmoede sol
daat Jansen. „Ruk in en zie dat je
ergens onder dak komt" is zijn ant
woord op de smeekbede van de sol
daat. ,,'k Heb nergens plaats." Van
een officiële overplaatsing trekt hij
zich niets aan. „Ga voor mijn part
naar de legercommandant" is zijn
laatste bescheid.
Soldaat Jansen klapt zijn hakken
tegen elkaar en verdwijnt.
In het holst van de nacht staat
hij tot zijn eigen stomme verbazing
stram in de houding voor het bu
reau van de legercommandant en
meldt zich.
Als dan generaal Spoor opmerkt
dat het nog al een ongewoon uur is
en vraagt wat er .nu eigenlijk aan
schort, dan staat Jansen plots met z'n
mond vol tanden. Hij wilde eens
flink kankeren op die sergeant-ma
joor, die hem in de nacht wegstuur
de. Maar hij vindt zich nu alleen
dom. Maar de generaal wil weten
wat die sergeant-majoor gezegd heeft
en dan antwoordt Jansen:
„Hij zei; Je gaat maar naar de
legercommandant, generaal. Ze had
den daar geen tampatje voor me, en
ik ben erg moe. Ik ken hier de
weg niet, ik kom uit Semarang ge
neraal, en het is al veel te laat om
ergens terecht te komen. En nou
ben ik hier, generaal."
„De laatste conclusie is juist",
vindt de generaal. Hij belt zijn ad
judant en geeft de opdracht: „Kees,
hier is de soldaat Jansen uit Sema
rang. Hij logeert vanavond bij ons
op het Paleis. Laat een logeerkamer
in orde brengen en zorg er voor, dat
hij in niets te kort komt."
„Slaapt U wel, soldaat Jansen",
zegt hij tot de stomverbaasde sol
daat en dan gaat hij weer aan zijn
werk.
ZO was generaal Spoor. Er zouden
zo vele verhalen te vertellen zijn.
Talloos waren de brieven die de
generaal kreeg vaai de manschappen
op de desolate voorposten, die er
geen gat meer in zagen. Maar alle
maal kregen ze een eigenhandig ge
schreven brief terug, recht op de
man af, zonder verbloeming der
feiten. Ze werden voorgelezen in de
Afscheid: „U roept
verluisde kamponghuizen en dan ging
er voor het eerst sinds weken weel
een opgewekte en moedige brief
naar huis.
Generaal Spoor zou een van de
voorpasten bezoeken. De soldaten
daar kenden hem niet. Ze moesten
oefenen voor het vormen van de
erewacht en ze besloten die hoge ge
neraal een stelletje allemenselük
lastige vragen te stellen en eens
flink te kankeren, 's Morgens voor
dat de generaal kwam werd een der
soldaten slachtoffer van een land
mijn. Hij werd begraven en de vlag
halfstok gehesen.
De generaal kwam. Hij kwam op
de erewacht af, zag de vlag halfstok,
informeerde zacht waarvoor dat was.
De majoor vertelde het hem. „God,
wat is dat erg" zei de generaal
zacht. Toen sloot hij zijn hakken en
salueerde lang en aandachtig.
Toen maakte hij front naar de ere
wacht en zei tegen de majoor: „Ik
dank U wel... laat u de wacht maar
inrukken. Ik geloof niet dat we hier
tegenover elkaar eer moeten bewijzen,
er is iets hogers in ons midden."
Door zuivere menselijkheid won
hij het hart en het vertrouwen van
de soldaten. En daardoor deden ze in
de beroerdste omstandigheden hun
plicht.
TOEN na de politiële actie dc
Van RoyetvRoem-overeenkomst
gesloten werd, sloot generaal Spoor
zich twee dagen in zijn werkkamer op.
borg het hoofd in de handen en vroeg
wanhopig en grimmig: „God, help
mijn soldatenWant hij moest
zijn handtekening zetten onder de op
dracht, de pas-bevrijde gebieden weer
te ontruimen.
In Djokja dreigde oproer. De solda
ten namen het niet, evenmin als hun
officieren. Ze hadden gevochten voor
't niet alleen af kan, generaal."
vrijheid en recht voor de inheemsen.
Ze weigerden de stad te ontruimen
en de Javaan over te leveren aan de
terreur van de T.N.I.
Generaal Spoor kwam in Djokja
bij een compagnie in de stelling. De
stemming was er allerberoerdst. De
verliezen waren zwaar geweest. Er
liep beveiliging, een deel lag te sla
pen en de rest, een man of tien,
liep in onderbroek rond. Zo ontmoet
ten ze hun generaal. Ze waren gela
den omdat al hun ploeteren voor
niets geweest leek te zijn. Spoor brak
de spanning. Zijn eerste woord was:
„Nou jullie ziet er tenminste uit of
je nog wel veertien dagen mee kunt."
Cynisch, maar dat was juist wat de
mannen nodig hadden. Hij liet zich
uitleggen welk een onmenselijke taak
de compagnie gehad had en toen zei
hij: „Als het Nederlandse leger in
de toekomst 10 pet. heeft van jullie
taaiheid, moed en moreel, dan ben
ik niet bang voor de toekomst van
het Nederlandse leger".
Plotseling vroeg één vaan de solda
ten hem recht op de man af: „Ge
neraal, laat u ons ook in de steek?"
Prompt zonder enige aarzeling kwam
het antwoord: „Ik ben ook maar een
soldaat, die gehoorzamen moet". De
soldaat begreep het en hij ze: „Ik
zal gehoorzamen, generaal".
Ze hebben allen gehoorzaamd. Zon
der incidenten van Hollandse zijde is
de ontruiming van de pas bevrijde
gebieden verlopen. Het is de laatste
daad van gehoorzaamheid geweest
aan de generaal, want enkele dagen
later was hij niet meer.
Reeds jarenlang levend op één nier
hadden de moeiten en zorgen in In
dië het intense meeleven met zijn sol
daten zijn krachten gesloopt. Het ver
lof, waar hij hard aan toe was, had
hij steeds uitgesteld. Hij kon zijn
soldaten niet in de steek laten ter
wijl ze in de narigheid zaten.
Zondagavond schreef hij de laatste
brief aan zijn vrouw, die voor haar
gezondheid naar Holland was, Maan
dagmorgen werd hij plotseling door
onduldbare pijnen overvallen. Hij
moest op bed blijven. Woensdagmor
gen 25 Mei 1949, juist op het ogen
blik dat mevrouw Spoor op Schiphol
in het vliegtuig zou stappen om naar
haar man te gaan, kwam het be
richt: „Generaal S. II. Spoor, leger
commandant in Indonesië, is heden
ochtend te Djakarta overleden". Ne
derland had een van zijn grootste zo
nen verloren.
Het is niet onze sterkste zijde gro
te vaderlanders blijvend te eren.
Daarom Ls het goed dat het boek
van Ton Schilling dc herinnering aan
deze uitstekende generaal cn deze
prachtige mens levendig houdt.
Schilling Uitgave;
Wcrdain.
Boven Djokjatijdens de tweede politionele actie.
v Spoor-ïonds" te»
'an Spoor, die Uk
eden leven.