P; DE GEKWETSTEN "TOEN de geleerde met moeizame passen de heu vel beklom, viel het vroege zonlicht door de kruinen der sparren in gouden vlekken uiteen op naalden en mos. Wat geurde het buiten, wat was de wereld mooi. Aan elke grasspriet hing een parel van dauw, aan elke twijg van de struiken naast het bospad fonkelde het licht :n een kristallen droppel. De wind was prik kelend en kruiig en het was goed op Gods aarde te zijn. De ogen van de geleerde, waarin de wijsheid der vele boeken, die hij had gelezen, nog namijmerde, begonnen langzamerhand de omgeving in zich op te nemen. Zij ver loren hun in zichzelf Heien de blik en werden opmerk zaam. Toen ging hy zich ook bewust worden van de ge luiden, die zijn oren opvin gen. Er was tjilpen van ont wakende vogels, en er waren allerlei levende bosgeruchten. De geleerde zuchtte. Zo lijkt het leven goed, dacht hij. zo is het ook goed, ondanks al het slechte. Ik begrijp het alleen niet. En hoe meer ik ga begrijpen, hoe meer .er zich aan mij voordoet wat ik niet begrijp. Ik ben moe, heel moe van al het niet begrijpen. HU tuurde omhoog naar de kruinen, waar doorheen de heldere lentelucht omlaag tintelde. Pasen vandaag. Paas- morgenHet feest der Op standing, de triomf over dood en verschrikking.en lk begrijp het niet. Ik oegrijp niet hoe het waar kan Zyn, dat alles van die oude ver halenIk begrUp niet, hoe de dood overwonnen werd door het Leven en hoe.... Er zong iemand. Het was een jonge, onbe heerste stem, die uitzong. Het was geen zingen als je er goed naar luisterde, het was een uitbundig roepen, een jui chen eigenlijk, dat verklankte door de stilte van het bos. Pasen, Pasen, Pasen! De weg maakte een bocht en toen zag de geleerde de man, die voor hem uit liep, een grote jonge man op brede onzekere voeten. Hij zwaaide met zUn armen en zijn haar stond als een rode vlam recht op zijn hoofd en hij liep Pasen! Pasert! alsof er geen andere woorden in de wereld De geleerde haalde hem in. Het was de onnozele tuinman, iedereen kende hem. Pasen Pasen! liep hy nu en net was alsof hij het woord proefde terwyl hy net uit zong. De geleerde voelde pijn m zijn hart, zodat hy zUn hand tegen zijn borst moest druk- Waaron? ben je zo blU? vroeg hy zacht, als vreesde hij het antwoord, Byna geschrokken bleef de onnozele staan, maar toen hij de vriendelijke ogen van de oude geleerde zag, lachte hij, verwonderd bijkans. Pasen, zei hy, als een echo van zichzelf en als een verklaring. De enige verkla ring. De geleerde knikte. Ja, Pasen, zei hU, weet je daar iets van? De onnozele trok zijn voor hoofd in rimpels. Hij houdt van ons, zei hij na een ogen blik. De geleerde liep langzaam naast hem voort en de pUn in zyn hart bedaarde nu hU de juichende kreet niet meer hoorde maar een zachte kna ging bleef en had zich daar vastgezet. Ik begrUp er niets van, zei hy halfluid „HU houdt van ons" zeg je, cn al dat vreselyke in de wereld, de boosheid in de mensen oorlogen, honger, armoede, vrees en verdriet De onnozele keek hem aan, vragend eensklaps en on zeker. Pasen? vroeg hij aarze lend. Ik weet het niet, ant woordde de geleerde en hij legde troostend zUn hand op de arm van de onnozele, maar hoe kan iemand de dood overwinnen, opstaan cn léven? Hij houdt van ons..., herhaalde de onnozele on zeker en verdrietig keek hU de geleerde aan; Maar hoe weet 'je dat zo zeker? vroeg deze, en hij vergat aan wie hy de vraag stelde, hoe weet je dat Hij van ons houdt? De onnozele dacht na, moeizaam, cn gedreven door medelijden omdat hij iets aanvoelde van verdriet. Het staatin het Boek, zei hU eindelyk, in het Boek uit de kerk. Ik kan er niet in lezen, weet je, ik kan niet lezen. Maar ik weet, dat het erin staat, het is op geschreven. Hy lachte, breed en gul, bly om de oplossing, die zo eenvoudig was. ZU waren nu over de heu vel heen, beneden hen lag het kleine dorp, wat ver spreide huisjes langs een kleine heldere beek, die zachtjes bruiste. Maar begrUp je het? Begrijp je iets van al dat Grote uit het grote Boek? vroeg de geleerde, en de kna ging in zijn hart, die heim wee was, benauwde hem met haar felheid. Toen maakte de onnozele een gebaar, een wUd gebaar, groots in zUn onbeholpenheid, en dat gebaar omsloot het dorp beneden, de beek, het bos achter hen, de lucht hoog boven hen, hemzelf en de Nee, nee, riep hij en alle verdriet' om het onbe grip was van hem geweken, begrUpen? Nee. Maar ik gelóóf het Groot stond hJJ daar, breed en levend, een kind in al zijn sterkte, en wUd hield hU zyn handen naar het licht Ik dank je, zei de ge leerde na een ogenblik deze wijsheid is groter dan die van mijn boeken. Hand in hand stondcil zij op de heuvèl in de morgen zon en keken uit over Gods aarde. Pasen? vroeg de on nozele tuinman bly. Pasenl antwoordde de geleerde. L a sen i jl a sen Door KATH1NKA LANNOY belangstelling naar nieuws over be kende buitenlandse schilders. Hij schrijft over de prenten, waarmee hij zijn kamertje vol gehangen heeft; en hij schrijft beschouwingen over de kunst van die tijd. Zijn brieven we melen van de namen van bekende beeldende kunstenaars. Dat wil echter niet zeggen, dat hij Tekening van een mijnwerker, door Van Gogh in de Borinage gemaakt. Het dorp der vioolmakers Het dorp Mittenwald in de Beierse Alpen heeft zyn vermaardheid niet al leen te danken aan zUn zeldzaam prachtige ligging aan de voet van de Karwendel en de Wetterstein en aan zUn drukke vreemdelingenverkeer (toe risten van heinde en ver komen hier de wintersport beoefenen en genieten van de glasheldere lucht), maar vooral ook aan zUn vioolmakers. Want zij hebben Mittenwald internationale bekendheid geschonken. In niet minder dan dertig, sedert jaar en dag bestaande. werk plaatsen worden hier door een honderd tal vioolmakers uitstekende instrumen ten vervaardigd. Voorts vindt men hier nog een aantal vioolmakcrs. die uit Sohönbach in het Sude<tenland zijn ver dreven en thans te Mittenwald hun mooie beroep uitoefenen. Vioolmakers bestaan er te Mittenwald sedert 1684. In dit jaar keerde Matthias Klotz, die het vioolmaken in den vreem de had geleerd, terug naar zUn geboor tedorp, dat in Juli as. de driehon derdste verjaardag van de geboorte van zUn grote zoon zal vieren. Klotz was de zoon van een arme kleermaker. ZUn ouders wilden, dat hU een handwerk zou leren en hicrbU viel hun keus op het vioolmaken, een vak, waarin Jakob Staincr uit Absam bij Innsbruck reeds een zekere vermaardheid had verwor ven. In Opper-Italië, waarmede Mitten wald drukke handelsbetrekkingen onder hield. had de vioolbouw het tot grote bloei gebracht. Maar ook in Beieren zelf had dit bedryf reeds voet gevat. Te Fussen in het Allgau bevond zich op dat tijdstip reeds een vakschool voor vioolmakers. Een voerman, die goederen van koop lieden uit Augsburg naar Italië moest brengen en te Mittenwald pleisterde, verklaarde zich bereid Matthias Klotz mee te nemen naar dat land. Te Padua heeft Matthias toen zUn vak geleerd. Na afloop van zijn leertUd, welke zes jaar duurde, trok hU naar Cremona, waar zich toen wereldvermaarde viool bouwers bevonden. Als gezel is hy daar bij Nicolo Amati. een meester in het vak, werkzaam geweest. Amati heeft de viool de volmaakte vorm gegeven. ZUn techniek werd later overgenomen door zijn beroemde leer ling Antonio Stradivari en door Matthi as Klotz zelf. Uit inscripties in echte violen van Amati is gebleken, dat Mat thias Klotz by deze van 1678 tot 1684 als gezel is werkzaam geweest, samen met Stradivari en J. Guarneri. Klotz zou zich te Cremona echter door zyn grote begaafdheid de nyd van Amati's overige medewerkers op de hals hebben gehaald en ten slotte, na een afwezigheid van twintig jaar naar Mittenwald zijn teruggekeerd, vast be sloten aldaar zUn beroep te gaan uit oefenen. Vooraleer hij hiermee begon, begaf hij zich naar de kerk van St. Ni- colaas. welke de mooiste toren van alle Opperbcierse kerken heeft, smeekte daar om Gods zegen voor zijn arbeid en grifte zijn naam aan de achterzijde van het altaar. Toen hij op 16 Augustus 1743 over leed. was Mittenwald reeds lang een be roemd vioolmakersdorp geworden. Mat thias Klotz is de oprichter geweest van dit bedrijf, dat Mittenwald en zUn be volking een veilig economisch bestaan heeft geschonken. Uit dankbaarheid heeft de bevolking in 1890 een door Ferdinand von Miller te Muenchen gegoten standbeeld aan zUn gedachtenis gewyd. Het stelt Mat thias Klotz voor, die zittend, aan een viool werkt. de evangelist in de Borinage EEN langzaam stijgende weg kron kelt zich van het stationnetje van Wasmes via het dorp van deze naam naar het gehucht Petit-Wasmes bij Mons (Bergen). Op de hoek van de hooggelegen Rue Wilson herinnert een gedenksteen in het oude, met veel verf nog in schijnbaar goede staat gehouden huis er aan, dat hier eens Vincent van Gogh „le peintre hollan dais" gedurende enige tijd verbleef. Dit is dan het huis waar bakker Denis woonde, die aan Van Gogh gastvrijheid bood. In Juni 1879 kwam hij er aan; een 24-jarige, vreemde, in zichzelf gekeerde jongeman, die er tot dusver niet in geslaagd was iets te bereiken in de „banen" van ver schillende aard, waaraan zijn ooms hem geholpen hadden. Ten slotte was zijn theologische studie in Amster dam misgelopen, omdat hij geen ge duld voor de theoretische kant er van had. Nu probeerde hij het als evange list in België, waar men niet naar diploma's vroeg en waar hij geen Grieks en Latijn hoefde te kennen. Na een proeftijd van enkele maanden was het hem gelukt een aanstelling te krijgen voor een half jaar. Zijn taak zou bestaan in het houden van bijbellezingen, het bezoeken van zie ken en het geven van lessen aan kin deren. Vijftig ouderwetse frans be droeg zijn salaris. De tijd in Wasmes, en in andere dorpjes in de Borinage doorgebracht, betekende voor Vincent niet louter een periode uit zijn leven. Het was een belangrijke etappe. Begaan met het lot der mijnwerkers begon hij zich te uiten intekeningen. Het was voor het eerst, dat hij serieus ging tekenen. In Cuesmes, ook in de Borinage, nam hij ten slotte het gewichtige be sluit, zijn roeping in de schilderkunst te zoeken. Wie de brieven, die hij in het Belgische mijndistrict schreef, na leest. verwondert zich er niet over. Die brieven zijn geen brieven van een evangelist, maar van een schil der! Slechts een enkele maal vindt men in de elf gepubliceerd' brieven het een en ander over ziekenbezoek, over een door hem besproken tekst en over de kerkjes der Protestanten in dit gebied! In alle in die tijd door Vincent ge schreven brieven treft zijn aanhouden de belangstelling voor dat, wat schil derachtig is. Hij schrijft over „ar moedige mijnwerkerswoningen, met een paar dode bomen geheel zwart berookt" Hij merkt op, dat de dor pen „iets verlatens en stils en uitge storvens" hebben. Hij schrijft over de schetsen die hij van de uitgemergel de mijnwerkers heeft gemaakt. Hij informeert bij zijn broer Theo vol Op die mapier moest het wel mis lopen. Vincents aanstelling werd, na dat de termijn van een half jaar af gelopen was, niet vernieuwd. In over leg met zijn ouders werd door een bevriende Belgische dominee toen 'n noodoplossing getroffen; hij zou in de Borinage blijven, maar nu met gel delijke steun van huis, en van zijn broer Theo. Nog één winter bleef Vincent in het Belgische mijndistrict. Hij leefde als een zwerver. Tenslotte kwam hij te rug naar Brabant, naar zijn ouders, vervuild, verwaarloosd en vermagerd maar nu met de onwrikbare wil kunstschilder te worden. In de donke re tijd die hij in het grauwe kolen- district doorgebracht had, was dit be sluit zijn winst! Het is niet gemakkelijk thans in de Borinage nog mensen te vinden, die Van Gogh gekend hebben als evange- Huis te Petit-Wasmes, Rue Wilson 1, waar Van Gogh woonde bij bakker Denis. zijn evangelisatie-werk verzaakte; o neen, hij deed het werkelijk met zeer veel toewijding en opoffering. Van Gogh kende echter alleen uitersten. Al zijn bezittingen, zelfs zijn kleren en zijn bed gaf hij weg. Toen er een mijnramp was gebeurd, scheurde hij zijn overgebleven lakens ii, stukken om er verband van te maken, hoewel dit in het geheel niet nodig was. Hij verliet het huis van de bakker en zocht zijn toevlucht in een hutje Tot schrik van de leiders van het Belgische Comité van Evangelisatie en tot verdriet van zijn ouders, die toch al zoveel narigheid met hem be leefd hadden list. Wat een heel oude inwoner ten slotte kon vertellen, was ook niet meer dan dat de schilder rood haar had, een zonderling was en goed met kin deren kon opschieten Buitendien troffen wij het in Was mes heel slecht voor interviews; een ernstige mijnramp had juist aan een twintigtal inwoners het leven gekost. Een deel van de bevolking van het dorp wachtte met angst in het hart bij de ingang van een mijn. Evenals in de dagen van Van Gogh had het dorp „iets verlatens en stils en uitgestorvens" J. v. R. it ióüfii I sfi-ass s d g ^a-a. h*i jt ££-£i. 2 De dikke boom en de lieve jonge dame op deze foto hebben niets met de ereboom voor mevrouw Kursanje te maken! TOEN ik mij 's morgens stond te wassen, zei ik op een nonchalante toon tegen mijn vrouw: „Och, zou je even dat zwarte pak voor me klaar wil len leggen, je weet weL" Het was een gemaakte nonchalance waarmee ik dat ter berde bracht, want ik had er al mi nutenlang over nagedacht hoe ik deze mededeling zo natuurlyk mogelijk kon laten klinken. In werkelijkheid was ik een en al spanning en voelde ik mij als een kleuter die voor het eerst naar de grote school gaat. Een nogal kinder achtig gevoel voor een man als ik. die de rijpere leeftijd al is genaderd, en omdat ik mij er een beetje voor schaam de, trachtte ik mij. althans voor mijn vrouw, zo groot mogelijk t« houden. Was ik niet juist in haar ogen tot aanzienlijke hoogte gestegen? Sinds een maand maakte ik deel uit van onze ge meenteraad. Ja, ik was wel hoog ge klommen. Nou, geklommen is nu ook weer niet het juiste woord er voor. Ik zou beter kunnen zeggen geschoven, want dat was het meer geweest. Men had mij nu eenmaal op de lijst voor de gemeenteraad gezet, omdat niemand dacht dat dat kwaad kon. Bovendien stonden er wel zoveel boven mij dat ik menselijker wijze gesproken, nooit enige kans zou maken. Maar er emi greren veel uit ons plaatsje cn toen er ook een paar van onze kopmannen ver trokken, geraakte ik ten lange leste toch nog in de raad. „Je brengt het nog wel eens tot burgemeester", veer de mijn vrouw enthousiast op. want zij wil maar niet inzien dat zij een in niets byzondere man getrouwd heeft. En de politiek ligt mij helemaal niet. Na mijn plotselinge bevordering tot officieel persoon, was een officieel pak voor mij kopen, het eerste wat wij heb ben gedaan. Een zwart pak wel te ver staan en een hoge hoed naar de laat ste mode. Ik heb mijn vrouw niet van deze koop weerhouden. Want al weet je dan ook dat je niet voor de politiek geboren bent. als je er toevallig toch in terecht komt. dien je in elk geval netjes gekleed te gaan. En met een zwart pak aan en een hoge hoed op kun je tenslotte elke plechtigheid met een rustig hart tegemoet treden. Nu kon mijn vrouw dan voor het eerst mijn officiële kledij voor mij klaar leg gen. Zij was een en al zenuwachtige bedrijvigheid geworden na mijn achte loze mededeling. Ja, zo'n gespeelde on verschilligheid heeft op haar toch niet de minste uitwerking. Zij wordt er eer der nog zenuwachtiger van. „Daar kom je nou pas mee aan", zei ze verwijtend, terwijl ze druk rond scharrelde. Ik begrijp dat rondscharre len van haar nooit. Wat is er nou een voudiger dan een pak van een haakje te nemen? „Dat kan ik ook niet helpen", zei ik, „ik kreeg de uitnodiging zojuist met de post." „De uitnodiging waarvoor", zei mijn vrouw nieuwsgierig. „Je vertelt me ook nooit iets. Naar wat voor een officiële gebeurtenis moet ie toe?" „Er wordt een boom geplant", ant woordde ik naar waarheid. „Een boom..", herhaalde mijn vrouw. Ze liet van verbazing mijn nieuwe grij ze sokken die ze juist kwam brengen, uit de hand vallen. „Ja een boom", bevestigde ik en ik raapte de sokken op en begon ze aan te trekken. „Zeg", zei mUn vrouw, „zou je daar voor je hoge hoed wel opzetten. Kun je niet beter je werkpak aantrekken?" „Je denkt toch niet dat ik die boom moet planten", antwoordde ik. „Ben je nou helemaal mal. Daar hebben ze wel hun mannetjes voor hoor. Ik moet er alleen bij zijn als hij in de grond gaat, want het is een officiële boom. Het is de Mevrouw Kursanje—boom." Omdat ik zag dat het op de lippen van mijn vrouw lag om mij te vragen of zo'n mevrouw Kursanjeboom nu wel appels of peren zou dragen, haastte ik mij haar verder de zaak uit te leggen. „Die mevrouw Kursanje", zei ik, „is een van de voornaamste voorvechters geweest van onze nieuwe Vakschool voor Meisjes. En om haar te eren wordt van- daag een boom geplant in de tuin van de Vakschool, een boom die haar naam zal dragen tot in de lengte der dagen." Nu moet ik mijzelf even in de rede vallen en vertellen dat ik niet zeker wist of ik de geschiedenis misschien niet vervalste. Ik had, eerlijk gezegd, ook nog nooit van mevrouw Kursanje gehoord. Maar omdat in de uitnodiging stond dat die boom in de tuin van de Vakschool geplant zou worden, had ik die mevrouw maar snel tot voorvecht ster verheven. Want iets moet je toch wel hebben gedaan, dacht ik, als er een boom voor je geplant wordt. „En moet jij daar alleen bij aanwe zig zijn?" vroeg mijn vrouw. „Nee", antwoordde ik, „de hele ge meenteraad komt en de burgemeester en ook alle burgemeesters uit de om liggende plaatsen. Het is namelijk zo dat alle gemeenten uit de buurt een steentje hebben bijgedragen om de Vak school opgericht te krijgen. Daarom zijn stormt zyn lokaaltje binnen onder het uitschreeuwen van de wildste kreten. Het werpt zich als een wervelwind-in-zakjormaat op de wachtende stoeltjes en tafeltjes en ploegt er zich door heen als een typhoon, verwarring en vernieling achterlatend. Het wordt opgevangen en aan het werk gezet, maar het heeft geen mogelijkheden om, hoe kort ook maar, stilletjes door te arbeiden. Het moet wip van 't stoeltje na zoveel minuten zyn vluchtige aandacht aan iets anders wyden; het moet vlinderen van het een naar het ander. Maar als het tijd van eindigen en thuisgaan wordt, wil het blijven. Of de juf frouw nu al zegt dat Moeder thuis wacht, of dat Vader wel vast blij zal zyn met die tekening die de kleine uk moeizaam en met veel onderbrekingen voltooid heeft, de kleuter blijft dralen. Gesteld dat de onderwijzeres de tijd heeft voor een klein gesprekje daarover, dan zal ze vreemde ontdekkingen doen. Want dit vijfjarig kruimeltje weet zich thuis beslist overbodig. Het is er van overtuigd dat Moeder hele maal niet op haar zit te wachten, want Moeder heeft in het nauwe woonvertrek niet de minste be hoefte aan verdere toeloop. Het weet ook perfect dat Vader vol komen ongeïnteresseerd is met be trekking tot welke arbeidsprestatie van zyn nageslacht ook. Het beseft iat het niets naar huis hoeft mee te brengen omdat het al verklun gel d en vernield zal zijn voor een uur verstreken is. Het sluitingsuur van de school is het aanvangsuur van het totaal-lege bestaan Gekwetst de hoog-bejaarde baas, weduwnaar, klant van Drees ze nu ook allemaal uitgenodigd. Begrijp je?" Mijn vrouw knikte, maar ik zag aan haar ogen dat het haar wat tegenviel, ondanks al die burgemeesters. ,,'t Is heus wel een erg belangrijke plechtigheid", dikte ik nog wat aan. „Moet je ook wat zeggen?' vroeg ze plotseling. „Het staat niet ln de uitnodiging", antwoordde ik, „maar als het zo te pas komt. dan zal ik mijn woordje wel doen, daar kun je van verzekerd zijn." Ondanks deze verzekering bleef mijn en Sociale Zaken. Het leven is voor hem voorby, en het is hem bar tegengevallen. Het is over J hem heengeraasd zonder hem iets wezenlijks na te laten. Dat hij de l verkeerde vrouw getrouwd heeft, is hem wel duidelijk geworden. Misschien dat een ander, minder venijnig en minder hoekig, alles J anders zou gemaakt hebbenMaar i gedane zaken nemen geen keer. Nu zit hy eenzaam en narrig m een vochtig kamertje en zorgt voor zich zelf. Ach, de triestheid van het aan- gebakken koffiepotje; van de nooit i opgemaakte bedstee; van het vunze j stof overal. Zijn kinderen? Die i kijken naar de ouwe brombeer niet om: ze hebben zijn Vaderschap nooit ervaren en dus nimmer er- j kend. En ergens in een ver ver- j leden jengelen nog de kermisbellen j van de stoomdraaimolen waar hij j die schrik van zyn leven, zijn vrouw, in een roes gevonden heeft. J Maar nu ze dood is, mist hij nochtans het kijven van haar harde j stem Gekwetst de man in de kracht van zijn leven, die verkeerd te land kwam. De man, die had willen J varen, maar die een walrat bleef j omdat hij op het beslissende moment zijn kans niet kreeg. De man met wrok tegen alles en iedereen. En zijn vrouw, die nu al J zoveel jaren de uitingen van die i wrok incasseren moet en die dat j feitelijk allang moe werd. En zijn i kinderen, die maar één levensles j meekrijgen: dat we in een rot- j wereld leven en dat je maar moet j zien om er beter van te worden, j want er kijkt toch geen mens naar j je om. Gekwetst bijkans een ganse J mensheid. En zo vaak men de harde, bittere stemmen hoort, moet j men zich realiseren hoe gemakke- lyk deze woorden hadden voor- j komen kunnen worden; voorkomen j of genezen. Maar er was geen heel- meester J WIJKPREDIKANT. vrouw van een geringe teleurstelling blijk geven. Zij had mij liever een schip te water zien laten, denk ik, dan een voudig aanwezig te zUn bij het planten van een ereboom. Nee, deze eerste of ficiële plechtigheid had *U zich anders voorgesteld, dat zag ik duidelyk. Prompt om tien uur stond ik voor het hek van de Vakschool. Ik had een nogal onwennig gevoeL Met zo'n hoge hoed op je hoofd val ie op. dat merkte ik maar al te zeer. Ik voelde de ogen van de mensen op mij rusten. Om mij een houding te geven, begon ik wat heen en weer te lopen. Wat ver velend nu, dacht ik, dat ik de eerste ben. Ik had een kwartier later moeten komen. Begint alles wat officieel is niet op z'n minst een kwartier te laat? Dat ik daar niet aan had gedacht! Ik moest nu maar zien hoe ik dat kwartiertje doorkwam. Ik morrelde eens aan het hek. maar dat liet ik na een poosje ook maar na, want ik vond niet dat dat mijn aanzien verhoogde. Om mijn tegenslag te vervolmaken be gon er een kil motregentje te vallen. Was dat nu niet jammer voor mijn nieu we hoge hoed? Hoe is dat met hoge hoe den. dacht ik, hebben ze van nattigheid te lijden? Ik nam de mijne in de hand, maar toen ging het vochtig worden op mijn hoofd en zette ik hem maar weer op. Nu zal het kwartiertje toch wel ver streken zijn, vermoedde ik. Ik peuterde mijn horloge te voorschijn en jawel, twintig minuten over tien. En nog was er geen enkel ander raadslid en geen enkele burgemeester te voorschijn ge treden. Waar zaten die kerels dan toch. Wacht, lk had de uitnodiging mis schien verkeerd gelezen. Had er niet half elf op gestaan of elf uur? Ik tracht te het mij te herinneren, maar het lukte niet. En de uitnodiging zelf had ik na- tuurlijk vergeten mee te nemen. Toen ging ik nog maar een poosje aan mevrouw Kursanje denken. Wat is dat toch voor een mevrouw geweest, dacht ik. Ik had werkelijk nooit eerder van haar gehoord. Het was met dat oprichten van die Vakschool ook een warboel geweest, dat wist ik nog wel. Nou het had heel wat voeten in de aar de gehad voor die school er eindelijk stond en er was wat in de gemeente raad over afgepraat. Maar dat was voor myn tUd geweest. Nu ik ook in de raad zitting had, zou ik wel beter op de hoogte blijven. Een volgende keer zou ik wel weten aan wie er een boom gespendeerd werd.. „Zeg. ben jij bij de bruiloft wegge lopen?" Ik draaide mij geschrokken om en daar stond Wind. De man die in ge bruikte onderdelen van auto's deed en schuin tegenover ons woonde. Een goed lachse dikkerd. „Je vergist je", sprak ik waardig. „Nou vertel 's op", zei Wind. „waar om sta je hier dan met die kachelpijp op je hoofd?" „Een officiële plechtigheid", zei ik. Wind keek pijnlijk nauwkeurig om zich heen. „Zie jij wat", zei hij te gen riij. „ik zie niets." „Moet ook nog beginnen", antwoord de ik afgemeten, ik was in deze si tuatie niet zozeer op zijn aanwezigheid gesteld. (Voor verwig pag. 6) LJis Lu lx VV UI Oi JLiii IK ben gequetst van binnen die versregel komt me tel kens weer in gedachten, wanneer ik dagelijks geconfronteerd wordt met de honderdvoudige ellende van al deze gezinnen, onverschillig of ze nu Hulst, Klaasjens of anders geheten zijn. Altyd is er ergens een oorzaak te vinden, die deze medemensen heeft vervormd. Zoals in vroeger tijden het stadsbeeld wemelde van mismaakten en ge tekenden, omdat nog geen medische wetenschap by machte was veel lichaamsleed te voorkomen of te genezen, zo zijn onze hedendaagse volksbuurten nog altijd berstens vol geestelijk verwrongenen. Begrijp me goed: in de gebroken heid van een zondige wereld open baart zich dit verschynsel zeer zeker niet alleen in deze stadsdelen. Ik vraag my bijvoorbeeld af wélke invloeden de stormramp zal blijken te hebben in het leven der dorpe lingen, die in enkele uren have, huis en gezinsleden verloren. Ik weet verder maar al te goed van de complexen der rijken en ge slaagden; van de lidtekens op de zielen van grote zakenlieden en hooggeplaatste ambtenaren. Mens zijn betekent ellendig zijn. Maar het maakt een overweldigend onderscheid of men al dan niet ge troost is over deze diepe wonden. En zelfs maakt het reeds een diep verschil of men zyn leed nog op een of andere manier kan verdrin gen op een voor de gemeenschap aanvaardbare manier, dan wel of men stomweg met zijn zorg aan zyn lot wordt overgelaten. In het eerste geval kan men nog glim lachen door zijn tranen heen; in het andere staart men zich wezen lijk ,dood' op zyn nood; „Ik ben gequetst van binnen Gekwetst de kleine hummel, telg van Hulst en Klaasjens. De peuter zat nu een jaar of vijf zijn, kleuterschoolbezoekertje op weg naar de volwassenheid. Hoe vreemd echter gedraagt zich dit kind. Het f De ereboom voor Mevrouw JC URSANJE DOOR FERDINAND LANGEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14