P;
DE GEKWETSTEN
"TOEN de geleerde met
moeizame passen de heu
vel beklom, viel het vroege
zonlicht door de kruinen der
sparren in gouden vlekken
uiteen op naalden en mos.
Wat geurde het buiten, wat
was de wereld mooi.
Aan elke grasspriet hing
een parel van dauw, aan
elke twijg van de struiken
naast het bospad fonkelde
het licht :n een kristallen
droppel. De wind was prik
kelend en kruiig en het was
goed op Gods aarde te zijn.
De ogen van de geleerde,
waarin de wijsheid der vele
boeken, die hij had gelezen,
nog namijmerde, begonnen
langzamerhand de omgeving
in zich op te nemen. Zij ver
loren hun in zichzelf Heien
de blik en werden opmerk
zaam. Toen ging hy zich ook
bewust worden van de ge
luiden, die zijn oren opvin
gen. Er was tjilpen van ont
wakende vogels, en er waren
allerlei levende bosgeruchten.
De geleerde zuchtte. Zo
lijkt het leven goed, dacht
hij. zo is het ook goed,
ondanks al het slechte. Ik
begrijp het alleen niet. En
hoe meer ik ga begrijpen,
hoe meer .er zich aan mij
voordoet wat ik niet begrijp.
Ik ben moe, heel moe van
al het niet begrijpen.
HU tuurde omhoog naar de
kruinen, waar doorheen de
heldere lentelucht omlaag
tintelde.
Pasen vandaag. Paas-
morgenHet feest der Op
standing, de triomf over dood
en verschrikking.en lk
begrijp het niet. Ik oegrijp
niet hoe het waar kan Zyn,
dat alles van die oude ver
halenIk begrUp niet, hoe
de dood overwonnen werd
door het Leven en hoe....
Er zong iemand.
Het was een jonge, onbe
heerste stem, die uitzong. Het
was geen zingen als je er goed
naar luisterde, het was een
uitbundig roepen, een jui
chen eigenlijk, dat verklankte
door de stilte van het bos.
Pasen, Pasen, Pasen!
De weg maakte een bocht
en toen zag de geleerde de
man, die voor hem uit liep,
een grote jonge man op brede
onzekere voeten. Hij zwaaide
met zUn armen en zijn haar
stond als een rode vlam recht
op zijn hoofd en hij liep
Pasen! Pasert! alsof er geen
andere woorden in de wereld
De geleerde haalde hem in.
Het was de onnozele tuinman,
iedereen kende hem. Pasen
Pasen! liep hy nu en net
was alsof hij het woord
proefde terwyl hy net uit
zong.
De geleerde voelde pijn m
zijn hart, zodat hy zUn hand
tegen zijn borst moest druk-
Waaron? ben je zo blU?
vroeg hy zacht, als vreesde
hij het antwoord,
Byna geschrokken bleef de
onnozele staan, maar toen hij
de vriendelijke ogen van de
oude geleerde zag, lachte hij,
verwonderd bijkans.
Pasen, zei hy, als een
echo van zichzelf en als een
verklaring. De enige verkla
ring.
De geleerde knikte. Ja,
Pasen, zei hU, weet je daar
iets van?
De onnozele trok zijn voor
hoofd in rimpels. Hij houdt
van ons, zei hij na een ogen
blik.
De geleerde liep langzaam
naast hem voort en de pUn
in zyn hart bedaarde nu hU
de juichende kreet niet meer
hoorde maar een zachte kna
ging bleef en had zich daar
vastgezet.
Ik begrUp er niets van,
zei hy halfluid „HU houdt
van ons" zeg je, cn al dat
vreselyke in de wereld, de
boosheid in de mensen
oorlogen, honger, armoede,
vrees en verdriet
De onnozele keek hem aan,
vragend eensklaps en on
zeker.
Pasen? vroeg hij aarze
lend.
Ik weet het niet, ant
woordde de geleerde en hij
legde troostend zUn hand op
de arm van de onnozele,
maar hoe kan iemand de
dood overwinnen, opstaan
cn léven?
Hij houdt van ons...,
herhaalde de onnozele on
zeker en verdrietig keek hU
de geleerde aan;
Maar hoe weet 'je dat
zo zeker? vroeg deze, en hij
vergat aan wie hy de vraag
stelde, hoe weet je dat
Hij van ons houdt?
De onnozele dacht na,
moeizaam, cn gedreven door
medelijden omdat hij iets
aanvoelde van verdriet.
Het staatin het
Boek, zei hU eindelyk, in
het Boek uit de kerk. Ik kan
er niet in lezen, weet je, ik
kan niet lezen. Maar ik weet,
dat het erin staat, het is op
geschreven.
Hy lachte, breed en gul,
bly om de oplossing, die zo
eenvoudig was.
ZU waren nu over de heu
vel heen, beneden hen lag
het kleine dorp, wat ver
spreide huisjes langs een
kleine heldere beek, die
zachtjes bruiste.
Maar begrUp je het?
Begrijp je iets van al dat
Grote uit het grote Boek?
vroeg de geleerde, en de kna
ging in zijn hart, die heim
wee was, benauwde hem
met haar felheid.
Toen maakte de onnozele
een gebaar, een wUd gebaar,
groots in zUn onbeholpenheid,
en dat gebaar omsloot het
dorp beneden, de beek, het
bos achter hen, de lucht hoog
boven hen, hemzelf en de
Nee, nee, riep hij en
alle verdriet' om het onbe
grip was van hem geweken,
begrUpen? Nee. Maar ik
gelóóf het
Groot stond hJJ daar, breed
en levend, een kind in al
zijn sterkte, en wUd hield
hU zyn handen naar het licht
Ik dank je, zei de ge
leerde na een ogenblik
deze wijsheid is groter dan
die van mijn boeken.
Hand in hand stondcil zij
op de heuvèl in de morgen
zon en keken uit over Gods
aarde.
Pasen? vroeg de on
nozele tuinman bly.
Pasenl antwoordde de
geleerde.
L a sen i jl a sen
Door KATH1NKA LANNOY
belangstelling naar nieuws over be
kende buitenlandse schilders. Hij
schrijft over de prenten, waarmee hij
zijn kamertje vol gehangen heeft; en
hij schrijft beschouwingen over de
kunst van die tijd. Zijn brieven we
melen van de namen van bekende
beeldende kunstenaars.
Dat wil echter niet zeggen, dat hij
Tekening van een mijnwerker, door
Van Gogh in de Borinage gemaakt.
Het dorp der vioolmakers
Het dorp Mittenwald in de Beierse
Alpen heeft zyn vermaardheid niet al
leen te danken aan zUn zeldzaam
prachtige ligging aan de voet van de
Karwendel en de Wetterstein en aan
zUn drukke vreemdelingenverkeer (toe
risten van heinde en ver komen hier de
wintersport beoefenen en genieten van
de glasheldere lucht), maar vooral ook
aan zUn vioolmakers. Want zij hebben
Mittenwald internationale bekendheid
geschonken. In niet minder dan dertig,
sedert jaar en dag bestaande. werk
plaatsen worden hier door een honderd
tal vioolmakers uitstekende instrumen
ten vervaardigd. Voorts vindt men hier
nog een aantal vioolmakcrs. die uit
Sohönbach in het Sude<tenland zijn ver
dreven en thans te Mittenwald hun
mooie beroep uitoefenen.
Vioolmakers bestaan er te Mittenwald
sedert 1684. In dit jaar keerde Matthias
Klotz, die het vioolmaken in den vreem
de had geleerd, terug naar zUn geboor
tedorp, dat in Juli as. de driehon
derdste verjaardag van de geboorte van
zUn grote zoon zal vieren. Klotz was de
zoon van een arme kleermaker. ZUn
ouders wilden, dat hU een handwerk
zou leren en hicrbU viel hun keus op
het vioolmaken, een vak, waarin Jakob
Staincr uit Absam bij Innsbruck reeds
een zekere vermaardheid had verwor
ven. In Opper-Italië, waarmede Mitten
wald drukke handelsbetrekkingen onder
hield. had de vioolbouw het tot grote
bloei gebracht. Maar ook in Beieren
zelf had dit bedryf reeds voet gevat. Te
Fussen in het Allgau bevond zich op
dat tijdstip reeds een vakschool voor
vioolmakers.
Een voerman, die goederen van koop
lieden uit Augsburg naar Italië moest
brengen en te Mittenwald pleisterde,
verklaarde zich bereid Matthias Klotz
mee te nemen naar dat land. Te Padua
heeft Matthias toen zUn vak geleerd.
Na afloop van zijn leertUd, welke zes
jaar duurde, trok hU naar Cremona,
waar zich toen wereldvermaarde viool
bouwers bevonden. Als gezel is hy daar
bij Nicolo Amati. een meester in het
vak, werkzaam geweest.
Amati heeft de viool de volmaakte
vorm gegeven. ZUn techniek werd later
overgenomen door zijn beroemde leer
ling Antonio Stradivari en door Matthi
as Klotz zelf. Uit inscripties in echte
violen van Amati is gebleken, dat Mat
thias Klotz by deze van 1678 tot 1684
als gezel is werkzaam geweest, samen
met Stradivari en J. Guarneri.
Klotz zou zich te Cremona echter
door zyn grote begaafdheid de nyd van
Amati's overige medewerkers op de
hals hebben gehaald en ten slotte, na
een afwezigheid van twintig jaar naar
Mittenwald zijn teruggekeerd, vast be
sloten aldaar zUn beroep te gaan uit
oefenen. Vooraleer hij hiermee begon,
begaf hij zich naar de kerk van St. Ni-
colaas. welke de mooiste toren van alle
Opperbcierse kerken heeft, smeekte
daar om Gods zegen voor zijn arbeid en
grifte zijn naam aan de achterzijde van
het altaar.
Toen hij op 16 Augustus 1743 over
leed. was Mittenwald reeds lang een be
roemd vioolmakersdorp geworden. Mat
thias Klotz is de oprichter geweest van
dit bedrijf, dat Mittenwald en zUn be
volking een veilig economisch bestaan
heeft geschonken.
Uit dankbaarheid heeft de bevolking
in 1890 een door Ferdinand von Miller
te Muenchen gegoten standbeeld aan
zUn gedachtenis gewyd. Het stelt Mat
thias Klotz voor, die zittend, aan een
viool werkt.
de evangelist
in de Borinage
EEN langzaam stijgende weg kron
kelt zich van het stationnetje van
Wasmes via het dorp van deze naam
naar het gehucht Petit-Wasmes bij
Mons (Bergen). Op de hoek van de
hooggelegen Rue Wilson herinnert een
gedenksteen in het oude, met veel
verf nog in schijnbaar goede staat
gehouden huis er aan, dat hier eens
Vincent van Gogh „le peintre hollan
dais" gedurende enige tijd verbleef.
Dit is dan het huis waar bakker
Denis woonde, die aan Van Gogh
gastvrijheid bood. In Juni 1879 kwam
hij er aan; een 24-jarige, vreemde,
in zichzelf gekeerde jongeman, die er
tot dusver niet in geslaagd was iets
te bereiken in de „banen" van ver
schillende aard, waaraan zijn ooms
hem geholpen hadden. Ten slotte was
zijn theologische studie in Amster
dam misgelopen, omdat hij geen ge
duld voor de theoretische kant er van
had.
Nu probeerde hij het als evange
list in België, waar men niet naar
diploma's vroeg en waar hij geen
Grieks en Latijn hoefde te kennen. Na
een proeftijd van enkele maanden
was het hem gelukt een aanstelling
te krijgen voor een half jaar. Zijn
taak zou bestaan in het houden van
bijbellezingen, het bezoeken van zie
ken en het geven van lessen aan kin
deren. Vijftig ouderwetse frans be
droeg zijn salaris.
De tijd in Wasmes, en in andere
dorpjes in de Borinage doorgebracht,
betekende voor Vincent niet louter
een periode uit zijn leven. Het was
een belangrijke etappe. Begaan met
het lot der mijnwerkers begon hij
zich te uiten intekeningen. Het
was voor het eerst, dat hij serieus
ging tekenen.
In Cuesmes, ook in de Borinage,
nam hij ten slotte het gewichtige be
sluit, zijn roeping in de schilderkunst
te zoeken. Wie de brieven, die hij in
het Belgische mijndistrict schreef, na
leest. verwondert zich er niet over.
Die brieven zijn geen brieven van
een evangelist, maar van een schil
der! Slechts een enkele maal vindt
men in de elf gepubliceerd' brieven
het een en ander over ziekenbezoek,
over een door hem besproken tekst
en over de kerkjes der Protestanten
in dit gebied!
In alle in die tijd door Vincent ge
schreven brieven treft zijn aanhouden
de belangstelling voor dat, wat schil
derachtig is. Hij schrijft over „ar
moedige mijnwerkerswoningen, met
een paar dode bomen geheel zwart
berookt" Hij merkt op, dat de dor
pen „iets verlatens en stils en uitge
storvens" hebben. Hij schrijft over de
schetsen die hij van de uitgemergel
de mijnwerkers heeft gemaakt. Hij
informeert bij zijn broer Theo vol
Op die mapier moest het wel mis
lopen. Vincents aanstelling werd, na
dat de termijn van een half jaar af
gelopen was, niet vernieuwd. In over
leg met zijn ouders werd door een
bevriende Belgische dominee toen 'n
noodoplossing getroffen; hij zou in de
Borinage blijven, maar nu met gel
delijke steun van huis, en van zijn
broer Theo.
Nog één winter bleef Vincent in het
Belgische mijndistrict. Hij leefde als
een zwerver. Tenslotte kwam hij te
rug naar Brabant, naar zijn ouders,
vervuild, verwaarloosd en vermagerd
maar nu met de onwrikbare wil
kunstschilder te worden. In de donke
re tijd die hij in het grauwe kolen-
district doorgebracht had, was dit be
sluit zijn winst!
Het is niet gemakkelijk thans in de
Borinage nog mensen te vinden, die
Van Gogh gekend hebben als evange-
Huis te Petit-Wasmes, Rue Wilson 1, waar Van Gogh woonde bij bakker Denis.
zijn evangelisatie-werk verzaakte; o
neen, hij deed het werkelijk met zeer
veel toewijding en opoffering. Van
Gogh kende echter alleen uitersten.
Al zijn bezittingen, zelfs zijn kleren en
zijn bed gaf hij weg. Toen er een
mijnramp was gebeurd, scheurde hij
zijn overgebleven lakens ii, stukken
om er verband van te maken, hoewel
dit in het geheel niet nodig was. Hij
verliet het huis van de bakker en
zocht zijn toevlucht in een hutje
Tot schrik van de leiders van het
Belgische Comité van Evangelisatie
en tot verdriet van zijn ouders, die
toch al zoveel narigheid met hem be
leefd hadden
list. Wat een heel oude inwoner ten
slotte kon vertellen, was ook niet meer
dan dat de schilder rood haar had,
een zonderling was en goed met kin
deren kon opschieten
Buitendien troffen wij het in Was
mes heel slecht voor interviews; een
ernstige mijnramp had juist aan een
twintigtal inwoners het leven gekost.
Een deel van de bevolking van het
dorp wachtte met angst in het hart
bij de ingang van een mijn.
Evenals in de dagen van Van Gogh
had het dorp „iets verlatens en stils
en uitgestorvens"
J. v. R.
it ióüfii I
sfi-ass s d g ^a-a. h*i jt ££-£i. 2
De dikke boom en de lieve jonge dame op deze foto hebben niets met
de ereboom voor mevrouw Kursanje te maken!
TOEN ik mij 's morgens stond te
wassen, zei ik op een nonchalante
toon tegen mijn vrouw: „Och, zou je
even dat zwarte pak voor me klaar wil
len leggen, je weet weL" Het was een
gemaakte nonchalance waarmee ik dat
ter berde bracht, want ik had er al mi
nutenlang over nagedacht hoe ik deze
mededeling zo natuurlyk mogelijk kon
laten klinken. In werkelijkheid was ik
een en al spanning en voelde ik mij
als een kleuter die voor het eerst naar
de grote school gaat. Een nogal kinder
achtig gevoel voor een man als ik. die
de rijpere leeftijd al is genaderd, en
omdat ik mij er een beetje voor schaam
de, trachtte ik mij. althans voor mijn
vrouw, zo groot mogelijk t« houden.
Was ik niet juist in haar ogen tot
aanzienlijke hoogte gestegen? Sinds een
maand maakte ik deel uit van onze ge
meenteraad. Ja, ik was wel hoog ge
klommen. Nou, geklommen is nu ook
weer niet het juiste woord er voor. Ik
zou beter kunnen zeggen geschoven,
want dat was het meer geweest. Men
had mij nu eenmaal op de lijst voor
de gemeenteraad gezet, omdat niemand
dacht dat dat kwaad kon. Bovendien
stonden er wel zoveel boven mij dat
ik menselijker wijze gesproken, nooit
enige kans zou maken. Maar er emi
greren veel uit ons plaatsje cn toen er
ook een paar van onze kopmannen ver
trokken, geraakte ik ten lange leste
toch nog in de raad. „Je brengt het
nog wel eens tot burgemeester", veer
de mijn vrouw enthousiast op. want zij
wil maar niet inzien dat zij een in niets
byzondere man getrouwd heeft. En de
politiek ligt mij helemaal niet.
Na mijn plotselinge bevordering tot
officieel persoon, was een officieel pak
voor mij kopen, het eerste wat wij heb
ben gedaan. Een zwart pak wel te ver
staan en een hoge hoed naar de laat
ste mode. Ik heb mijn vrouw niet van
deze koop weerhouden. Want al weet
je dan ook dat je niet voor de politiek
geboren bent. als je er toevallig toch
in terecht komt. dien je in elk geval
netjes gekleed te gaan. En met een
zwart pak aan en een hoge hoed op
kun je tenslotte elke plechtigheid met
een rustig hart tegemoet treden.
Nu kon mijn vrouw dan voor het eerst
mijn officiële kledij voor mij klaar leg
gen. Zij was een en al zenuwachtige
bedrijvigheid geworden na mijn achte
loze mededeling. Ja, zo'n gespeelde on
verschilligheid heeft op haar toch niet
de minste uitwerking. Zij wordt er eer
der nog zenuwachtiger van.
„Daar kom je nou pas mee aan", zei
ze verwijtend, terwijl ze druk rond
scharrelde. Ik begrijp dat rondscharre
len van haar nooit. Wat is er nou een
voudiger dan een pak van een haakje
te nemen?
„Dat kan ik ook niet helpen", zei ik,
„ik kreeg de uitnodiging zojuist met de
post."
„De uitnodiging waarvoor", zei mijn
vrouw nieuwsgierig. „Je vertelt me ook
nooit iets. Naar wat voor een officiële
gebeurtenis moet ie toe?"
„Er wordt een boom geplant", ant
woordde ik naar waarheid.
„Een boom..", herhaalde mijn vrouw.
Ze liet van verbazing mijn nieuwe grij
ze sokken die ze juist kwam brengen,
uit de hand vallen.
„Ja een boom", bevestigde ik en ik
raapte de sokken op en begon ze aan
te trekken.
„Zeg", zei mUn vrouw, „zou je daar
voor je hoge hoed wel opzetten. Kun
je niet beter je werkpak aantrekken?"
„Je denkt toch niet dat ik die boom
moet planten", antwoordde ik. „Ben je
nou helemaal mal. Daar hebben ze wel
hun mannetjes voor hoor. Ik moet er
alleen bij zijn als hij in de grond gaat,
want het is een officiële boom. Het is
de Mevrouw Kursanje—boom."
Omdat ik zag dat het op de lippen
van mijn vrouw lag om mij te vragen of
zo'n mevrouw Kursanjeboom nu wel
appels of peren zou dragen, haastte ik
mij haar verder de zaak uit te leggen.
„Die mevrouw Kursanje", zei ik, „is
een van de voornaamste voorvechters
geweest van onze nieuwe Vakschool voor
Meisjes. En om haar te eren wordt van-
daag een boom geplant in de tuin van
de Vakschool, een boom die haar naam
zal dragen tot in de lengte der dagen."
Nu moet ik mijzelf even in de rede
vallen en vertellen dat ik niet zeker
wist of ik de geschiedenis misschien
niet vervalste. Ik had, eerlijk gezegd,
ook nog nooit van mevrouw Kursanje
gehoord. Maar omdat in de uitnodiging
stond dat die boom in de tuin van de
Vakschool geplant zou worden, had ik
die mevrouw maar snel tot voorvecht
ster verheven. Want iets moet je toch
wel hebben gedaan, dacht ik, als er een
boom voor je geplant wordt.
„En moet jij daar alleen bij aanwe
zig zijn?" vroeg mijn vrouw.
„Nee", antwoordde ik, „de hele ge
meenteraad komt en de burgemeester
en ook alle burgemeesters uit de om
liggende plaatsen. Het is namelijk zo
dat alle gemeenten uit de buurt een
steentje hebben bijgedragen om de Vak
school opgericht te krijgen. Daarom zijn
stormt zyn lokaaltje binnen onder
het uitschreeuwen van de wildste
kreten. Het werpt zich als een
wervelwind-in-zakjormaat op de
wachtende stoeltjes en tafeltjes en
ploegt er zich door heen als een
typhoon, verwarring en vernieling
achterlatend. Het wordt opgevangen
en aan het werk gezet, maar het
heeft geen mogelijkheden om, hoe
kort ook maar, stilletjes door te
arbeiden. Het moet wip van 't
stoeltje na zoveel minuten zyn
vluchtige aandacht aan iets anders
wyden; het moet vlinderen van het
een naar het ander. Maar als het
tijd van eindigen en thuisgaan
wordt, wil het blijven. Of de juf
frouw nu al zegt dat Moeder thuis
wacht, of dat Vader wel vast blij
zal zyn met die tekening die de
kleine uk moeizaam en met veel
onderbrekingen voltooid heeft,
de kleuter blijft dralen. Gesteld dat
de onderwijzeres de tijd heeft voor
een klein gesprekje daarover, dan
zal ze vreemde ontdekkingen doen.
Want dit vijfjarig kruimeltje weet
zich thuis beslist overbodig. Het is
er van overtuigd dat Moeder hele
maal niet op haar zit te wachten,
want Moeder heeft in het nauwe
woonvertrek niet de minste be
hoefte aan verdere toeloop. Het
weet ook perfect dat Vader vol
komen ongeïnteresseerd is met be
trekking tot welke arbeidsprestatie
van zyn nageslacht ook. Het beseft
iat het niets naar huis hoeft mee
te brengen omdat het al verklun
gel d en vernield zal zijn voor een
uur verstreken is. Het sluitingsuur
van de school is het aanvangsuur
van het totaal-lege bestaan
Gekwetst de hoog-bejaarde
baas, weduwnaar, klant van Drees
ze nu ook allemaal uitgenodigd. Begrijp
je?"
Mijn vrouw knikte, maar ik zag aan
haar ogen dat het haar wat tegenviel,
ondanks al die burgemeesters.
,,'t Is heus wel een erg belangrijke
plechtigheid", dikte ik nog wat aan.
„Moet je ook wat zeggen?' vroeg ze
plotseling.
„Het staat niet ln de uitnodiging",
antwoordde ik, „maar als het zo te pas
komt. dan zal ik mijn woordje wel doen,
daar kun je van verzekerd zijn."
Ondanks deze verzekering bleef mijn
en Sociale Zaken. Het leven is
voor hem voorby, en het is hem
bar tegengevallen. Het is over J
hem heengeraasd zonder hem iets
wezenlijks na te laten. Dat hij de l
verkeerde vrouw getrouwd heeft,
is hem wel duidelijk geworden.
Misschien dat een ander, minder
venijnig en minder hoekig, alles J
anders zou gemaakt hebbenMaar i
gedane zaken nemen geen keer. Nu
zit hy eenzaam en narrig m een
vochtig kamertje en zorgt voor zich
zelf. Ach, de triestheid van het aan-
gebakken koffiepotje; van de nooit i
opgemaakte bedstee; van het vunze j
stof overal. Zijn kinderen? Die i
kijken naar de ouwe brombeer niet
om: ze hebben zijn Vaderschap
nooit ervaren en dus nimmer er- j
kend. En ergens in een ver ver- j
leden jengelen nog de kermisbellen j
van de stoomdraaimolen waar hij j
die schrik van zyn leven, zijn
vrouw, in een roes gevonden heeft. J
Maar nu ze dood is, mist hij
nochtans het kijven van haar harde j
stem
Gekwetst de man in de kracht
van zijn leven, die verkeerd te land
kwam. De man, die had willen J
varen, maar die een walrat bleef j
omdat hij op het beslissende
moment zijn kans niet kreeg. De
man met wrok tegen alles en
iedereen. En zijn vrouw, die nu al J
zoveel jaren de uitingen van die i
wrok incasseren moet en die dat j
feitelijk allang moe werd. En zijn i
kinderen, die maar één levensles j
meekrijgen: dat we in een rot- j
wereld leven en dat je maar moet j
zien om er beter van te worden, j
want er kijkt toch geen mens naar j
je om.
Gekwetst bijkans een ganse J
mensheid. En zo vaak men de
harde, bittere stemmen hoort, moet j
men zich realiseren hoe gemakke-
lyk deze woorden hadden voor- j
komen kunnen worden; voorkomen j
of genezen. Maar er was geen heel-
meester J
WIJKPREDIKANT.
vrouw van een geringe teleurstelling
blijk geven. Zij had mij liever een schip
te water zien laten, denk ik, dan een
voudig aanwezig te zUn bij het planten
van een ereboom. Nee, deze eerste of
ficiële plechtigheid had *U zich anders
voorgesteld, dat zag ik duidelyk.
Prompt om tien uur stond ik voor het
hek van de Vakschool. Ik had een nogal
onwennig gevoeL Met zo'n hoge hoed
op je hoofd val ie op. dat merkte ik
maar al te zeer. Ik voelde de ogen van
de mensen op mij rusten.
Om mij een houding te geven, begon
ik wat heen en weer te lopen. Wat ver
velend nu, dacht ik, dat ik de eerste
ben. Ik had een kwartier later moeten
komen. Begint alles wat officieel is niet
op z'n minst een kwartier te laat? Dat
ik daar niet aan had gedacht!
Ik moest nu maar zien hoe ik dat
kwartiertje doorkwam. Ik morrelde
eens aan het hek. maar dat liet ik na
een poosje ook maar na, want ik vond
niet dat dat mijn aanzien verhoogde.
Om mijn tegenslag te vervolmaken be
gon er een kil motregentje te vallen.
Was dat nu niet jammer voor mijn nieu
we hoge hoed? Hoe is dat met hoge hoe
den. dacht ik, hebben ze van nattigheid
te lijden? Ik nam de mijne in de hand,
maar toen ging het vochtig worden op
mijn hoofd en zette ik hem maar weer
op.
Nu zal het kwartiertje toch wel ver
streken zijn, vermoedde ik. Ik peuterde
mijn horloge te voorschijn en jawel,
twintig minuten over tien. En nog was
er geen enkel ander raadslid en geen
enkele burgemeester te voorschijn ge
treden. Waar zaten die kerels dan toch.
Wacht, lk had de uitnodiging mis
schien verkeerd gelezen. Had er niet
half elf op gestaan of elf uur? Ik tracht
te het mij te herinneren, maar het lukte
niet. En de uitnodiging zelf had ik na-
tuurlijk vergeten mee te nemen.
Toen ging ik nog maar een poosje
aan mevrouw Kursanje denken. Wat is
dat toch voor een mevrouw geweest,
dacht ik. Ik had werkelijk nooit eerder
van haar gehoord. Het was met dat
oprichten van die Vakschool ook een
warboel geweest, dat wist ik nog wel.
Nou het had heel wat voeten in de aar
de gehad voor die school er eindelijk
stond en er was wat in de gemeente
raad over afgepraat. Maar dat was voor
myn tUd geweest. Nu ik ook in de
raad zitting had, zou ik wel beter op
de hoogte blijven. Een volgende keer
zou ik wel weten aan wie er een boom
gespendeerd werd..
„Zeg. ben jij bij de bruiloft wegge
lopen?"
Ik draaide mij geschrokken om en
daar stond Wind. De man die in ge
bruikte onderdelen van auto's deed en
schuin tegenover ons woonde. Een goed
lachse dikkerd.
„Je vergist je", sprak ik waardig.
„Nou vertel 's op", zei Wind. „waar
om sta je hier dan met die kachelpijp
op je hoofd?"
„Een officiële plechtigheid", zei ik.
Wind keek pijnlijk nauwkeurig om
zich heen. „Zie jij wat", zei hij te
gen riij. „ik zie niets."
„Moet ook nog beginnen", antwoord
de ik afgemeten, ik was in deze si
tuatie niet zozeer op zijn aanwezigheid
gesteld.
(Voor verwig pag. 6)
LJis Lu lx VV UI Oi JLiii
IK ben gequetst van binnen
die versregel komt me tel
kens weer in gedachten, wanneer ik
dagelijks geconfronteerd wordt
met de honderdvoudige ellende van
al deze gezinnen, onverschillig of
ze nu Hulst, Klaasjens of anders
geheten zijn. Altyd is er ergens
een oorzaak te vinden, die deze
medemensen heeft vervormd. Zoals
in vroeger tijden het stadsbeeld
wemelde van mismaakten en ge
tekenden, omdat nog geen medische
wetenschap by machte was veel
lichaamsleed te voorkomen of te
genezen, zo zijn onze hedendaagse
volksbuurten nog altijd berstens vol
geestelijk verwrongenen.
Begrijp me goed: in de gebroken
heid van een zondige wereld open
baart zich dit verschynsel zeer
zeker niet alleen in deze stadsdelen.
Ik vraag my bijvoorbeeld af wélke
invloeden de stormramp zal blijken
te hebben in het leven der dorpe
lingen, die in enkele uren have,
huis en gezinsleden verloren. Ik
weet verder maar al te goed van
de complexen der rijken en ge
slaagden; van de lidtekens op de
zielen van grote zakenlieden en
hooggeplaatste ambtenaren. Mens
zijn betekent ellendig zijn. Maar
het maakt een overweldigend
onderscheid of men al dan niet ge
troost is over deze diepe wonden.
En zelfs maakt het reeds een diep
verschil of men zyn leed nog op
een of andere manier kan verdrin
gen op een voor de gemeenschap
aanvaardbare manier, dan wel of
men stomweg met zijn zorg aan
zyn lot wordt overgelaten. In het
eerste geval kan men nog glim
lachen door zijn tranen heen; in
het andere staart men zich wezen
lijk ,dood' op zyn nood; „Ik ben
gequetst van binnen
Gekwetst de kleine hummel,
telg van Hulst en Klaasjens. De
peuter zat nu een jaar of vijf zijn,
kleuterschoolbezoekertje op weg
naar de volwassenheid. Hoe vreemd
echter gedraagt zich dit kind. Het
f De ereboom voor
Mevrouw JC URSANJE
DOOR FERDINAND LANGEN