Christus en Tiberius Nieuwe avonturen van mijnheer Pimpelmans OP PAASMORGEN THOMAS DOOR G. TH. ROTMAN 1. Het varen in een motorboot Is een genot voor klein en groot; Dus zet Heer Pimpclmans zich neer Met verf, vernis en bruine teer; Ben streekje hier, een likje daar. Zo komt de zaak wel voor mekaar. 2. Hij glydt tevree en ongestoord Op 't spiegelgladde water voort; Van hikkepof, van hikkepaf, Nog sneller dan een paard in draf; De zon is fel, de hitte groot, En al maar sneller gaat de boot. 3. Terwijl zit ginder langs de vaart Op zijn gemak Hein Bakkebaard; Gelijk de meeste hengelaars, Is hij op jacht naar voorn en baars; De zon verkwikt hem met haar gloed. En vrede heerst in zijn gemoed. 4. Van hikkepaf, van hikkcpofl O, Pimpelmans, dat wordt een „sof"! Daar komt een grote stoomboot aan. Waarvoor hij plots opzij moet gaan; Hy stevent met een sneltreinvaart Naar 1 plekje van Hein Bakkebaard. 7. Maar Hein Is van een handig soort, Hij hijst zich een, twee, drie aan boord; „wacht," brult hij, „schelm, ik zal je leren Een arg-loos mens te torpederen!" Hij slaat er op met volle vuist. Terwijl het bootje verder suist. 8. Maar door het vechten raakt terstond. Het sturen op de achtergrond; De motorboot vliegt met haar snuit Pal boven op een modderschuit, En door die plotselinge stoot Raakt Hein alweer in grote nood. 9. Hij wordt gelukkig gauw gered, En bibberend op het dek gezet; De bagger druipt hem achterna, 't Lijkt sprekend chocoladevla; Het glimt en kleeft als wagensmeer, En druipt in stralen langs hem neer. ID. Vriend Pimpelmans heeft onderwijl De plaat gepoetst in allerijl. Tot hij een eind vandaar tocttoet! Zowaar alwéér een boot ontmoet; „Wacht," denkt hij, als ik mij laat trek- Zal mijn benzine langer strekken." (ken 11. Het reisje vordert vlot en vlug, Totdat ze komen voor een brug; De brug moet worden opgehaald. En daarvoor bruggegcld betaald; Maar Pimpelmans denkt: ,,'k Pas er Ik glip er ongemerkt wel door!" [voor! 12. En inderdaad, de brugman ziet Het kleine motorbootje niet; De stoomboot is maar net „passé". Of bom! de brug komt naar benêe! 't Is voor Heer Pimpelmans een stropt De achterdochtige keizer in zijn marmeren paleis op Capri wist niet wat geschiedde in Jozefs hof OP de eerste Paasmorgen der we reld, toen Jezus Christus uit het graf was verrezen, stond hoog, op een vooruitstekend gedeelte van het Oostelijk voorgebergte van het eiland Capri, het stralend marmeren paleis van keizer Tiberius, de wereldheerser. Als een glanzende keizerskroon schit terde het de van Sicilië komende schepen tegen. Thans echter is het daarboven stil geworden. De zeemeeuwen wieken vreedzaam rond de machtige puin hopen. Trompetgeschal en fluitspel, zoals die werden gehoord, toen de trotse keizer ei nog resideerde, zijn allang verstomd. In de voormalige pronkzalen en keizerlijke vertrekken bloeien nu bloemen van het Zuiden. Tussen de spleten en barsten van de schitterend ingelegde mozaïekvloeren, groeit gras. Koeien en ezels zwerven er rond om het af te weiden. Het eiland, dat zich hier zo stil en vredig uit de bruisende zee verheft, schijnt een zinnebeeld te zijn van de vriendelijke vrede in de rusteloze wereld. En toch heeft dit eiland vroeger verschrikkelijke dagen beleefd, toen keizer Tiberius het bewind voerde over het uitgestrekte Romeinse rijk. Maar gelukkig zijn deze dagen reeds lang voorbij. Slechts de puinhoop van zijn paleis herinnert nog aan zijn ver blijf op Capri. Zelf zat de vorst, vol gens de legende, opgesloten onder in de rotsen van het eiland. DOCH op de eerste Paasmorgen der wereld woonde hij hier nog. Om streeks dezelfde tijd, in het jaar 27, toen hij Pontius Pilatus naar Pales tina had gezonden, had hij zich hier op dit stille eiland teruggetrokken. Vanuit zijn verblijf voerden gehei me gangen tussen rotswanden door keizeR tiB€Rius Keizer Tiberius, over wie in boven staand artikel verhaald wordt, leefde van 42 vóór tot 36 na Christus. Na de dood van Augustus (14 na Chr.) volgde Tiberius hem op. In vele opzichten was zijn bestuur van het wereldrijk uit stekend te noemen. Hij organiseerde de oontróle op de beambten in de provincies, de directe heffing van be lastingen, verbetering van de recht spraak. de positie der vrijgelatenen en een goed beheer der financiën. Zijn leven was vol twist en twee dracht. Keizer Augustus had Tiberius gedwongen tot een huwelijk met zijn bjrfrandige dochter Julia. Dit werd een bron van ellende, zodat Tiberius zich in 26 terugtrok op het eiland Capri en de regering zo goed als geheel aan Sejanus overliet. Tiberius onderwierp verschillende volksstammen in Germanië tot dc Elbe, waar hij wegen aanlegde en forten bouwde. Hij had vaak met heftige oppositie ln de senaat te kampen. Er werden verschillende aanslagen op zijn leven gepleegd. Zijn zoon Drusus werd door Sejanus om 't leven gebracht. Sejanus kwam ten val toen in 31 be wezen werd dat hij zich zelf tot keizer wilde maken. naar beneden, tot aan de zee, waar altijd een schip gereed lag, om de achterdochtige keizer zo nodig in staat te stellen om te vluchten. Vanuit de hoge paleisvensters ge noot de keizer van het prachtige ge zicht over de diep blauwe zee en de wonderschone Golf van Napels. Geen keizer ter wereld had zulk een lust slot. De schoonste panorama's ont rolden zich voor zijn oog. En alles, de eilanden, de zeeën, de vlakten, de steden en dorpen, schenen hem, de heerser der wereld, elke dag hun hulde te brengen. En... gehoorzaam de hem dan niet de gehele wereld? Had hij niet, als een god, het lot der mensen in handen? Gevoelde hij zich soms niet als één der goden van de Olympus, die zelfs de bliksems slingerde en de donder rommelen deed? Heel zijn omgeving van hoog tot laag sidderde voor hem. Wie in on genade viel, werd van de duizend voet hoge rotswand in zee gestoten. Vlak bij de puinhopen van het paleis steekt een punt van de rots vooruit Van hieraf gaf de keizer lichtsignalen voor het overbrengen van berichten: een soort telegraaf dus. Nog heet deze rotspunt in de volksmond: Salto Tim- berio, d.i. Tiberius-sprong. Dit zou de plaats geweest zijn, waarvan de keizer, na eerst zijn on gelukkige slachtoffers gruwelijk ge kweld en gefolterd te hebben, naar beneden liet storten. Zelf woonde hij dit drama dan bij, met een duivelse glimlach om de lippen, Hoe genoot hy, wan neer de veroordeelde, betzij een minister of slaaf, met een door merg en been dringen de kreet, plotseling in de diepte werd gestort. Een doffe plons ver kondde, dat het ver pletterde lichaam in zee terechtgekomen was. Het minste wantrou wen, de geringste ach terdocht, was voldoen de voor de keizer, om zyn onderdanen deze vreselijke dood te doen ondergaan. Zo is te begrijpen, dat Pilatus verbleekte en al zyn goede voor nemens liet varen, toen de opgewonden Joden hem dreigend toerie pen: „Als gij deze los laat, zijt gij des keizers vriend niet!" Toen zal hy aan de Salto Timberio ge dacht hebben! De hedendaagse visser en boer van Capri weet slechts weinig af van de gebeurtenissen van vóór eeuwen. Maar de vreselijke naam van Tibe rius, of, zoals zij het in hun dialect zeggen, Timberio, spreken zij steeds uit met de toevoeging „cattive", d.w-z. de verschrikkelijke. Zo waren de zaken gesteld in het voornaamste Hij gleed de laatste binnen, bleeh en moe, een ziek verlangen in zijn doffe ogen: geslagene van liefde en van logen en zuchtte, en sloot de deur angstvallig toe. Zij vraagden niet: wel Thomas gij en hoe maar zwegen hun aangrijpend mededogen, en wisten sterk hun eendren wil gebogen naar den in leed verzwakten zwerver toe. Hun vreugd bekende na den vredegroet: waarom in weedom 't innigst was gebeden 't ontwaken uit den nacht om te genezen. Toen hij het ÏAcht ontroerend had beleden, verhieven zij zich vroom van wil en wezen den Meester en hun Broeder tegemoet. Uit „Opgang*' R. de Bruin Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Here en myr» God (Joh. 20 28). huis der wereld, toen de eerste Paas morgen aanlichtte. DE eerste Paasdag spreidde zijn vleu gels vol heil en vrede uit over de verloste aarde. Uit het donker van de Goede Vrijdag verrees een gouden zon over de landen en zeeën der wereld. De grote ure der wereldhistorie, het uur van verlossing van zonde en dood, had geslagen. Een nieuwe tijd was aangebroken. De Vorst der Wereld was uit de grafspelonk herrezen! Doch die andere vorst, ginds op zijn rotseiland, merkte niets van dit groots gebeuren. Welk een tegenstelling tussen beide tijdgenoten: Christus en Tiberius! Ti berius geleek een bloedrode zonson dergang over een in zonde verzon ken wereld; Christus een gouden zonsopgang boven het stille tuingraf bij Jeruzalem. De eerste in onver zadigbare begeerte trachtend de ge hele aarde aan zich te trekken, maar daardoor zijn ziel verliezend; dö Andere, in gadeloze liefde alles schen kend, tot Zijn leven toe en zo de mens heid reddend. Niets, wat in de wereld omging, ontging de wrede vorst. Maar wat op Paasmorgen geschiedde in Jo zefs hof, bleef voor zijn blikken ver borgen. En toch lag hier het keer punt der tijden. Christus had zijn verlossingswerk volbracht. De gehele natuur scheen een ju belpsalm aan te heffen. Een aardbe ving trilde als een bevende juich kreet door Jeruzalcms rotsgrond heen. Na een lange vermoeiende week vol arbeid, was het thans Zondag ge worden voor de wereld. Maar Tiberius, daarboven op zijn eenzame róts, merkte van dat alles niets... even weinig, als de door ont zetting verbijsterde discipelen, die een hopeloze Paasnacht doorbrachten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 11