GUIDO L/EZELLE KORTRIJK JACHT OP DUIKBOTEN BELSAZAR HELDENAVONTUUR 4 ZONDAGSBLAD 14 MAAKT 1953 Tien jaar geleden in volle gang I BOEIEND VERHAAL VAN OUD-GEZAGVOERDER DE strijd tegen de Duitse U-boten in de tweede wereldoorlog begon met de torpedering van het ss „Athe- nis" op 3 September 1939. De 14e September daaropvolgend werd de eerste U-boot vernietigd. Vijftig procent van de geallieerde zee- en luchtmacht, welke op dat moment voorhanden was, werd aan andere oorlogstaken onttrokken om tegen de vijandelijke onderzeeërs in de Atlantische Oceaan op te treden. Koortsachtig werd er op de Britse werven gewerkt aan de bouw van de broodnodige escorteschepen. Be manningen moesten uit de grond ge stampt worden om de posten te be zetten. De U-boot-operaties in de Atlantische Oceaan waren er de oor zaak van, dat de invasie op het vas teland van Europa zo lang moest wor den uitgesteld. Meer dan de helft van de Nederlandse koopvaardijvloot die naast de Britse Navy medestreed in deze gigantische strijd, ging ver loren. Door het gebrek aan goed uitge ruste escorteschepen waren de con- vooien praktisch onbeschermd tegen de steeds sterker wordende gecon centreerde U-bootaanvallen en vrese lijk waren in de eerste jaren de ver liezen aan koopvaardijschepen In zijn boek „De wrede zee" heeft Nicholas Monsarrat een der grimmig ste aspecten van de zee-oorlog op boeiende wijze beschreven. Slechts hij, die deze van nabü heeft meegemaakt, kan zo'n boek schrijven. Monsarrat heeft zelf het bevel gevoerd over twee van deze escortescheepjes Hij kent de meedogenloze zee, die bij mooi weer onaandoenlijk lief is als een poes, bij stormweer even onaandoenlijk wreed als een tijger. Steeds heeft het schip een sluw ge vecht te leveren met haar onver hoedse aanvallen. De zée slaat ge nadeloos toe als er een zwakke plek aan het schip is. In deze zeeoorlog kwam daar nog bij het veel grotere door de mens zelf veroorzaakte gevaar van de sluipende aanvallen van de U-boten, die als duistere schimmen onder de oppervlakte van de Oceaan opereerden en vanuit de diepte hun torpedo's naar de weerloze koopvaarders lanceerden. Dit maakte het duikbootwapen tot een der smerig ste en meèst sinistere wapens van de moderne zeeoorlog. Monsarrat beschrijft de geschiede nis van de mannen van de „Com pass Rose", een der vele onbekende korvetten, die in het begin het vuile werk opknapten. Een knullig vod van een schip, niet veel groter dan een flinke trawler; een drijvend strijk ijzer, met zijn van achteren recht afgesneden steven, vanwaar de diep tebommen werden afgeworpen. Dit wangedrocht zou als een bezetene te keer gaan bij een hol zeetje. Dit zou, alles bij elkaar genomen nog niet zo erg zijn als de bemanning maar voor haar taak berekend was. Maar in het begin van de maritieme oorlog kwam alles wat los en vast was bij de marine. De bemanning van de „Compass Rose" bestond merendeels uit land rotten. Slechts de kapitein George Ericson kwam van de koopvaardij. De Australiër Bennett, de oudste of ficier, een prul van een zeeman, was Al deze mensen moeten in de gruw zame strijd om het behoud van En geland en van de menselijke waar den, hun eigen gevoelsleven opzij zet ten. In deze strijd op leven en dood wordt de mens als eenling uitgescha-; keld. Zij hebben allen hun lief en leed, hun vrouwen en meisjes, hun vrees en hun doodsverachting. Maar zij leven op het crediet van wat de oorlog hun zal nalaten. Door hun optreden wordt de „Com pass Rose" een levend schip, waar van ze gaan houden, al schelden zij pelingen van de getroffen schepen, vooral wanneer het tankboten waren. Het was geen zeldzaamheid, dat een escorteschip dieptebommen moest werpen naar een onderzeeër op een plek waar schipbreukelingen in het water lagen te spartelen, zodat vriend en vijand tezamen omkwamen. Ook de „Compass Rose" werd hier eens toe gedwongen. Roerend is de be schrijving van het verdriet van de wakkere commandant over de be slissing die hij moest nemen om op deze wijze een U-boot te vernietigen en veel andere levens te sparen. Ericson is een commandant, zoals er zovele waren. Een man, waar- je de oorlog mee door kon en die zijn gevoel de baas bleef. Als ten slotte ook de „Compass Rose" wordt getorpedeerd, zijn het de comman dant en zijn oudste officier, die het handjevol schepelingen, dat zich in de ijskoude zee heeft kunnen redden, de moed geven om vol te houden. Velen van de bemanning sterven, ge laten of moedig, met doodsverach ting of in panische angst. Convooi-varen in de eerste jaren van de Atlantische 2eeooriog. een bullebak, die onder een grote mond zijn minderwaardigheidsgevoel verborg. De tweede officier, vroeger journalist, voelt de situatie goed aan. Begiftigd met een helder verstand en veel courage, wordt hij, nadat Bennett is verdwenen, de vertrou wensman van de ouwe. Door de goe de verhouding tussen deze twee man nen groeit uit de onsamenhangende bemanning een prachtig team. dat met afwisselend succes 1 werk verricht ook vaak op die drijvende doodkist en al hebben zij ter verdediging maar één kanon op het voordek en een pom-pom achteruit. Zij hadden toen nog niet de volmaakte asdic en de radar, waarméde eerst veel later de korvetten en fregatten zouden wor den uitgerust, en waarmede zij eerst toen de onderzeeërs afdoende konden bestrijden. Realistisch is de beschrijving van de torpederingen in de convooien en van het gruwzame lot van de sche- Nacht in de zaal van Belsazar. Schaduw en licht. Ros-rode branden, die citadel zijn hart aanranden. Rood zijn je ogen, Belsazar. Rood is je bloed, de stage stroom, jagend door 't Babel van je spieren. Wie keert de jagende rivieren? Belegering? Een vage droom. En daarom: Zwijg. Hier geen gevaar. Je grijpt en neemt de gouden beker uit 't heiligdom, heft hem onzeker: Dwaallicht op zwakke kandelaar. Drink. Nogmaals drink. Er. laat het vi branden in 't uitgebrande leven. Dat zal de koning warmte geven in 't kille vun dit nacht'lijk uur. Dit uur. Aan deze plaats. Een wand rond 't feestbanket der rijksgetrouwen. Goden, die walmende flambouwen een schimmenspel. Goden, een hand! Een hand. Dit. Is dit werk'lijkheid? Slaapwundelaar, drink, laat je dromen op aangenamer wijze komen. Vergeefs. Zie, hoe ze voorwaarts glijdt. Ze schrijft. Een woord. Macaber spel. Haal mij een man, die dit kan lezen. Hij zal de derde heerser wezen in 't rijk Toen riep men Daniel. Hij kwam. De massa week uiteen. Gebiedend stond hij voor de koning, verwierp de rijkdom, de beloning: een man, een Godsgezant, alleen. Dit is het schrift. Mené: Geteld uw kon-nkrijk, door God ontbonden. Tekél: Gij zijt te licht bevonden. Uw vonnis, koning, werd geveld. Peres: Uw machtig rijk verdeeld. Hij sprak. Gegrift stonden de woorden in 't hart van ieder, die ze hoorde, als aan de wand het bleke beeld. Jahwe greep in. Jahwe gebood de Meder tot Zijn strafgerichten. De nieuwe dag vond bij zijn lichten de koning in een bloedplas dood, koud als de nacht, zijn ogen star. Zo stierf de koning der Chaldeën, de trotse vorst van zee tot zeeën, de wereldheerser Belsazar. ANTHON1E STOLK. In het begin van 1943 bèreikten de aanvallen van de U-boten in „wol- ventroepen" hun hoogtepunt. Maar de geallieerde afweer is in een be moedigend stadium gekomen. In Maart werden er vijftien U-boten tot zinken gebracht, in April zestien, in Mei vijfenveertig.. Radar en asdic waren tot fantastische anti-duikboot wapens ontwikkeld, geslepener dan die vreesaanjagende stalen vissen. Ericson en zijn mannen varen nu op de goedbewapende „Saltash". Op adembenemende wijze verhaalt Monsarrat van de jacht op duikbo ten. Op een nacht heeft de „Saltash" dieptebommen afgeworpen op een vermeende onderzeeër. Er is wat olie naar boven gekomen. De bemanning is er van overtuigd dat de onder zeeër vernietigd is. Echter niet de commandant, die wrakstukken wil zien. De onderzeeër kan wel een truc hebben gebruikt en zelf olie uit geworpen hebben. Achtenveertig uren blijft Ericson op de brug. De „Salt ash" zal net zolang blijven zoeken tot de U-boot zich verraadt. Men wil het bijna opgeven, als plotseling de luidspreker van het asdic-apparaat gaat janken Contact! De echo van een onderzeeër. Enige malen in een etmaal verliezen ze weer contact. En daar is het plotseling weer Diepte bommen worden uitgeworpen. Wrak stukken komen naar boven. Weer is een onderzeeër vernietigd. In Mei 1945 was de strijd beslist. De zee-oorlog eindigde plotseling en zonder enige anti-climax na 68 maan den verbitterde strijd. Alle U-boten kwamen op de zeven zeeën naar de oppervlakte. De ene U-bootcomman dant gaf zich gelaten over, de ander brulde „heil Hitier!" Vijf en een half jaar lang hadden Ericson en Lockhart samen gevaren en de gruwelen van de oorlog aan den lijve ondervonden. Nu het afge lopen is, ontgaat hun de voldoening van de victorie. Het is maar een tam einde. Het is kenmerkend voor het leed dat de zeelieden geleden hebben als Ericson leunend op de brug tegen Lockhart opmerkt: Ik moet zeggen, dat ik verduiveld moe ben. Uitgave N.V. Uitgevers Maatwh. Else vier, Amsterdam ZONDAGSBLAD 14 MAAKT 1953 g Toch leeft hij voort in taal en aard Slechts weinigen herinneren zich de grote dichter nog het volk WANNEER men het bekende werk van mej. H. S. S. Kuyper „In het land van Guido Gezelle" leest en men woont in dat land, met name in Kortrijk, reeds vele jaren, dan be kruipt u eèn zekere jaloersheid. Het grootste gedeelte van wat de schrijf ster in en om Kortrijk meemaakte, dateert uit 1912. Pastoor Hugo Ver- riest, Gabrielle Verriest, Ceasar Ge- xelle en mej. v. d. Wiele, die zo nauw met Gezelle verbonden waren ge weest, leefden allen nog. De tijd vliedt voort. We zijn al weer 40 jaar verder. Het voorrecht hen te kennen, die Gezelle's tijdge noten waren, is ons niet beschoren. Zij zijn reeds allen gestorven. Ten minste zij, die iets van de dichter weten te vertellen dat interessant is. Of we zouden een uitstapje moeten doen naar Ingoyghem, waar Stijn Streuvels de oude dag op zijn „Lijs ternest" verslijt. Maar wie durft dat aanMej. Kuyper had in haar tijd al zo'n moeite om hem te benaderen. En nu we 40 jaar verder zijn, zal Vlaanderen's grootste prozaschrijver wel niet milder gestemd zijn. Ten minste wat ik van bevoegde zijde daarover te horen krijg, is niet erg moedgevend om zulk een poging te wagen! OM nu op Gezelle terug te komen, Men mag dan al jaren in Kort rijk wonen, omtrent Vlaanderens zoet gevooisde zanger weet men al pre cies zo veel als hij, die in het Noor den van Nederland woont, zo niet minder. Als een Noord-Nederlander een pel grimstocht wil ondernemen om zich eens in een Gezelle-sfeer te dompe len, laat hij zich dan de moeite spa ren om naar Kortrijk te gaan. Ook al heeft Gezelle hier 25 jaar geleefd. Ge krijgt de indruk dat de Kort- rijkzaan (1) niet de minste moeite doet om in zijn stad een Gezelle- sfeer te bewaren. Gezelle wordt hier niet meer vereerd als in welke Zuid- of Noord-Nederlandse stad ook. Of het zou het Davids-fonds, een r.k, Vlaamse cultuurvereniging moeten zijn, die ieder jaar in de „Onze lieve Vrouwekerk", waar Gezelle on derpastoor was, een mis voor hem laat opdragen. Richt men zijn schreden naar de kerk, waar Gezelle als onderpastoor zijn werk deed, dan bemerkt ge dat de Noorder-beuk dezer Gothische kerk, daterende van het begin der dertiende eeuw, wel wat opvallend nieuw aandoet. De laatste oorlog heeft deze kerk jammerlijk geschon den. Een jarenlange restauratie heeft haar gedeeltelijk in een nieuwer ge waad gestoken, dan het bij haar eer biedwaardige ouderdom past. De mooie Gravenkapel, palend aan de Zuidzijde van deze kerk, daterend uit de eerste helft van de veertiende eeuw, met al haar schoon gebrand schilderde vensters, brengen ons er geenszins meer toe Gezelle's dichter lijke ontboezeming op deze kapel voor de geest te halen: De zonne rijst, 't gaan balken lichts divers door den choor; ze malen op wand en vloer Gods heiligen, in roo, blauwe en peersche stralen. Want de mooie ramen zijn er uit- gebombardeerd en gedeeltelijk toege- metseld. Vraagt men de onderpastoor van deze kerk, die ik persoonlijk ken, of er nog mensen in zijn parochie zijn, die zich Gezelle nog goed kunnen herinneren, dan krijgt ge het ont nuchterend antwoord, dat zulke men sen er wel moeten zijn, en hij zich ook wel eens voorgenomen heeft ze te bezoeken, maar tot heden er nog niet toe gekomen is. Dit laatsée kan men de man ech ter niet kwalijk nemen, want hij heeft niet het benijdenswaardig voorrecht gehad, gelijk zijn beroem de voorganger, veel tijd te krijgen tot bezigheden, die met dichtkunst te maken hebben. Gezelle's borstbeeld staat naast de kerk. De na-oorlogse restauratie aan het kerkgebouw, is oorzaak, dat ook de omtrek wat opgeknapt is. Daar door komt dit mooie beeld beter tot zijn recht. Het staart de straat in die naar Gezelle is genoemd en waar hj eens woonde. Zijn huis is echter ge bombardeerd en veranderd in een modern gebouw, waarin een likeur stokerij is ondergebracht. Bovenstaande regels moeten u er niet toe brengen Kortrijk niet meer als Gezelle-stad te beschouwen. Alleen moet u trachten de dichter langs een andere weg te benaderen, anders wordt het een teleurstelling. Ook al zoud ge een of ander oudje tegenkomen, dat Gezelle „straf wel" gekend heeft. In de kerk, die ik als predikant dien, zijn er zo'n paar. Zij de ar Toch is het wel typisch een oudje over hem te horen praten, ook al krijgt ge dan wel niet van de dich ter te horen, wat ge van hem weten wil. Zo ontmoette ik eens een oude man, die nog in zekere familierelatie met Gezelle stond. Wat hij mij wist te vertellen kwam hier op neer, dat Gezelle een „fraaie en geestige vent" (2) was. Gezelle kwam meermalen bij zijn moeder thuis en bracht altijd een vrolijke stemming mee. Hij vroeg dan de kinderen naar hun school werk en beloonde de ijverigen met een mooi boek. „De Doolaards van Egypte" door Gezelle geschreven, had hij persoonlijk van hem gekre gen en zorgvuldig bewaard. Dat wat de „fraaie" zijde van Gezelle betrof. Eens kwam zijn broer thuis, na dat hij in het vlas gewerkt had. De vlasstengels, vlaskroten zeggen ze hier, hingen nog voor zijn gelaat. Nauwelijks zag Gezelle hem of zijn dichterlijke aard kwam naar boven. Hij zei: „Soote, Er hangt een krote Voor uw tote Dit wat de „geestige" zijde van de dichter betrof. Al zijn de mededelingen over hem zeer spaarzaam en vullen ze maar weinig aan wat we reeds van hem weten, toch mogen we zeggen, dat Gezelle hier in dit land voortleeft. Ge vindt hem terug in de taal en de aard van het volk. Dat bemerkt ge het best als ge er tientallen jaren on der geleefd hebt. Leest ge Gezelle's gedichten, dar. wordt ge herinnerd aan de taal die ge dagelijks hoort. Luistert ge naar het volk, de gedich ten van Gezelle schieten U te binnen. Guido Gezelle. Maar vooral ziet ge hem terug ia oprechte vrome zielen. Als de West- Vlaming vroom is, dan is het die mystieke vroomheid die ook Gezelle kenmerkte, die, al was hij rooms priester, zo veel heeft gezegd, waar aan ieder Christen zich troosten kan. Hij spreekt ergens in een stukje proza van een edel kind weggevoerd naar een vreemd land. Daar hoorde zij nooit haar eigene tale. Totdat in een droom haar iemand verscheen die haar in haar eigen taal aansprak. Zij die in 't vreemde land zweeg, be gon toen in haar droom te spreken. „Immers, heur eigene tale is 't die zij gehoord heeft, de tale des hemels, de tale des vaderlands." Menige ziel heeft hier de taal van het Evangelie als „de tale des he mels" gehoord. Zij is voor haar niet vreemd. De echte vroomheid is er uit geboren. Een vroomheid die zich uit leeft, evenals bij Gezelle in „simpli- citate cordis et veritate." (3). En waar Jezus Christus door 't Evangelie aan een mensenhart zich openbaart, kan dit ook niet anders. Kortrijk. Ds. H. S. BUUNK. (1) Kortrijkzaan is de courante uitdrukking waarmede een burger van Kortrijk wordt betiteld. <2) Fraai betekent braaf, goed. Geestig betekent leuk, prettig. (3) Simplicitate cordis et veritate betekent eenvoudigheid van hart en waarheid. Een van de laatste woor den van Gezelle voor zijn sterven. Hoe Guido Gezelle aan de dood ontsnapte Op eerste Kerstdag 1882 was Guido Gezelle. onderpastoor van de Lieve- Vrouwekerk te Kortrijk, bezig een kind je te dopen. Even vóór de aanvang van het lof werden de kerkgangers opgeschrikt door een oorverdovend lawaai, gepaard gaan de met een ontzettende schok. De gro te bromklok was losgeraakt, naar bene den geploft en gelukkig op het gewelf boven de doopvont blijven liggen. Velen meenden dat de klok in de doop kapel was gevallen en de aldaar aan wezige personen had gedood of gewond. In de kerk ontstond een ware paniek. Ook Mathildeke. de „maarte" van ka pelaan Gezelle, verliet ijlings haar bid- stoel en snelde naar de doopkapel waar zij haar meester en de andere bij het doopsel aanwezige personen ongedeerd Alleen de „meter" was, door de schrik, in bezwijming gevallen en blijkt later, aan de gevolgen van de doorge stane ontroering bezweken te zijn. Meer dan eens zinspeelde Gezelle op dit doopsel „dat tewege was te veran deren in een heldhaftig Doopsel des Blocks." J£LAASJENS' tweede dochter trouwde dus met een jongen niets gaf! En dat brengt aanraking met de oorlogs- i een andere clun uit de wijk. Pier Hulst noem ik hem, en Pier Hulst is een held, tenminste daarvoor gaat hij door; daarvoor poseert hij graag. Overigens is hij misschien niet zoveel bijzonders en zeker niet datwat hij zich lang zamerhand heeft ingebeeld dat hij is. Het grote avontuur, dat zijn roem gevestigd heeft, ligt in feite totaal anders dan men meent en hij thans beweert. Het werpt zelfs een vrij griezelig licht op deze knaap, wiens al te lady-killerige gelaats uitdrukking, wiens slappe mond en wiens opzichtige dassen ons trou wens toch maar moeizaam overtui gen kunnen van een glorierijke rol in de vaderlandse geschiedenis! Wat er verteld wordt, is dit. Op een dag in de bezettingstijd hebben illegalen een gedurfde overval ge daan, die tengevolge van kennelijk en vuig verraad in het honderd gelopen is. Daarbij zijn drie der be trokkenen aan hun eind gekomen: twee volbloed vaderlanders en ook de man, die de zaak verlinkt heeft. De beide eersten zijn met vee! eer betoon begraven in zware eiken houten kisten, die in de laatste oorlogswinter 'n klein vermogen kostten, terwijl de verrader slechts in 'n papieren zak aan de schoot der aarde werd toevertrouwd. Maar behalve dit drietal tvas er nog een deelgenoot aan de onderneming, Pier Hulst, en hij ontsprong de dans. Dc manier waarop hij zulks deed vraagt feitelijk om een filmische weergave. Pas dan zal men zien op welk een verrukkelijke wijze hij zich aan de ijskoude greep van de dood ontworstelde. Onze woorden zijn niet in staat om alle spanningen en listen zijnerzijds recht te doen. Dat we toch daartoe onze toevlucht moeten nemen, is slechts een gevolg van het feit dat de hoofdrolspeler scenarioschrijver nog steeds niet naar Hollywood ontboden werd. Maar het moet als volgt toegegaan zijn, dat Pier Hulst als dekkende achterhoede van zijn kameraden mee oprukte voorzien van 'n revol ver en voldoende patronen om de hele Wehrmacht uit te roeien Be hoedzaam sloop hij voorwaarts, omtrent honderd meter achter de anderen aan. Als een volleerd woud loper, één met de omringende na tuur, al bestond die slechts uit de kale huizenrijen van een doodse straat. Zo naderde de knockploeg een der belangrijkste Germaanse nederzettingen te dezer stede, waar om zo te zeggen het hart van de hoogste opperste legerleiding klopte. Doel: een overval, die Hitiers hoofdspionnen zou uitschakelen. 'Uit de VOLKSWIJK Maar gelijk gezegd er u>as verraad in het spel. Juist als achter hoede kon Pier Hulst dit voortref felijk signaleren. Het viel hem on dat allengs de achteraf als verloe- ner gebrandmerkte samenspanner zich van de anderen los maakte en dat hij draalde met oprukken. Pier Hulst had dat vreemd gevonden, en had derhalve ook zijn tred inge houden, terwijl h\j zijn revolver trok. Toen, opeens, waren ei vele dingen tegelijk gebeurd. Er was een gierende overvalwagen de hoek om gekomen van een zijstraat welke de voorhoede wel, maar Pier Hulst nog niet gepasseerd was. Dat was al een lelijke streep door de reke ning geweest, maar erger nog was het feit dat deze wagen opeens had gestopt toen de inzittenden daar zo lang na Sperrtijd drie zo geheim zinnige mannen hadden zien rond sluipen. Meteen hadden er 'choten geknald. De voorhoede had ais een razende het vuur beantwoord, maar de verrader had meteen de armen omhoog gestoken, waaraan teder achteraf kon zien dat hij een ver rader was. Dal hij nochtans even eens viel, zou wel 'n gevolg zijn ge weest van de Duitse opvatting dat opgeruimd netjes staat. In dit op zicht kon Pier Hulst trouwens geen inlichtingen verschaffen want hij had éen moment roerloos gestaan en daarna was hij 'm gesmeerd /.ij het dan niet zonder volgens zijn zeggen de overvalwagen met z'jn kogels te hebben doorzeefd. Muur dat vertelde hij eerst na de bevrij ding. Hij vertelde het te laat om nog controleerbaar te kunnen zijn. e kunnen enkel één ding met zeker heid zeggen: in de aangegeven straat bevond zich geen SS-post; slechts een pakhuis met waardevol cwart- handel-materiaal. Dat er drie volks- wijkers die nacht om het leven kwamen staat vast: de bezetter was niet mals met inbrekers, die de dieven trachtten te bestelen Ons past geen verwijt jegens degenen, die zijn plannen in de war stuur den; integendeel, wij prezen hen destijds om strijd. We hebben even min reden evenwel om één der drie overvallers posthume smaad aan te doen, alsof hij oorzaak zou 2ijn ge weest van het mislukken der onder neming. Maar evenmin hebben we reden om Pier Hulst als verzets strijder bij uitnemendheid te onder scheiden, want bij geen enkele waarachtig-illegale instantie is z\in naam ooit als zodanig genoemd. Pier Hulst deert dit overigens niet. H\j zorgt wel zelf voor zijn eigen roem, reken maar.' En dat hij nu juist aan die verbeten dochter van Klaasjens blijft hangen, snap ik Sest. Hij wil vastigheid en zij wenst romantiek. Meer mag men niet verlangen! WIJKPREDI tCANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14