GUIDO L/EZELLE
KORTRIJK
JACHT OP DUIKBOTEN
BELSAZAR
HELDENAVONTUUR
4
ZONDAGSBLAD 14 MAAKT 1953
Tien jaar geleden in volle gang
I
BOEIEND VERHAAL VAN OUD-GEZAGVOERDER
DE strijd tegen de Duitse U-boten
in de tweede wereldoorlog begon
met de torpedering van het ss „Athe-
nis" op 3 September 1939. De 14e
September daaropvolgend werd de
eerste U-boot vernietigd.
Vijftig procent van de geallieerde
zee- en luchtmacht, welke op dat
moment voorhanden was, werd aan
andere oorlogstaken onttrokken om
tegen de vijandelijke onderzeeërs in
de Atlantische Oceaan op te treden.
Koortsachtig werd er op de Britse
werven gewerkt aan de bouw van
de broodnodige escorteschepen. Be
manningen moesten uit de grond ge
stampt worden om de posten te be
zetten. De U-boot-operaties in de
Atlantische Oceaan waren er de oor
zaak van, dat de invasie op het vas
teland van Europa zo lang moest wor
den uitgesteld. Meer dan de helft
van de Nederlandse koopvaardijvloot
die naast de Britse Navy medestreed
in deze gigantische strijd, ging ver
loren.
Door het gebrek aan goed uitge
ruste escorteschepen waren de con-
vooien praktisch onbeschermd tegen
de steeds sterker wordende gecon
centreerde U-bootaanvallen en vrese
lijk waren in de eerste jaren de ver
liezen aan koopvaardijschepen
In zijn boek „De wrede zee" heeft
Nicholas Monsarrat een der grimmig
ste aspecten van de zee-oorlog op
boeiende wijze beschreven. Slechts hij,
die deze van nabü heeft meegemaakt,
kan zo'n boek schrijven. Monsarrat
heeft zelf het bevel gevoerd over twee
van deze escortescheepjes Hij kent de
meedogenloze zee, die bij mooi weer
onaandoenlijk lief is als een poes, bij
stormweer even onaandoenlijk wreed
als een tijger.
Steeds heeft het schip een sluw ge
vecht te leveren met haar onver
hoedse aanvallen. De zée slaat ge
nadeloos toe als er een zwakke plek
aan het schip is. In deze zeeoorlog
kwam daar nog bij het veel grotere
door de mens zelf veroorzaakte
gevaar van de sluipende aanvallen
van de U-boten, die als duistere
schimmen onder de oppervlakte van
de Oceaan opereerden en vanuit de
diepte hun torpedo's naar de weerloze
koopvaarders lanceerden. Dit maakte
het duikbootwapen tot een der smerig
ste en meèst sinistere wapens van de
moderne zeeoorlog.
Monsarrat beschrijft de geschiede
nis van de mannen van de „Com
pass Rose", een der vele onbekende
korvetten, die in het begin het vuile
werk opknapten. Een knullig vod van
een schip, niet veel groter dan een
flinke trawler; een drijvend strijk
ijzer, met zijn van achteren recht
afgesneden steven, vanwaar de diep
tebommen werden afgeworpen. Dit
wangedrocht zou als een bezetene
te keer gaan bij een hol zeetje. Dit
zou, alles bij elkaar genomen nog
niet zo erg zijn als de bemanning
maar voor haar taak berekend was.
Maar in het begin van de maritieme
oorlog kwam alles wat los en vast
was bij de marine.
De bemanning van de „Compass
Rose" bestond merendeels uit land
rotten. Slechts de kapitein George
Ericson kwam van de koopvaardij.
De Australiër Bennett, de oudste of
ficier, een prul van een zeeman, was
Al deze mensen moeten in de gruw
zame strijd om het behoud van En
geland en van de menselijke waar
den, hun eigen gevoelsleven opzij zet
ten. In deze strijd op leven en dood
wordt de mens als eenling uitgescha-;
keld. Zij hebben allen hun lief en
leed, hun vrouwen en meisjes, hun
vrees en hun doodsverachting. Maar
zij leven op het crediet van wat de
oorlog hun zal nalaten.
Door hun optreden wordt de „Com
pass Rose" een levend schip, waar
van ze gaan houden, al schelden zij
pelingen van de getroffen schepen,
vooral wanneer het tankboten waren.
Het was geen zeldzaamheid, dat een
escorteschip dieptebommen moest
werpen naar een onderzeeër op een
plek waar schipbreukelingen in het
water lagen te spartelen, zodat vriend
en vijand tezamen omkwamen. Ook
de „Compass Rose" werd hier eens
toe gedwongen. Roerend is de be
schrijving van het verdriet van de
wakkere commandant over de be
slissing die hij moest nemen om op
deze wijze een U-boot te vernietigen
en veel andere levens te sparen.
Ericson is een commandant, zoals
er zovele waren. Een man, waar-
je de oorlog mee door kon en die
zijn gevoel de baas bleef. Als ten
slotte ook de „Compass Rose" wordt
getorpedeerd, zijn het de comman
dant en zijn oudste officier, die het
handjevol schepelingen, dat zich in
de ijskoude zee heeft kunnen redden,
de moed geven om vol te houden.
Velen van de bemanning sterven, ge
laten of moedig, met doodsverach
ting of in panische angst.
Convooi-varen in de eerste jaren van de Atlantische 2eeooriog.
een bullebak, die onder een grote
mond zijn minderwaardigheidsgevoel
verborg. De tweede officier, vroeger
journalist, voelt de situatie goed aan.
Begiftigd met een helder verstand
en veel courage, wordt hij, nadat
Bennett is verdwenen, de vertrou
wensman van de ouwe. Door de goe
de verhouding tussen deze twee man
nen groeit uit de onsamenhangende
bemanning een prachtig team. dat
met afwisselend succes 1
werk verricht
ook vaak op die drijvende doodkist
en al hebben zij ter verdediging
maar één kanon op het voordek en
een pom-pom achteruit. Zij hadden
toen nog niet de volmaakte asdic en
de radar, waarméde eerst veel later
de korvetten en fregatten zouden wor
den uitgerust, en waarmede zij eerst
toen de onderzeeërs afdoende konden
bestrijden.
Realistisch is de beschrijving van
de torpederingen in de convooien en
van het gruwzame lot van de sche-
Nacht in de zaal van Belsazar.
Schaduw en licht. Ros-rode branden,
die citadel zijn hart aanranden.
Rood zijn je ogen, Belsazar.
Rood is je bloed, de stage stroom,
jagend door 't Babel van je spieren.
Wie keert de jagende rivieren?
Belegering? Een vage droom.
En daarom: Zwijg. Hier geen gevaar.
Je grijpt en neemt de gouden beker
uit 't heiligdom, heft hem onzeker:
Dwaallicht op zwakke kandelaar.
Drink. Nogmaals drink. Er. laat het vi
branden in 't uitgebrande leven.
Dat zal de koning warmte geven
in 't kille vun dit nacht'lijk uur.
Dit uur. Aan deze plaats. Een wand
rond 't feestbanket der rijksgetrouwen.
Goden, die walmende flambouwen
een schimmenspel. Goden, een hand!
Een hand. Dit. Is dit werk'lijkheid?
Slaapwundelaar, drink, laat je dromen
op aangenamer wijze komen.
Vergeefs. Zie, hoe ze voorwaarts glijdt.
Ze schrijft. Een woord. Macaber spel.
Haal mij een man, die dit kan lezen.
Hij zal de derde heerser wezen
in 't rijk Toen riep men Daniel.
Hij kwam. De massa week uiteen.
Gebiedend stond hij voor de koning,
verwierp de rijkdom, de beloning:
een man, een Godsgezant, alleen.
Dit is het schrift. Mené: Geteld
uw kon-nkrijk, door God ontbonden.
Tekél: Gij zijt te licht bevonden.
Uw vonnis, koning, werd geveld.
Peres: Uw machtig rijk verdeeld.
Hij sprak. Gegrift stonden de woorden
in 't hart van ieder, die ze hoorde,
als aan de wand het bleke beeld.
Jahwe greep in. Jahwe gebood
de Meder tot Zijn strafgerichten.
De nieuwe dag vond bij zijn lichten
de koning in een bloedplas dood,
koud als de nacht, zijn ogen star.
Zo stierf de koning der Chaldeën,
de trotse vorst van zee tot zeeën,
de wereldheerser Belsazar.
ANTHON1E STOLK.
In het begin van 1943 bèreikten
de aanvallen van de U-boten in „wol-
ventroepen" hun hoogtepunt. Maar
de geallieerde afweer is in een be
moedigend stadium gekomen. In
Maart werden er vijftien U-boten tot
zinken gebracht, in April zestien, in
Mei vijfenveertig.. Radar en asdic
waren tot fantastische anti-duikboot
wapens ontwikkeld, geslepener dan
die vreesaanjagende stalen vissen.
Ericson en zijn mannen varen nu op
de goedbewapende „Saltash".
Op adembenemende wijze verhaalt
Monsarrat van de jacht op duikbo
ten. Op een nacht heeft de „Saltash"
dieptebommen afgeworpen op een
vermeende onderzeeër. Er is wat olie
naar boven gekomen. De bemanning
is er van overtuigd dat de onder
zeeër vernietigd is. Echter niet de
commandant, die wrakstukken wil
zien. De onderzeeër kan wel een
truc hebben gebruikt en zelf olie uit
geworpen hebben. Achtenveertig uren
blijft Ericson op de brug. De „Salt
ash" zal net zolang blijven zoeken
tot de U-boot zich verraadt. Men wil
het bijna opgeven, als plotseling de
luidspreker van het asdic-apparaat
gaat janken Contact! De echo van
een onderzeeër. Enige malen in een
etmaal verliezen ze weer contact. En
daar is het plotseling weer Diepte
bommen worden uitgeworpen. Wrak
stukken komen naar boven. Weer is
een onderzeeër vernietigd.
In Mei 1945 was de strijd beslist.
De zee-oorlog eindigde plotseling en
zonder enige anti-climax na 68 maan
den verbitterde strijd. Alle U-boten
kwamen op de zeven zeeën naar de
oppervlakte. De ene U-bootcomman
dant gaf zich gelaten over, de ander
brulde „heil Hitier!"
Vijf en een half jaar lang hadden
Ericson en Lockhart samen gevaren
en de gruwelen van de oorlog aan
den lijve ondervonden. Nu het afge
lopen is, ontgaat hun de voldoening
van de victorie. Het is maar een tam
einde.
Het is kenmerkend voor het leed
dat de zeelieden geleden hebben als
Ericson leunend op de brug tegen
Lockhart opmerkt: Ik moet zeggen,
dat ik verduiveld moe ben.
Uitgave N.V. Uitgevers Maatwh. Else
vier, Amsterdam
ZONDAGSBLAD 14 MAAKT 1953
g
Toch leeft hij voort in taal en aard
Slechts weinigen
herinneren zich
de grote dichter
nog
het volk
WANNEER men het bekende werk
van mej. H. S. S. Kuyper „In het
land van Guido Gezelle" leest en
men woont in dat land, met name in
Kortrijk, reeds vele jaren, dan be
kruipt u eèn zekere jaloersheid. Het
grootste gedeelte van wat de schrijf
ster in en om Kortrijk meemaakte,
dateert uit 1912. Pastoor Hugo Ver-
riest, Gabrielle Verriest, Ceasar Ge-
xelle en mej. v. d. Wiele, die zo nauw
met Gezelle verbonden waren ge
weest, leefden allen nog.
De tijd vliedt voort. We zijn al
weer 40 jaar verder. Het voorrecht
hen te kennen, die Gezelle's tijdge
noten waren, is ons niet beschoren.
Zij zijn reeds allen gestorven. Ten
minste zij, die iets van de dichter
weten te vertellen dat interessant is.
Of we zouden een uitstapje moeten
doen naar Ingoyghem, waar Stijn
Streuvels de oude dag op zijn „Lijs
ternest" verslijt. Maar wie durft dat
aanMej. Kuyper had in haar tijd
al zo'n moeite om hem te benaderen.
En nu we 40 jaar verder zijn, zal
Vlaanderen's grootste prozaschrijver
wel niet milder gestemd zijn. Ten
minste wat ik van bevoegde zijde
daarover te horen krijg, is niet erg
moedgevend om zulk een poging te
wagen!
OM nu op Gezelle terug te komen,
Men mag dan al jaren in Kort
rijk wonen, omtrent Vlaanderens zoet
gevooisde zanger weet men al pre
cies zo veel als hij, die in het Noor
den van Nederland woont, zo niet
minder.
Als een Noord-Nederlander een pel
grimstocht wil ondernemen om zich
eens in een Gezelle-sfeer te dompe
len, laat hij zich dan de moeite spa
ren om naar Kortrijk te gaan. Ook al
heeft Gezelle hier 25 jaar geleefd.
Ge krijgt de indruk dat de Kort-
rijkzaan (1) niet de minste moeite
doet om in zijn stad een Gezelle-
sfeer te bewaren. Gezelle wordt hier
niet meer vereerd als in welke Zuid-
of Noord-Nederlandse stad ook. Of
het zou het Davids-fonds, een r.k,
Vlaamse cultuurvereniging moeten
zijn, die ieder jaar in de „Onze
lieve Vrouwekerk", waar Gezelle on
derpastoor was, een mis voor hem
laat opdragen.
Richt men zijn schreden naar de
kerk, waar Gezelle als onderpastoor
zijn werk deed, dan bemerkt ge dat
de Noorder-beuk dezer Gothische
kerk, daterende van het begin der
dertiende eeuw, wel wat opvallend
nieuw aandoet. De laatste oorlog
heeft deze kerk jammerlijk geschon
den. Een jarenlange restauratie heeft
haar gedeeltelijk in een nieuwer ge
waad gestoken, dan het bij haar eer
biedwaardige ouderdom past.
De mooie Gravenkapel, palend aan
de Zuidzijde van deze kerk, daterend
uit de eerste helft van de veertiende
eeuw, met al haar schoon gebrand
schilderde vensters, brengen ons er
geenszins meer toe Gezelle's dichter
lijke ontboezeming op deze kapel
voor de geest te halen:
De zonne rijst,
't gaan balken lichts
divers door den choor; ze malen
op wand en vloer
Gods heiligen, in
roo, blauwe en peersche stralen.
Want de mooie ramen zijn er uit-
gebombardeerd en gedeeltelijk toege-
metseld.
Vraagt men de onderpastoor van
deze kerk, die ik persoonlijk ken, of
er nog mensen in zijn parochie zijn,
die zich Gezelle nog goed kunnen
herinneren, dan krijgt ge het ont
nuchterend antwoord, dat zulke men
sen er wel moeten zijn, en hij zich
ook wel eens voorgenomen heeft ze
te bezoeken, maar tot heden er nog
niet toe gekomen is.
Dit laatsée kan men de man ech
ter niet kwalijk nemen, want hij
heeft niet het benijdenswaardig
voorrecht gehad, gelijk zijn beroem
de voorganger, veel tijd te krijgen tot
bezigheden, die met dichtkunst te
maken hebben.
Gezelle's borstbeeld staat naast de
kerk. De na-oorlogse restauratie aan
het kerkgebouw, is oorzaak, dat ook
de omtrek wat opgeknapt is. Daar
door komt dit mooie beeld beter tot
zijn recht. Het staart de straat in die
naar Gezelle is genoemd en waar hj
eens woonde. Zijn huis is echter ge
bombardeerd en veranderd in een
modern gebouw, waarin een likeur
stokerij is ondergebracht.
Bovenstaande regels moeten u
er niet toe brengen Kortrijk niet
meer als Gezelle-stad te beschouwen.
Alleen moet u trachten de dichter
langs een andere weg te benaderen,
anders wordt het een teleurstelling.
Ook al zoud ge een of ander oudje
tegenkomen, dat Gezelle „straf wel"
gekend heeft. In de kerk, die ik als
predikant dien, zijn er zo'n paar. Zij
de ar
Toch is het wel typisch een oudje
over hem te horen praten, ook al
krijgt ge dan wel niet van de dich
ter te horen, wat ge van hem weten
wil. Zo ontmoette ik eens een oude
man, die nog in zekere familierelatie
met Gezelle stond. Wat hij mij wist
te vertellen kwam hier op neer, dat
Gezelle een „fraaie en geestige vent"
(2) was. Gezelle kwam meermalen bij
zijn moeder thuis en bracht altijd
een vrolijke stemming mee. Hij vroeg
dan de kinderen naar hun school
werk en beloonde de ijverigen met
een mooi boek. „De Doolaards van
Egypte" door Gezelle geschreven,
had hij persoonlijk van hem gekre
gen en zorgvuldig bewaard. Dat wat
de „fraaie" zijde van Gezelle betrof.
Eens kwam zijn broer thuis, na
dat hij in het vlas gewerkt had. De
vlasstengels, vlaskroten zeggen ze
hier, hingen nog voor zijn gelaat.
Nauwelijks zag Gezelle hem of zijn
dichterlijke aard kwam naar boven.
Hij zei:
„Soote,
Er hangt een krote
Voor uw tote
Dit wat de „geestige" zijde van de
dichter betrof.
Al zijn de mededelingen over hem
zeer spaarzaam en vullen ze maar
weinig aan wat we reeds van hem
weten, toch mogen we zeggen, dat
Gezelle hier in dit land voortleeft.
Ge vindt hem terug in de taal en de
aard van het volk. Dat bemerkt ge
het best als ge er tientallen jaren on
der geleefd hebt. Leest ge Gezelle's
gedichten, dar. wordt ge herinnerd
aan de taal die ge dagelijks hoort.
Luistert ge naar het volk, de gedich
ten van Gezelle schieten U te binnen.
Guido Gezelle.
Maar vooral ziet ge hem terug ia
oprechte vrome zielen. Als de West-
Vlaming vroom is, dan is het die
mystieke vroomheid die ook Gezelle
kenmerkte, die, al was hij rooms
priester, zo veel heeft gezegd, waar
aan ieder Christen zich troosten kan.
Hij spreekt ergens in een stukje
proza van een edel kind weggevoerd
naar een vreemd land. Daar hoorde
zij nooit haar eigene tale. Totdat in
een droom haar iemand verscheen
die haar in haar eigen taal aansprak.
Zij die in 't vreemde land zweeg, be
gon toen in haar droom te spreken.
„Immers, heur eigene tale is 't
die zij gehoord heeft, de tale des
hemels, de tale des vaderlands."
Menige ziel heeft hier de taal van
het Evangelie als „de tale des he
mels" gehoord. Zij is voor haar niet
vreemd. De echte vroomheid is er uit
geboren. Een vroomheid die zich uit
leeft, evenals bij Gezelle in „simpli-
citate cordis et veritate." (3).
En waar Jezus Christus door 't
Evangelie aan een mensenhart zich
openbaart, kan dit ook niet anders.
Kortrijk. Ds. H. S. BUUNK.
(1) Kortrijkzaan is de courante
uitdrukking waarmede een burger
van Kortrijk wordt betiteld.
<2) Fraai betekent braaf, goed.
Geestig betekent leuk, prettig.
(3) Simplicitate cordis et veritate
betekent eenvoudigheid van hart en
waarheid. Een van de laatste woor
den van Gezelle voor zijn sterven.
Hoe Guido Gezelle aan de
dood ontsnapte
Op eerste Kerstdag 1882 was Guido
Gezelle. onderpastoor van de Lieve-
Vrouwekerk te Kortrijk, bezig een kind
je te dopen.
Even vóór de aanvang van het lof
werden de kerkgangers opgeschrikt door
een oorverdovend lawaai, gepaard gaan
de met een ontzettende schok. De gro
te bromklok was losgeraakt, naar bene
den geploft en gelukkig op het gewelf
boven de doopvont blijven liggen.
Velen meenden dat de klok in de doop
kapel was gevallen en de aldaar aan
wezige personen had gedood of gewond.
In de kerk ontstond een ware paniek.
Ook Mathildeke. de „maarte" van ka
pelaan Gezelle, verliet ijlings haar bid-
stoel en snelde naar de doopkapel waar
zij haar meester en de andere bij het
doopsel aanwezige personen ongedeerd
Alleen de „meter" was, door de
schrik, in bezwijming gevallen en blijkt
later, aan de gevolgen van de doorge
stane ontroering bezweken te zijn.
Meer dan eens zinspeelde Gezelle op
dit doopsel „dat tewege was te veran
deren in een heldhaftig Doopsel des
Blocks."
J£LAASJENS' tweede dochter
trouwde dus met een jongen
niets gaf! En dat brengt
aanraking met de oorlogs-
i een andere clun uit
de wijk. Pier Hulst noem ik hem,
en Pier Hulst is een held, tenminste
daarvoor gaat hij door; daarvoor
poseert hij graag. Overigens is hij
misschien niet zoveel bijzonders en
zeker niet datwat hij zich lang
zamerhand heeft ingebeeld dat hij
is. Het grote avontuur, dat zijn
roem gevestigd heeft, ligt in feite
totaal anders dan men meent en hij
thans beweert. Het werpt zelfs een
vrij griezelig licht op deze knaap,
wiens al te lady-killerige gelaats
uitdrukking, wiens slappe mond en
wiens opzichtige dassen ons trou
wens toch maar moeizaam overtui
gen kunnen van een glorierijke rol
in de vaderlandse geschiedenis!
Wat er verteld wordt, is dit. Op
een dag in de bezettingstijd hebben
illegalen een gedurfde overval ge
daan, die tengevolge van kennelijk
en vuig verraad in het honderd
gelopen is. Daarbij zijn drie der be
trokkenen aan hun eind gekomen:
twee volbloed vaderlanders en ook
de man, die de zaak verlinkt heeft.
De beide eersten zijn met vee! eer
betoon begraven in zware eiken
houten kisten, die in de laatste
oorlogswinter 'n klein vermogen
kostten, terwijl de verrader slechts
in 'n papieren zak aan de schoot
der aarde werd toevertrouwd. Maar
behalve dit drietal tvas er nog een
deelgenoot aan de onderneming,
Pier Hulst, en hij ontsprong de dans.
Dc manier waarop hij zulks deed
vraagt feitelijk om een filmische
weergave. Pas dan zal men zien op
welk een verrukkelijke wijze hij
zich aan de ijskoude greep van de
dood ontworstelde. Onze woorden
zijn niet in staat om alle spanningen
en listen zijnerzijds recht te doen.
Dat we toch daartoe onze toevlucht
moeten nemen, is slechts een gevolg
van het feit dat de hoofdrolspeler
scenarioschrijver nog steeds niet
naar Hollywood ontboden werd.
Maar het moet als volgt toegegaan
zijn, dat Pier Hulst als dekkende
achterhoede van zijn kameraden
mee oprukte voorzien van 'n revol
ver en voldoende patronen om de
hele Wehrmacht uit te roeien Be
hoedzaam sloop hij voorwaarts,
omtrent honderd meter achter de
anderen aan. Als een volleerd woud
loper, één met de omringende na
tuur, al bestond die slechts uit de
kale huizenrijen van een doodse
straat. Zo naderde de knockploeg
een der belangrijkste Germaanse
nederzettingen te dezer stede, waar
om zo te zeggen het hart van de
hoogste opperste legerleiding klopte.
Doel: een overval, die Hitiers
hoofdspionnen zou uitschakelen.
'Uit de
VOLKSWIJK
Maar gelijk gezegd er u>as
verraad in het spel. Juist als achter
hoede kon Pier Hulst dit voortref
felijk signaleren. Het viel hem on
dat allengs de achteraf als verloe-
ner gebrandmerkte samenspanner
zich van de anderen los maakte en
dat hij draalde met oprukken. Pier
Hulst had dat vreemd gevonden, en
had derhalve ook zijn tred inge
houden, terwijl h\j zijn revolver
trok. Toen, opeens, waren ei vele
dingen tegelijk gebeurd. Er was een
gierende overvalwagen de hoek om
gekomen van een zijstraat welke
de voorhoede wel, maar Pier Hulst
nog niet gepasseerd was. Dat was
al een lelijke streep door de reke
ning geweest, maar erger nog was
het feit dat deze wagen opeens had
gestopt toen de inzittenden daar zo
lang na Sperrtijd drie zo geheim
zinnige mannen hadden zien rond
sluipen. Meteen hadden er 'choten
geknald. De voorhoede had ais een
razende het vuur beantwoord, maar
de verrader had meteen de armen
omhoog gestoken, waaraan teder
achteraf kon zien dat hij een ver
rader was. Dal hij nochtans even
eens viel, zou wel 'n gevolg zijn ge
weest van de Duitse opvatting dat
opgeruimd netjes staat. In dit op
zicht kon Pier Hulst trouwens geen
inlichtingen verschaffen want hij
had éen moment roerloos gestaan
en daarna was hij 'm gesmeerd /.ij
het dan niet zonder volgens zijn
zeggen de overvalwagen met z'jn
kogels te hebben doorzeefd. Muur
dat vertelde hij eerst na de bevrij
ding.
Hij vertelde het te laat om nog
controleerbaar te kunnen zijn. e
kunnen enkel één ding met zeker
heid zeggen: in de aangegeven straat
bevond zich geen SS-post; slechts
een pakhuis met waardevol cwart-
handel-materiaal. Dat er drie volks-
wijkers die nacht om het leven
kwamen staat vast: de bezetter was
niet mals met inbrekers, die de
dieven trachtten te bestelen Ons
past geen verwijt jegens degenen,
die zijn plannen in de war stuur
den; integendeel, wij prezen hen
destijds om strijd. We hebben even
min reden evenwel om één der drie
overvallers posthume smaad aan te
doen, alsof hij oorzaak zou 2ijn ge
weest van het mislukken der onder
neming. Maar evenmin hebben we
reden om Pier Hulst als verzets
strijder bij uitnemendheid te onder
scheiden, want bij geen enkele
waarachtig-illegale instantie is z\in
naam ooit als zodanig genoemd.
Pier Hulst deert dit overigens niet.
H\j zorgt wel zelf voor zijn eigen
roem, reken maar.' En dat hij nu
juist aan die verbeten dochter van
Klaasjens blijft hangen, snap ik
Sest. Hij wil vastigheid en zij wenst
romantiek. Meer mag men niet
verlangen!
WIJKPREDI tCANT.