ehbxsej Minister van de mode <3)e laótclracjeny AILUFJOE DAARLING! Mislukte aanslag op Amsterdam ffP g.&sc&Ce,cLeh.ió icKcn Wm 4 AAN HET HOF VAN MARIE ANTOINETTE Aan koninginnen en gravinnen schreef zij de wet voor EEN grenzeloze toewijding, ontzaglijk veel tijd en fantastisch hoge som men werden aan het hof van Marie Antoinette en Lodewijk XVI besteed voor feesten, juwelen en kleding. Er was in die tijd geen vrouw in Europa, die over een grotere garderobe be schikte en zich eleganter kleedde dan Marie Antoinette. De Franse hofhouding ^af in de hele wereld de toon aan Het is weinig bekend, dat die toon in feite aangegeven werd door een van oorsprong heel eenvoudig meisje, dat het ver had weten te brengen. Een aan geboren talent voor het ontwerpen van costuums en hoeden paarde zij aan slimme koopmansgaven. Zij wist door te dringen tot het hof, kreeg het men haar „de minister van de Mode." Teneinde de koningin op elk gewenst ogenblik van de dag in modezaken raad te kunnen verschaffen, huurde mademoi selle Bertin in de nabijheid van het paleis een kleine villa. Dat de andere modistes nogal afgunstig werden, laat de I Frank- •isje heette ^Marie- Jeanne Bertin. Abbéville geboren s. koos haar Toen als dochter van beambte van de zij nog heel jong der het beroep van naaister vooi Zij werd als leerling geplaatst mode-atelier te Abbéville. Hier bleek al spoedig, welk een bijzonder talent zij had voor het ontwerpen van cos tuums. De zaak dreef na korte tijd op de modellen, die zij ontwierp en uit voerde. de provincie te klein. Op haar 23ste jaar vertrok Marie-Jeanne Bertin naar Parijs, waar zij met spaarcentjes een modezaakje opende, in een wijk waar de huurprijzen minder hoog waren dan in het centrum van de stad. Rijke klan ten kreeg zij echter hier niet en daar om zette zij er alles op om zo spoedig mogelijk te kunnen verhuizen naar de rue du Faubourg St. Honoré. het Mek ka der modistes. Drie jaar later lukte het. Kort na de troonsbestijging van Lode wijk XVI werd Marie-Jeanne Bertin aan het hof geïntroduceerd door de herto gin van Chartres. Weldra kwam Marie Antoinette tot de ontdekking dat made zij goed haar ideeën over kleding en gratie kon kenbaar maken. Liggend op een lange zitbank, die in de kamer achter haai winkel stond, ontving zij de vrouwelijke clientèle, die om raad voor de garderobe kwamen. Als de dames binnenkwamen, stond zij niet op; zij groette nauwelijks en liet haar adviezen, die zij op een lijzige toon uitsprak, als wetten klinken. Op een keer zei zij tot een harer bezoek sters: ..De koningin en ik hebben be sloten de nieuwe modellen over acht dagen te tonen!".Voortaan noemde de hertogin van Wurtemberg en tien- talie leden der Russische aristocratie stelden er prijs op tot haar clientele te behoren. Ze werd er berucht om dat ze zich met al die voorname persoon lijkheden verj-e van beleefd onderhield. Tegenover die koninginnen en gravin nen trad zij op als de enige persoon, die kon weten wat deze dames moesten dragen. En de dames bogen voor haar! Het is een onmiskenbaar feit, dat mademoiselle Bertin zeer veel smaak had. Haar ontwerpen getuigden van vakkennis en vernuft. Onuitputtelijk was zij in het bedenken van en sar- sieringen. Zij wist de juiste coupe te vinden voor jonge meisjes; zij maakte oudere dames weer jeugdig Haar prij zen waren hoog, maar toch niet extra- Interessant is het dat mademoiselle Bertin in het tijdperk van Januari 1785 tot October 1792 aan Marie Antoinette bedrag van 365.319.00 francs aan stoffen robe; den leverde. En dat dige gouden franken! gair i dan volw revolutie betekende voor an het hof en van de adel in haar zaak. Tijdens het begin der emigratie van 1793 slaagde tién koffers Frankrijk te verlaten. Zij deed het voorkomen of het om een za kenreis ging voor het verkopen van haar modellen in het buitenland. Men liet haar gaan, maar later werd „de burgeres Bertin" op de lijst der ge vluchte Fransen geplaatst Uit Londen protesteerde zij met klem. Maar het baatte niet; haar landgoed en haar eigendommen werden in beslag genomen. Eerst veel later gelukte het aan fami lieleden om haar bezittingen vrij te krijgen. Intussen deed mademoiselle Bertin in Engeland goede zaken. In Parijs zette een harer nichtjes op bescheidene wijze en zo goed en zo lang als het nog ging, de zaak voort. Dit meisje leverde zelfs nog enige kledingstukken aan Marie Antoinette tijdens haar verblijf in de gevangenis! Veel werk was er overigens niet in deze tijd. In 1800 keerde mademoiselle Bertin naar Parijs terug. Dertien jaar later stierf zij, een enorme erfenis achterla tend. Zij was nimmer getrouwd. ,,Ik ben een zakenvrouw, en met de liefde heb ik niets te maken.." moet zij eens beweerd hebben! onqeLofelijke paest&fes va.n be oosteRse witkiel Mademoiselle Bertin. zich denken. Tot schrik dier concurren ten bracht de koninklijke gunsteling tel kens ingrijpende veranderingen in haar modellen aan. De concurrenten kon den niets anders doen dan haar navol gen, omdat zij anders haar clientele zouden verliezen. Wat de modiste van de koningin voorschieef, gold voor de Parisiennes als een wet! Al dat grillige lanceren van steeds weer nieuwe modellen bezorgde aan mademoiselle Bertin een behoorlijk ka pitaal. Niet alleen het hof van Frank rijk. maar ook de Russische tzarina, de koningin van Spanje, de koningin van Zweden, de hertogin van Devonshire, BIJ een wandeling door de nauwe straten van een Oosterse stad zal men ook de lastdrager ontmoeten. Zulk een 'attal is een bekend type in de ste den, want de straten zijn te nauw voor karren, en daarom heeft men de dienst van een 'attal nodig. Het gewicht, dat zulke mannen kunnen optillen en ver sjouwen, is vaak verbazingwekkend. Een lastdrager, die steenblokken trans porteert, neemt een gewicht van 400 kg op zijn rug, vastgebonden met touwen over zijn schouder en om zijn middel. Als het hem al te benauwd wordt om dat de last te zwaar is. dan helpen twee mannen zulk een 'atlal doordat zij hun handen onder zijn schouders zetten. Zo kan de last die te zwaar is. dan nog gedragen worden. David klaagt in zijn Zulk een last van schuld en plagen niet te dragen drukt mijn schouders naar benèc-n. (Psalm 38:4 berijmd) Een geestige beschrijving geeft ons Bertus Aafjes in zijn boek „Arenlezers achter de maaiers". Hij vertelt hoe hij van het schip aan de wal komt: „On gerust blijft men bij zijn talloze koffers en kisten staan. Maar daar dringen de kru Dri< QPEENS is lixen bevrijd! De vlug gen, wat muf en kampferachtig, waaien hoog en blij in de voor jaarswind. Op straat juichen en hossen de mensen, helle vreugde vuren laaien ten hemel. Men weet niet waar men kijken zal: naar óe Canadezen met hun brede lach en vrolijke zwier; naar de weggevoer de Duitsers, die naar de Heimat teruglippelen moeten; naar de op gepakte N.S.B.-ers of de kaalge schoren vriendinnetjes van de be zetter. Of zal men de voorkeur geven aan voedseluitdelingen? Vrij heid, blijheid overal! Met een grote vraag naar sigaretten en alcohol, want een feest moet gevierd wor den en hoe kan dat gebeuren zon der deze ingrediënten? Dans nu eens de Hoki-Poki zonder een der gelijk soulaas! Sigaretten en al cohol, zijn nu een goudmijn, maar hoe moet je er aan komen Voor Klaasjens is die vraag geen vraag. Heeft hij niet de beste han delswaar in zijn woning die men zich denken kan? Zijn zijn dochters minder dan alle andere meisjes in de stad? De kale hoofdjes zijn ze ontlopen: de oudste ondanks wan gedrag, de jongste door haar goed gedrag nu vangen ze gretig hun Canadeesje in hun netten op. De oudste sluw en geslepen met een hele-buit aan rook- en drinkwaar. De jongere hartstochtelijk en zon der enige bijgedachte: wie gelaat en gestalte niet mee heeft, kan niet kieskeurig zijn! Alle verbetenheid valt opeens van haar af: ze is jong en ze wil haar jeugd genieten. Ze meent dat ze zoveel heeft in te halen en ze grijpt wat ze grijpen kan. Ze ratelt een taal, die voor Engels moet doorgaan, al is het geen Engels, dat in enig woorden boek te vinden is. Maar begrijpen doen de bevrijders haar wel! En ook van haar heft Vader cijns. Zo keert Klaasjens terug op de zwarte markt. Anders, totaal an ders dan voorheen. Het gaat niet meer zo openlijk toe, hij is niet als destijds de praalhans i Hij de de schaduw blijft en daar lukraak mensen aanspreekt. Zijn hese stem fluistert aanbiedingen: SigarettenJenever? Nylons?" Wanneer een klant toehapt, troont hij die mee naar een stil zijstraatje en daar gaan goed en geld van hand tot hand. Men kijkt elkaar daarbij nauwelijks aan: men heeft al zijn aandacht nodig voor de waar zelf. Mogelijk dat de koop trouwens niet door zou gaan, als men eikaars gelaat wel bestudeer de, want Klaasjens is nu een totaal verlopen mens geworden. In zijn mager gezicht glanzen koortsig de ogen, zijn afgebrokkelde landen staan wankel in zijn mond, zijn lippen zijn gekloofd en niet enkel koopmansbeleid maakt zijn stem zo vreemd hees. Klaasjens is een getekende geworden, maar de honger naar geld doet hem zijn letterlijke honger vergeten. Sigaretten, jenever, nylons.... Af goden van een bevrijd geslacht, dat eer en geweten er aan opoffert. We waren burgerlijk, kerkelijk, gees telijk niet klaar om de oorlog aun te kunnen; we waren het nog min der om ons te confronteren met de vrede. De onderdrukte hang nnar genot en bezit brak zich eindelijk baan en weinigen kenden de rem van beginsel en overtuiging. Al te vaak bleek het zuiver oordeel door de oorlogsjaren aangevreten en vermolmd; bleken de idealen in de kampferkist gestorven te zijn. Wat zullen we dan Klaasjens verwijten wat zijn dochters; wat zijn jongens, die eveneens hun slag slaan? Wij stonden immers niet zelf schouder aan schouder om het kwaad te keren? Wij wilden toch zelf ook wat inhalen van de verloren jaren? Wij deden toch ook eer een beetje mee? Of, zo we nooit Klaasjens' sigaretten rookten, en nood toen eindelijk de blijde bruiloft kwam zijn borrel schonken, waren we daarginds in die Volkswijk te vin den om hem en zijn gezin in te tomen? Ik weet het: dat laatste in géén geval, want de Volkswijk was toen weer eens vacant en men liet 'm in zijn sop gaarkoken. Terwijl de oudste dochter „Darling" fluis terde; de jongste „Ailufjou" en de rest „Sigaretten,- jenever, nylons. Allemaal best gemeend, en niemand die vertelde dat het toch enkel maar gemeen was. Ik vermoed dat de jonge; e doch ter het overigens nog het aihrbcste voor had met haar verovering. Ze had oog voor hem alleen; zyn vele geschenken beroerden haar niet wezenlijk. Hoogstens protesteerde ze als Vader, al te tuk op zaken, hem aanmoedigde tot nog meer royaliteit. Dat ze een jongen had; dat ze zo'n jongen had, dau>as haar méér dan genoeg. In haar ge dachten zag ze zichzelf al in het verre land, waar alle steegeUende vergeten zou zijn en waar ze een nieuw leven zou kunnen beginnen. Stonden er al niet heel vlug foto's in de kranten van andere oorlogs bruidjes, die met zo'n Canadees liefde en avontuur in één zoen ge vangen hielden?! Dit was haar kans: „Ailufjoe, daarling!" Daarom is voor haar de ontnuchtering het ergste geweest. Niet voor Vader, die ziek werd. Niet voor de zoon, die in politiebanden kwam. Niet voor zus, die op de duur weer enkel haar kleuters had. Zelfs niet voor Moeder, die allang verleerd had om iets te verwachten. Voor haar, toen de Darling terugvoer en ver geten had om haar te vragen mee te gaan. Twee maanden later trouwde ze met een jongen, waar om ze niets gaf WIJKPREDIKANT. stond het middelpunt van een hooglopen de twist, waarvan ge geen woord ver staat. Ge begrijpt het trouwens niet goed, want ge hebt minstens bagage bij u voor vier Europese kruiers. Doch de twist eindigt even plotseling en onbe grijpelijk als hij begonnen is en dan aanschouwt gij met stomme verbazing hoe een dezer Oosterse lastdragers ach terblijft om zich over al uw koffers te ontfermen. Eerst haalt hij een lang. dik touw te voorschijn. Dan begint hij de koffers en kisten als de blokken van een doos bijeen te passen en windt er als een tovenaar het touw omheen. Ten slotte staat er een last op de kade, die een wereldkampioen gewichtheffer zou doen verbleken. Het lijkt u uitgesloten. maar integendeel een magere, hongerig uitziende man is. Doch dan gebeurt het. De lastdrager fluit een onfortuinlij ke collega, die met lege handen rond loopt en schreeuwt hem toe een ogen blik te helpen. Vervolgens gaat hij voor deze toren van Babel staan en buigt zich diep, tot hij een hoek van negentig graden vormt. Zijn helper plaatst zich achter de last en duwt die met zijn volle gewicht vooruit, zodat hij op de hori zontale rug van de Oosterse witkiel kan telt. Een ogenblik vreest men de rug wervels van de arme man te horen kra ken. Maar in plaats daarvan zet hij zich in beweging en aanvaardt met feilloze tred de tocht." Meer dan eens wordt in de Bijbel de lastdrager met zijn last als zinnebeeld gebruikt. Mozes klaagt: „Gij legt de last van dit ganse volk op mij!" en be doelt daarmee het verpletterende ge wicht van verantwoordelijkheid in het werk als leider van dit ondankbare volk door de woestijn; toen zijn last nog niet verlicht was door de aanstelling van de zeventig oudsten (Numeri 11:1125). En de Heiland gebruikte dat beeld, als Hij spreekt van de wetsverklaringen, waarmee de farizeeërs en schriftgeleer den het volk bezwaarden, toen Hij hun verweet: „Zij binden lasten, die zwaar en kwalijk zijn te dragen en leggen die op de schouders der mensën, maar zij willen die zelf niet met hun vinger ver roeren (Mattheus 23:4). In tegenstelling daarmee zegt Hij: „Mijn last is licht" (Matth. 11:30). Dr. A. VAN DEURSEN. ZONDAGSBLAD 7 MAART 1953 5 KOLONEL HELLING VERLOOR DAARBIJ HET LEVEN Voorlopig bleef Hollands grootste stad aan Spaanse zijde Oud-Amsterdam. De Jan Roodenpocrtstoren (overblijfsel der in 1480 ge bouwde Jan Roodenpoort, verhoogd in 1616, gesloopt in 1829). T N 1577 was Amsterdam nog steeds de enige stad, die trouw bleef aan Phi lips II. De regenten wisten echter, dat, wanneer zij de zijde van de Prins van Oranje kozen en zich aansloten bij de partij van weerstand tegen Spanje, de verdreven partij weer op het kussen zou komen en de op dit ogenblik regeren de regenten hun positie zouden verlie- Om nu in de verdediging van de stad voldoende te kunnen voorzien en een gegronde reden te hebben, een Spaanse bezetting buiten de stad te hou den. had de stedelijke regering twee vendels stadssoldaten opgericht. Deze twee vendels werden van 29 Juni 1572 tot 11 Maart 1578 onder de wapenen gehouden. Als kapiteins werden aange steld Wolfert Michielszoon en Wouter Burchmanszoon, later werd deze laatste vervangen door kapitein Cornelis Jans- zoon Smoor. Tengevolge van de slechte financiële toestand in de stad. was er voortdurend achterstand in de betaling der vendels. De regering der stad had afgevaar digden gezonden naar Brussel, n.l. Jan Vechterszoon en Jacob Teeuwsen, ad vocaat. die bij de landvoogd, Don Juan, moesten aandringen om financiële steun. De soldaten waren intussen aan het muiten geslagen, doch tot bedaren ge bracht en opnieuw beëdigd. Zij ontvin gen een maand soldij en de belofte, veertien dagen later nog een maand uit betaald te krijgen. De 19de Juli 1577 was Jan Vechters- zoon thuisgekomen. Hij bracht acht duizend gulden mee uit Brussel, hem aldaar door de regering verstrekt. Nu konden de twee vendels versterkt wor den. Intussen werd de toestand in de stad steeds ernstiger. Men hield scherp de wacht van Staatse zijde te Ouder kerk, te Weesp en te Muiden. terwijl de Staten van Holland verboden hadden vanuit Haarlem enige toevoer aan Am sterdam te zenden. Ook op het IJ waren de wachtschepen vermeerderd. De Staten van Utrecht, zowel als die van Holland oefenden zoveel druk uit op Amsterdam als zij konden en wil den aan de stad geen vrije scheepvaart toestaan, daar de satisfactie (overeen komst) tussen de stad en de Prins van Oranje nog niet tot stand was gekomen. De Staten van Holland, te Leiden in de maand November vergaderd, hadden ernstig de gevaren overwogen, die dooi de politieke toestand dreigden. Volgens hun mening bestond er een geheime verstandhouding tussen-Don Juan en de burgemeesters der stad. Men besloot Amsterdam zo spoedig mogelijk te bren gen onder de gehoorzaamheid der Sta ten. De Prins van Oranje werd echter RUIM 45 jaar geleden gaf de N.V. Koek- en beschuitfabriek v. h. G. Hille Zoon te Zaandam voor de eer ste maal een album uit. En vlak voor het uitbreken van de oorlog volgde een tweede. We herinneren ons nog heel Mr* Na de meesterlijke aftocht van De Ruyter was Tromp van de vloot verwijderd. In 1673 nodigde Prins Willem III de zeehelden in z\jn legerkamp en wist hen te verzoenen. buiten het plan gelaten, daar men van zijn goedkeuring niet zeker was. Intussen was aan kolonel Helling, de commandant van Haarlem, opgedragen, met tien vendels soldaten, èlk van hon derd man. een aanval te doen op Am sterdam. Men had echter de fout begaan bij de aanvalscolonne géén artillerie in te delen, hoewel zich in de stad wel degelijk geschut bevond. Bij het aan valsplan was besloten, dat Helling met drie vendels vanuit Haarlem, zich per scheepsgelegenheid naar Amsterdam zou begeven. De overige zes vendels zouden van Haarlem naar Amsterdam marche ren, om zich in de nabijheid van de stad bij de eerstgenoemde vendels te voegen. Teneinde zo mogelijk zonder grote moeite in de stad te kunnen komen, zou een poging worden gedaan, zich door verrassing van de stadspoorten mees ter te maken. Circourt, luitenant van Helling, begaf zich daartoe, vergezeld van een zevental onverschrokken mak kers. naar de stad. Het plan was, dat de manschappen van Circourt, in de stad gekomen, de nacht zouden door brengen in danshuizen, teneinde geen argwaan te verwekken. Daarna zouden zij 's morgens trachten de poort te ope nen, teneinde de vendels, die voor de stad lagen, de gelegenheid te geven de stad binnen te dringen. Volgens sommige geschiedschrijvers kwamen de zes vendels voor de poort te Haarlem aan. in plaats van voor de Haarlemmerpoort te Amsterdam. Zeker heid omtrent deze vergissing bestaat echter niet. Kolonel Helling had op die Zaterdag morgen slechts ongeveer vierhonderd man tot zijn beschikking, echter zonder geschut. Intussen hadden Circourt en zijn mak kers de nacht met dansen in de stad doorgebracht, 's Morgens om acht uur kwamen zij aan de Haarlemmerpoort en vroegen hun wapens terug. Zodra zij buiten de poort waren gekomen, begon nen zij met de soldaten uit de schepen, die inmiddels van uit Haarlem met de bovenvermelde vierhonderd man waren aangekomen, te twisten. De wacht, die tussenbeide wilde komen, werd aange vallen door beide partijen en afgemaakt, slechts een viertal wist te ontkomen en sloeg alarm bij de Jan Roodenpoort. In de veroverde Haarlemmerpoort zat de jtadsschrijver Adriaan Ewoutszoon, hij werd gevangen genomen, doch hem werd geen leed aangedaan. In plaats van nu dadelijk op te ruk ken, werd te lang getalmd, waarschijn lijk om de uit de schuiten komende man schappen in rij en gelid op te stellen. Eindelijk werd langs de Nieuwedijk voorwaarts gerukt naar de Plaatse (Dam); een gedeelte der manschappen deed echter een aanval op het Koren metershuisje. dat bij vergissing voor het Stadhuis werd aangezien. Hierdoor ont stond versnippering van strijdkrachten en ging kostbare tijd verloren. Tot op de Plaatse ondervond Helling geen noemenswaardige tegenstand, doch aldaar aangekomen bleek, dat de Waag en het Stadhuis sterk bezet waren door stedelijke troepen. Kapitein Smoor, die een der twee vendels stadssoldaten aanvoerde, werd zwaar aan het been gewond. De tweede, kapitein Wolfert Michielszoon, werd eveneens ernstig gewond bij de Engel se Steeg, evenals luitenant Rein van Borgogne, die ook buiten gevecht werd gesteld. Het aantal verdedigers groeide steeds aan; ook kwamen de aanvallers tot de overtuiging, dat er troepen langs de burgwallen oprukten naar de Haarlem merpoort, waar Circourt was achterge bleven met een detachement, om de voortrukkende troepen in de rug te steu nen. Er werd. strijdende langs de Nieu- wendijk, naar de Haarlemmerpoort te ruggetrokken. Op de sluis en aan de Spaarndammerbrug werd getracht een verschansing aan te leggen; ook tracht te men de Haarlemmerpoort te verster ken. De burgers in de stad zagen ech ter, dat kolonel Helling geen verster king kreeg en begonnen hem heftig te beschieten; zij openden zelfs het vuur uit twee kleine kanonnen Helling werd spoedig dodelijk gewond en overleed korte tijd later. Nu ont zonk de moed aan de overgeblevenen voor de poort. Circourt voerde zijn ge slagen troep naar Haarlem terug. Slechts één gevangene, de schrijver Adriaan Ewoutszoon werd meegevoerd; hij werd ongeveer zeven weken gevangen gehou den. Volgens sommige opgaven sneuvel den ongeveer veertig burgers en stads soldaten; bij de aanvallende partij zou den de geleden verliezen het dubbele hebben bedragen. De Prins van Oranje was zeer ont stemd. toen hem het voorgevallene werd meegedeeld. De Staten van Holland verontschuldigden zich tegenover hem de aanslag te hebben verzwegen, met de mededeling, dat zij hem buiten alle verantwoordelijkheid hadden willen hou den. De gevangenen werden na een week wederom vrijgelaten. De aanslag op Amsterdam was mislukt. Nog altijd bleef de grootste stad van Holland aan de zijde van de koning van SPHete'zou tot de 26ste Mei 1578 duren, alvorens de stad naar de zijde van de Prins van Oranje zou overgaan. meöit&tie Na twee dagen Gij weet, dat na twee dagen het Pascha is, en de Zoon der mensen zal overgeleverd worden om gekruisigd te worden. Mattheiis 26 2. WIJ verstaan van Jezus' lijden niets, tenzij Hij zelf het ons verklaart. Evenmin als Zijn discipelen, die er toch getuigen van waren en het alles gezien hebben, er op dat ogenblik althans iets van verstaan hebben. Later, toen naar Zijn belofte de Heilige Geest hun alles geleerd heeft en hen indachtig gemaakt heeft wat Jezus hun had gezegd, toen heb ben ze het verstaan en het ons zo verhaald, dat ook wij het verstaan. Indien wij het maar door hen van Jezus zelf willen horen. Horen, luisteren, dat is de weg om het lijden van Christus te overdenken tot onze zaligheid. Dan houden we van dat heilig terrein verre onze wijsheden, onze invallen, onze opmer kingen, die hier niet stichten, maar het heilgeheim zouden ontluisteren. Jezus zelf heeft de profetie van Zijn lijden aangevangen met Zijn discipe len te vertonen, dat Hij moest heen gaannaar Jeruzalem en veel lijden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden en gedood wor den en ten derden dage opgewekt worden (Matth. 16 21). Niet, dat Hij de gebeurtenissen zich zag ontwikkelen in die richting, en dit niet meer was te keren. Dan was er plaats geweest voor Petrus' woord: Wees u genadig, dat zal u geenszins geschieden. Maar dit woord heeft Jezus afgewezen met dc be straffing: Gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn. Het moeten, waarvan Jezus sprak, was het Goddelijk moeten, door God zelf in Zijn raad bepaald en aan Zijn lieve Zoon als taak opgelegd. Aan de vervulling van die raad Gods moet dan alles dienstbaar zijn. Ook de ontwikkeling der gebeurtenissen. Zo ziet Jezus in Zijn opgaan naar Jeruzalem van ogenblik tot ogenblik, hoe de Vader Hem de weg wijst naar Zijn kruis En Hijzelf gaat die weg in gehoorzaamheid aan de Vader. Ook in Zijn lijden aanbidden wij onze Heiland en Zaligmaker als pro feet, priester en koning. Als profeet van Zijn lijden. Hij weet en verstaat ten volle wat over Hem komt. En uit Zijn mond beluis teren we het Evangelie Zijns lijden. Maar tegelijk ts Hij ook de enige Hogepriester, die w i l wat Hij weet, die Zijn offerande ter verlossing brengt, Zijn zelf offerande. Niets weer houdt Hem. Hij wil en Hij doet het. Hij is ook onze Koning. Wat Hij weet en toil, dat kan en doet Hij met kracht. Hij rukt door Zijn offe rande ons uit de macht van de duivel. Zo wordt het waarlijk Pascha. Door U, door U alleen, om 't eeuwig wel behagen. GEZELLIGE MAN'ER VAN Hille's koek- en beschuitfabriek zet een oude traditie voort goed dat de jeugd dol was om zo'n album te bezitten. Men weet hoe dit gaat. Bij de artikelen, die de firma Hille in onze huis kamers brengt, zijn plaat jes vei pakt. Deze plaatjes plakt men in een album, dat door dezelfde firma ver krijgbaar wordt gesteld en de beschrij vende tekst bevat. Het album is pas compleet als alle plaatjes zijn ingeplakt. Dat duurt soms geruime tijd en al die maanden is het album gedurig in handen. Thans wordt door genoemde firma weer een album uitgegeven. De titel is „Der vaderen erf." 't Is een zeer boei end verhaalde geschiedenis van ons land, geschreven door J. J. Moerman. De plaatjes werden vervaardigd naar aquarellen van de schilder J. W. Hey- ting. Dit plan is ons bijzonder sympathiek. Een volk, dat zijn geschiedenis niet kent, mist een rijk bezit en de jeugd jaren zijn wel 't meest geschikt om deze schat zich eigen te maken. En wat heeft ons Nederlandse volk een pracht- geschiedenis! Natuurlijk wisten we dit al lang, maar de vaardige pen van de heer Moerman deed 't ons opnieuw be- Er zijn boeken, waarin de historie van 't vaderland zo droog en kroniek achtig beschreven wordt, dat 't inspan ning kost z'n gedachten er bij te hou den. Jaartallen en dikwijls vreemde na men zijn dan ook geën uitlokkende lec tuur. Maar in dit boek wordt diezelfde vaderlandse geschiedenis een boeiend verhaal, dat u vasthoudt en meer dan eens in vervoering brengt. Elke poging om ons volk zijn geschie denis beter te leren kennen moet wor den toegejuicht, en vooral de jeugd moeten we stimuleren de belangrijkste gebeurtenissen en personen te leren ken- In 1827 begonnen de Nederlanders een geregelde stoomvaartdienst over de Oceaan. De Curagao, hier afgebeeld, was een houten schip, in Engeland gebouwd. De taak van de schrijver was niet gemakkelijk. Want in de historie van Nederland hebben tegengestelde volks groepen vaak fel tegenover elkander ge staan. Daar zijn bijvoorbeeld de gods diensttwisten tijdens het twaalfjarig be stand. 't Gelukte Moerman daarvan een korte schets te geven, waardoor nie mand zich gekrenkt zal gevoelen. In de tekst wordt telkens naar het daarop betrekking hebbend plaatje ver wezen. Dat maakt dit album juist zo aardig en instructief. Plaatjes en tekst zijn één: voor goed begrip van 't een is 't ander onmisbaar. Wat de plaatjes van Heyting betreft die zijn in één woord schitterend. In het voorwoord wordt van dez.e illus trator gezegd, dat hij bij uitstek des kundige is op het gebied der geschie denis en der zeevaart. Dit album geeft daarvan een verrassend bewijs. En in een overvloedige maat, want er wer den opgenomen 4 grote platen. 8 half- grote platen en 96 kleine platen. Van deze laatste geven we hierbij twee re producties in zwartdruk. Om 't werk van Heyting ten volle te kunnen genie ten moet men 't zien in de prachtige, vaak tere kleuren. Dr. P. H Ritter noemt deze plaatjes „kleine tableaux deze benaming is waarlijk Wij en de illustrator hartelijk geluk met de verschijning van dit interessante, leer zame en kostelijk uitgevoerde bock en hopen dat het in vele handen zal ko men. Deze uitgave laat door haar pae- dagoeische en nationale waarde vgel c*n velerlei reclame verre achter zich.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 8