ehbxsej
Minister van de mode
<3)e laótclracjeny
AILUFJOE DAARLING!
Mislukte aanslag op Amsterdam
ffP
g.&sc&Ce,cLeh.ió icKcn
Wm
4
AAN HET HOF VAN MARIE ANTOINETTE
Aan koninginnen en gravinnen schreef zij de wet voor
EEN grenzeloze toewijding, ontzaglijk
veel tijd en fantastisch hoge som
men werden aan het hof van Marie
Antoinette en Lodewijk XVI besteed
voor feesten, juwelen en kleding. Er
was in die tijd geen vrouw in Europa,
die over een grotere garderobe be
schikte en zich eleganter kleedde dan
Marie Antoinette. De Franse hofhouding
^af in de hele wereld de toon aan
Het is weinig bekend, dat die toon
in feite aangegeven werd door een van
oorsprong heel eenvoudig meisje, dat
het ver had weten te brengen. Een aan
geboren talent voor het ontwerpen van
costuums en hoeden paarde zij aan
slimme koopmansgaven. Zij wist door
te dringen tot het hof, kreeg het
men haar „de minister van de Mode."
Teneinde de koningin op elk gewenst
ogenblik van de dag in modezaken raad
te kunnen verschaffen, huurde mademoi
selle Bertin in de nabijheid van het
paleis een kleine villa. Dat de andere
modistes nogal afgunstig werden, laat
de I
Frank-
•isje heette ^Marie- Jeanne Bertin.
Abbéville geboren
s. koos haar
Toen
als dochter van
beambte van de
zij nog heel jong
der het beroep van naaister vooi
Zij werd als leerling geplaatst
mode-atelier te Abbéville. Hier bleek
al spoedig, welk een bijzonder talent
zij had voor het ontwerpen van cos
tuums. De zaak dreef na korte tijd op
de modellen, die zij ontwierp en uit
voerde.
de provincie te klein. Op haar 23ste
jaar vertrok Marie-Jeanne Bertin naar
Parijs, waar zij met spaarcentjes een
modezaakje opende, in een wijk waar
de huurprijzen minder hoog waren dan
in het centrum van de stad. Rijke klan
ten kreeg zij echter hier niet en daar
om zette zij er alles op om zo spoedig
mogelijk te kunnen verhuizen naar de
rue du Faubourg St. Honoré. het Mek
ka der modistes. Drie jaar later lukte
het.
Kort na de troonsbestijging van Lode
wijk XVI werd Marie-Jeanne Bertin aan
het hof geïntroduceerd door de herto
gin van Chartres. Weldra kwam Marie
Antoinette tot de ontdekking dat made
zij goed haar ideeën over kleding en
gratie kon kenbaar maken.
Liggend op een lange zitbank, die in
de kamer achter haai winkel stond,
ontving zij de vrouwelijke clientèle, die
om raad voor de garderobe kwamen.
Als de dames binnenkwamen, stond zij
niet op; zij groette nauwelijks en liet
haar adviezen, die zij op een lijzige
toon uitsprak, als wetten klinken. Op
een keer zei zij tot een harer bezoek
sters: ..De koningin en ik hebben be
sloten de nieuwe modellen over acht
dagen te tonen!".Voortaan noemde
de hertogin van Wurtemberg en tien-
talie leden der Russische aristocratie
stelden er prijs op tot haar clientele
te behoren. Ze werd er berucht om dat
ze zich met al die voorname persoon
lijkheden verj-e van beleefd onderhield.
Tegenover die koninginnen en gravin
nen trad zij op als de enige persoon,
die kon weten wat deze dames moesten
dragen. En de dames bogen voor haar!
Het is een onmiskenbaar feit, dat
mademoiselle Bertin zeer veel smaak
had. Haar ontwerpen getuigden van
vakkennis en vernuft. Onuitputtelijk was
zij in het bedenken van en sar-
sieringen. Zij wist de juiste coupe te
vinden voor jonge meisjes; zij maakte
oudere dames weer jeugdig Haar prij
zen waren hoog, maar toch niet extra-
Interessant is het dat mademoiselle
Bertin in het tijdperk van Januari 1785
tot October 1792 aan Marie Antoinette
bedrag van 365.319.00 francs
aan stoffen robe;
den leverde. En dat
dige gouden franken!
gair
i dan volw
revolutie betekende voor
an het hof en van de adel
in haar zaak. Tijdens het
begin der emigratie van 1793 slaagde
tién koffers Frankrijk te verlaten. Zij
deed het voorkomen of het om een za
kenreis ging voor het verkopen van
haar modellen in het buitenland. Men
liet haar gaan, maar later werd „de
burgeres Bertin" op de lijst der ge
vluchte Fransen geplaatst Uit Londen
protesteerde zij met klem. Maar het
baatte niet; haar landgoed en haar
eigendommen werden in beslag genomen.
Eerst veel later gelukte het aan fami
lieleden om haar bezittingen vrij te
krijgen.
Intussen deed mademoiselle Bertin in
Engeland goede zaken. In Parijs zette
een harer nichtjes op bescheidene wijze
en zo goed en zo lang als het nog ging,
de zaak voort. Dit meisje leverde zelfs
nog enige kledingstukken aan Marie
Antoinette tijdens haar verblijf in de
gevangenis! Veel werk was er overigens
niet in deze tijd.
In 1800 keerde mademoiselle Bertin
naar Parijs terug. Dertien jaar later
stierf zij, een enorme erfenis achterla
tend. Zij was nimmer getrouwd. ,,Ik
ben een zakenvrouw, en met de liefde
heb ik niets te maken.." moet zij eens
beweerd hebben!
onqeLofelijke paest&fes va.n be oosteRse witkiel
Mademoiselle Bertin.
zich denken. Tot schrik dier concurren
ten bracht de koninklijke gunsteling tel
kens ingrijpende veranderingen in haar
modellen aan. De concurrenten kon
den niets anders doen dan haar navol
gen, omdat zij anders haar clientele
zouden verliezen. Wat de modiste van
de koningin voorschieef, gold voor de
Parisiennes als een wet!
Al dat grillige lanceren van steeds
weer nieuwe modellen bezorgde aan
mademoiselle Bertin een behoorlijk ka
pitaal. Niet alleen het hof van Frank
rijk. maar ook de Russische tzarina, de
koningin van Spanje, de koningin van
Zweden, de hertogin van Devonshire,
BIJ een wandeling door de nauwe
straten van een Oosterse stad zal
men ook de lastdrager ontmoeten. Zulk
een 'attal is een bekend type in de ste
den, want de straten zijn te nauw voor
karren, en daarom heeft men de dienst
van een 'attal nodig. Het gewicht, dat
zulke mannen kunnen optillen en ver
sjouwen, is vaak verbazingwekkend.
Een lastdrager, die steenblokken trans
porteert, neemt een gewicht van 400 kg
op zijn rug, vastgebonden met touwen
over zijn schouder en om zijn middel.
Als het hem al te benauwd wordt om
dat de last te zwaar is. dan helpen twee
mannen zulk een 'atlal doordat zij hun
handen onder zijn schouders zetten. Zo
kan de last die te zwaar is. dan nog
gedragen worden. David klaagt in zijn
Zulk een last van schuld en plagen
niet te dragen
drukt mijn schouders naar benèc-n.
(Psalm 38:4 berijmd)
Een geestige beschrijving geeft ons
Bertus Aafjes in zijn boek „Arenlezers
achter de maaiers". Hij vertelt hoe hij
van het schip aan de wal komt: „On
gerust blijft men bij zijn talloze koffers
en kisten staan. Maar daar dringen de
kru
Dri<
QPEENS is lixen bevrijd! De vlug
gen, wat muf en kampferachtig,
waaien hoog en blij in de voor
jaarswind. Op straat juichen en
hossen de mensen, helle vreugde
vuren laaien ten hemel. Men weet
niet waar men kijken zal: naar óe
Canadezen met hun brede lach en
vrolijke zwier; naar de weggevoer
de Duitsers, die naar de Heimat
teruglippelen moeten; naar de op
gepakte N.S.B.-ers of de kaalge
schoren vriendinnetjes van de be
zetter. Of zal men de voorkeur
geven aan voedseluitdelingen? Vrij
heid, blijheid overal! Met een grote
vraag naar sigaretten en alcohol,
want een feest moet gevierd wor
den en hoe kan dat gebeuren zon
der deze ingrediënten? Dans nu
eens de Hoki-Poki zonder een der
gelijk soulaas! Sigaretten en al
cohol, zijn nu een goudmijn, maar
hoe moet je er aan komen
Voor Klaasjens is die vraag geen
vraag. Heeft hij niet de beste han
delswaar in zijn woning die men
zich denken kan? Zijn zijn dochters
minder dan alle andere meisjes in
de stad? De kale hoofdjes zijn ze
ontlopen: de oudste ondanks wan
gedrag, de jongste door haar goed
gedrag nu vangen ze gretig hun
Canadeesje in hun netten op. De
oudste sluw en geslepen met een
hele-buit aan rook- en drinkwaar.
De jongere hartstochtelijk en zon
der enige bijgedachte: wie gelaat
en gestalte niet mee heeft, kan niet
kieskeurig zijn! Alle verbetenheid
valt opeens van haar af: ze is jong
en ze wil haar jeugd genieten. Ze
meent dat ze zoveel heeft in te
halen en ze grijpt wat ze grijpen
kan. Ze ratelt een taal, die voor
Engels moet doorgaan, al is het
geen Engels, dat in enig woorden
boek te vinden is. Maar begrijpen
doen de bevrijders haar wel! En ook
van haar heft Vader cijns.
Zo keert Klaasjens terug op de
zwarte markt. Anders, totaal an
ders dan voorheen. Het gaat niet
meer zo openlijk toe, hij is niet
als destijds de praalhans i
Hij
de
de schaduw blijft en daar
lukraak mensen aanspreekt. Zijn
hese stem fluistert aanbiedingen:
SigarettenJenever? Nylons?"
Wanneer een klant toehapt, troont
hij die mee naar een stil zijstraatje
en daar gaan goed en geld van
hand tot hand. Men kijkt elkaar
daarbij nauwelijks aan: men heeft
al zijn aandacht nodig voor de
waar zelf. Mogelijk dat de koop
trouwens niet door zou gaan, als
men eikaars gelaat wel bestudeer
de, want Klaasjens is nu een totaal
verlopen mens geworden. In zijn
mager gezicht glanzen koortsig de
ogen, zijn afgebrokkelde landen
staan wankel in zijn mond, zijn
lippen zijn gekloofd en niet enkel
koopmansbeleid maakt zijn stem
zo vreemd hees. Klaasjens is een
getekende geworden, maar de
honger naar geld doet hem zijn
letterlijke honger vergeten.
Sigaretten, jenever, nylons.... Af
goden van een bevrijd geslacht, dat
eer en geweten er aan opoffert. We
waren burgerlijk, kerkelijk, gees
telijk niet klaar om de oorlog aun
te kunnen; we waren het nog min
der om ons te confronteren met de
vrede. De onderdrukte hang nnar
genot en bezit brak zich eindelijk
baan en weinigen kenden de rem
van beginsel en overtuiging. Al te
vaak bleek het zuiver oordeel door
de oorlogsjaren aangevreten en
vermolmd; bleken de idealen in de
kampferkist gestorven te zijn. Wat
zullen we dan Klaasjens verwijten
wat zijn dochters; wat zijn jongens,
die eveneens hun slag slaan? Wij
stonden immers niet zelf schouder
aan schouder om het kwaad te
keren? Wij wilden toch zelf ook
wat inhalen van de verloren jaren?
Wij deden toch ook eer een beetje
mee? Of, zo we nooit Klaasjens'
sigaretten rookten, en nood toen
eindelijk de blijde bruiloft kwam
zijn borrel schonken, waren we
daarginds in die Volkswijk te vin
den om hem en zijn gezin in te
tomen? Ik weet het: dat laatste in
géén geval, want de Volkswijk was
toen weer eens vacant en men liet
'm in zijn sop gaarkoken. Terwijl
de oudste dochter „Darling" fluis
terde; de jongste „Ailufjou" en de
rest „Sigaretten,- jenever, nylons.
Allemaal best gemeend, en niemand
die vertelde dat het toch enkel
maar gemeen was.
Ik vermoed dat de jonge; e doch
ter het overigens nog het aihrbcste
voor had met haar verovering. Ze
had oog voor hem alleen; zyn vele
geschenken beroerden haar niet
wezenlijk. Hoogstens protesteerde
ze als Vader, al te tuk op zaken,
hem aanmoedigde tot nog meer
royaliteit. Dat ze een jongen had;
dat ze zo'n jongen had, dau>as
haar méér dan genoeg. In haar ge
dachten zag ze zichzelf al in het
verre land, waar alle steegeUende
vergeten zou zijn en waar ze een
nieuw leven zou kunnen beginnen.
Stonden er al niet heel vlug foto's
in de kranten van andere oorlogs
bruidjes, die met zo'n Canadees
liefde en avontuur in één zoen ge
vangen hielden?! Dit was haar
kans: „Ailufjoe, daarling!" Daarom
is voor haar de ontnuchtering het
ergste geweest. Niet voor Vader,
die ziek werd. Niet voor de zoon,
die in politiebanden kwam. Niet
voor zus, die op de duur weer enkel
haar kleuters had. Zelfs niet voor
Moeder, die allang verleerd had
om iets te verwachten. Voor haar,
toen de Darling terugvoer en ver
geten had om haar te vragen mee
te gaan. Twee maanden later
trouwde ze met een jongen, waar
om ze niets gaf
WIJKPREDIKANT.
stond het middelpunt van een hooglopen
de twist, waarvan ge geen woord ver
staat. Ge begrijpt het trouwens niet
goed, want ge hebt minstens bagage bij
u voor vier Europese kruiers. Doch de
twist eindigt even plotseling en onbe
grijpelijk als hij begonnen is en dan
aanschouwt gij met stomme verbazing
hoe een dezer Oosterse lastdragers ach
terblijft om zich over al uw koffers te
ontfermen. Eerst haalt hij een lang. dik
touw te voorschijn. Dan begint hij de
koffers en kisten als de blokken van een
doos bijeen te passen en windt er als
een tovenaar het touw omheen. Ten
slotte staat er een last op de kade, die
een wereldkampioen gewichtheffer zou
doen verbleken. Het lijkt u uitgesloten.
maar integendeel een magere, hongerig
uitziende man is. Doch dan gebeurt
het. De lastdrager fluit een onfortuinlij
ke collega, die met lege handen rond
loopt en schreeuwt hem toe een ogen
blik te helpen. Vervolgens gaat hij voor
deze toren van Babel staan en buigt
zich diep, tot hij een hoek van negentig
graden vormt. Zijn helper plaatst zich
achter de last en duwt die met zijn volle
gewicht vooruit, zodat hij op de hori
zontale rug van de Oosterse witkiel kan
telt. Een ogenblik vreest men de rug
wervels van de arme man te horen kra
ken. Maar in plaats daarvan zet hij zich
in beweging en aanvaardt met feilloze
tred de tocht."
Meer dan eens wordt in de Bijbel de
lastdrager met zijn last als zinnebeeld
gebruikt. Mozes klaagt: „Gij legt de
last van dit ganse volk op mij!" en be
doelt daarmee het verpletterende ge
wicht van verantwoordelijkheid in het
werk als leider van dit ondankbare volk
door de woestijn; toen zijn last nog niet
verlicht was door de aanstelling van de
zeventig oudsten (Numeri 11:1125).
En de Heiland gebruikte dat beeld, als
Hij spreekt van de wetsverklaringen,
waarmee de farizeeërs en schriftgeleer
den het volk bezwaarden, toen Hij hun
verweet: „Zij binden lasten, die zwaar
en kwalijk zijn te dragen en leggen die
op de schouders der mensën, maar zij
willen die zelf niet met hun vinger ver
roeren (Mattheus 23:4). In tegenstelling
daarmee zegt Hij: „Mijn last is licht"
(Matth. 11:30).
Dr. A. VAN DEURSEN.
ZONDAGSBLAD 7 MAART 1953
5
KOLONEL HELLING VERLOOR DAARBIJ HET LEVEN
Voorlopig bleef Hollands grootste stad aan Spaanse zijde
Oud-Amsterdam. De Jan Roodenpocrtstoren (overblijfsel der in 1480 ge
bouwde Jan Roodenpoort, verhoogd in 1616, gesloopt in 1829).
T N 1577 was Amsterdam nog steeds de
enige stad, die trouw bleef aan Phi
lips II. De regenten wisten echter, dat,
wanneer zij de zijde van de Prins van
Oranje kozen en zich aansloten bij de
partij van weerstand tegen Spanje, de
verdreven partij weer op het kussen zou
komen en de op dit ogenblik regeren
de regenten hun positie zouden verlie-
Om nu in de verdediging van de
stad voldoende te kunnen voorzien en
een gegronde reden te hebben, een
Spaanse bezetting buiten de stad te hou
den. had de stedelijke regering twee
vendels stadssoldaten opgericht. Deze
twee vendels werden van 29 Juni 1572
tot 11 Maart 1578 onder de wapenen
gehouden. Als kapiteins werden aange
steld Wolfert Michielszoon en Wouter
Burchmanszoon, later werd deze laatste
vervangen door kapitein Cornelis Jans-
zoon Smoor. Tengevolge van de slechte
financiële toestand in de stad. was er
voortdurend achterstand in de betaling
der vendels.
De regering der stad had afgevaar
digden gezonden naar Brussel, n.l. Jan
Vechterszoon en Jacob Teeuwsen, ad
vocaat. die bij de landvoogd, Don Juan,
moesten aandringen om financiële steun.
De soldaten waren intussen aan het
muiten geslagen, doch tot bedaren ge
bracht en opnieuw beëdigd. Zij ontvin
gen een maand soldij en de belofte,
veertien dagen later nog een maand uit
betaald te krijgen.
De 19de Juli 1577 was Jan Vechters-
zoon thuisgekomen. Hij bracht acht
duizend gulden mee uit Brussel, hem
aldaar door de regering verstrekt. Nu
konden de twee vendels versterkt wor
den. Intussen werd de toestand in de
stad steeds ernstiger. Men hield scherp
de wacht van Staatse zijde te Ouder
kerk, te Weesp en te Muiden. terwijl
de Staten van Holland verboden hadden
vanuit Haarlem enige toevoer aan Am
sterdam te zenden. Ook op het IJ waren
de wachtschepen vermeerderd.
De Staten van Utrecht, zowel als die
van Holland oefenden zoveel druk uit
op Amsterdam als zij konden en wil
den aan de stad geen vrije scheepvaart
toestaan, daar de satisfactie (overeen
komst) tussen de stad en de Prins van
Oranje nog niet tot stand was gekomen.
De Staten van Holland, te Leiden in
de maand November vergaderd, hadden
ernstig de gevaren overwogen, die dooi
de politieke toestand dreigden. Volgens
hun mening bestond er een geheime
verstandhouding tussen-Don Juan en de
burgemeesters der stad. Men besloot
Amsterdam zo spoedig mogelijk te bren
gen onder de gehoorzaamheid der Sta
ten. De Prins van Oranje werd echter
RUIM 45 jaar geleden gaf de N.V.
Koek- en beschuitfabriek v. h. G.
Hille Zoon te Zaandam voor de eer
ste maal een album uit. En vlak voor
het uitbreken van de oorlog volgde een
tweede. We herinneren ons nog heel
Mr*
Na de meesterlijke aftocht van
De Ruyter was Tromp van de
vloot verwijderd. In 1673 nodigde
Prins Willem III de zeehelden in
z\jn legerkamp en wist hen te
verzoenen.
buiten het plan gelaten, daar men van
zijn goedkeuring niet zeker was.
Intussen was aan kolonel Helling, de
commandant van Haarlem, opgedragen,
met tien vendels soldaten, èlk van hon
derd man. een aanval te doen op Am
sterdam. Men had echter de fout begaan
bij de aanvalscolonne géén artillerie
in te delen, hoewel zich in de stad wel
degelijk geschut bevond. Bij het aan
valsplan was besloten, dat Helling met
drie vendels vanuit Haarlem, zich per
scheepsgelegenheid naar Amsterdam zou
begeven. De overige zes vendels zouden
van Haarlem naar Amsterdam marche
ren, om zich in de nabijheid van de
stad bij de eerstgenoemde vendels te
voegen.
Teneinde zo mogelijk zonder grote
moeite in de stad te kunnen komen, zou
een poging worden gedaan, zich door
verrassing van de stadspoorten mees
ter te maken. Circourt, luitenant van
Helling, begaf zich daartoe, vergezeld
van een zevental onverschrokken mak
kers. naar de stad. Het plan was, dat
de manschappen van Circourt, in de
stad gekomen, de nacht zouden door
brengen in danshuizen, teneinde geen
argwaan te verwekken. Daarna zouden
zij 's morgens trachten de poort te ope
nen, teneinde de vendels, die voor de
stad lagen, de gelegenheid te geven de
stad binnen te dringen.
Volgens sommige geschiedschrijvers
kwamen de zes vendels voor de poort
te Haarlem aan. in plaats van voor de
Haarlemmerpoort te Amsterdam. Zeker
heid omtrent deze vergissing bestaat
echter niet.
Kolonel Helling had op die Zaterdag
morgen slechts ongeveer vierhonderd
man tot zijn beschikking, echter zonder
geschut.
Intussen hadden Circourt en zijn mak
kers de nacht met dansen in de stad
doorgebracht, 's Morgens om acht uur
kwamen zij aan de Haarlemmerpoort en
vroegen hun wapens terug. Zodra zij
buiten de poort waren gekomen, begon
nen zij met de soldaten uit de schepen,
die inmiddels van uit Haarlem met de
bovenvermelde vierhonderd man waren
aangekomen, te twisten. De wacht, die
tussenbeide wilde komen, werd aange
vallen door beide partijen en afgemaakt,
slechts een viertal wist te ontkomen en
sloeg alarm bij de Jan Roodenpoort. In
de veroverde Haarlemmerpoort zat de
jtadsschrijver Adriaan Ewoutszoon, hij
werd gevangen genomen, doch hem werd
geen leed aangedaan.
In plaats van nu dadelijk op te ruk
ken, werd te lang getalmd, waarschijn
lijk om de uit de schuiten komende man
schappen in rij en gelid op te stellen.
Eindelijk werd langs de Nieuwedijk
voorwaarts gerukt naar de Plaatse
(Dam); een gedeelte der manschappen
deed echter een aanval op het Koren
metershuisje. dat bij vergissing voor het
Stadhuis werd aangezien. Hierdoor ont
stond versnippering van strijdkrachten
en ging kostbare tijd verloren.
Tot op de Plaatse ondervond Helling
geen noemenswaardige tegenstand, doch
aldaar aangekomen bleek, dat de Waag
en het Stadhuis sterk bezet waren door
stedelijke troepen.
Kapitein Smoor, die een der twee
vendels stadssoldaten aanvoerde, werd
zwaar aan het been gewond. De tweede,
kapitein Wolfert Michielszoon, werd
eveneens ernstig gewond bij de Engel
se Steeg, evenals luitenant Rein van
Borgogne, die ook buiten gevecht werd
gesteld.
Het aantal verdedigers groeide steeds
aan; ook kwamen de aanvallers tot de
overtuiging, dat er troepen langs de
burgwallen oprukten naar de Haarlem
merpoort, waar Circourt was achterge
bleven met een detachement, om de
voortrukkende troepen in de rug te steu
nen. Er werd. strijdende langs de Nieu-
wendijk, naar de Haarlemmerpoort te
ruggetrokken. Op de sluis en aan de
Spaarndammerbrug werd getracht een
verschansing aan te leggen; ook tracht
te men de Haarlemmerpoort te verster
ken. De burgers in de stad zagen ech
ter, dat kolonel Helling geen verster
king kreeg en begonnen hem heftig te
beschieten; zij openden zelfs het vuur
uit twee kleine kanonnen
Helling werd spoedig dodelijk gewond
en overleed korte tijd later. Nu ont
zonk de moed aan de overgeblevenen
voor de poort. Circourt voerde zijn ge
slagen troep naar Haarlem terug. Slechts
één gevangene, de schrijver Adriaan
Ewoutszoon werd meegevoerd; hij werd
ongeveer zeven weken gevangen gehou
den. Volgens sommige opgaven sneuvel
den ongeveer veertig burgers en stads
soldaten; bij de aanvallende partij zou
den de geleden verliezen het dubbele
hebben bedragen.
De Prins van Oranje was zeer ont
stemd. toen hem het voorgevallene werd
meegedeeld. De Staten van Holland
verontschuldigden zich tegenover hem
de aanslag te hebben verzwegen, met
de mededeling, dat zij hem buiten alle
verantwoordelijkheid hadden willen hou
den. De gevangenen werden na een week
wederom vrijgelaten. De aanslag op
Amsterdam was mislukt.
Nog altijd bleef de grootste stad van
Holland aan de zijde van de koning van
SPHete'zou tot de 26ste Mei 1578 duren,
alvorens de stad naar de zijde van de
Prins van Oranje zou overgaan.
meöit&tie
Na twee dagen
Gij weet, dat na twee dagen
het Pascha is, en de Zoon
der mensen zal overgeleverd
worden om gekruisigd te
worden. Mattheiis 26 2.
WIJ verstaan van Jezus' lijden niets,
tenzij Hij zelf het ons verklaart.
Evenmin als Zijn discipelen, die er
toch getuigen van waren en het alles
gezien hebben, er op dat ogenblik
althans iets van verstaan hebben.
Later, toen naar Zijn belofte de
Heilige Geest hun alles geleerd heeft
en hen indachtig gemaakt heeft wat
Jezus hun had gezegd, toen heb
ben ze het verstaan en het ons zo
verhaald, dat ook wij het verstaan.
Indien wij het maar door hen van
Jezus zelf willen horen.
Horen, luisteren, dat is de weg om
het lijden van Christus te overdenken
tot onze zaligheid. Dan houden we
van dat heilig terrein verre onze
wijsheden, onze invallen, onze opmer
kingen, die hier niet stichten, maar
het heilgeheim zouden ontluisteren.
Jezus zelf heeft de profetie van Zijn
lijden aangevangen met Zijn discipe
len te vertonen, dat Hij moest heen
gaannaar Jeruzalem en veel lijden
van de ouderlingen en overpriesters
en schriftgeleerden en gedood wor
den en ten derden dage opgewekt
worden (Matth. 16 21).
Niet, dat Hij de gebeurtenissen zich
zag ontwikkelen in die richting, en
dit niet meer was te keren. Dan
was er plaats geweest voor Petrus'
woord: Wees u genadig, dat zal u
geenszins geschieden. Maar dit woord
heeft Jezus afgewezen met dc be
straffing: Gij verzint niet de dingen,
die Gods zijn, maar die der mensen
zijn.
Het moeten, waarvan Jezus sprak,
was het Goddelijk moeten, door God
zelf in Zijn raad bepaald en aan Zijn
lieve Zoon als taak opgelegd. Aan de
vervulling van die raad Gods moet
dan alles dienstbaar zijn. Ook de
ontwikkeling der gebeurtenissen.
Zo ziet Jezus in Zijn opgaan naar
Jeruzalem van ogenblik tot ogenblik,
hoe de Vader Hem de weg wijst naar
Zijn kruis En Hijzelf gaat die weg
in gehoorzaamheid aan de Vader.
Ook in Zijn lijden aanbidden wij
onze Heiland en Zaligmaker als pro
feet, priester en koning.
Als profeet van Zijn lijden. Hij
weet en verstaat ten volle wat over
Hem komt. En uit Zijn mond beluis
teren we het Evangelie Zijns lijden.
Maar tegelijk ts Hij ook de enige
Hogepriester, die w i l wat Hij weet,
die Zijn offerande ter verlossing
brengt, Zijn zelf offerande. Niets weer
houdt Hem. Hij wil en Hij doet het.
Hij is ook onze Koning. Wat Hij
weet en toil, dat kan en doet Hij
met kracht. Hij rukt door Zijn offe
rande ons uit de macht van de duivel.
Zo wordt het waarlijk Pascha. Door
U, door U alleen, om 't eeuwig wel
behagen.
GEZELLIGE MAN'ER VAN
Hille's koek- en beschuitfabriek
zet een oude traditie voort
goed dat de jeugd dol
was om zo'n album te
bezitten.
Men weet hoe dit gaat.
Bij de artikelen, die de
firma Hille in onze huis
kamers brengt, zijn plaat
jes vei pakt. Deze plaatjes plakt men in
een album, dat door dezelfde firma ver
krijgbaar wordt gesteld en de beschrij
vende tekst bevat. Het album is pas
compleet als alle plaatjes zijn ingeplakt.
Dat duurt soms geruime tijd en al die
maanden is het album gedurig in handen.
Thans wordt door genoemde firma
weer een album uitgegeven. De titel is
„Der vaderen erf." 't Is een zeer boei
end verhaalde geschiedenis van ons
land, geschreven door J. J. Moerman.
De plaatjes werden vervaardigd naar
aquarellen van de schilder J. W. Hey-
ting.
Dit plan is ons bijzonder sympathiek.
Een volk, dat zijn geschiedenis niet
kent, mist een rijk bezit en de jeugd
jaren zijn wel 't meest geschikt om
deze schat zich eigen te maken. En wat
heeft ons Nederlandse volk een pracht-
geschiedenis! Natuurlijk wisten we dit
al lang, maar de vaardige pen van de
heer Moerman deed 't ons opnieuw be-
Er zijn boeken, waarin de historie
van 't vaderland zo droog en kroniek
achtig beschreven wordt, dat 't inspan
ning kost z'n gedachten er bij te hou
den. Jaartallen en dikwijls vreemde na
men zijn dan ook geën uitlokkende lec
tuur. Maar in dit boek wordt diezelfde
vaderlandse geschiedenis een boeiend
verhaal, dat u vasthoudt en meer dan
eens in vervoering brengt.
Elke poging om ons volk zijn geschie
denis beter te leren kennen moet wor
den toegejuicht, en vooral de jeugd
moeten we stimuleren de belangrijkste
gebeurtenissen en personen te leren ken-
In 1827 begonnen de Nederlanders een geregelde
stoomvaartdienst over de Oceaan. De Curagao,
hier afgebeeld, was een houten schip, in Engeland
gebouwd.
De taak van de schrijver was niet
gemakkelijk. Want in de historie van
Nederland hebben tegengestelde volks
groepen vaak fel tegenover elkander ge
staan. Daar zijn bijvoorbeeld de gods
diensttwisten tijdens het twaalfjarig be
stand. 't Gelukte Moerman daarvan een
korte schets te geven, waardoor nie
mand zich gekrenkt zal gevoelen.
In de tekst wordt telkens naar het
daarop betrekking hebbend plaatje ver
wezen. Dat maakt dit album juist zo
aardig en instructief. Plaatjes en tekst
zijn één: voor goed begrip van 't een
is 't ander onmisbaar.
Wat de plaatjes van Heyting betreft
die zijn in één woord schitterend.
In het voorwoord wordt van dez.e illus
trator gezegd, dat hij bij uitstek des
kundige is op het gebied der geschie
denis en der zeevaart. Dit album geeft
daarvan een verrassend bewijs. En in
een overvloedige maat, want er wer
den opgenomen 4 grote platen. 8 half-
grote platen en 96 kleine platen. Van
deze laatste geven we hierbij twee re
producties in zwartdruk. Om 't werk
van Heyting ten volle te kunnen genie
ten moet men 't zien in de prachtige,
vaak tere kleuren. Dr. P. H Ritter
noemt deze plaatjes „kleine tableaux
deze benaming is waarlijk
Wij
en de illustrator hartelijk geluk met de
verschijning van dit interessante, leer
zame en kostelijk uitgevoerde bock en
hopen dat het in vele handen zal ko
men. Deze uitgave laat door haar pae-
dagoeische en nationale waarde vgel c*n
velerlei reclame verre achter zich.