KERK VAN STAVENISSE
37 Rrrt!
gen van mijnheer Pimpelmans de hoek
om. Het achtereind van Janus' ladder
kreeg een vriendschappelijke tik van
het linkerwiel en tegelijk kreeg Jonas
een mep tegen zijn kuiten met het an
dere uiteinde van de ladder en nu maak
te de brave gemeentewerkman een
luchtsprong zó mooi. als je nog nooit
hebt
40 Rrr! aaar vloog de hollende wagen
van mijnheer Pimpelmans weer voor
bij; het rechterwiel zakte weg in een
diepe modderplas, die vlak langs het
trottoir lag. Een dikke bundel modder-
stralen spatte omhoog, en nu zagen
de japonnetjes van de dames er zo
„fleurig" uit, als ze maar wensen kon
den; al de saaiheid was er ineens héle
maal af!
43 Het volgend ogenblik stoof de wa
gen de drukste winkelstraat in. Er stond
een bordje met „Verboden Inrij", maar
in plaats van zich daaraan te storen,
nam Grauwtje 't hele bord mee. On
gelukkigerwijze kreeg hij 't bovendien
in zijn hoofd over de trottoirs te rij
den, zodat mijnheer Pimpelmans z'n
neus stootte tegen ieder uithangbord
dat hij tegenkwam
46 Met een hart vol opgekropte woede
spande mijnheer Pimpelmans de ezel
uit en wandelde er mee naar huis In
zijn woede bekommerde hij zich niet
eens om de twee arme drenkelingen.
Deze kwamen echter spoedig weer bo
ven. Teunis had van de gelegenheid met
een gebruik gemaakt om een baarsje
te verschalken, terwijl Lotjes haren
prachtig met waterplanten versierd
38 Het volgend ogenblik stond Jonas
netjes onderstboven, met z'n benen in
de lucht en z'n hoofd in het geurige
modderputje, terwijl het druipende schep
net over het hoofd van z'n vriend
Janus hing. Ja, die Jonas wist het wel!
Gróót gelijk had hij, toen hij zei, dat
er een ommekeer moest komen, want
als dat geen ommekeer was. wat is er
41 Een eindje verder kwam opoe Kof
fiedik aanzeilen met een wagen vol
„potten en pannen in soorten." Het ar
me mens zweette er van! Ze zette de
wagen neer, ging op het handvat van
de wagen zitten, veegde het voorhoofd
af en zei zuchtend. „Hè, hè, 't is me
't vrachtje wèl, en dat met die hitte,
'k Wou niet veel. maar ik wou, dat ik
dat vrachtje maar goed en wel kwijt
44 Niet lang daarna had de wagen
de „ommelanden" van Epscheuten be
reikt. Daar zaten boven op een hek aan
de slootkant Teun van de melkboer en
Lotje van de slager de ondergaande
zon te bewonderen. Ze vonden het blijk
baar een erg mooi schouwspel, want ze
loosden voortdurend diepe zuchten. Ja
alles ademde rust en vrede.
47 Na n half uur trekken, duwen en
stompen kwam mijnheer Pimpelmans
eindelijk thuis. Woedend bond hij
Grauwtje aan een boom. „Als je me
dat nog eens lapt, pak ik je zó bij alle
bei je oren en trek je ris in tweeën!"
brulde hij. „Snap-jc-dat, lé-lij-ke, ci-
gen-wij-ze vier-voe-ter?!!" En bij elke
lettergreep kreeg de ezel een schop.
39 Trip, trip, trip, daar kwam juf
frouw Molly uit het modemagazijn
gestapt. Ze had juist een splinternieuw
japonnetje gekocht, volgens de laatste
mode, want zoiets moet je bijhouden.
Vlak bij de deur kwam ze haai vrien
din Polly tegen, ,,'n Mooi japonnetje!"
zei deze, „alleen vind ik dat effen
witte goed een beetje saai. Ik wou dat
m'n eigen japon er óók 'n beetje
fleurig uitzag!"
42 Rrang! Zo gezegd, zo gedaan! De
wagen van mijnheer Pimpelmans vloog
in volle vaart voorbij en gaf de wagen
van opoe Koffiedik een duw, zodat de
„potten en pannen in soorten" kletterend
op de keien vielen. Het waren nu „stuk
ken en brokken in soorten." Tegen de
verwachting in was juffrouw Koffiedik
echter helemaal niet gesticht over de
ze plotselinge vervulling van haar wen-
De ezel zag mals gras en een brug
je om er bij te komen. Hij maakte dus
„links uit de flank" en holde 't brug
je over, dwars door 't hek l.cen. Er
vloog een wiel van de wagen, en de
deurtjes van 't hekje vlogen met zó'n
klap open, dat Teunis en Lotje hals
over kop in de sloot schoten.
moest zich scha
men, arme dieren zo te mishandelen!
U hebt een bekeuring!" „Wel ja, wel
ja", mopperde mijnheer Pimpelmans,
„dat kan er ook nog wel bij! Schrijf
maar op!" En hoofdschuddend over zo
veel onrechtvaardigheid slofte hij naar
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 7 Maart 1953
Spiegel
van een rampnac
Met elke stap trapt men
op een stukje trots
VEEL trouwe bezoekers van de
Hervormde kerk van Stavenisse
vonden elke Zondagmorgen op hun
plaatsen de kussens, die zij daar op de
banken hadden neergelegd. En mis
schien voelden zij iets van onschuldi
ge trots, als zij de geborduurde mo
nogrammen, de bescheiden gekleurde
overtrekken en de afgezette randen
van de kussens van hun bank-buren
vergeleken met het eigen kussen, dat
op winteravonden onder de huiska
merlamp zo zorgvuldig was gemaakt
of bewerkt.
Dat is een vrij onschuldige trots,
zelfs in het kader van de kerkdienst.
Als men nu het kerkje van Stave
nisse binnentreedt, is de enige ma
nier, om niet in de klei en de mod
der op de kerkvloer uit te glijden,
stap voor stap de bemodderde laar-
Van boerenafkomst....
Zij werden gevonden op de tweede
etage van een school, hij 84 en zij 81
jaar oud. En ze zouden evenals de an
deren de nacht doorbrengen op stro.
„Maar dat is niets gedaan", zei de
predikant die de dagsluiting zou ver
zorgen. En zo spoedde hij zich op de
avond van de le Februari 1953 direct
naar huis, waar zijn vrouw spontaan
een bed klaarmaakte voor de beide oud
jes. Na een half uur werden zij in de
pastorie gebracht en voor 't eerst van
liun leven beschikten zij over een eigen
slaapkamer.
De volgende morgen moesten zij sa
men het ontbijt gebruiken omdat het
domineesgezin dit als naar gewoonte
al veel vroeger gedaan had.
Half in de ochtend, toen de predikant
even tijd nam om eens met zijn gas
ten, die hij tevoren niet kende, te pra
len, verklaarde het oude moedertje, dat
ze terug wilden naar hun eigen huisje.
De pastor wendde al zijn redenaars
talent aan om ze te overtuigen dat dit
niet kon. De dijk vormde nog steeds
een bedreiging en al was hun huisje
nu gespaard gebleven, als de dijk het
begaf zou het in het water verdwijnen.
„Ja maar. dominee, 't is gisteren ook
droog gebleven". Zij hield voet bij stuk
en hij knikte instemmend. Totdat de
dominee zei: ,,'t Mag niet van de bur
gemeester".
Gelukkig voor de dominee en zijn
trouwe echtgenote, werden ze geen ogen
blik geplaagd door de gedachte, als zou
hun gastvrijheid niet door de oudjes op
prijs worden gesteld.
Nogmaals: gelukkig voor hen. En niet
minder voor de oudjes zelf!
Want de volgende dag onder 't mid
dageten de oudjes zaten met het do
mineesgezin aan éen tafel opperde het
oude moedertje met kennelijke opluch
ting en zomaar terloops: „U is zeker
ook van boerenafkomst".
„Van boerenafkomst? Och wat zal ik
zeggen". Daarna vervolgde hij: „Wij
zijn gewone mensen, net als u".
Toen hebben de oudjes het rustig af
gewacht tot de dijk versterkt was en
hun huisje werd vrijgegeven.
zen op die groene, zwarte, bewerkte
en geborduurde kussens te zetten. En
met elke stap in de ontredderde gang
paden trapt men op een stukje trots.
•8-
Stavenisse is een spiegel van de
ramp, de kerk is een gecomprimeer
de essence van wat er in die storm
nacht over ons volk is gekomen. Al
le ellende, alle menselijk leed, de
verwoestende kracht van het water
en de ondermijnende invloed van de
golfslag, vindt men in geconcentreer
de vorm in dit stille, verlaten, ramp
zalige en desolate interieur terug. De
muren staan overeind, de toren wijst
nog naar de bewolkte lucht, maar
toch kan men zeggen, dat de kerk
van Stavenisse kapot is, omdat haar
hart geraakt is.
Een kolkende vloed drong door de
deuren en de ramen naar binnen en
gooide banken door elkaar, smeet de
bijbels tegen de muren, spoelde de
De voorlezersbank
geslagen met lessenaar, lamp en microfoon.
kussens op de grond en tilde de hou
ten vloeren in de paden met een reu-
zenhand op.
Maar het water trok weg, het dorp
viel droog en nu loopt men weer de
kerk binnen.
Hoe hoog het water heeft gestaan,
kan men zien aan de laag modder en
klei, die het op de traptreden naar
de orgel-gaanderij heeft achtergela
ten. Tot op het overloopje halverwe
ge deze trap ligt een laagje slik.
Daar bereikte het water zijn hoogsto
stand. En elke lagere traptree is
met een dikkere laag modder bedekt.
De kerkvloer, het portaal, het praal
graf achter de preekstoel, gaan
schuil onder klei, stro, wrakhout en
stukken van boeken, bijbels, banken
en papieren.
Boven deze ravage steekt het orgel
zijn mat-glanzende frontpijpen naar
het dak; een beeld van reine onge
reptheid in de chaos. Over gebroken
stoelen, stoven, kussens en de losge
slagen inhoud van het turfhok berei
ken we de trap naar de gaanderij en
even later staan we naast het orgel
aan de balustrade. Het eerste wat
we zien, is een scheefgeslagen kroon,
waaraan de lampen en kaarsen aan
electrische draden omlaag hangen.
De achtergrond van dit tafereel is
een volkomen ontreddering. Een
„blok" van zes achter elkaar ge
bouwde banken is door het water op
genomen en op andere banken gezet,
de banken van het ruim hangen troos
teloos tegen elkaar, de voorlezers-
bank is voorover geslagen, met lesse
naar, lamp en microfoon. Op de les
senaar ligt nog half een opengeslagen
bijbel. De banken met luifels in de
achterhoeken zijn door het water op
getild en scheef en vernield weer
neergezet. Het hout in de paden staat
schots en scheef omhoog.
Dit is het beeld van de kerk van
Stavenisse, een spiegel van de ramp
nacht. Er heerst doodse stilte tussen
de ravage. Onwillekeurig denkt men
aan de gemeenteleden, die hier Zon
dag aan Zondag het Evangelie hoor
den, die hier bijeen waren in gebed
en lofprijzing. De gemeente is ver
strooid, want Stavenisse is een ledig
Buiten klinkt het gebrom van mo
toren en het geluid van enkele stem
men. Men haalt er half ingestorte
huizen neer, men trekt er tractoren en
auto's uit het water - het begin
van herstel.
zal
hiei
Wanneer
psalm opklinken? Wanneer zal er
hier weer gepredikt worden?
Stavenisse zal herrijzen en de kerk
zal eens hersteld worden. Maar vóór
dit herstel zijn handen, vele handen
nodig. Eerst de dijken dicht, dan de
mensen terug. En dan: herstel, op
bouw.