^Schoonheden^ SPATADEREN Blii ven steunen Alleen het Kruis DE KLAASJENS-CLAN IN MINEUR 6ri€ö&&qs€ zeesL&q bij CPortland (28 f£BRU6RI - 2 mBARt 1653) „lubben wij noq een tuLf uur LanqeR moeten vechten DE verhouding tussen Nederland en Engeland is zo goed als die tus sen twee landen maar zijn kan. De Britse regeringsleider Winston Chur chill grijpt elke gelegenheid aan om van zijn bewondering en sympathie voor 't kleine land aan de overzijde van de Noordzee blijk te geven, en eergisteren nog bracht ons vorstelijk paar een bezoek aan de Engelse ko ningin. Deze vriendschappelijke verhouding doet ons goed en we hopen op besten diging daarvan. Ieder schoolkind weet dat 't vroe ger vaak anders was. Britten en Hol landers zijn dikwijls slaags geweest, gelijk onze jeugd reeds weet uit de rijtjes jaartallen, die zij zeker niet altijd tot genoegen heeft te leren. Maarten Harpertsz. Tromp. 't Is vandaag precies 300 jaar ge leden, dat in het Kanaal bij Portland een zeeslag tussen Nederlanders en Engelsen begon, die drie dagen duur de en aan beide zijden gevoelige ver liezen opleverde. 't Was tijdens de eerste Engelse oorlog, dat onze bekende vlootvoogd Maarten Harpertsz. Tromp met zijn vloot 150 schepen begeleidde, 't Wa ren rijk beladen koopvaardijschepen en dus was 't van groot beiang deze veilig naar het vaderland te brengen. Ter hoogte van Portland verscheen echter een Engelse vloot van 70 sche pen met het kennelijk doel zich van de koopvaarders meester te maken. Tromp zou Tromp niet geweest zijn indien hij niet direct alle maatrege len had genomen om de Engelse toe leg te verijdelen. Hij gaf bevel de vijand aan te vallen en weldra was de slag in volle gang. Toen de eerste dag ten einde liep poogden de Engelsen zich van de koopvaardijvloot die tijdens het gevecht zich langs de kust bevond meester te maken, -maar Tromp wist dit te verijdelen. De Engelse vloot stond onder bevel van de bekende Robert Blake, een geducht tegenstander. De Hollanders konden er van op aan, dat 't de twee de dag weer warm zou toegaan en Tromp nam dan ook tijdig zijn maat regelen. De vloot werd in de vorm van een halve maan om de koop vaarders geschaard en zo werd de vijand afgewacht. In het vroege morgenuur had Tromp al zijn scheepsbevelhebbers ernstig vermaand „zich volgens hun eed als dappere mannen te gedragen en dat ieder zou letten op het opper hoofd waaronder hij gesteld was". De Engelsen, die nu de wind mee hadden, gingen in de nabijheid van het eiland Wight tot de aanval over. Zesmaal probeerden zij de Holland se halve maan te doorbreken, maar zesmaal werden zij teruggeslagen. Ook op de tweede dag bleef het gevecht onbeslist. Weerszijden waren de verliezen zwaar, maar de moed van bevelhebbers en matrozen bleef ongebroken. De grootste zorg van Tromp was, dat meer dan één schip gebrek kreeg aan kruid en scherp. De voorraad werd zo goed mogelijk over de ver schillende schepen verdeeld, maar de algemene toestand was bedenkelijk. Dat bleek de volgende dag dan ook spoedig. Het gevecht had nog maar enige uren geduurd öf de helft van de Nederlandse vloot was niet 'n staat zich langer te verdedigen. Ver schillende scheepsbevelhebbers wis ten dan ook niet beter te doen dan zich met volle zeilen aan de strijd te onttrekken. Tromp bleef kalm, ook al was hij zeer ontstemd. De vluchtende sche pen zond hij enige schoten na en gaf hun bevel direct terug te keren. Be halve de koopvaardijvloot zou hij dan ook hen wel beschermen. Deze driedaagse zeeslag had de Britten bijkans nog meer afgemat dan de Hollanders. Hun vloot had grote schade opgelopen en Blake be sloot de strijd te eindigen. Tromp schreef aan de Staten-Gene- raal: „Hadden wij nog een half uur langer moeten vechten en alle scherp verschoten, dan hadden wij zeker in de handen van de vijand gevallen". Het voordeel van deze driedaagse zeeslag was ongetwijfeld aan de zijde der Britten. Maar kenmerkend is het oordeel van de Engelse geschied schrijver Hume: „Blake was over winnaar maar hij behaalde geen gro tere roem dan Tromp". En een Nederlands historicus, het verloop en de uitslag van deze onge lijke strijd overziende, gaf zijn oor deel in deze woorden weer: „Een wonderwerk des Heren, die de moed, de harten en handen der Nederlan ders gesterkt heeft". Ze staan zo stil en rustig om me heen: al de vertrouwde en zo lieve dingen; de stoel en tafel onder lampeschijn, en in de ketel hoor 'k het water zingen. De groene planten in de vensterbank, de vele boeken staan als stil te dromen; zacht tikt de klok, 't lijkt of geen golvenvloed over ons lage landje is gekomen. Geen watersnood heeft in onze plaats gewoed, noch veertien honderd mensen zijn verdronken; niemand verloor zijn have en z'n goed, geen stukken land zijn door de zee verslonken. Niet beter zijn wij dan de anderen: we hebben nergens aan verdiend deezzegen. Laten wij, óók nu de ramp is gekeerd, toch blijven steunen, helpen allerwegen met geld, met gaven en met veel gebeden voor al de mensen die zo bitter leden JOHANNA ROZA UIT DE SCHOOT DER ZEE Schelpenmuseum te Overschie TOEN wij in de gezellig gemeubi leerde kamer zaten van-de heer W. K. Scholten, Saenredamplein 9b, oud-wethouder van Overschie, voor zitter van het Groene Kruis en be stuurder van tal van andere vereni gingen, kwamen wij daar niet zo als eigenlijk voor de hand lag om verenigingszaken te bespreken of over verfwerk (want de heer Scholten heeft te Overschie een te goeder naam en faam bekend staande „verfwinkel", doch was ons doel een heel ander onderwerp. Want het rij ke leven van deze, met dat al toch uiterst bescheiden mens, wordt ook nog gesierd met de beoefening van een merkwaardige verzameleigen- schap. waarbij wij nu niet doelen op het fraaie schilderwerk van zijn hand en evenmin op de prachtige kas ten die hij weet te maken, maar op de zeer unieke verzameling van schel pen die hij bezit. Schelpenverzamelen is een hobby, die bij het grote publiek geheel on bekend is. Als kind verzamelden wij wel eens schelpjes, die we meebrach ten van het strand en die dan enige dagen in huis bleven rondzwerven, en ook weten we ons nog wel iets te de mooie schelpen grootmoeders „penantenkast- tot een van de meest bijzondere in de lande, dan geloven wij wel voetstoots te mogen aannemen, dat dit zeker zo is, 's mans bescheidenheid kennende. ,,Hoe bent U hiertoe gekomen?" vroegen wij natuurlijk, want mensen van de krant zijn nu eenmaal erg vragerig. „Op mijn 15e jaar kreeg ik enige schelpen en die trokken mijn belang stelling en dat was eigenlijk het be gin. Toen ik een jaartje laten eens in Scheveningen was en daar in een winkel een paar prachtige schelpen zag liggen voor 2,50 weifelde ik. Moest ik geld besteden aan een voor bijgaande vertering of die schelpen kopen? De weifeling was spoedig over wonnen en de schelpen werden mijn eigendom. Ook deze vormden mede de aanvang van mijn collectie, die thans de belangstelling geniet van vooraanstaande natuurkundigen van Nederland, o.w. ik natuurlijk in de eerste plaats noem prof C. O. van Regteren Altena te Leiden, de be heerder van het Natuurkundig StOi. de konden horen." Maar voor de rest zijn schelpen taboe voor groot en klein. Dat is bij de heer Scholten heel anders. Hij heeft er een wetenschap van gemaakt. Zijn rond 2000 soorten schelpen vormen een kostbaar en merkwaardig bezit, dat jaren en ja ren gekost heeft om dat bijeen te brengen. En als deze verzamelaar ons verklaart, dat zijn collectie behoort De heer Scholten krijgt herhaal delijk bezoek van geïnteresseerden, w.o. studenten en natuurhistorici. Van zelf sprekend ook van leden van de Nederlandse Malacologische Vereni ging, die pl.m. 100 leden telt en die nog een eigen blad uitgeeft: „Basteria". Hoe die verzameling is gegroeid, is een geschiedenis apart. Buitenlandse verbindingen, vooral met Florida, waar heel wat schelpenverzamelaars wonen, hielpen door middel van rui ling of soms door verkoop, de col lectie op te bouwen. Vooral buitenland se connecties, want de heer Scholten heeft zich bijzonder gespecialiseerd De heer Scholten bij een zijner schelpenkasten. op schelpen uit tropische gebieden, waarbij het Nederlandse materiaal als ruilobject diende. Dat Nederlandse materiaal ligt hier heus niet voor het grijpen. Het is soms dagen zoeken geweest om bepaalde exemplaren op de kop te tik ken. Veel plezier beleefde de 'neer Scholten aan een tip, die inhield dat schelpenvissers in de Westerschel- de op een diepte van 17 meter een grote voorraad prae-historisch ma teriaal hadden aangetroffen, dat wel iswaar voor andere doeleinden was bestemd, maar waar hij de gelegen heid kreeg eens in te gaan snuffe len en daar exemplaren van de Nep- tunia aantrof, die afkomstig zijn uit het plioceentijdperk en die door hun grote zeldzaamheid als prachtige ruilobjecten konden dienen. Slechts uitzonderingsgewijs neemt de heer Scholten genoegen met be schadigde exemplaren, zodat zijn ma teriaal er tip top verzorgd uitziet en een lust voor de ogen is, temeer waar de eigen gemaakte kasten de uitstal ling maken tot een juweeltje, dat zelfs de meest verstokte cynicus zou doen beschamen. Ja, en wat zouden we nu over de schelpen zelf zeggen. De heer Schol ten noemde en toonde ons honderden exemplaren, die hij zonder determi natie met de latijnse naam aanduid de. Het zal onze lezers wellicht niet zoveel zeggen, maar wij kunnen ge rust verklaren dat het geheel ons een totaal nieuw gebied der natuur heeft geopenbaard. De verscheidenheid en schoonheid, die de schoot der zee herbergt, is overweldigend. We zagen de parelvor- mende schelpen van Ceylon, de Unio Margiritiferus, de zwarte parelmoer schelp Avicula, de prachtige Harpa's met hun fijne zizagtekening, de won derlijk gevormde Mallius, de porce- leinachtige Cypraea's, de gestreepte, gevlekte en geblokte Conussoorten, de 44 cm lange Tritonhoorn uit Nieuw Guinea (verkregen dank zij de bemid deling van het kamerlid Van Baal) Spondyllys uit Florida en Malakka, met harmonische kleur- en lijnontwik- keling. De zeer bijzonder „linksgewon den" Busycons. Deze „linksgewonden" zijn daarom zo uniek, wijl alle andere schelpen „rechtsgewonden" zijn, alleen de Busycon vormt een uitzondering met de waarschijnlijk reeds lang uit gestorven Neptunia Contraria. Bijzonder gelukkig is de heer Scholten met een geheel gaaf exem plaar van de Liomesia dahliï, die enig in haar soort is. Mocht U werkelijk interesse voor deze verzameling hebben, de heer Scholten is gaarne bereid U zijn unie ke verzameling te laten zien, mits U dat tevoren even vraagt. Tenslotte willen wij nog even wij zen op het leven der schelpdieren. De schelpen vormen een afweermiddel tegen roofvissen, maar wist U dat er ook schelp-dieren zijn, die andere schclpsoorten doorboren en deze leeg zuigen? Wist U dat er schelpdieren zijn, die een zodanig vocht onder water kunnen afscheiden, dat dit zwaar gesteente kan doen vergaan, uitgezonderd hun eigen schelpen? Het particuliere museum van de heer Scholten, dat overigens niets heeft van dat naargeestige dat vrij wel elk museum aankleeft, is een grote merkwaardigheid. En 't is ons een genoegen door middel van ons Zondagsblad daarop eens te wijzen. Voornaamste oorzaak moeilijk vast te stellen Het leven herstelt zich. In het door de ramp co zwaar getroffen 's-Graven- deel zijn de ganzen weer teruggekeerd en druk bezig hun oude t est in orde te maken. (Van onze medische medewerker) WAT er met spataderen bedoeld wordt, behoef ik u eigenlijk niet uit te leggen. Iedereen kent de uit zettingen van de aderen aan het been die de sierlijke contouren van de kui ten wanstaltig maken en de dames afwisselend verdriet en ergernis be zorgen, als ze mee willen doen met dunne nylons en rokken net onder de knie. Het zijn echter niet alleen schoon- heidsgebrekei., waardoor spataderen in een slechte reuk staan, het zijn niet alleen het zware gevoel, de kram pen in de kuiten en de loopstoornis sen in de onderbenen door de ge stoorde terugvloed van aderlijk bloed, die veel narigheid veroorzaken. De zweren en „open benen" even boven de enkcis zijn berucht door de hardnekkigheid waarmee ze weerstand bieden aan een poliklinische behande ling, door de pijn en de last waar mee ze de patiënt kwellen, door de gemakkelijkheid waarmee infecties op treden als men zich maar even stoot, door de angstvalligheid waarmee men de bedreigde huidgedeelten bewaakt om niet weken achter elkaar aan zijn stoel of bed gebonden te zijn. Ik spreek nu nog niet over ernstige bloe dingen uit een spatader en over ver schillende huidziekten op de bodem van het genoemde euvel. Als u de moderne medische weten- scnap met al haar kunnen en kennen van deze progressieve tijd vraagt naar de grondoorzaak van spatade ren, dan zit ze toch wel even met de handen in het haar. Ik kan u na tuurlijk vertellen over het bloed, dat tegen de zwaartekracht in, vanuit de tenen terug moet naar het hart, ik kan u een mooi verhaal doen over de kleppen in de aderen, die het bloed slechts in één richting naar het hart toe laten stromen en dus het bloed min of meer stagneert als deze klepwerking om de een of ande re reden onvoldoende is, maar daar mee zijn we er niet. Waarom heeft juist die ene man of Vrouw heel veel last van spataderen en die andere met ogenschijnlijk ge lijke constitutie en .functie totaal geen hinder? Waarom zijn de spataderen aan het ene been vaak veel erger dan aan het andere? Het antwoord op deze vragen is niet eenvoudig en de acten zijn allerminst gesloten. Ik zal u niet vermoeien met verschillende speculaties op dit ge bied, want veel verder dan veronder stellingen is men niet gekomen. Natuurlijk wil ik niet beweren, dat over spataderen geen wijze woorden gesproken zijn. We hebben verschil lende invloedrijke factoren leren ken nen. Het kan zijn, dat er vroeger in de diepe aderen van het been een verstopping geweest is, een trombose waardoor de oppervlakkige aderen zo veel verwijd zijn, dat de werking van het diep gelegen vat overgeno men is. De arts zal er zich voor hoe den deze vaten weg te werken! Bij voetballers, race-roeiers en Wiel renners, die intensief hun kuitspieren aanspreken, ziet men soms ook spat aderen, omdat diep gelegen grote ade ren blijkbaar het bloed niet snel ge noeg kunnen afvoeren. Bij gezwellen in de buik of zwangerschap ziet men ook vaak spataderen, omdat de af voerende vaten in de buik min of meer platgedrukt worden. Maar ook andere afwijkingen in borst- en buikholte kunnen aanleiden- de oorzaak zijn. Bij mensen die veel staan, zoals kellners, is er een te ge ringe voortstuwing van het bloed in de spieren, die bovendien meestal zwak zijn. Hetzelfde geldt voor vrou wen, die een groot gedeelte van haar dagtaak staande volbrengen. Ik schrijf u niet over de behande ling van spataderen. Uit het boven staande zal het u duidelijk zijn, dat een min of meer uitgebreid onderzoek vooraf moet gaan om tot een verant woorde therapie te geraken. Lectuur gevraagd voor zieke en eenzame Nederlanders Wij verzoeken de lezers de gelezen exemplaren van dit blad te zenden aan het Bureau voor gratis-ver spreiding van lectuur aan zieke en eenzame Neder landers over de gehele wereld. Leider J. P. C. MEEUYVSE Amstelveenseweg 253 - A'dam-Z. „Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en Die gekruisigd." W" worden in deze weken weer be paald bij het lijden en sterven van de Here Jezus. Mogen wij de troost van Zijn lijden en sterven ondervinden, nu er zweel leed en lijden over een deel van ons volk is gekomen? Ja, ook voor allen die gebukt gaan onder leed en verlies, verdreven van huis en haardhebben wij maar één prediking: Jezus Chris tus en Die gekruisigd. De mens heeft in onze dagen be hoefte aan steun. Wij zoeken naar een houvast. Wij zijn ons weer een beetje onveiliger gaan gevoelen in deze we reld. Ook achter onze dijken en water keringen zijn we niet meer veilig. Maar temidden van de stormen staat nog altijd het kruis. Doch hoe wordt het Woord van het kruis ontvangen? Dat kruis betekent lijden en dood en wie wil daaraan? Van nature is het Woord des kruises ons allen een dwaasheid. Wij verzetten ons er tegen. Wij willen vooruit in het leven en wij willen niet geremd wor- En toch komt God ons remmen. Dat zien we ook in de watervloed, die over een deel van ons volk is gekomen. Het heeft ons aangegrepen en het laat ons niet los. Wat heeft ons dit te zeggen? Zou God niet bezig zijn ons te leren de beliek- kelijke waarde van heel dit leven? Van al ons arbeiden onder de zon en van al onze bezittingen? Tallozen moeten nu opnieuw begin nen. Maar moge het zo zijn, dat zij ook nu met God beginnen. Daar zijn er. die het ook door deze watervloed moaen getuigen: Alles afgenomen maar het geloof in het kruis van Christus heb ik behouden. „Welk een ramp mij hier moog' treffen, 'k vind in U mijn rust punt weer; Gij, Gij blijft mij altijd overwat verander', wat verkeer' Het kruis van Christus predikt ons, dat de straf gedragen is. Wij hortn in deze dagen van rampspoed nog wel eens het woord ,fitraf" uitspreken. Sommige mensen schijnen precies te weten waarom God het zó en zo heeft beschikt. Maar Jezus waarschuwde m Zijn dagen al tegen een oppervlakkig oordeel. In Israël gebeurde eens een ongeluk met de toren van Siloam. Daar werd een aantal mensen bij ge dood. „Meent nu niet", zegt Jezus, .dat deze mensen grotere zondaren g< weest zijn dan gij. Indien gij u niet bekeert zult gij alzo vergaan." Wel lees ik in de Bijbel, dat de Here kastijdt die Hij lief heeft. Zouden de rampen in het leven een teken zvn dat God ons heeft verlaten? Immers neen. Staat er niet: Als gij door het water zult gaan, zal Ik b\j u zijn. Over Jezus Christus zijn al Gods golven en baren heengegaan. Hij ging er aan ten onder, opdat allen die in Hem geloven behouden zouden wor den. Zijn liefde deed Hem in de dood gaan voor ons. Hij heeft in onze plaats de straf gedragen. De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem. En daarom prediken wij ook in deze dagen van nood en ellende het kruis van Christus. Alleen in de weg van het kruis wor den wij gezegend. Zalig degene, die zich aan het kruis niet stoot. Moge bovenal de nood van dit tijdel'jk leven ons uitdrijven tot Hem, Die ons van de geesielijke nood en de eeuwige dood verlossen kan. Hij zal zijn volk niet eindeloos kastijden. Hij straft ons, maar naar onze zonden niet. in hechtenis neming alsmede de opzending naar een straf kamp van hun man en vader, bracht de familie Klaasjens aan de rand van de afgrond. Ruim drie jaren had men er enkel om het eigen be lang gedacht; men had zich geen vrienden, wel vijanden verworven. Thans vond men nergens een ge willig oor, noch een helpende hand. De oude relaties van de zwarte markt wisten dezelfde dag nog wat hun partner was overkomen eh zorgden dat ze uit de buurt bleven: hen niet gezien; ze zouden wel gek wezen om vrijwillig zijn lot te delen. Klopten Klaasjens-klanten uit wan hoop bij hen aan, dan waren ze toevallig niet thuis en de bejegening aan de deur animeerde geen her haling van het bezoek. Toen zijn de kinderen, in dit geval de kwajon gens, er zelf maar 'n beetje op uit gegaan. Ze wisten tenslotte adres sen en prijzen en ze waren gehaaid genoeg om hier en daar hun slag te slaan. Maar het bracht mee dat de genen, die het meest recht op be scherming en opvoeding moesten hebben, thans de rol van kostwin ners vervulden in een branche waar mijn en dijn nauwelijks on derscheiden werden en waar kwa lijk riekende practijken als handig heid werden geprezen. Het had één voordeel: het gezin bestend nog toen Vader na een half jaar aanmerkelijk magerder en stiekumer terugkeerde. Er waren er, die dan meteen de volgende dag hun oude job weer opzochten, maar bij Klaasjens was de fut er uit. Het eist méér innerlijke kracht dan hij kon opbrengen om van arbeider via kapitalisme tot pauperdom te vervallen, en nog de moed er in te houden! Men mocht hem in dat kamp al niet nek of ruggegraat ge broken hebben, ofschoon het daar om soms ook nog gespannen had, zijn strijdlust was stuk gegaan. Zo doende werd hij een figuur op de achtergrond; zat hij als een spin in zijn web te loeren óp prooi. De jongens voerden hem noodgedwon gen met een aandeel in hun winst. Misschien zeg ik beter dat hij hen uitzoog en teerde op hun jonge kracht. Het maakte hen enkel wijzer en achterbakser, feller en ploei tiger. Het binnenhuisje van Klaasjens was nooit een paradijsje geweest, maar nu werd het een hel. De maanden kwamen en gingen. De invasie kwam en kwakte de zwarte prijzen omlaag. Dolle Dins dag brak aan en de motor-W A-man vluchtte met vrouw en kinderen lukraak Oostwaarts. Niet dat de ouders hun dochter en kleinzoons misten: na het verraad rond de Uit de VOLKSWIJK trouwdag, waren de onderlinge banden toch al verbroken. Hoog stens voelde men vóór de ineenstor ting de verwantschap aan een would-be Germaanse held als een bepaalde dekking in de rug- een appeltje voor de dorst. Bij de om- medraai werd zo'n waardevolle relatie evenwel een blamage: het was maar beter dat ze ver -:an de eigen familie rondzwierven. Mis schien vergat de buurt op bijltjes dag dan wel met hoeveel geschetter eenmaal de nationaal-socialistische bruidegom was ingehaald! Er zou echter een streep door die rekening worden gehaald: zes weken later stond de dochter weer op de ouderlijke drempel met de beide peuters maar zonder de man. Die man was toen dood. Het rechte daaromtrent wist ze niet; vertelde ze althans niet. Er scheen wat aan de hand te zijn geweest met ille galen en landwachters; er was ver raad in het spel geweest en zij be weerde dal hij tenslotte aan de goeie kant gevallen was. Ze liet er zich niet over uit wat ze daarmee bedoelde: dut scheen ook te maken te hebben met de uiteindelijke af loop van de oorlog! Met dat al had men voortaan de aanklacht tegen zichzelf in huiseen dochter met één puur-Duitse en één W.A.-ioon; zoiets kun je met de beste w>l van de wereld niet verbergen. Hongerwinter. Al schaarser rant soenen. Bietensoep en bietenkoek jes. Bedelend de boer op, maar zonder enige ruilwaar. Hoogstens de baat van de beide stelende, rovende knapen, maar die hebben allang geleerd dat je eigen maag in elk geval voor gaat. Honger winter, hongersnood, hongersdood? In die allerdonkerste dagen vinden Klaasjens en vrouw de weg terug naar de kerken. De een naar het Protestantisme en de ander naar het Rooms Katholicisme op grond van zeer verjaarde doopbindivgen. Ze staan met vele anderen in lange rijen en hopen er het beste van. Het loopt helaas op niets uit. De dominee is een goeie man; hij hoort je rustig aan. maar schudt uitein delijk afwijzend zijn hoofd: hij kan er niet aan beginnen; hij heeft voor de eigen gevestigde en mee levende geloofsgenoten al zoveel te kort. De pastoor of de kapelaan- is als zodanig ook best. maar hij helpt evenmin: ook bij hem is cle spoeling te dun geworden. Het allerergste is overigens dat de man onder de helpers van een der gees telijken ecu ex-compagnon ontdekt. Dat doet alle deuren naar welke kerkruimte ook voor altijd dreu nend in het slot vallen En midden Februari sterft het jongste kind, warvoor geen melk te krijgen was. WIJKPRED1KANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 12