^Schoonheden^
SPATADEREN
Blii ven steunen
Alleen het Kruis
DE KLAASJENS-CLAN IN MINEUR
6ri€ö&&qs€ zeesL&q bij
CPortland
(28 f£BRU6RI - 2 mBARt 1653)
„lubben wij noq een tuLf uur LanqeR moeten vechten
DE verhouding tussen Nederland en
Engeland is zo goed als die tus
sen twee landen maar zijn kan. De
Britse regeringsleider Winston Chur
chill grijpt elke gelegenheid aan om
van zijn bewondering en sympathie
voor 't kleine land aan de overzijde
van de Noordzee blijk te geven, en
eergisteren nog bracht ons vorstelijk
paar een bezoek aan de Engelse ko
ningin.
Deze vriendschappelijke verhouding
doet ons goed en we hopen op besten
diging daarvan.
Ieder schoolkind weet dat 't vroe
ger vaak anders was. Britten en Hol
landers zijn dikwijls slaags geweest,
gelijk onze jeugd reeds weet uit de
rijtjes jaartallen, die zij zeker niet
altijd tot genoegen heeft te leren.
Maarten Harpertsz. Tromp.
't Is vandaag precies 300 jaar ge
leden, dat in het Kanaal bij Portland
een zeeslag tussen Nederlanders en
Engelsen begon, die drie dagen duur
de en aan beide zijden gevoelige ver
liezen opleverde.
't Was tijdens de eerste Engelse
oorlog, dat onze bekende vlootvoogd
Maarten Harpertsz. Tromp met zijn
vloot 150 schepen begeleidde, 't Wa
ren rijk beladen koopvaardijschepen
en dus was 't van groot beiang deze
veilig naar het vaderland te brengen.
Ter hoogte van Portland verscheen
echter een Engelse vloot van 70 sche
pen met het kennelijk doel zich van
de koopvaarders meester te maken.
Tromp zou Tromp niet geweest zijn
indien hij niet direct alle maatrege
len had genomen om de Engelse toe
leg te verijdelen. Hij gaf bevel de
vijand aan te vallen en weldra was
de slag in volle gang.
Toen de eerste dag ten einde liep
poogden de Engelsen zich van de
koopvaardijvloot die tijdens het
gevecht zich langs de kust bevond
meester te maken, -maar Tromp
wist dit te verijdelen.
De Engelse vloot stond onder bevel
van de bekende Robert Blake, een
geducht tegenstander. De Hollanders
konden er van op aan, dat 't de twee
de dag weer warm zou toegaan en
Tromp nam dan ook tijdig zijn maat
regelen. De vloot werd in de vorm
van een halve maan om de koop
vaarders geschaard en zo werd de
vijand afgewacht.
In het vroege morgenuur had
Tromp al zijn scheepsbevelhebbers
ernstig vermaand „zich volgens hun
eed als dappere mannen te gedragen
en dat ieder zou letten op het opper
hoofd waaronder hij gesteld was".
De Engelsen, die nu de wind mee
hadden, gingen in de nabijheid van
het eiland Wight tot de aanval over.
Zesmaal probeerden zij de Holland
se halve maan te doorbreken, maar
zesmaal werden zij teruggeslagen.
Ook op de tweede dag bleef het
gevecht onbeslist. Weerszijden waren
de verliezen zwaar, maar de moed
van bevelhebbers en matrozen bleef
ongebroken.
De grootste zorg van Tromp was,
dat meer dan één schip gebrek kreeg
aan kruid en scherp. De voorraad
werd zo goed mogelijk over de ver
schillende schepen verdeeld, maar de
algemene toestand was bedenkelijk.
Dat bleek de volgende dag dan ook
spoedig. Het gevecht had nog maar
enige uren geduurd öf de helft van
de Nederlandse vloot was niet 'n
staat zich langer te verdedigen. Ver
schillende scheepsbevelhebbers wis
ten dan ook niet beter te doen dan
zich met volle zeilen aan de strijd
te onttrekken.
Tromp bleef kalm, ook al was hij
zeer ontstemd. De vluchtende sche
pen zond hij enige schoten na en gaf
hun bevel direct terug te keren. Be
halve de koopvaardijvloot zou hij dan
ook hen wel beschermen.
Deze driedaagse zeeslag had de
Britten bijkans nog meer afgemat
dan de Hollanders. Hun vloot had
grote schade opgelopen en Blake be
sloot de strijd te eindigen.
Tromp schreef aan de Staten-Gene-
raal: „Hadden wij nog een half uur
langer moeten vechten en alle scherp
verschoten, dan hadden wij zeker in
de handen van de vijand gevallen".
Het voordeel van deze driedaagse
zeeslag was ongetwijfeld aan de zijde
der Britten. Maar kenmerkend is het
oordeel van de Engelse geschied
schrijver Hume: „Blake was over
winnaar maar hij behaalde geen gro
tere roem dan Tromp".
En een Nederlands historicus, het
verloop en de uitslag van deze onge
lijke strijd overziende, gaf zijn oor
deel in deze woorden weer: „Een
wonderwerk des Heren, die de moed,
de harten en handen der Nederlan
ders gesterkt heeft".
Ze staan zo stil en rustig om me heen:
al de vertrouwde en zo lieve dingen;
de stoel en tafel onder lampeschijn,
en in de ketel hoor 'k het water zingen.
De groene planten in de vensterbank,
de vele boeken staan als stil te dromen;
zacht tikt de klok, 't lijkt of geen golvenvloed
over ons lage landje is gekomen.
Geen watersnood heeft in onze plaats gewoed,
noch veertien honderd mensen zijn verdronken;
niemand verloor zijn have en z'n goed,
geen stukken land zijn door de zee verslonken.
Niet beter zijn wij dan de anderen:
we hebben nergens aan verdiend deezzegen.
Laten wij, óók nu de ramp is gekeerd,
toch blijven steunen, helpen allerwegen
met geld, met gaven en met veel gebeden
voor al de mensen die zo bitter leden
JOHANNA ROZA
UIT DE SCHOOT DER ZEE
Schelpenmuseum te Overschie
TOEN wij in de gezellig gemeubi
leerde kamer zaten van-de heer
W. K. Scholten, Saenredamplein 9b,
oud-wethouder van Overschie, voor
zitter van het Groene Kruis en be
stuurder van tal van andere vereni
gingen, kwamen wij daar niet zo
als eigenlijk voor de hand lag om
verenigingszaken te bespreken of over
verfwerk (want de heer Scholten
heeft te Overschie een te goeder
naam en faam bekend staande
„verfwinkel", doch was ons doel een
heel ander onderwerp. Want het rij
ke leven van deze, met dat al toch
uiterst bescheiden mens, wordt ook
nog gesierd met de beoefening van
een merkwaardige verzameleigen-
schap. waarbij wij nu niet doelen op
het fraaie schilderwerk van zijn
hand en evenmin op de prachtige kas
ten die hij weet te maken, maar op
de zeer unieke verzameling van schel
pen die hij bezit.
Schelpenverzamelen is een hobby,
die bij het grote publiek geheel on
bekend is. Als kind verzamelden wij
wel eens schelpjes, die we meebrach
ten van het strand en die dan enige
dagen in huis bleven rondzwerven, en
ook weten we ons nog wel iets te
de mooie schelpen
grootmoeders „penantenkast-
tot een van de meest bijzondere in de
lande, dan geloven wij wel voetstoots
te mogen aannemen, dat dit zeker zo
is, 's mans bescheidenheid kennende.
,,Hoe bent U hiertoe gekomen?"
vroegen wij natuurlijk, want mensen
van de krant zijn nu eenmaal erg
vragerig.
„Op mijn 15e jaar kreeg ik enige
schelpen en die trokken mijn belang
stelling en dat was eigenlijk het be
gin. Toen ik een jaartje laten eens
in Scheveningen was en daar in een
winkel een paar prachtige schelpen
zag liggen voor 2,50 weifelde ik.
Moest ik geld besteden aan een voor
bijgaande vertering of die schelpen
kopen? De weifeling was spoedig over
wonnen en de schelpen werden mijn
eigendom. Ook deze vormden mede
de aanvang van mijn collectie, die
thans de belangstelling geniet van
vooraanstaande natuurkundigen van
Nederland, o.w. ik natuurlijk in de
eerste plaats noem prof C. O. van
Regteren Altena te Leiden, de be
heerder van het Natuurkundig
StOi.
de
konden horen." Maar voor de rest zijn
schelpen taboe voor groot en klein.
Dat is bij de heer Scholten heel
anders. Hij heeft er een wetenschap
van gemaakt. Zijn rond 2000 soorten
schelpen vormen een kostbaar en
merkwaardig bezit, dat jaren en ja
ren gekost heeft om dat bijeen te
brengen. En als deze verzamelaar ons
verklaart, dat zijn collectie behoort
De heer Scholten krijgt herhaal
delijk bezoek van geïnteresseerden,
w.o. studenten en natuurhistorici. Van
zelf sprekend ook van leden van de
Nederlandse Malacologische Vereni
ging, die pl.m. 100 leden telt en die
nog een eigen blad uitgeeft: „Basteria".
Hoe die verzameling is gegroeid, is
een geschiedenis apart. Buitenlandse
verbindingen, vooral met Florida,
waar heel wat schelpenverzamelaars
wonen, hielpen door middel van rui
ling of soms door verkoop, de col
lectie op te bouwen. Vooral buitenland
se connecties, want de heer Scholten
heeft zich bijzonder gespecialiseerd
De heer Scholten bij een zijner schelpenkasten.
op schelpen uit tropische gebieden,
waarbij het Nederlandse materiaal
als ruilobject diende.
Dat Nederlandse materiaal ligt
hier heus niet voor het grijpen. Het
is soms dagen zoeken geweest om
bepaalde exemplaren op de kop te tik
ken. Veel plezier beleefde de 'neer
Scholten aan een tip, die inhield dat
schelpenvissers in de Westerschel-
de op een diepte van 17 meter een
grote voorraad prae-historisch ma
teriaal hadden aangetroffen, dat wel
iswaar voor andere doeleinden was
bestemd, maar waar hij de gelegen
heid kreeg eens in te gaan snuffe
len en daar exemplaren van de Nep-
tunia aantrof, die afkomstig zijn uit
het plioceentijdperk en die door hun
grote zeldzaamheid als prachtige
ruilobjecten konden dienen.
Slechts uitzonderingsgewijs neemt
de heer Scholten genoegen met be
schadigde exemplaren, zodat zijn ma
teriaal er tip top verzorgd uitziet en
een lust voor de ogen is, temeer waar
de eigen gemaakte kasten de uitstal
ling maken tot een juweeltje, dat
zelfs de meest verstokte cynicus zou
doen beschamen.
Ja, en wat zouden we nu over de
schelpen zelf zeggen. De heer Schol
ten noemde en toonde ons honderden
exemplaren, die hij zonder determi
natie met de latijnse naam aanduid
de. Het zal onze lezers wellicht niet
zoveel zeggen, maar wij kunnen ge
rust verklaren dat het geheel ons
een totaal nieuw gebied der natuur
heeft geopenbaard.
De verscheidenheid en schoonheid,
die de schoot der zee herbergt, is
overweldigend. We zagen de parelvor-
mende schelpen van Ceylon, de Unio
Margiritiferus, de zwarte parelmoer
schelp Avicula, de prachtige Harpa's
met hun fijne zizagtekening, de won
derlijk gevormde Mallius, de porce-
leinachtige Cypraea's, de gestreepte,
gevlekte en geblokte Conussoorten,
de 44 cm lange Tritonhoorn uit Nieuw
Guinea (verkregen dank zij de bemid
deling van het kamerlid Van Baal)
Spondyllys uit Florida en Malakka,
met harmonische kleur- en lijnontwik-
keling. De zeer bijzonder „linksgewon
den" Busycons. Deze „linksgewonden"
zijn daarom zo uniek, wijl alle andere
schelpen „rechtsgewonden" zijn, alleen
de Busycon vormt een uitzondering
met de waarschijnlijk reeds lang uit
gestorven Neptunia Contraria.
Bijzonder gelukkig is de heer
Scholten met een geheel gaaf exem
plaar van de Liomesia dahliï, die enig
in haar soort is.
Mocht U werkelijk interesse voor
deze verzameling hebben, de heer
Scholten is gaarne bereid U zijn unie
ke verzameling te laten zien, mits
U dat tevoren even vraagt.
Tenslotte willen wij nog even wij
zen op het leven der schelpdieren. De
schelpen vormen een afweermiddel
tegen roofvissen, maar wist U dat
er ook schelp-dieren zijn, die andere
schclpsoorten doorboren en deze leeg
zuigen? Wist U dat er schelpdieren
zijn, die een zodanig vocht onder
water kunnen afscheiden, dat dit
zwaar gesteente kan doen vergaan,
uitgezonderd hun eigen schelpen?
Het particuliere museum van de
heer Scholten, dat overigens niets
heeft van dat naargeestige dat vrij
wel elk museum aankleeft, is een
grote merkwaardigheid. En 't is ons
een genoegen door middel van ons
Zondagsblad daarop eens te wijzen.
Voornaamste oorzaak moeilijk vast te stellen
Het leven herstelt zich. In het door de ramp co zwaar getroffen 's-Graven-
deel zijn de ganzen weer teruggekeerd en druk bezig hun oude t est
in orde te maken.
(Van onze medische medewerker)
WAT er met spataderen bedoeld
wordt, behoef ik u eigenlijk niet
uit te leggen. Iedereen kent de uit
zettingen van de aderen aan het been
die de sierlijke contouren van de kui
ten wanstaltig maken en de dames
afwisselend verdriet en ergernis be
zorgen, als ze mee willen doen met
dunne nylons en rokken net onder de
knie.
Het zijn echter niet alleen schoon-
heidsgebrekei., waardoor spataderen
in een slechte reuk staan, het zijn
niet alleen het zware gevoel, de kram
pen in de kuiten en de loopstoornis
sen in de onderbenen door de ge
stoorde terugvloed van aderlijk bloed,
die veel narigheid veroorzaken.
De zweren en „open benen" even
boven de enkcis zijn berucht door de
hardnekkigheid waarmee ze weerstand
bieden aan een poliklinische behande
ling, door de pijn en de last waar
mee ze de patiënt kwellen, door de
gemakkelijkheid waarmee infecties op
treden als men zich maar even stoot,
door de angstvalligheid waarmee men
de bedreigde huidgedeelten bewaakt
om niet weken achter elkaar aan zijn
stoel of bed gebonden te zijn. Ik
spreek nu nog niet over ernstige bloe
dingen uit een spatader en over ver
schillende huidziekten op de bodem
van het genoemde euvel.
Als u de moderne medische weten-
scnap met al haar kunnen en kennen
van deze progressieve tijd vraagt
naar de grondoorzaak van spatade
ren, dan zit ze toch wel even met
de handen in het haar. Ik kan u na
tuurlijk vertellen over het bloed, dat
tegen de zwaartekracht in, vanuit de
tenen terug moet naar het hart, ik
kan u een mooi verhaal doen over
de kleppen in de aderen, die het
bloed slechts in één richting naar
het hart toe laten stromen en dus
het bloed min of meer stagneert als
deze klepwerking om de een of ande
re reden onvoldoende is, maar daar
mee zijn we er niet.
Waarom heeft juist die ene man of
Vrouw heel veel last van spataderen
en die andere met ogenschijnlijk ge
lijke constitutie en .functie totaal geen
hinder? Waarom zijn de spataderen
aan het ene been vaak veel erger
dan aan het andere?
Het antwoord op deze vragen is niet
eenvoudig en de acten zijn allerminst
gesloten. Ik zal u niet vermoeien met
verschillende speculaties op dit ge
bied, want veel verder dan veronder
stellingen is men niet gekomen.
Natuurlijk wil ik niet beweren, dat
over spataderen geen wijze woorden
gesproken zijn. We hebben verschil
lende invloedrijke factoren leren ken
nen. Het kan zijn, dat er vroeger in
de diepe aderen van het been een
verstopping geweest is, een trombose
waardoor de oppervlakkige aderen zo
veel verwijd zijn, dat de werking
van het diep gelegen vat overgeno
men is. De arts zal er zich voor hoe
den deze vaten weg te werken!
Bij voetballers, race-roeiers en Wiel
renners, die intensief hun kuitspieren
aanspreken, ziet men soms ook spat
aderen, omdat diep gelegen grote ade
ren blijkbaar het bloed niet snel ge
noeg kunnen afvoeren. Bij gezwellen
in de buik of zwangerschap ziet men
ook vaak spataderen, omdat de af
voerende vaten in de buik min of
meer platgedrukt worden.
Maar ook andere afwijkingen in
borst- en buikholte kunnen aanleiden-
de oorzaak zijn. Bij mensen die veel
staan, zoals kellners, is er een te ge
ringe voortstuwing van het bloed in
de spieren, die bovendien meestal
zwak zijn. Hetzelfde geldt voor vrou
wen, die een groot gedeelte van haar
dagtaak staande volbrengen.
Ik schrijf u niet over de behande
ling van spataderen. Uit het boven
staande zal het u duidelijk zijn, dat
een min of meer uitgebreid onderzoek
vooraf moet gaan om tot een verant
woorde therapie te geraken.
Lectuur gevraagd
voor zieke en eenzame Nederlanders
Wij verzoeken de lezers de
gelezen exemplaren van dit
blad te zenden aan het
Bureau voor gratis-ver
spreiding van lectuur aan
zieke en eenzame Neder
landers over de gehele
wereld.
Leider J. P. C. MEEUYVSE
Amstelveenseweg 253 - A'dam-Z.
„Want ik heb niet voorgenomen
iets te weten onder u dan Jezus
Christus en Die gekruisigd."
W" worden in deze weken weer be
paald bij het lijden en sterven van
de Here Jezus.
Mogen wij de troost van Zijn lijden
en sterven ondervinden, nu er zweel
leed en lijden over een deel van ons
volk is gekomen? Ja, ook voor allen
die gebukt gaan onder leed en verlies,
verdreven van huis en haardhebben
wij maar één prediking: Jezus Chris
tus en Die gekruisigd.
De mens heeft in onze dagen be
hoefte aan steun. Wij zoeken naar een
houvast. Wij zijn ons weer een beetje
onveiliger gaan gevoelen in deze we
reld. Ook achter onze dijken en water
keringen zijn we niet meer veilig.
Maar temidden van de stormen staat
nog altijd het kruis.
Doch hoe wordt het Woord van het
kruis ontvangen? Dat kruis betekent
lijden en dood en wie wil daaraan?
Van nature is het Woord des kruises
ons allen een dwaasheid. Wij verzetten
ons er tegen. Wij willen vooruit in het
leven en wij willen niet geremd wor-
En toch komt God ons remmen. Dat
zien we ook in de watervloed, die over
een deel van ons volk is gekomen. Het
heeft ons aangegrepen en het laat ons
niet los.
Wat heeft ons dit te zeggen? Zou God
niet bezig zijn ons te leren de beliek-
kelijke waarde van heel dit leven? Van
al ons arbeiden onder de zon en van
al onze bezittingen?
Tallozen moeten nu opnieuw begin
nen. Maar moge het zo zijn, dat zij ook
nu met God beginnen. Daar zijn er. die
het ook door deze watervloed moaen
getuigen: Alles afgenomen maar het
geloof in het kruis van Christus heb
ik behouden. „Welk een ramp mij hier
moog' treffen, 'k vind in U mijn rust
punt weer; Gij, Gij blijft mij altijd
overwat verander', wat verkeer'
Het kruis van Christus predikt ons,
dat de straf gedragen is. Wij hortn in
deze dagen van rampspoed nog wel
eens het woord ,fitraf" uitspreken.
Sommige mensen schijnen precies te
weten waarom God het zó en zo heeft
beschikt. Maar Jezus waarschuwde m
Zijn dagen al tegen een oppervlakkig
oordeel. In Israël gebeurde eens een
ongeluk met de toren van Siloam.
Daar werd een aantal mensen bij ge
dood. „Meent nu niet", zegt Jezus, .dat
deze mensen grotere zondaren g< weest
zijn dan gij. Indien gij u niet bekeert
zult gij alzo vergaan."
Wel lees ik in de Bijbel, dat de Here
kastijdt die Hij lief heeft. Zouden de
rampen in het leven een teken zvn dat
God ons heeft verlaten? Immers neen.
Staat er niet: Als gij door het water
zult gaan, zal Ik b\j u zijn.
Over Jezus Christus zijn al Gods
golven en baren heengegaan. Hij ging
er aan ten onder, opdat allen die in
Hem geloven behouden zouden wor
den. Zijn liefde deed Hem in de dood
gaan voor ons. Hij heeft in onze
plaats de straf gedragen. De straf, die
ons de vrede aanbrengt, was op Hem.
En daarom prediken wij ook in deze
dagen van nood en ellende het kruis
van Christus.
Alleen in de weg van het kruis wor
den wij gezegend. Zalig degene, die
zich aan het kruis niet stoot. Moge
bovenal de nood van dit tijdel'jk leven
ons uitdrijven tot Hem, Die ons van
de geesielijke nood en de eeuwige dood
verlossen kan.
Hij zal zijn volk niet eindeloos
kastijden.
Hij straft ons, maar naar onze
zonden niet.
in hechtenis neming alsmede
de opzending naar een straf
kamp van hun man en vader, bracht
de familie Klaasjens aan de rand
van de afgrond. Ruim drie jaren
had men er enkel om het eigen be
lang gedacht; men had zich geen
vrienden, wel vijanden verworven.
Thans vond men nergens een ge
willig oor, noch een helpende hand.
De oude relaties van de zwarte
markt wisten dezelfde dag nog wat
hun partner was overkomen eh
zorgden dat ze uit de buurt bleven:
hen niet gezien; ze zouden wel gek
wezen om vrijwillig zijn lot te delen.
Klopten Klaasjens-klanten uit wan
hoop bij hen aan, dan waren ze
toevallig niet thuis en de bejegening
aan de deur animeerde geen her
haling van het bezoek. Toen zijn de
kinderen, in dit geval de kwajon
gens, er zelf maar 'n beetje op uit
gegaan. Ze wisten tenslotte adres
sen en prijzen en ze waren gehaaid
genoeg om hier en daar hun slag te
slaan. Maar het bracht mee dat de
genen, die het meest recht op be
scherming en opvoeding moesten
hebben, thans de rol van kostwin
ners vervulden in een branche
waar mijn en dijn nauwelijks on
derscheiden werden en waar kwa
lijk riekende practijken als handig
heid werden geprezen.
Het had één voordeel: het gezin
bestend nog toen Vader na een half
jaar aanmerkelijk magerder en
stiekumer terugkeerde. Er waren
er, die dan meteen de volgende dag
hun oude job weer opzochten, maar
bij Klaasjens was de fut er uit. Het
eist méér innerlijke kracht dan hij
kon opbrengen om van arbeider
via kapitalisme tot pauperdom te
vervallen, en nog de moed er in te
houden! Men mocht hem in dat
kamp al niet nek of ruggegraat ge
broken hebben, ofschoon het daar
om soms ook nog gespannen had,
zijn strijdlust was stuk gegaan. Zo
doende werd hij een figuur op de
achtergrond; zat hij als een spin in
zijn web te loeren óp prooi. De
jongens voerden hem noodgedwon
gen met een aandeel in hun winst.
Misschien zeg ik beter dat hij hen
uitzoog en teerde op hun jonge
kracht. Het maakte hen enkel wijzer
en achterbakser, feller en ploei tiger.
Het binnenhuisje van Klaasjens was
nooit een paradijsje geweest, maar
nu werd het een hel.
De maanden kwamen en gingen.
De invasie kwam en kwakte de
zwarte prijzen omlaag. Dolle Dins
dag brak aan en de motor-W A-man
vluchtte met vrouw en kinderen
lukraak Oostwaarts. Niet dat de
ouders hun dochter en kleinzoons
misten: na het verraad rond de
Uit de
VOLKSWIJK
trouwdag, waren de onderlinge
banden toch al verbroken. Hoog
stens voelde men vóór de ineenstor
ting de verwantschap aan een
would-be Germaanse held als een
bepaalde dekking in de rug- een
appeltje voor de dorst. Bij de om-
medraai werd zo'n waardevolle
relatie evenwel een blamage: het
was maar beter dat ze ver -:an de
eigen familie rondzwierven. Mis
schien vergat de buurt op bijltjes
dag dan wel met hoeveel geschetter
eenmaal de nationaal-socialistische
bruidegom was ingehaald!
Er zou echter een streep door die
rekening worden gehaald: zes
weken later stond de dochter weer
op de ouderlijke drempel met de
beide peuters maar zonder de man.
Die man was toen dood. Het rechte
daaromtrent wist ze niet; vertelde
ze althans niet. Er scheen wat aan
de hand te zijn geweest met ille
galen en landwachters; er was ver
raad in het spel geweest en zij be
weerde dal hij tenslotte aan de
goeie kant gevallen was. Ze liet er
zich niet over uit wat ze daarmee
bedoelde: dut scheen ook te maken
te hebben met de uiteindelijke af
loop van de oorlog! Met dat al had
men voortaan de aanklacht tegen
zichzelf in huiseen dochter met
één puur-Duitse en één W.A.-ioon;
zoiets kun je met de beste w>l van
de wereld niet verbergen.
Hongerwinter. Al schaarser rant
soenen. Bietensoep en bietenkoek
jes. Bedelend de boer op, maar
zonder enige ruilwaar. Hoogstens
de baat van de beide stelende,
rovende knapen, maar die hebben
allang geleerd dat je eigen maag
in elk geval voor gaat. Honger
winter, hongersnood, hongersdood?
In die allerdonkerste dagen vinden
Klaasjens en vrouw de weg terug
naar de kerken. De een naar het
Protestantisme en de ander naar
het Rooms Katholicisme op grond
van zeer verjaarde doopbindivgen.
Ze staan met vele anderen in lange
rijen en hopen er het beste van.
Het loopt helaas op niets uit. De
dominee is een goeie man; hij hoort
je rustig aan. maar schudt uitein
delijk afwijzend zijn hoofd: hij kan
er niet aan beginnen; hij heeft
voor de eigen gevestigde en mee
levende geloofsgenoten al zoveel
te kort. De pastoor of de kapelaan-
is als zodanig ook best. maar hij
helpt evenmin: ook bij hem is cle
spoeling te dun geworden. Het
allerergste is overigens dat de man
onder de helpers van een der gees
telijken ecu ex-compagnon ontdekt.
Dat doet alle deuren naar welke
kerkruimte ook voor altijd dreu
nend in het slot vallen
En midden Februari sterft het
jongste kind, warvoor geen melk
te krijgen was.
WIJKPRED1KANT.