onze jeuqó-p&qin&f 2 Kort verhaal van A. J. den Ouden WAT kunnen de mensen eigenwijs en geringschattend neerzien op de Ge moet ze in het voorjaar eens ho ren, als de mussen in het koesteren de zonnetje de dakgoot in beslag nemen met hun luidruchtige en vrijpostige vrijages. Of in het najaar, wanneer de ooievaars, de zwaluwen en andere trek vogels instinctmatig de benen nemen voor de in aantocht zijnde winter; wan neer de spreeuwen in grote zwermen neerstrijken in de rietgorzen tot grote ergernis van deszelfs eigenaars. We schudden dan meewarig ons hoofd, t Zit nu eenmaal in de lucht en we zijn er aan gewend geraakt. Zozeer zelfs, dat we ons niet eens meer afvra gen hoe het mogelijk is dat de massa, zonder enig begrip voor organisatie, op een bepaald tijdstip toch door de zelfde bevlieging bevangen wordt. Hebben wij mensen soms ook geen onverklaarbare gewoonten of neigingen die, zonder dat van enig overleg sprake is. een gehele streek, een geheel volk kunnen aantasten? Denk maar eens aan de schoonmaak tijd, waarin de vrouwen door een drift zijn bezield welke de mannen bevreesd en wanhopig maakt. En wanneer een nieuw jaar zijn in trede heeft gedaan, gaat er een nieuwe schok door ons heen. Op de etalage ruiten en in de kranten komt plots dat magische woord opduiken dat ogen doet glinsteren en harten in vervoering brengt. Het woord dat vrouwen actief maakt en mannen wanhopig; Uitver- Enfin, we kennen dat allemaal wel. Zo wandelde ik op een Zaterdagmid dag. midden in de uitverkoopperiode, huiswaarts. Hoewel het nog vroeg in de middag was. verdrongen de op koopjes belus te vrouwen zich reeds voor de piopvolle en overdadig beschilderde etalages. Het grote aantal kijksters was een zeker bewijs dat hier toch wel iets bij zonders aangeboden werd. Mijn nieuwsgierigheid deed me een stapje verder gaan en even later was ik ongemerkt opgenomen in het groep je dringende dames. Zonder dat ik er moeite voor behoefde te doen kwam ik vlak voor de etalageruit terecht, waar bij m'n grootste zorg was hoe ik m'n tas ongeschonden meekreeg tussen die wringende lichamen. Toen zag ik het met eigen ogen! En op dat moment kreeg mijn geringschat tend oordeel over die koopjesjagende massa een geduchte knak. Dat waren spotkoopjes! Daar viel niet aan te twijfelen. Op de prijskaartjes stonden de oude en de nieuwe prijzen als onloochenbare contrasten tegeno ver elkaar. Een blouse van f. 8.- voor f. 5,99. He- renpantalonsf. 14.- nu voor f.9,-. Over hemden van f. 7,50 voor f. 4,99.. Nee maar! Pas had mijn vrouw er twee gekocht. Als ze gewacht had wa ren wij nu twee knaken rijker geweest. Ik werd weer verder gevoerd langs felgekleurde opschriften en diverse arti kelen met lokkende prijskaartjes. En even later was ik binnen Binnen was het ook behoorlijk druk, doch daar het een grote zaak was kon ik mij daar althans voortbewegen in een zelfgekozen richting. Doelbewust ging ik op zoek naar dc afdeling overhemden. Niet om te kopen. Neen, ik wilde mij er alleen van overtuigen dat ze werke lijk voor zo'n fantastisch lage prijs te koop waren en het niet maar alleen een blikvanger in dc etalage was ge weest. Ik wilde ze rustig van nabij be kijken en met eigen handen de stof betasten; dan pas zou ik ten volle over tuigd zijn. In de lingericafdeling kwam mijn me delijden met de op koopjes jagende vrou wen weer boven Dozijnen vrouwen handen woelden door de stoffen op cte toonbanken en haalden deze door elkaar tot een onontwarbaar kluwen van witte, blauwe en rose lappen. Zwoegende ver koopsters draafden van het ene eind naar het andere, opgejaagd door een schare onvermoeide en onvermurwbare kooplustigen. Na long zoeken kwam ik waar ik moest zijn. Althans blijkens het deco ratieve opschrift dat de afdeling aan duidde. want van het artikel in kwestie was niets te zien vanwege het publiek. Daar waren ook mannen bij. merkte ik op. Dat gaf tenminste enige opluch- Vlak voor mij stond een heer, die met kennelijk ongeduld de loop der ge beurtenissen afwachtte. Onder zijn beide armen klemde hij krampachtig een paar behoorlijke pak ken en aan zijn kromgetrokken vin gers bungelden kleinere, welke hij af en toe op de grond liet zakken om dan met gestrekte arm een in bontman tel gehulde schouder aan te stoten, waarop de vrouw in kwestie even het hoofd wendde en na een knikje weer halsstarrig haar aandacht wijdde aan de voor mij onzichtbare artikelen. Hij zuchtte hoorbaar en in mijn hart welde een gevoel van deernis op met deze gekwelde man. Mij intens inle vend in zijn toestand, overdacht ik hoe hij zuchtend en sputterend zou zijn ge zwicht voor de wens van zijn ega en zij'n vrije Zaterdagmiddag, zijn gemak kelijke stoel of zijn liefhebberijen had opgeofferd om haar te volgen op dit moeilijke pad langs etalages cn door winkels en warenhuizen. Ik zag hem al thuiskomen met gevoelloze vingers en pijnlijke armspieren. Zelfs dan zou hem de welverdiende rust nog niet gegund worden. Zodra hij zich met een veelzeggende zucht in een stoel had laten zakken, hemd en niet rusten alvorens hij het gepast en van zijn voldaanheid over deszelfs kwaliteit en bijzonder lage prijs blijk gegeven had. Ik kende dat uit ervaring en met een behaaglijk gevoel in mij vergeleek ik mijn ongedwongen aanwezigheid daar met de dwangpositie van de zwaarbe laste man tegenover me. Wie of wat zou mij verhinderen om met een souvercin gebaar van misha gen deze gonzende ruimte te veria- Dat ik nu hier bleef staan was mijn eigen vrije wil en ik dacht er niet aan hier nog langer te blijven wanneer mijn ogen en handen zich van de wer kelijkheid hadden overtuigd. Opeens begon de dame in bontman tel zich achterwaarts te bewegen en daar zij, vanwege haar omvang, hier voor een behoorlijke ruimte nodig had, maakte ik van de ontstane deining ge bruik om op te schuiven in de richting van de toonbank Doch even voordat ik mijn doel had bereikt sloot dc rij voor mij zich weer stevig aaneen. Omziende constateeiue ik dat dit ook achter mij het geval was, zodat ik letterlijk ingesloten werd. Maar ongetwijfeld zou zich wel spoe dig een gelegenheid voordoen om ook de laatste barrière te doorbreken en dus wachtte ik gelaten af. Qeen ontvluchting u heeft zeker ook wel eens iemand horen zeggen „Ik wenstedat ik vleugels had." Misschien hebben we allen wel eens die wens gekoesterd als we op een itervelende plaats vertoef' clen of in een onprettige situatie ver keerden. We wilden dan liefst zo snel mogelijk naar een beter, een aange namer plekje. In de H. Schrift wordt over een man gesproken, die deze zelfde wens koesterde. Hel was een goed mens, een man Gods, maar hij was in grote moeilijkheden geraakt en daarom zeide hij op zekere dag: „O, had ik vleugelen als een duif... ik zou mij haastig een wijkplaats zoeken tegen de rukwind, tegen de storm." Het was David, die zo sprak en we vinden zijn woord opgetekend in Ps. 55. De arme man maakte juist een bittere ervaring door. Absalom, zijn geliefde zoon, was opstandig jegens hem geworden en met militaire macht stond hij zijn vader naar het leven en begeerde diens koningstroon. David was slechts omgeven door weinige vrienden, die bovendien meer hulp van hèin verwachtten, dan zij aan David gaven. Het was een donkere dag in Davids leven en het is begrijpelijk, dat de vervolgde koning weemoedig gestemd was en uitriep: „O, had ik vleugelen." Hij tuist precieswat voor vleugelen Inmiddels was mijn positie allesbe halve benijdenswaardig geworden. Achter mij probeerden anderen hun schade in te halen, terwijl voor mij twee geslaagde dames een poging de den om de kassa te bereiken. Deze beide tegengestelde bewegingen in verband gebracht met het feit dat ik de onbetwiste eigenaar ben van een paar venijnige eksterogen, zullen u waarschijnlijk enige indruk geven van de pijnlijke situatie waarin ik mij be- Op dat ogenblik speet het mij op recht dat ik aan mijn nieuwsgierigheid de vrije teugel had gelaten en even overwoog ik mijn kansen op een eer volle aftocht. Doch een blik achterom deed me daarvan afzien. Ik had geen keus meer en derhalve wijdde ik al mijn aandacht aan de man voor mij. Hij werd juist door een ver koopster geholpen en zou aanstonds wel plaats maken. Inderdaad deed hij dat, doch niet voor mij en zo duurde het nog gerui me tijd voor ik oog in oog met dc win keljuffrouw stond. Daar lagen dan dc overhemden in diverse tinten cn streepjes en de prijs was inderdaad dezelfde als in de eta lage. Op dat ogenblik flitste het door mij heen hoe belachelijk he' was om al leen voor de aanblik zoveel te moeten doormaken. Wat moest dat meisje daar voor mij wel denken wanneer ik zonder iets te kopen die moeizame we» terug onder nam? En.hoeveel mensen verlang den er naar op mijn olaats te staan en te kopen wat ik versmaadde? Ten slotte was een overhemd te veel nog geen weggegooid geld en wanneer liep je weer tegen zo'n koopje aan? Dc verkoopster had zich reeds tot een ander gewend. Zij vond het blijkbaar beneden haar waardigheid een tweede keer te vragen wat ik wenste. Boven dien stonden tegenover één weifelaar, zo'n weifelaar als ik, tien. twintig an deren te popelen van kooplust. Gedwee wachtte ik op een volgend contact. Dat kwam spoediger dan ik verwachtte tot stand, dank zij de goed hartige verkoopster, die met een be grijpend lachje zich eensklaps weer tot mij wendde. „En, wat wenst mijnheer?" „Eh ik .zou graag een overhemd van u willen hebben, juffrouw." van moeilijkheden hij wenste: „O, had ik vleugelen als een duif" nl waren het dan geen vleugelen als een engel, waarmede hij kon opstijgen naar de hemel, als hij dan maar kon wegzweven als een duif: snel, geruisloos en onopgemerkt. H\j wilde weg van deze plaats des gevaars de plek waar zijn hart brak over het leed dat zijn geliefd maar weer spannig kind hem aandeed. We hebben allen wel eens in een situatie verkeerd, waar we ons de vleugelen van een duif hebben ge wenst. Maar weet u wel, dat wanneer innerlijke onrust en hartebloed ons kwelt, dat dan geen vlucht naar een ander plekje veel helpt? U herinnert zich wel, dat de duif, die Noach uit liet, weer naar de ark terugkeerde, omdat ze geen rustpunt vond, de watervloed was nog te hoog. Maar de vloed van onze noden en zorgen kan nimmer zo hoog z{jn of bij Jezus vindt ons vermoeide en ontruste hart een steunpunt. De Heiland zegt tot allen, die zich vleugelen wensen om hun leed en zorgen te ontvlieden: omt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven." Wanneer er ooit iemand tn deze wereld geleefd heeft die zich met recht vleugelen had kunnen wensen, dan was het Jezus. Hij, de Zondeloze, leefde temidden van de zonde, in een atmosfeerdie zo zeer verschilde van Bedrijvig gingen haar handen door de stapeltjes voor haar en stalden ze ge dienstig voor me uit. „Kijk eens mijnheer, dit streepje kost vier-negenennegentig en dit effen brui ne vijf-zestig. Dat staat keurig, hoor!" Ze zei nog meer doch de rest van haar woorden drong niet meer tot mij door, want de verantwoordelijkheid voor de te nemen beslissing overwel digde mij een ogenblik. Maar begrijpend dat ik nu snel beslis sen moest en mijn waardigheid het niet toeliet dat ik mijn gebrekkige ken nis van deze materie liet blijken, keur de ik de stof tussen duim en wijs vinger cn zei toen resoluut: „Geeft u er maar twee van dit streep je juffrouw." „Alstublieft mijnheer. Welke maat moet het zijn?" Even krabde ik achter mijn oor. Daar had ik niet aan gedacht. Zou ik mijn boordje afdoen om eventjes te kijken? Maar dat zou misschien wel opzien baren in deze omgeving. Boven dien was daar die permanente druk tegen mijn rug, die het ongeduld van de mensen achter mij duidelijk ken baar maakte. Toen schoot mij eensklaps een getal te binnen. Het was een vluchtige her innering aan het passen van de vori ge, die mijn vrouw had gekocht. „Veertien en een half, juffrouw!" 't Klonk bijna als een triomfkreet en ik zag de juffrouw minzaam glim lachen. Even later deed ik, met het bonnetje stijf in de hand geklemd, een heldhaf tige poging om uit de nauwe omsinge ling te ontsnappen. Langs vele omwe gen. als een bootje tussen het drijfijs, belandde ik tenslotte bij de kassa, waar wel niet zó'n gedrang heerste, doch waar het toch ook wel enige tijd duur de alvorens ik mijn geld kwijt was en de Ingepakte overhemden in ontvangst had genomen. „Pfff!" Met een zucht van verlichting zocht ik naar de uitgang en buiten ge komen keek ik op mijn horloge. Wat was het laat geworden! Mn vrouw zou vast niet weten waar ik bleef. Met grote stappen haastte ik me huiswaarts, na het pakje in mijn las geperst te hebben. Het was per slot van rekening toch geen vergeefse moeite geweest. En al had ik dan pas een paar nieuwe, deze waren onbetwist zo goedkoop, dat ik die kans immers niet kon laten voor bijgaan. Al bij voorbaat genoot ik van het verbaasde gezicht van mijn vrouw, wanneer zij het overtuigend bewijs van mijn geslaagde actie zou aanschouwen. Doch het pakte anders uit dar. ik ge dacht had. „Trek Je jas eens even uit man, en pas eerst eens!" Met deze woorden, aan welke dwin gende kracht geen man kan ontkomen, ontving ze mij zodra ik de kamer bin nentrad. In haar opgeheven handen toonde zij aan mijn verbaasde blikken., een overhemd! „Kijk eens. zo heb ik er vanmiddag twee voor je gekocht. Je hebt pas wel een paar nieuwe gehad, maar ze zijn twee-vijfenzestig goedkoper nu, met de uitverkoop." „Heb je., heb je.." stamelde ik, op een stoel neervallend. Ze keek me vreemd aan, want ze was geen critiek mijnerzijds op haar huishoudelijke aankopen gewend. Doch toen ik, zwijgend, haar m'n koopje toonde, begreep ze alles. Daarna bekeek zij met echt vrouwe lijke belangstelling mijn aanwinst nauw keurig en concludeerde ten eerste dat het door mij uitgekozen streepje uit de mode was. tweedens dat ze vijftien cent meer kostten dan de hare en ten slotte, en dat was dc genadeslag, dat ze twee maten te klein waren. Laat ik maat vijftien en een half no dig hebben! de plaats, die Hij om onzentwille had verlaten. Maar Jezus is de moeilijk heden niet ontvlucht. Hij had kunnen terugkeren naar het huis Zijns Vaders maar Hij heeft dat niet gedaan. Hij zeide tot Petrus: „De drinkbeker, die de Vader Mij gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken?" Hij heeft ze ge dronken tot het bittere einde. Jezus heeft geen half werk gedaan en is niet voortijdig weggegaan. Neen. Hij heeft voor ons geleden om ons tot God te brengen. Hij stierf, opdat wij zouden leven. In Zijn hogepriesterlijk gebed heeft Jezus voor Zijn volgelingen tot de Vader gebeden. Hij vroeg geen vleu gels voor hen, opdat ze deze wereld met haar leed en strijd spoedig mochten ontvluchten. Integendeel, Hij zeide: „Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den boze." Waarom heeft Jezus dit gezegd? Wel, omdat naar Zijn woorden in de bergrede, de gelovigen het zouten „het licht" der aarde zijn. God heeft hier op aarde voor iedere gelovige een grootse taak te vervullen. De wereld van heden heeft Christus drin gend nodig en God wil, dat Zijn kin deren door hun woorden en daden, de Zaligmaker aan de wereld openbaren. Laat ons daarom niet verlangen naar vleugels als onze levenstaak soms wat moeilijk en zwaar wordt, maar laat ons bidden om genade cn kracht om onze lasten te kunnen dragen en anderen op de levensweg bij te staan door hen te wijzen op „het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt." Zwoegende verkoopsters te midden van onvermoeide en onvermurwbare kooplustigen. I U_i O <^Bertje en de koekoekókiok DAT was toch wel een van de pret tigste dingen, die kleine Bert be denken kon: om met Moeder mee te gaan boodschappen doen in de stad. Het gebeurde niet zo heel dikwijls, want Moeder deed het niet vaak, en Bert en zijn zusjes mochten om de beurt mee. Alle drie dc kinderen wa ren even blij, als hun beurt kwam, en ze, keurig aangekleed, met Moeder in de bus stapten, om naar dc binnenstad te rijden. Een beetje vervelend was het soms óók wel, als Moeder zo lang voor de winkelramen bleef staan, waar allerlei lappen flanel en katoen uitgestald la gen. Maar al te erg was dat toch niet, want ze wisten heel goed, dat ze, als ze maar wat geduld hadden, straks naar het grote warenhuis zouden gaan. Dan gingen ze naar boven, fijn, met de lift, óf anders met de roltrap. Op de speelgoed-afdeling keek Bert dan altijd graag naar de prachtige treinen, die daar rond reden, en naar de auto's in allerlei soorten, die er te zien waren. Als Bert je daar een hele poos gekeken had, dan wist Moeder wel, dat nu de vraag zou komen: „Hè, Moe der, gaan we nu naar de klokken?" Moeder en Bert gingen dan samen naar die afdeling van het warenhuis, waar de klokken verkocht werden. Wat ëen getiktak was het daar. De klokken liepen allemaal, maar geen van alle wezen ze de juiste tijd aan. En het rytje, waar Bert altijd stil wou staan, dat was een rijtje koekoeksklokken! En dan maar kijken. Bertje kon ook •1 een beetje op de klok kijken, maar nog niet zo goed, als Moeder. Moeder wist het precies. Deze klok slaat over vjjf minuten, die over tien. die over een kwartier! „Toe, Moeder", vleide Bert dan, „la ten we op alle drie wachten." „Jongen, dat duurt zolang", lachte Moeder. Maar het eind was toch, dat ze eerst vijf, en dan tien minuten wachtten en eindelijk een heel kwar tier om die prachtige klokken te ho ren koekoeken. „Hè, Moeder, koopt U ook eens zo'n klok", vroeg Bert, maar Moeder zei, dat daar niets van komen kon. Het zou wel heel prettig zijn, om zo'n mooie klok te hebben, en toen Moeder een klein meisje was, had haar Moeder ook zo'n klok, maar om die nu maar zo te kopen, neen, hoor, dat ging niet. En nu was een weck geleden Moe der jarig geweest, en toen had Vader voor een heel grote verrassing ge zorgd. Toen ze 's morgens beneden kwamen, had er er in de gang zo'n koekoeksklok gehangen. Neen, maar, wat was Moeder in haar schik geweest. De kinderen stonden er maar telkens naar te kijken, hoe de koekoek uit hét deurtje kwam, en ijve rig stond te buigen: „Koekoek! Koe koek!" Net een echte vogel. Bertje kreeg er maar niet genoeg van en hij probeerde altijd in het kastje te kijken, waar die vogel woonde. Want die domme, kleine Bert kon maar niet begrijpen, dat het geen echte koekoek was. Hy dacht stilletjes, dat het een levend beestje was, dat altijd in het kleine klokkenhuisje woonde. Het was zo'n aardig vogelkooitje, en het was ook leuk voor de koekoek, om zo telkens het deurtje open en dicht te doen, en te roepen, hoe laat het was. Maar één ding was er, waar Bertje een beetje ongerust over was. Die koe koek kreeg nooit eten! Bertje mocht elke morgen Moeder helpen met het afruimen van de ont bijttafel, en dan strooide hij trouw de kruimels voor de mussen. Maar altijd dacht hij dan, dat het toch niet aar dig van hem was, om de koekoek he lemaal niets te geven. De mussen woon den in de tuin, maar de koekoek was in huis, die mocht dan toch ook wel wat hebben. Bertje zei er nooit iets van, want hij was bang, dat de zusjes om hem zou den lachen. Dat deden ze wel eens meer. Dan zeiden zc: „Hè, wat ben jij kinderachtig, sliep uit", en Bertje wou natuurlijk niet kinderachtig zijn. DE MUZIEK DER TELEGRAAF Het zingen van telegraafdraden is een verschijnsel, dat nog niet voldoen de is verklaard. Het wordt niet ver oorzaakt door de wind, want het wordt ook zelfs tijdens volmaakte windstilte gehoord. Men heeft het vermoeden geuit, dat temperatuurs veranderingen, die de draden lichter of losser maken, wellicht het geluid veroorzaken. Eens op een morgen toen Bertje erg lang over zijn boterham zat tc treu zelen, bedacht hij iets heel moois. Moe der had de tafel al leeggeruimd, en al leen Bert's bordje had ze laten staan. Hij zat alleen aan tafel, om na te eten, en Moeder waste de kopjes in de keu ken. Bertje keek eens naar de deur, en toen stond hij heel voorzichtig op van zijn stoel. Het laatste reepje van zijn boterham nam hij mee, en zo sloop hij heel zachtjes de gang in. De keuken deur was gelukkig dicht, zodat Moeder niet zien kon, wat hij deed. Zachtjes, heel zachtjes, sleepte Bertje zijn stoeltje naar de gang. Op dat stoeltje zette hij een stoof, en daarop een voetenbankje. Nu was het nog een hele toer, om bovenop die hoge toren te klimmen, met het stukje brood in zijn handje. Toch lukte het. Bovenop de stoel en de stoof en het voetenbankje stond Bertje en wiebelde griezelig heen en weer. Hij wou niet bang zijn, want nu kon hij met zijn hand precies bij het deurtje komen, en dat zou hij dan opendoen, en dan vlug het reepje brood naar bin nen schuiven. Héél vlug! O, o, als Bertje nu maar goed op de klok had kunnen kijken. Dan zou hij gezien hebben, dat het op slag van ne genen was, en dat dus dadelijk de koe koek uit het deurtje komen zou. Maar Bert zag niets. Hij dacht alleen maar aan zijn mooie plannetje, en hij stak zijn hand al naar het deurtje uit... „Koekoek", riep het ineens in zijn oren. „Koekoek! Koekoek! Koekoek!" Het deurtje was opengeflapt, wat klonk het geluid nu hard en dichtbij! O, foei, Bertje schrok er vreselijk van Hij stapte opzij, hij struikelde, en rom- berdebom, daar vielen de stoel en de stoof en het voetenbankje alle drie naar beneden en Bertje tuimelde op de gang vloer en stootte verschrikkelijk zijn neus. En boven zijn hoofd leek het wel, of de vogel hem stond uit te lachen: „Koekoek! Koekoek! Domme Bertje, koekoek!" Gelukkig, daar kwam Moeder. Ze was juist klaar met kopjeswassen en droogde maar gauw haar handen af aan haar schort. Ze raapte Bertje op en troostte hem, en zoende de pijn af. Moeder was eigenlijk wel een beetje boos, dat Bertje op zo'n toren was ge klommen, om aan de klok te kunnen komen. Maar toen ze hoorde, wat hij had willen doen, en het stukje brood zag, dat hij de koekoek had willen ge ven, toen lachte ze, en zei: „Kleine dom oor. Die koekoek is toch geen echte vogel. Die hoeft geen brood te eten. Poppen eten \och immers ook niet echt!" Toen schaamde Bertje zich een beet je en zei heel zachtjes: „Aan niemand zeggen, moeder!" „Neen, hoor", zei moeder. „Het blijft een geheimpje tussen jou en mij. En het stukje brood zullen we fijn aan de mussen voeren. Want die hebben wél echt honger, dat zul je maar eens zien!" Nu, dat was ook zo. Toen Bertje het brood fijn kruimelde, kwamen zc van alle kanten aangevlogen. En toen vond Bertje het toch eigenlijk wel prettig, dat de koekoek geen echte vogel was. Want de mussen vlogen dadelijk weer weg, als ze gegeten hadden, maar de koekoek bleef bij hem, om trouw de uren af te roepen. E. S. Ja, dat is Roodkapje en de wolf. Is dat geen mooi kleurplaatje? Ik ben erg nieuwsgierig wat jullie er van zullen maken Herder met zgn schapen in wintertijd het groot onze BRievenBus Af'n beste nichten De rebus van vo rige week blijkt voor vele jongens en meisjes moeilijk te zijn geweest. Dat stond tenminste in heel wat briefjes te lezen. Maar 't moet ook niet altijd even gemakkelijk zijn. Juist als we ons een beetje moeten in spannen, hebben we zoveel te meer vol doening als de op lossing gevonden is. Gelukkig laten jullie je niet zo gauw af schrikken. Dat bleek uit aantal goede oplossingen de rebus mocht ontvangen. De oplossing luidt aldus: Wie meent anderen te mogen striemen, spare zijn eigen rug niet". De prijzen werden toegekend aan: Pieter Lokker, Jopie Verboon, Otto van der Heide en Gerrie Hagen. Ik lees zo juist in de krant, dat de weersverwachting tot Donderdag avond lichte vorst is. Dat zal vele nichten en neven goed doen Velen hebben a! schaatsen gereden en von den 't erg jammer dat de dooi inviel. Nu kunnen ze hun hart weer ophalen. Tenminste als 't voorlopig blijft vrie zen. In elk geval moet ik jullie aan raden op het ijs erg voorzichtig te zijn. En nooit daar te gaan rijden waar vader of moeder 't niet hebben tui!. Willen we dat voor afgesproken hou den? Ja dan gaan we nu de brieven bus openen. Ik kreeg een aardige tekening van een wintergezicht met op de voorgrond een dikke boom. De af zender vergat echter zijn (baar) naam er bij te schrijven. De ..Grote onbe kende' mijn dank. Dat was een \nooi plaatje. Willy Kaper, dat je me onlangs toezond. Ik zou best zo'n Ba taks zitmatje willen hebben. Je te keningetje heb ik goed bekeken, Sija Stoffer. Dat is knap gedaan. Hoe oud ben jij? Corrie Bos heeft een waak hond. die Trixe heet. Maar 's nachts waakt hij niet. Dat moet je hem dan maar leren, want dan pas is 't een echte waakhond. Je tekeningetje vond ik heel aardig, Janir v. d. Ende De groeten aan je zusje Netta. Jo pie van Nieuwkoop schreef me dat ze bezig is een jongensbroekje te maken. Ja ik krijg al heel knappe nichten. Zo gauw we over die briefwisseling met Zuid-Afrika meer weten zullen we 't op de jeugdpagina meedelen. Ali Dekker. De oplossing kwam inderdaad te laat, Ria Klandrrmans. maar je briefje heb ik natuurlijk toch gelezen. Jij hebt wel een mooi boek gekregen, Annie Verhagen en de boekjes van je zusjes mag je natuurlijk ook lezen, 't Is al tijd fijn als je veel lectuur hebt. Anneke en Ruth Vos, bedankt voor je briefje. En de groeten aan je vader, moeder, tantes, ooms, opaë en oma. Neen. Betty Tas, die foto heb ik niet en kan zc dus ook niet in de krant zetten Dat is fijn als je zo'n tante hebt, Gerrie Hagen. Ja, 't valt niet mee een brief zonder fouten te schrij ven. Dat was een spannend verhaal, Bcppie Buitelaar. En gelukkig dat alles zo goed afliep. Josca van Spon sen. je vergat in je briefje je adres te vermelden. En op de achterzijde van de enveloppe stond het ook niet. Daar moet je in't vervolg om denken hoor Je mag me best met potlood schrijven, Gusta Bakker, maar met inkt is 't wel veel netter en duidelij ker. Hans Marges stuurde me een mooie tekening. Wat een rook komt er uit die schoorsteen zeg! 't Was ze ker erg koud. Waar staat die Martini toren? Zo, Ineke Beishuizen, leest je tante in Canada het Zondagsblad ook? Dat is aardig, 'k Ben blij dat jc 't plan hebt me weer geregeld te schrijven. Bij Neily Friekje hebben ze schoolra dio gekregen. Ze heeft me beloofd nog wel eens te schrijven of de kinderen 't leuk vinden Als je dit leest. Jaap van SchravendIJk, heb je 't boek ze ker wel ontvangen. Ik hoop dat je 't mooi zult vinden. Jan Bakker, we moeten allemaal het goede voorbeeld van dat kaboutertje maar volgen. Als 't winter is hebben de vogels hulp no dig. In 't voorjaar zullen ze ons met een extra liedje belonen. Tineke Driessen heeft in de Kerstvacantie een paar da"en in Rotterdam gelogeerd, "t Is altijd leuk een poosje in ee n andere plaats te mogen zijn. Je rijmpje vond ik aardig, Ria Kats. Ga zo voort; misschien neem ik nog wel eens een stukje over op onze jeugdpagina. Zo, Saartje dc Heus, stond je naam verkeerd in de brievenbus? Dat is al tijd vervelend. Maar nu is 't toch ze ker goed? Dat ongeluk is dus goed afgelopen, Rietje van Brugcl De schrik had je zeker flink te pakken? Met autoK moeten we altijd voorzichtig zijn. Als nieuwelingen hebben zich aange meld: Trudie Woudenberg. Ria v.d. Le- ly, Jenny van Leeuwen. Hans Marge6, Ina en Joop Lagraauw. Ik hoop van jul lie geregeld oplossingen te ontvaDgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 6