onze jeuqó-p&qin&f
2
Kort verhaal van A. J. den Ouden
WAT kunnen de mensen eigenwijs
en geringschattend neerzien op de
Ge moet ze in het voorjaar eens ho
ren, als de mussen in het koesteren
de zonnetje de dakgoot in beslag nemen
met hun luidruchtige en vrijpostige
vrijages. Of in het najaar, wanneer de
ooievaars, de zwaluwen en andere trek
vogels instinctmatig de benen nemen
voor de in aantocht zijnde winter; wan
neer de spreeuwen in grote zwermen
neerstrijken in de rietgorzen tot grote
ergernis van deszelfs eigenaars.
We schudden dan meewarig ons hoofd,
t Zit nu eenmaal in de lucht en we
zijn er aan gewend geraakt. Zozeer
zelfs, dat we ons niet eens meer afvra
gen hoe het mogelijk is dat de massa,
zonder enig begrip voor organisatie,
op een bepaald tijdstip toch door de
zelfde bevlieging bevangen wordt.
Hebben wij mensen soms ook geen
onverklaarbare gewoonten of neigingen
die, zonder dat van enig overleg sprake
is. een gehele streek, een geheel volk
kunnen aantasten?
Denk maar eens aan de schoonmaak
tijd, waarin de vrouwen door een drift
zijn bezield welke de mannen bevreesd
en wanhopig maakt.
En wanneer een nieuw jaar zijn in
trede heeft gedaan, gaat er een nieuwe
schok door ons heen. Op de etalage
ruiten en in de kranten komt plots dat
magische woord opduiken dat ogen
doet glinsteren en harten in vervoering
brengt. Het woord dat vrouwen actief
maakt en mannen wanhopig; Uitver-
Enfin, we kennen dat allemaal wel.
Zo wandelde ik op een Zaterdagmid
dag. midden in de uitverkoopperiode,
huiswaarts.
Hoewel het nog vroeg in de middag
was. verdrongen de op koopjes belus
te vrouwen zich reeds voor de piopvolle
en overdadig beschilderde etalages.
Het grote aantal kijksters was een
zeker bewijs dat hier toch wel iets bij
zonders aangeboden werd.
Mijn nieuwsgierigheid deed me een
stapje verder gaan en even later was
ik ongemerkt opgenomen in het groep
je dringende dames. Zonder dat ik er
moeite voor behoefde te doen kwam ik
vlak voor de etalageruit terecht, waar
bij m'n grootste zorg was hoe ik m'n
tas ongeschonden meekreeg tussen die
wringende lichamen.
Toen zag ik het met eigen ogen! En
op dat moment kreeg mijn geringschat
tend oordeel over die koopjesjagende
massa een geduchte knak.
Dat waren spotkoopjes! Daar viel niet
aan te twijfelen. Op de prijskaartjes
stonden de oude en de nieuwe prijzen
als onloochenbare contrasten tegeno
ver elkaar.
Een blouse van f. 8.- voor f. 5,99. He-
renpantalonsf. 14.- nu voor f.9,-. Over
hemden van f. 7,50 voor f. 4,99..
Nee maar! Pas had mijn vrouw er
twee gekocht. Als ze gewacht had wa
ren wij nu twee knaken rijker geweest.
Ik werd weer verder gevoerd langs
felgekleurde opschriften en diverse arti
kelen met lokkende prijskaartjes. En
even later was ik binnen
Binnen was het ook behoorlijk druk,
doch daar het een grote zaak was kon
ik mij daar althans voortbewegen in
een zelfgekozen richting.
Doelbewust ging ik op zoek naar dc
afdeling overhemden.
Niet om te kopen. Neen, ik wilde mij
er alleen van overtuigen dat ze werke
lijk voor zo'n fantastisch lage prijs te
koop waren en het niet maar alleen
een blikvanger in dc etalage was ge
weest. Ik wilde ze rustig van nabij be
kijken en met eigen handen de stof
betasten; dan pas zou ik ten volle over
tuigd zijn.
In de lingericafdeling kwam mijn me
delijden met de op koopjes jagende vrou
wen weer boven Dozijnen vrouwen
handen woelden door de stoffen op cte
toonbanken en haalden deze door elkaar
tot een onontwarbaar kluwen van witte,
blauwe en rose lappen. Zwoegende ver
koopsters draafden van het ene eind
naar het andere, opgejaagd door een
schare onvermoeide en onvermurwbare
kooplustigen.
Na long zoeken kwam ik waar ik
moest zijn. Althans blijkens het deco
ratieve opschrift dat de afdeling aan
duidde. want van het artikel in kwestie
was niets te zien vanwege het publiek.
Daar waren ook mannen bij. merkte
ik op. Dat gaf tenminste enige opluch-
Vlak voor mij stond een heer, die
met kennelijk ongeduld de loop der ge
beurtenissen afwachtte.
Onder zijn beide armen klemde hij
krampachtig een paar behoorlijke pak
ken en aan zijn kromgetrokken vin
gers bungelden kleinere, welke hij af
en toe op de grond liet zakken om dan
met gestrekte arm een in bontman
tel gehulde schouder aan te stoten,
waarop de vrouw in kwestie even het
hoofd wendde en na een knikje weer
halsstarrig haar aandacht wijdde aan
de voor mij onzichtbare artikelen.
Hij zuchtte hoorbaar en in mijn hart
welde een gevoel van deernis op met
deze gekwelde man. Mij intens inle
vend in zijn toestand, overdacht ik hoe
hij zuchtend en sputterend zou zijn ge
zwicht voor de wens van zijn ega en
zij'n vrije Zaterdagmiddag, zijn gemak
kelijke stoel of zijn liefhebberijen had
opgeofferd om haar te volgen op dit
moeilijke pad langs etalages cn door
winkels en warenhuizen. Ik zag hem al
thuiskomen met gevoelloze vingers en
pijnlijke armspieren. Zelfs dan zou hem
de welverdiende rust nog niet gegund
worden.
Zodra hij zich met een veelzeggende
zucht in een stoel had laten zakken,
hemd en niet rusten alvorens hij het
gepast en van zijn voldaanheid over
deszelfs kwaliteit en bijzonder lage
prijs blijk gegeven had.
Ik kende dat uit ervaring en met een
behaaglijk gevoel in mij vergeleek ik
mijn ongedwongen aanwezigheid daar
met de dwangpositie van de zwaarbe
laste man tegenover me.
Wie of wat zou mij verhinderen om
met een souvercin gebaar van misha
gen deze gonzende ruimte te veria-
Dat ik nu hier bleef staan was mijn
eigen vrije wil en ik dacht er niet aan
hier nog langer te blijven wanneer
mijn ogen en handen zich van de wer
kelijkheid hadden overtuigd.
Opeens begon de dame in bontman
tel zich achterwaarts te bewegen en
daar zij, vanwege haar omvang, hier
voor een behoorlijke ruimte nodig had,
maakte ik van de ontstane deining ge
bruik om op te schuiven in de richting
van de toonbank
Doch even voordat ik mijn doel had
bereikt sloot dc rij voor mij zich weer
stevig aaneen. Omziende constateeiue
ik dat dit ook achter mij het geval
was, zodat ik letterlijk ingesloten werd.
Maar ongetwijfeld zou zich wel spoe
dig een gelegenheid voordoen om ook
de laatste barrière te doorbreken en
dus wachtte ik gelaten af.
Qeen ontvluchting
u heeft zeker ook wel eens iemand
horen zeggen „Ik wenstedat ik
vleugels had." Misschien hebben we
allen wel eens die wens gekoesterd als
we op een itervelende plaats vertoef'
clen of in een onprettige situatie ver
keerden. We wilden dan liefst zo snel
mogelijk naar een beter, een aange
namer plekje.
In de H. Schrift wordt over een
man gesproken, die deze zelfde wens
koesterde. Hel was een goed mens,
een man Gods, maar hij was in grote
moeilijkheden geraakt en daarom
zeide hij op zekere dag: „O, had ik
vleugelen als een duif... ik zou mij
haastig een wijkplaats zoeken tegen
de rukwind, tegen de storm."
Het was David, die zo sprak en we
vinden zijn woord opgetekend in
Ps. 55. De arme man maakte juist een
bittere ervaring door. Absalom, zijn
geliefde zoon, was opstandig jegens
hem geworden en met militaire macht
stond hij zijn vader naar het leven en
begeerde diens koningstroon. David
was slechts omgeven door weinige
vrienden, die bovendien meer hulp
van hèin verwachtten, dan zij aan
David gaven.
Het was een donkere dag in Davids
leven en het is begrijpelijk, dat de
vervolgde koning weemoedig gestemd
was en uitriep: „O, had ik vleugelen."
Hij tuist precieswat voor vleugelen
Inmiddels was mijn positie allesbe
halve benijdenswaardig geworden.
Achter mij probeerden anderen hun
schade in te halen, terwijl voor mij
twee geslaagde dames een poging de
den om de kassa te bereiken.
Deze beide tegengestelde bewegingen
in verband gebracht met het feit dat
ik de onbetwiste eigenaar ben van een
paar venijnige eksterogen, zullen u
waarschijnlijk enige indruk geven van
de pijnlijke situatie waarin ik mij be-
Op dat ogenblik speet het mij op
recht dat ik aan mijn nieuwsgierigheid
de vrije teugel had gelaten en even
overwoog ik mijn kansen op een eer
volle aftocht.
Doch een blik achterom deed me
daarvan afzien.
Ik had geen keus meer en derhalve
wijdde ik al mijn aandacht aan de man
voor mij. Hij werd juist door een ver
koopster geholpen en zou aanstonds
wel plaats maken.
Inderdaad deed hij dat, doch niet
voor mij en zo duurde het nog gerui
me tijd voor ik oog in oog met dc win
keljuffrouw stond.
Daar lagen dan dc overhemden in
diverse tinten cn streepjes en de prijs
was inderdaad dezelfde als in de eta
lage.
Op dat ogenblik flitste het door mij
heen hoe belachelijk he' was om al
leen voor de aanblik zoveel te moeten
doormaken.
Wat moest dat meisje daar voor mij
wel denken wanneer ik zonder iets te
kopen die moeizame we» terug onder
nam? En.hoeveel mensen verlang
den er naar op mijn olaats te staan
en te kopen wat ik versmaadde? Ten
slotte was een overhemd te veel nog
geen weggegooid geld en wanneer liep
je weer tegen zo'n koopje aan?
Dc verkoopster had zich reeds tot een
ander gewend. Zij vond het blijkbaar
beneden haar waardigheid een tweede
keer te vragen wat ik wenste. Boven
dien stonden tegenover één weifelaar,
zo'n weifelaar als ik, tien. twintig an
deren te popelen van kooplust.
Gedwee wachtte ik op een volgend
contact. Dat kwam spoediger dan ik
verwachtte tot stand, dank zij de goed
hartige verkoopster, die met een be
grijpend lachje zich eensklaps weer tot
mij wendde.
„En, wat wenst mijnheer?"
„Eh ik .zou graag een overhemd
van u willen hebben, juffrouw."
van moeilijkheden
hij wenste: „O, had ik vleugelen als
een duif" nl waren het dan geen
vleugelen als een engel, waarmede hij
kon opstijgen naar de hemel, als hij
dan maar kon wegzweven als een duif:
snel, geruisloos en onopgemerkt. H\j
wilde weg van deze plaats des gevaars
de plek waar zijn hart brak over
het leed dat zijn geliefd maar weer
spannig kind hem aandeed.
We hebben allen wel eens in een
situatie verkeerd, waar we ons de
vleugelen van een duif hebben ge
wenst. Maar weet u wel, dat wanneer
innerlijke onrust en hartebloed ons
kwelt, dat dan geen vlucht naar een
ander plekje veel helpt? U herinnert
zich wel, dat de duif, die Noach uit
liet, weer naar de ark terugkeerde,
omdat ze geen rustpunt vond, de
watervloed was nog te hoog. Maar de
vloed van onze noden en zorgen kan
nimmer zo hoog z{jn of bij Jezus vindt
ons vermoeide en ontruste hart een
steunpunt. De Heiland zegt tot allen,
die zich vleugelen wensen om hun
leed en zorgen te ontvlieden: omt
herwaarts tot Mij, allen die vermoeid
en belast zijt en Ik zal u rust geven."
Wanneer er ooit iemand tn deze
wereld geleefd heeft die zich met
recht vleugelen had kunnen wensen,
dan was het Jezus. Hij, de Zondeloze,
leefde temidden van de zonde, in een
atmosfeerdie zo zeer verschilde van
Bedrijvig gingen haar handen door de
stapeltjes voor haar en stalden ze ge
dienstig voor me uit.
„Kijk eens mijnheer, dit streepje kost
vier-negenennegentig en dit effen brui
ne vijf-zestig. Dat staat keurig, hoor!"
Ze zei nog meer doch de rest van
haar woorden drong niet meer tot
mij door, want de verantwoordelijkheid
voor de te nemen beslissing overwel
digde mij een ogenblik.
Maar begrijpend dat ik nu snel beslis
sen moest en mijn waardigheid het
niet toeliet dat ik mijn gebrekkige ken
nis van deze materie liet blijken, keur
de ik de stof tussen duim en wijs
vinger cn zei toen resoluut:
„Geeft u er maar twee van dit streep
je juffrouw."
„Alstublieft mijnheer. Welke maat
moet het zijn?"
Even krabde ik achter mijn oor.
Daar had ik niet aan gedacht. Zou ik
mijn boordje afdoen om eventjes te
kijken? Maar dat zou misschien wel
opzien baren in deze omgeving. Boven
dien was daar die permanente druk
tegen mijn rug, die het ongeduld van
de mensen achter mij duidelijk ken
baar maakte.
Toen schoot mij eensklaps een getal
te binnen. Het was een vluchtige her
innering aan het passen van de vori
ge, die mijn vrouw had gekocht.
„Veertien en een half, juffrouw!"
't Klonk bijna als een triomfkreet en
ik zag de juffrouw minzaam glim
lachen.
Even later deed ik, met het bonnetje
stijf in de hand geklemd, een heldhaf
tige poging om uit de nauwe omsinge
ling te ontsnappen. Langs vele omwe
gen. als een bootje tussen het drijfijs,
belandde ik tenslotte bij de kassa, waar
wel niet zó'n gedrang heerste, doch
waar het toch ook wel enige tijd duur
de alvorens ik mijn geld kwijt was en
de Ingepakte overhemden in ontvangst
had genomen.
„Pfff!" Met een zucht van verlichting
zocht ik naar de uitgang en buiten ge
komen keek ik op mijn horloge.
Wat was het laat geworden! Mn
vrouw zou vast niet weten waar ik
bleef. Met grote stappen haastte ik me
huiswaarts, na het pakje in mijn las
geperst te hebben.
Het was per slot van rekening toch
geen vergeefse moeite geweest. En al
had ik dan pas een paar nieuwe, deze
waren onbetwist zo goedkoop, dat
ik die kans immers niet kon laten voor
bijgaan.
Al bij voorbaat genoot ik van het
verbaasde gezicht van mijn vrouw,
wanneer zij het overtuigend bewijs van
mijn geslaagde actie zou aanschouwen.
Doch het pakte anders uit dar. ik ge
dacht had.
„Trek Je jas eens even uit man, en
pas eerst eens!"
Met deze woorden, aan welke dwin
gende kracht geen man kan ontkomen,
ontving ze mij zodra ik de kamer bin
nentrad. In haar opgeheven handen
toonde zij aan mijn verbaasde blikken.,
een overhemd!
„Kijk eens. zo heb ik er vanmiddag
twee voor je gekocht. Je hebt pas wel
een paar nieuwe gehad, maar ze zijn
twee-vijfenzestig goedkoper nu, met de
uitverkoop."
„Heb je., heb je.." stamelde ik, op
een stoel neervallend.
Ze keek me vreemd aan, want ze
was geen critiek mijnerzijds op haar
huishoudelijke aankopen gewend.
Doch toen ik, zwijgend, haar m'n
koopje toonde, begreep ze alles.
Daarna bekeek zij met echt vrouwe
lijke belangstelling mijn aanwinst nauw
keurig en concludeerde ten eerste dat
het door mij uitgekozen streepje uit
de mode was. tweedens dat ze vijftien
cent meer kostten dan de hare en ten
slotte, en dat was dc genadeslag, dat
ze twee maten te klein waren.
Laat ik maat vijftien en een half no
dig hebben!
de plaats, die Hij om onzentwille had
verlaten. Maar Jezus is de moeilijk
heden niet ontvlucht. Hij had kunnen
terugkeren naar het huis Zijns Vaders
maar Hij heeft dat niet gedaan. Hij
zeide tot Petrus: „De drinkbeker, die
de Vader Mij gegeven heeft, zal Ik
dien niet drinken?" Hij heeft ze ge
dronken tot het bittere einde. Jezus
heeft geen half werk gedaan en is niet
voortijdig weggegaan. Neen. Hij heeft
voor ons geleden om ons tot God te
brengen. Hij stierf, opdat wij zouden
leven.
In Zijn hogepriesterlijk gebed heeft
Jezus voor Zijn volgelingen tot de
Vader gebeden. Hij vroeg geen vleu
gels voor hen, opdat ze deze wereld
met haar leed en strijd spoedig
mochten ontvluchten. Integendeel, Hij
zeide: „Ik bid niet, dat Gij hen uit de
wereld wegneemt, maar dat Gij hen
bewaart van den boze."
Waarom heeft Jezus dit gezegd?
Wel, omdat naar Zijn woorden in de
bergrede, de gelovigen het zouten
„het licht" der aarde zijn. God heeft
hier op aarde voor iedere gelovige
een grootse taak te vervullen. De
wereld van heden heeft Christus drin
gend nodig en God wil, dat Zijn kin
deren door hun woorden en daden, de
Zaligmaker aan de wereld openbaren.
Laat ons daarom niet verlangen
naar vleugels als onze levenstaak soms
wat moeilijk en zwaar wordt, maar
laat ons bidden om genade cn kracht
om onze lasten te kunnen dragen en
anderen op de levensweg bij te staan
door hen te wijzen op „het Lam Gods
dat de zonden der wereld wegneemt."
Zwoegende verkoopsters te midden van onvermoeide en onvermurwbare
kooplustigen.
I U_i O
<^Bertje en de koekoekókiok
DAT was toch wel een van de pret
tigste dingen, die kleine Bert be
denken kon: om met Moeder mee te
gaan boodschappen doen in de stad.
Het gebeurde niet zo heel dikwijls,
want Moeder deed het niet vaak, en
Bert en zijn zusjes mochten om de
beurt mee. Alle drie dc kinderen wa
ren even blij, als hun beurt kwam, en
ze, keurig aangekleed, met Moeder in
de bus stapten, om naar dc binnenstad
te rijden.
Een beetje vervelend was het soms
óók wel, als Moeder zo lang voor de
winkelramen bleef staan, waar allerlei
lappen flanel en katoen uitgestald la
gen. Maar al te erg was dat toch niet,
want ze wisten heel goed, dat ze, als ze
maar wat geduld hadden, straks naar
het grote warenhuis zouden gaan. Dan
gingen ze naar boven, fijn, met de lift,
óf anders met de roltrap.
Op de speelgoed-afdeling keek Bert
dan altijd graag naar de prachtige
treinen, die daar rond reden, en naar de
auto's in allerlei soorten, die er te zien
waren. Als Bert je daar een hele poos
gekeken had, dan wist Moeder wel, dat
nu de vraag zou komen: „Hè, Moe
der, gaan we nu naar de klokken?"
Moeder en Bert gingen dan samen
naar die afdeling van het warenhuis,
waar de klokken verkocht werden. Wat
ëen getiktak was het daar. De klokken
liepen allemaal, maar geen van alle
wezen ze de juiste tijd aan. En het
rytje, waar Bert altijd stil wou staan,
dat was een rijtje koekoeksklokken!
En dan maar kijken. Bertje kon ook
•1 een beetje op de klok kijken, maar
nog niet zo goed, als Moeder. Moeder
wist het precies. Deze klok slaat over
vjjf minuten, die over tien. die over een
kwartier!
„Toe, Moeder", vleide Bert dan, „la
ten we op alle drie wachten."
„Jongen, dat duurt zolang", lachte
Moeder. Maar het eind was toch, dat
ze eerst vijf, en dan tien minuten
wachtten en eindelijk een heel kwar
tier om die prachtige klokken te ho
ren koekoeken.
„Hè, Moeder, koopt U ook eens zo'n
klok", vroeg Bert, maar Moeder zei,
dat daar niets van komen kon. Het zou
wel heel prettig zijn, om zo'n mooie
klok te hebben, en toen Moeder een
klein meisje was, had haar Moeder ook
zo'n klok, maar om die nu maar zo te
kopen, neen, hoor, dat ging niet.
En nu was een weck geleden Moe
der jarig geweest, en toen had Vader
voor een heel grote verrassing ge
zorgd. Toen ze 's morgens beneden
kwamen, had er er in de gang zo'n
koekoeksklok gehangen.
Neen, maar, wat was Moeder in haar
schik geweest. De kinderen stonden er
maar telkens naar te kijken, hoe de
koekoek uit hét deurtje kwam, en ijve
rig stond te buigen: „Koekoek! Koe
koek!" Net een echte vogel.
Bertje kreeg er maar niet genoeg van
en hij probeerde altijd in het kastje te
kijken, waar die vogel woonde. Want
die domme, kleine Bert kon maar niet
begrijpen, dat het geen echte koekoek
was. Hy dacht stilletjes, dat het een
levend beestje was, dat altijd in het
kleine klokkenhuisje woonde.
Het was zo'n aardig vogelkooitje, en
het was ook leuk voor de koekoek, om
zo telkens het deurtje open en dicht
te doen, en te roepen, hoe laat het
was.
Maar één ding was er, waar Bertje
een beetje ongerust over was. Die koe
koek kreeg nooit eten!
Bertje mocht elke morgen Moeder
helpen met het afruimen van de ont
bijttafel, en dan strooide hij trouw de
kruimels voor de mussen. Maar altijd
dacht hij dan, dat het toch niet aar
dig van hem was, om de koekoek he
lemaal niets te geven. De mussen woon
den in de tuin, maar de koekoek was
in huis, die mocht dan toch ook wel
wat hebben.
Bertje zei er nooit iets van, want hij
was bang, dat de zusjes om hem zou
den lachen. Dat deden ze wel eens
meer. Dan zeiden zc: „Hè, wat ben jij
kinderachtig, sliep uit", en Bertje wou
natuurlijk niet kinderachtig zijn.
DE MUZIEK DER TELEGRAAF
Het zingen van telegraafdraden is
een verschijnsel, dat nog niet voldoen
de is verklaard. Het wordt niet ver
oorzaakt door de wind, want het
wordt ook zelfs tijdens volmaakte
windstilte gehoord. Men heeft het
vermoeden geuit, dat temperatuurs
veranderingen, die de draden lichter
of losser maken, wellicht het geluid
veroorzaken.
Eens op een morgen toen Bertje erg
lang over zijn boterham zat tc treu
zelen, bedacht hij iets heel moois. Moe
der had de tafel al leeggeruimd, en al
leen Bert's bordje had ze laten staan.
Hij zat alleen aan tafel, om na te eten,
en Moeder waste de kopjes in de keu
ken.
Bertje keek eens naar de deur, en
toen stond hij heel voorzichtig op van
zijn stoel. Het laatste reepje van zijn
boterham nam hij mee, en zo sloop hij
heel zachtjes de gang in. De keuken
deur was gelukkig dicht, zodat Moeder
niet zien kon, wat hij deed.
Zachtjes, heel zachtjes, sleepte
Bertje zijn stoeltje naar de gang.
Op dat stoeltje zette hij een
stoof, en daarop een voetenbankje.
Nu was het nog een hele toer, om
bovenop die hoge toren te klimmen,
met het stukje brood in zijn handje.
Toch lukte het. Bovenop de stoel en de
stoof en het voetenbankje stond Bertje
en wiebelde griezelig heen en weer. Hij
wou niet bang zijn, want nu kon hij
met zijn hand precies bij het deurtje
komen, en dat zou hij dan opendoen,
en dan vlug het reepje brood naar bin
nen schuiven. Héél vlug!
O, o, als Bertje nu maar goed op de
klok had kunnen kijken. Dan zou hij
gezien hebben, dat het op slag van ne
genen was, en dat dus dadelijk de koe
koek uit het deurtje komen zou. Maar
Bert zag niets. Hij dacht alleen maar
aan zijn mooie plannetje, en hij stak
zijn hand al naar het deurtje uit...
„Koekoek", riep het ineens in zijn
oren. „Koekoek! Koekoek! Koekoek!"
Het deurtje was opengeflapt, wat
klonk het geluid nu hard en dichtbij!
O, foei, Bertje schrok er vreselijk van
Hij stapte opzij, hij struikelde, en rom-
berdebom, daar vielen de stoel en de
stoof en het voetenbankje alle drie naar
beneden en Bertje tuimelde op de gang
vloer en stootte verschrikkelijk zijn
neus. En boven zijn hoofd leek het
wel, of de vogel hem stond uit te
lachen: „Koekoek! Koekoek! Domme
Bertje, koekoek!"
Gelukkig, daar kwam Moeder. Ze
was juist klaar met kopjeswassen en
droogde maar gauw haar handen af
aan haar schort. Ze raapte Bertje op
en troostte hem, en zoende de pijn af.
Moeder was eigenlijk wel een beetje
boos, dat Bertje op zo'n toren was ge
klommen, om aan de klok te kunnen
komen. Maar toen ze hoorde, wat hij
had willen doen, en het stukje brood
zag, dat hij de koekoek had willen ge
ven, toen lachte ze, en zei: „Kleine dom
oor. Die koekoek is toch geen echte
vogel. Die hoeft geen brood te eten.
Poppen eten \och immers ook niet
echt!"
Toen schaamde Bertje zich een beet
je en zei heel zachtjes: „Aan niemand
zeggen, moeder!"
„Neen, hoor", zei moeder. „Het blijft
een geheimpje tussen jou en mij. En
het stukje brood zullen we fijn aan de
mussen voeren. Want die hebben wél
echt honger, dat zul je maar eens zien!"
Nu, dat was ook zo. Toen Bertje het
brood fijn kruimelde, kwamen zc van
alle kanten aangevlogen. En toen vond
Bertje het toch eigenlijk wel prettig,
dat de koekoek geen echte vogel was.
Want de mussen vlogen dadelijk weer
weg, als ze gegeten hadden, maar de
koekoek bleef bij hem, om trouw de
uren af te roepen.
E. S.
Ja, dat is Roodkapje en de wolf.
Is dat geen mooi kleurplaatje? Ik
ben erg nieuwsgierig wat jullie er
van zullen maken
Herder met zgn schapen in wintertijd
het groot
onze BRievenBus
Af'n beste nichten
De rebus van vo
rige week blijkt voor
vele jongens en
meisjes moeilijk te
zijn geweest. Dat
stond tenminste in
heel wat briefjes te
lezen. Maar 't moet
ook niet altijd even
gemakkelijk zijn.
Juist als we ons een
beetje moeten in
spannen, hebben we
zoveel te meer vol
doening als de op
lossing gevonden is.
Gelukkig laten jullie
je niet zo gauw af
schrikken. Dat bleek uit
aantal goede oplossingen
de rebus mocht ontvangen.
De oplossing luidt aldus: Wie meent
anderen te mogen striemen, spare zijn
eigen rug niet".
De prijzen werden toegekend aan:
Pieter Lokker, Jopie Verboon, Otto
van der Heide en Gerrie Hagen.
Ik lees zo juist in de krant, dat de
weersverwachting tot Donderdag
avond lichte vorst is. Dat zal vele
nichten en neven goed doen Velen
hebben a! schaatsen gereden en von
den 't erg jammer dat de dooi inviel.
Nu kunnen ze hun hart weer ophalen.
Tenminste als 't voorlopig blijft vrie
zen. In elk geval moet ik jullie aan
raden op het ijs erg voorzichtig te zijn.
En nooit daar te gaan rijden waar
vader of moeder 't niet hebben tui!.
Willen we dat voor afgesproken hou
den?
Ja dan gaan we nu de brieven
bus openen. Ik kreeg een aardige
tekening van een wintergezicht met op
de voorgrond een dikke boom. De af
zender vergat echter zijn (baar) naam
er bij te schrijven. De ..Grote onbe
kende' mijn dank. Dat was een
\nooi plaatje. Willy Kaper, dat je me
onlangs toezond. Ik zou best zo'n Ba
taks zitmatje willen hebben. Je te
keningetje heb ik goed bekeken, Sija
Stoffer. Dat is knap gedaan. Hoe oud
ben jij? Corrie Bos heeft een waak
hond. die Trixe heet. Maar 's nachts
waakt hij niet. Dat moet je hem dan
maar leren, want dan pas is 't een
echte waakhond. Je tekeningetje
vond ik heel aardig, Janir v. d. Ende
De groeten aan je zusje Netta. Jo
pie van Nieuwkoop schreef me dat ze
bezig is een jongensbroekje te maken.
Ja ik krijg al heel knappe nichten.
Zo gauw we over die briefwisseling met
Zuid-Afrika meer weten zullen we 't
op de jeugdpagina meedelen. Ali Dekker.
De oplossing kwam inderdaad te laat,
Ria Klandrrmans. maar je briefje heb
ik natuurlijk toch gelezen. Jij hebt
wel een mooi boek gekregen, Annie
Verhagen en de boekjes van je zusjes
mag je natuurlijk ook lezen, 't Is al
tijd fijn als je veel lectuur hebt.
Anneke en Ruth Vos, bedankt voor je
briefje. En de groeten aan je vader,
moeder, tantes, ooms, opaë en oma.
Neen. Betty Tas, die foto heb ik niet
en kan zc dus ook niet in de krant
zetten Dat is fijn als je zo'n tante
hebt, Gerrie Hagen. Ja, 't valt niet
mee een brief zonder fouten te schrij
ven. Dat was een spannend verhaal,
Bcppie Buitelaar. En gelukkig dat
alles zo goed afliep. Josca van Spon
sen. je vergat in je briefje je adres
te vermelden. En op de achterzijde
van de enveloppe stond het ook niet.
Daar moet je in't vervolg om denken
hoor Je mag me best met potlood
schrijven, Gusta Bakker, maar met
inkt is 't wel veel netter en duidelij
ker. Hans Marges stuurde me een
mooie tekening. Wat een rook komt
er uit die schoorsteen zeg! 't Was ze
ker erg koud. Waar staat die Martini
toren? Zo, Ineke Beishuizen, leest
je tante in Canada het Zondagsblad ook?
Dat is aardig, 'k Ben blij dat jc 't plan
hebt me weer geregeld te schrijven.
Bij Neily Friekje hebben ze schoolra
dio gekregen. Ze heeft me beloofd nog
wel eens te schrijven of de kinderen
't leuk vinden Als je dit leest. Jaap
van SchravendIJk, heb je 't boek ze
ker wel ontvangen. Ik hoop dat je 't
mooi zult vinden. Jan Bakker, we
moeten allemaal het goede voorbeeld
van dat kaboutertje maar volgen. Als
't winter is hebben de vogels hulp no
dig. In 't voorjaar zullen ze ons met
een extra liedje belonen. Tineke
Driessen heeft in de Kerstvacantie een
paar da"en in Rotterdam gelogeerd,
"t Is altijd leuk een poosje in ee n andere
plaats te mogen zijn. Je rijmpje
vond ik aardig, Ria Kats. Ga zo voort;
misschien neem ik nog wel eens een
stukje over op onze jeugdpagina.
Zo, Saartje dc Heus, stond je naam
verkeerd in de brievenbus? Dat is al
tijd vervelend. Maar nu is 't toch ze
ker goed? Dat ongeluk is dus goed
afgelopen, Rietje van Brugcl De schrik
had je zeker flink te pakken? Met autoK
moeten we altijd voorzichtig zijn.
Als nieuwelingen hebben zich aange
meld: Trudie Woudenberg. Ria v.d. Le-
ly, Jenny van Leeuwen. Hans Marge6,
Ina en Joop Lagraauw. Ik hoop van jul
lie geregeld oplossingen te ontvaDgen.