Dr. H. J. A. M. SCHAEPMAN Vermakelijke avonturen van cle familie van Cmmen 33 „Dan zullen we in het dorp wel hulp vinden!" zei meneer van Emmen. Weet je wat. kom maar achter me op de step staan!" Nou, je begrijpt, dat het halve dorp omrolde van de lach. toen het tweetal door de straten peddelde! 't Was dan ook een meer dan koddig ge zicht. 34 Bij de smid stapte meneer Van Emmen af. „Weet u daar raad op, of moeten we bij de timmerman wezen?' vroeg hij. De smid staarde even pein zend op de vuilnisbak. Toen ging hij de smederij binnen en kwam terug met een zware ijzeren voorhamer. 35. Hij hief de hamer op en.pats!!! Daar lag de vuilnisbak in stukken. „Au, au, au!" riep Kaatje, maar ze was verlost en dat was 't voornaamste. Door al 't stof en de theeblaren, die er aan kleefden, kwam Kaatjes hoofd te voorschijn. 36. Op een Woensdagmiddag, kort na 't vreselijk ongeluk met de vuilnisbak, was Keesje alleen thuis. Hij nam z'n kattepult. slenterde de tuin in. stopte z'n zakken vol kiezelsteentjes en klom langs een laddertje op de schutting. In buurmans tuin stonden perebomen DOOR G. TH. ROTMAN 37 Pang! Het steentje vloog weg. maar de peren bleven roerloos hangen. Buurmans serredeuren stonden wyd open en in de serre stond, op een tafel tje. een bord heerlijke soep met balle tjes. Daar plonste het steentje precies middenin. 38. Maar Keesje had er geen vaag vermoeden van. Hij had allang weer andere boze plannen in z'n hoofd. Bij de schutting, naast het laddertje, lag Hektor rustig z'n middagdutje te doen. Kees haalde een nieuw steentje uit z'n zak mikte weer.... 39. Deze keer was 't raak: Hektor kreeg 't steentje precies op z'n dikke kop. Hij was gelijk helemaal wakker en maakte dat hij weg kwam. In een tweede tractatie van dezelfde soort had hij helemaal geen zin. De hond liep het laddertje finaal ondersteboven en dat zou Keesje nog heel wat narigheid be zorgen. Want 't blijft toch maar altijd waar: het kwaad loont zijn meester. 40. Intussen was buurman naar zijn serre gestapt. Hij had een pracht van 'n "honger en verlangde wat te eten. „Dat ruikt niet slecht", mompelde hij, met welbehagen de heerlijke soepgeu ren opsnuivend. Hij maakte z'n servet vast z'n moeder had hem goede ta felmanieren geleerd «reep z'n lepel 41 „Au. Au!' riep buurman opeens en krak-krak deed z'n holle kies. In plaats van een heerlijk balletje gehakt beet hij op een kiezelsteen en dat is nu niet direct aangenaam Buurman raakte vreselijk uit zijn humeur en keek rond naar iemand op wie hij z'n woede kon 42. Daar viel zijn oog op Keesje, die juist bezig was op z'n zonnebloem te mikken. Nu begreep hij ineens, hoe de vork in de steel zat. ..Dat heeft me die aap van een iongen geleverd!" riep hij ui* en rende met grote stappen op Kees. je af. 43 In zijn angst liet Keesje zich ge woonweg van de schutting vallen. Maar doordat hij even met zijn voet bleef haken, viel hij met zijn hoofd naar be neden. Nu was zijn vader juist bezig ge weest de schutting te teren en had zijn teeremmertje laten staan. Daar viel Keesje precies met z'n hoofd in. 44. Daar stond onze held nu! Zwarte Piet was er niets bij. Z'n oren. z'n mooie pet..! 't Was verschrikkelijk. En boven de schutting verscheen het hoofd van buurman en sprak op bestraffende toon: „Ja, ja. zo komen ondeugende jon gens te pas!" 43 Keesje holde de keuken in en be gon zich sis een razende te wassen. Maar o wee! de zeep kwam in zijn ogen en van pijn wierp hij het stuk zeep weg. De zeep kwam per abuis in de theepot, die netjes schoongemaakt, op het aan recht stond. Zonder z'n gezicht af te spoelen, sprong Keesje van de stoeL 46. Met z'n ogen stijf toegeknepen, holde bij naar de plek. waar hij wist aat de handdoek hing. Gauw-gauw veeg de hij het bijtende teersopje van z'n gezicht, van z'n haar. Maar toen werd Keesje bleek van schrik, want hij had niet de handdoek genomen, maar z'n moeders mooie witte Japon, die vlak daarnaast hing! 47. Wat zat Keesje in de benauwd, heid! Hij vluchtte naar 't uiterste hoek je van de zolder. En toen begon de fluit ketel te piepen. Mevrouw kwam de keuken in en ging thee zetten. Want de notaris, bij wie meneer Van Emmen op kantoor was. zou op visite komen. In de zeep had ze helemaal geen erg. Ze zong vrolijk van tra-la-la. 48. „Ziezo!" dacht zij toen. „nu ga ik me eens netjes voor de visite ver kleden!" Maar och. och. wat 'n schrik, toen zij haar mooie witte japon in 't oog kreeg. Het goeie mens stond gewoonweg stokstijf van ontzetting en staarde met wijd opengespalkte ogen nanr het be smeurde en verfrommelde kledingstuk. Toen werd er gebeld. Wekelijkse bijlage Zaterdag 17 Jan. 1953 Vijilig jaat geleden overleed de R.K. staatsman Zijn levensdevies: Ik geloof, ik strijd „Een christen-man gaat niet in een wapenrusting van kraakporselein Door Prof. Mr. P. A. DIEPENHORST OUDEREN herinneren zich nog de ontroering, vijftig jaar geleden gewekt door het bericht dat op 21 Januari 1903 in zijn geliefd Rome gestorven was op betrekkelijk jeug dige leeftijd dr H. J. A. M. Schaep- man. Aan die ontroering gaf dr A. Kuyper uiting door na zijn overlijden naar Rome te seinen het bekende telegram, bevattend de aanvangsre gelen van het oude kerklied Stabat mater, luidende Quis non jleret? Wie zou niet wenen? Herhaaldelijk gaf dr Kuyper blijk van zijn meeleven in het lijden dat de grote rooms-katholieke staatsman in Rome had getroffen. Toen aan vankelijk berichten van ingetreden be terschap binnenkwamen en ook dr Schaepman op herstel hoopte, schreef deze aan Kuyper: dat hij God dank baar was met vernieuwde kracht het leven te mogen ingaan. „Mors pie accepta vitam renovat", „de vrome- aanvaarding van den dood vernieuwt het leven", voegde hij daaraan ter verklaring toe. Kuyper's belangstelling in hetgeen Schaepman wedervoer kan niet ver wonderen. Zijde aan zijde hebben zij gevoerd goeddeels gelijke staat kundige strijd. Schaepman, Kuyper en De Savornin Lohman vormen het driemanschap, dat hun aanhangers uit het anti-clericale liberale dienst huis heeft uitgeleid. Zij hebben tot stand gebracht de rechtse samenwer king, het goed recht ener christe lijke staatkunde, omschreven en ver dedigd door partijformaties op eigen confessionele grondslag, vast gefun deerd. Zij zijn de grondleggers der coalitie, die in het optreden van het ministerie-Mackay de eerste schuch tere overwinning boekte, sindsdien in en na het optreden van het ministe- ne-Kuyper in 1901 forser bezegeld. Door hun optreden niet het minst kwam in het bestuur van ons land een koersverandering, die Christelijk Nederland tot rijke zegen is geweest. Van die drie spreken Kuyper en Schaepman het sterkst tot de volks verbeelding. Van die drie was Schaep man ongetwijfeld de meest populaire. Dat dankte hij aan zijn veelzijdige, zonnige persoonlijkheid. Zijn rede naarstalent, schitterend in zo menig optreden tot verdediging van sociale, charitatieve, culturele werken, bracht vriend cn vijand in verrukking. Zijn dichtwerken de Aya Sofia voor al bereidden ook velen buiten de rooms-katholieke kring hoog gees telijk genot. Bovenal echter verze kerden zijn nimmer falende humor en tintelende geestigheid, zijn royali teit cn loyaliteit hem bij tegenstan ders een ongekende waardering, die een zijner felste wederpartijders, de vrijzinnige mr J. A. Levy noopte tot de erkentenis: „Hij verkleinde het gebied, waarop men slaagr raken moet, en vergrootte de strook, waar op men eensgezind zijn kan." Talrijk zijn de verhalen getuigend van dc spontane jovialiteit, die hem op zijn levenspad vergezelde Aardig is het voorval, dat de vroegere Fran se staatsman Charles Benoit, enkele jaren gezant van Frankrijk in Den Haag, meedeelt in het eerste deel zijner Mémoires. Op een warme zo meravond verlieten zij het Rijsen- burger seminarie en zochten verkoe ling in de landelijke herberg „Het wapen van Driebergen". Wijn werd besteld de vrouwelijke bediende bracht een halve fles wijn. Schaap man zo verhaalt Benoit stoof óp, toonde zich diep gegriefd en vroeg het meisje eerst en daarna de pa troon, waaraan hij deze belediging verdiend had. Zie ik er naar uit, dat ik niet meer dan een halve fles kan verdragen? zo luidde de pijnlijke vraag, die hij aan herbergier en be diende stelde in een luidruchtig twist gesprek, dat eindigde met een ge meenschappelijke broederlijke en zus terlijke dronk. Deze snaakse uitbundigheid en soe pele vlotheid hoe bekoorlijk ook had evenwel ook een bedenkelijke zijde. Zij werd aangegrepen om Schaepman de bevoegdheid te ontzeg gen, in politicis leiding te geven. Dat leiderschap werd dan ook in eigen kring op allerhande wijze aangevoch ten. Herhaaldelijk botste het tussen hem en zijn partijgenoten en op be slissende momenten in het parlemen taire leven stond hij meermalen vrijwel alleen Zijn motie inzake het eedsvraagstuk vond in de Tweede Kamer de sterkste bestrijd'ng bij de rooms-katholieke Kamerleden. De persoonlijke dienstplicht, door minis ter Bergansius voorgesteld, vond bij hem een gunstig onthaal, dat het grootste deel zijner geestverwanten ten diepste griefde. Voor Eland's Militiewet van 1898 stemde in de Tweede Kamer slechts één rooms- katholick: dr. Schaepman. Inzake de leerplicht vond hij bij de stem ming in de Tweede Kamer in mr. Kolkman zijn enige rooms-katholieke bondgenoot. Bij de strijd over de door minister Tak van Poortvliet voor gestelde kiesrechtuitbreiding ontmoet te hij in de Kamer in de aaneen gesloten groep van Bahlmananen verbitterde tegenstanders. Zo rezen rondom Schaepman's ro- buste figuur in de broederkring pijn lijke conflicten. Zijn niet-herverkie- zing in het district Wijk bij Duurstede in 1891 werd door geestelijken toe gejuicht en bevorderd. De Bisschop van Haarlem verbood hem gedurende een jaar het spreken binnen zijn diocees, door Schaepman gevoeld als „een slag op de hersens met dc staf". Zijn pogen om Rome en Dordt tot elkaar te brengen stuitte bij enkele oudere voorgangers op stug verzet. De oude Alberdink Thijm kon dit kwalijk verkroppen. De strijdlustige r.k. historicus dr. Nuyens, die met Groen van Prinsterer herhaaldelijk de degen kruiste, keurde Schaepman's coalitie-neigin gen onbewimpeld af. Diens grommende ontstemming zocht „de doctor" te bezweren door een brief, waarin treft deze goedaardige spot: „Groet uw vrouw. Ik geloof dat ze bang is dat ik u op wil eten. Zelfs niet in de Vasten! Daar is geen goedhartiger lummel ter wereld dan t.t. dr Schacp man." De „goedhartige lummel", met een geestige woordspeling op zijn naam als politiek leider gediskwalificeerd, omdat hij was „een man in de poëzie, een schaap in de politiek", kon ech ter geducht van zich afbijten. Toen Schaepman in 1883 publiceerde: Een Katholieke partij. Proeve van een program, vroeg de roomse advocaat mr Julius Verwer naar de geloofs brieven van de dichter, die als staat kundig leider wilde fungeren. Op de vraag: zijt gij tot deze taak ge schikt? antwoordde Schaepman met het bescheid: „peu si je me consi- dère, un peu si je me compare", „weinig als ik mij zelf bekijk, maar toch een beetje als ik mij verge lijk" Op een andere plaats heet het: „Het dichterlijke is niet altijd steek houdend, het zij zo; zou daarom het ondichterlijke altijd steekhoudend we zen?" Over het algemeen echter legt Schaepman met grote levenswijsheid verschillende aantijgingen gelaten Vóór de verkiezingen van 1901, Dr. Kuyper maakt zich voor de strijd gereed. Dr. Schaepman helpt hem bij 't aangorden van de wapenrusting. naast zich neer en in een merkwaar dig briefje raadt hij Lohman, die zich soms al te licht geraakt betoont, en de dingen veel te zwaar opneemt, dezelfde taktiek te volgen. „De taktiek verlangt" zo schrijft hij „dat men toespelingen, verborgen toespelingen, die bestemd zijn om ons zeer te doen in onze persoonlijke waardering, nooit of te nimmer be grijpt. Ik kan hier van meer onder vinding spreken dan Gij, want van de zijde mijner partijgenoten ben ik wel de meest gescholden man van Nederland. Vergeef deze ijdelheid! Maar ik heb ze altijd in mijn macht, daar ik nooit toon, hoe fel ze mij soms treffen. Dat maakt ze razend. Hafmans heeft mij drie jaren lang iedere week uitgesard en gescholden, en in zijn woede zei hij: Die kerel lacht mij nog uit ook! Doe dat ook zo. Het is gezond En dan: ik heb ook ondervonden, dat men wel eens iets persoonlijks ziet, waar het niet is. Pennestrijd maakt prikkelbaar. Wat een wijsheid! Als ik maar ge noeg overhoud om u niet te prikke len. Dat hoop ik toch. En als het bij ongeluk gebeuren mocht, denk dan dat het bij ongeluk is." „Van de zijde mijner partijgenoten de meest gescholden man van Ne derland" die tekening moge te zwart gekleurd zijn, maar te ontken nen valt niet, dat Schaepman als lei der het moeilijk heeft gehad Dat Schaepman onder de rooms- katholieken niet de plaats innam, die dr Kuyper in de antirevolutionaire kring veroverde, moet niet gelijk een rooms-katholiek publicist be toogde worden verklaard uit het feit, dat de rooms-katholiek zijn bis schoppen heeft. Wij menen te moe ten volharden bij ons oordeel, voor heen op andere plaats uitgesproken: Meer dan een onderscheid in pro testantse en rooms-katholieke kerk inrichting moet hier worden bijge bracht. Al heeft Schaepman's noeste arbeid uiteindelijk de zelfstandige partijformatie der rooms-katholieken bewerkt, toch bezat hij niet al die gaven welke Kuyper als de leider „iure suo" schitteren deden. In de juiste karakterisering, door Brom ge geven, wordt terecht gewezen op zijn zwak om het kleine voorbij te gaan, zijn ongeduld dat het juiste ogenblik van handelen deed verzuimen, zijn ongenoegzaam voeling houden met degenen die hem omringden. Langzamerhand evenwel werden dio gebreken minder voelbaar, sleten de gevoeligheden in rooms-katholieke kring uit en niet zonder trots kon worden gewezen op het feit, dat bij de samenstelling en het optreden van het ministerie-Kuyper het verschil in nuancering de eendrachtige saam werking niet in het minst verstoorde. Dr. H. J. A. M. Schaepmannaar de bekende ets x (Vervolg op pag. 9).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 5