Chr.-Sociaal overleg moet worden voortgezet Conclusies zijn niet getuigenis, maar bedoeld als een als werkvlak „Wij zijn verrast en beschaamd" De bijbelse boodschap en de sociale verhoudingen Medeverantwoordelijkheid in de onderneming Organisatie van bedrijfsleven en de taak der Overheid Functie van het gezin in de strijd tegen de massificatie Massificatie in onderneming en bedrijf Kerk, massa en gemeenschap Het platteland NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 8 NOVEMBER (Van onze sociale redacteur) De Christelijk-Sociale Conferentie 1952 is gistermiddag gesloten, doch niet, dan nadat een aantal conclusies was aangenomen. De conferentievoorzitter, prof. mr. W. F. de Gaay Fortman, deed duidelijk uitkomen, dat deze conclusies niet moeten worden gezien als bood schap of getuigenis, maar als een werkvlak, waarop in de toekomst verder kan worden gesproken. de definitieve formulering van de conclusies, heeft de heer Chr. van den Heuvel opgemerkt, het onjuist te achten, wanneer de conferentie bij het vaststellen van de conclusies de nood zaak van Chr. politieke en/of sociale organisaties min of meer disputabel zou stellen, terwijl slechts een klein gedeelte der aanwezigen van die nood zaak niet overtuigd was. Besloten werd bij het vaststellen van de c clusies over het onderwerp van S tie I deze kwestie nader te bezien. Op deze zitting kon voorlezing w den gedaan van een telegram van lukwens van het Corresjpondentsctaap Indonesië van de Prot.-Chr. Arbeiders- Internationale, ondertekend door de he ren J. F. Beekman en dr. C. L. van Slotwoord Aan het einde van de conferentie heeft Motie algemeen aanvaard Aan het begin van de plenaire zit ting van gisteren kon de voorzitter meedelen, dat allerwege de wens naar voortzetting van het gesprek was ge bleken. Men wilde de conclusies be schouwen als een registratie van datgene waarover men het al dan niet eens is, dus als een zakelijke afsluiting van het gesprek, zoals dit tot dusver was gevoerd. Dit is ook geheel in overeenstemming met de opzet der conferentie, die immers nadrukkelijk heeft gestaan in het teken van de bezinning, in tegenstelling tot een. congres dat meer een getuigend karakter zou hebben gedragen. Zo ook kon het gebeuren, dat de con ferentie gisteren met grote eenstemmig heid een motie aanvaardde van de he ren A. Borst Pzn. en dr. H. Berkhof. Deze motie luidde: „De Chr.-Sociale Conferentie 1952 constateert dankbaar, dat het mogelijk is geweest de verschil lende aan de orde gestelde onderwer pen in Christelijke geest te bespreker en op bepaalde punten tot gemeenschap pelijke conclusies te komen. Daarnaast geeft zij zich rekenschap, dat op andere punten diepgaande verschillen zich open baarden. De conferentie verklaart een stemmig voortzetting van het aangevan gen gesprek op prijs te stellen. Zij zoekt daarom het Convent van Christe- Hjk-Sociale Organisaties, van welk Con vent het initiatief tot het houden var deze conferentie is uitgegaan, maatre gelen tc treffen, opdat dit gesprek ook metterdaad b.v. door de vorming van werkgroepen voor speciale onderwerpen, worde voortgezet. Tevens dringt zjj er bij het Convent op aan te overwegen hoe een doorvoe ring van de in de conclusies aanbevolen concrete maatregelen kan worden be vorderd. De conferentie zou het op prys stellen, indien het Convent voor een en ander met het dagelijks bestuur der conferentie in overleg zou willen tre- Op voorstel van prof. Zuidema zal het Convent in ovenveging worden ge geven, by de voortzetting van het ge sprek ook de Christelijke politieke par tyen uit te nodigen. Voordat de conferentie zicli zette tot ken. waarin hfl dank bracht aan allen, die hebben medegewerkt aan het slagen van de conferentie, in welke dank hy ook büzonder betrok ds H. Visser, de secre taris der conferentie. ming, aldus spr., ons deed ondervinden, dat. als wij naar Hem luisteren, we ook naar elkaar luisteren. De voorzitter was bijzonder verheugd over conclusie 6 van Sectie I, waarin de klaarheid en de troost van het Evange lie zo duidelyk is weergegeven. Van defaitisme en van verwereldlijking kan daarom onder ons geen sprake zijn, ver volgde hij, want wij moeten voort met de arbeid in Christus' dienst, totdat Hy de „Uw Koninkryk kome". Die gedachte is ons opnieuw op het hart gebonden. De krachten van het Rijk Gods moeten meer en meer openbaar worden, overal waar Christenen arbeiden. Dan gebeuren er ongelooflijke dingen, in de ondernemin gen, in de kerken, in de organisaties. Die gedachte moet ons steeds bezielen bij al onze arbeid, ook al scheiden wel licht de wegen. In verantwoordelijkheid dienen wij echter elkander vast te hou den, want in Christus ziet God ons ge- De voorzitter las nog enkele verzen uit Johannes 15 en bad daarna het „Onze Vader". Voordien had nog de heer A. Borst Pzn. namens de conferentie woor den van hartelijke dank gesproken tot de conferentieleiding voor het uitnemen- rzitter een kort slotwoord gespro- de werk, dat zij had verricht. Mens, massa en gemeenschap Sectic II van de Chr. Sociale Confe rentie had o.m. behandeld de referaten „Mens, massa, gemeenschap" van prof. dr. J. P. Kruyt en prof. dr. R. Schippers. Ten aanzien van dit onderwerp ver enigde de conferentie zich op de vol gende conclusies: 1. Voor de radicale bestrijding van de massificatie is een geestelijke integratie en regeneratie noodzakelijk, welke wor telt in de gehoorzaamheid aan het gebod der liefde tot God en tot de naaste. Deze noodzaak geldt zowel voor de mens als enkeling, als voor zijn groepsleven in b.v. gezin, buurt en bedrijf. 2. Over oorsprong en aard van de mas sificatie zal zich by voortgaand gesprek misschien meningsverschil openbaren. De discussie hierover zal moeten worden voortgezet. 3. Over de volgende vraagstukken be stond verschil van mening: a. de Christelijke, historisch gevorm de levensstyi; b. in hoeverre een hiërarchische inte gratie van de samenleving tot een om vattende gemeenschap de massificatie bevordert; c. de sociologische analyse van het functionneren van de Chr. organisaties in het maatschappelyk leven. De onder 2 en 3 genoemde punten (zo werd hieraan nog toegevoegd) zijn ook by diverse van de andere refera ten in deze sectie van belang. Op de Chr.-Sociale Conferentie waren in Sectie I behandeld referaten van dr H. Berkhof en prof. dr. Herman N. Ridderbos, resp. over „Grondmotieven van Chr.-Sociaal handelen" en „De bijbelse boodschap en de sociale verhoudingen". Met betrekking tot deze onderwerpen heeft de- conferentie gisteren de volgende conclusies aangenomen: 1. Van Christelijk sociaal kan slechts gesproken worden, wanneer men de vra gen van het leven der maatschappy wil bezien vanuit het bybels getuigenis met als middelpunt Gods openbaring in Jezus Christus als Zaligmaker en Heer der We reld, in Wien zowel Gods genade ovei een verloren mensengeslacht als Zijn Goddelijk recht in het mensenleven hun vervulling hebben gevonden. 2. Daar Gods genadeopenbaring Christus en in het met Zijn verschijning aangebroken Koninkrijk Gods het her stel en de voleinding van Gods schep pingswerk bedoelt, hebben wij in deze zondige werkelijkheid de levenswetten, die God voor Zijn schepping heeft ge geven en in Zijn zegening handhaaft, bij het licht der Schrift te zoeken- 3. Voor het juiste verstaan van de bij belse openbaring als norm voor on: Christelyk-sociale handelen is het nodig in het oog te houden, dat het Goddelijk gebod der liefde tot de naaste nooit los te denken is van het gebod der liefde tot God en steeds in samenhang dient te worden gezien met de eis der gerechtig heid, gelijk deze teruggaat op wat de Bijbel noemt „het recht des Heren". 4. In het licht van het Bybels getuige- s dient de sociale strijd het karaker te dragen van rechtsstrijd welke machts vorming niet uitsluit, mits deze plaats vindt in de weg der gerechtigheid. 5. In het hedendaagse sociale, econo mische en politieke leven is het geboden tegenover het gevaar van opdringende machtsconcentraties, die zich in onder scheiden vorm in de moderne samenle ving openbaren op grond van het Bijbels getuigenis het pleit te voeren voor die vrijheid, die in alle levensverbanden verantwoordelykheid en dienst aan J~ gemeenschap insluit. G. De in deze zin verstane sociale stryd zal zich alleen voor verwereldly- king en défaitisme kunnen vrüwaren. wanneer hy gedragen wordt door die ernstige en vreugdevolle inzet van heel ons leven, die, by alle aandacht vooi heden, zich uitstrekt naar de toekomst Jezus Christus en Zyn Koninkryk, ■in alleen de triumph van Gods ge rechtigheid over alle zonde en ellende der wereld gewaarborgd wordt. Niet eens Terwyl ten aanzien van bovenstaande conclusies een belangryke mate vai overeenstemming bleek te bestaan, wa: >r een diepgaand verschil ten aanzien „Medeverantwoordelijkheid en medezeggenschap in de onderneming" en „Ver antwoordelykheid en zeggenschap in de onderneming" waren in Sectie IU de onderwerpen geweest, resp. van mr. J. Meynen en de heer C. J. van Mastrigt- Na bespreking verenigde de conferentie zich met de volgende conclusies: 4. Het middel hiertoe moet enerzijds 1. De moderne onderneming berust op een samenwerking van kapitaal, leiding en arbeid. Ieder dezer groepen heeft een eigen plaats en een met die plaats over eenkomende verantwoordelijkheid. 2. Er moet naar worden gestreefd de verantwoordelijkheid van arbeid en kapitaal meer tot hun recht te doen komen. Voor wat de arbeid betreft door de mogelykheid tot het dragen van ver antwoordelijkheid te vergroten en het verantwoordelijkheidsbesef aan te kwe ken en te stimuleren. Voor wat het kapitaal betreft door de^band kapitaalverschaffer ~~J versterken. 3. Aangezien de medezeggenschap van de arbeid hiertoe een geschikt middel kan zijn. is het noodzakelyk dit begrip te omschryven: a. als het medeweten van al datgene, wat er toe kan bydragen om zowel de eigen plaats als die van kapitaal i onderneming te ding in het geheel b. als het betrekken kunnen verstaan; van de arbeider in het overleg over zyn individuele taak en de verhouding van zijn arbeid tot die van anderen, ten einde hem in de gelegenheid te stellen eigen in zichten tot hun recht te doen komen. worden gezocht in het benaderen enkeling op de plaats van zijn arbeid, door hem in te formeren groepsdiscus sies in te schakelen, anderzijds door de wet op de ondernemingsraden snel tot uitvoering te brengen en het overleg in de ondernemingsraad reële inhoud te geven. 5. Aangezien naast de behoefte aan medezeggenschap in bovengenoemde zin by belangrijke beslissingen, de ge hele onderneming betreffende de ar beid tot gelding moet komen, dient een vorm te worden gevonden, v door met de arbeid in dergelyke gen een gefundeerd vóóroverleg kan plaatsvinden. 6. Ook in ondernemingen van klei nere omvang, waarin leiding en arbeid elkaar nog dagelijks ontmoeten, be hoort de medezeggenschap te worder. gerealiseerd Maatregelen als voor de grotere ondernemingen noodzakelyk zijn, behoeven daarvoor in deze soort ondernemingen niet te worden getrof fen. Het is de taak van de organisaties van ondernemers en werknemers in klein en middenbedrijf, deze gedachten levend te houden of tot leven te brengen. beslissende, vraagstukken: a) de plaats en de roeping der kerk; b) de taak der overheid; c) de noodzaak van chriselyk-politle- ke en (of) christelijke sociale organisa- d) de visie op het tegenwoordige so cialisme; e) de betekenis van de souvereiniteit in eigen kring; f) de betekenis van de scheppings ordeningen. Zonder dat de waarheid van het eigen standpunt principieel in twyfel werd ge trokken, was men toch algemeen over tuigd van de roeping, in verbonden heid met en verantwoordelijkheid voor elkaar, deze verschillen ernstig te onder zoeken en het voorwerp van gemeen-j schappelijke bezinning te maken. In Sectie III van de Chr.-Sociale Conferentie hadden prof. mr P. A. A. van Rhyn en prof. dr F. L. van Muiswinkel gerefereerd resp. nlsatle van het bedryfsleven", „Overheid en bedryfsleven, de taak held t.o.v. het bedryfsleven" en „Overheid en zelfstandige ondernem. onderwerpen kwamen de conclusies aldus te luiden/ I bedrijfsleven met inachtneming vee moeten'aia- hJd vel no™ tZ "h«" SÏÏTttïüïïSÏÏ gerond, om.eend de u*pa„ handelen. 1. Overheid, „De orga- n de Over- Van dew gen i de ge- het gerechtigheidsbeginael i Het' feit, dat de huidige maatschap- geven omstandigheden, pelyke orde niet beantwoordt aan deze norm komt o.a. tot uitdrukking m de 1. De vraag In welk geval ae Overheid ontwaarding van de mens en de toene- en in welk geval het georganiseerde mende machtsconcentraties van velerlei j bedrijfsleven moet optreden, kan niet in aard. algemene zin, los van de omstandigtve- 3. Bij het streven naar de opbouw aen, worden beantwoord, ener maatschappelijke orde, die be- j 2. De ondernemingen en het georga- antwoordt aan deze norm, zijn Over-1 niseerde bedryfsleven behoren, vanzelf heid en bedrijfsleven op grond van sprekend voor zover zij daar thans en hun eigen aard zelfstandig ten op- in de toekomst toe in staat zijn, over- zichte van elkaar en hebben zij een eenkomstig hun eigen aard, waar nood- oorspronkelyke, positieve taak. Dit i zakelijk, rechtsregelen te stellen Hier- sluit geenszins uit, dat de Overheid door wordt opeenhoping van politieke naar haar aard kan ingrijpen in het| Cn economische macht voorkomen. Op deze wijze komt de persoonlijke verant woordelijkheid der betrokkenen beter tot haar recht. Hoofden en harten der bedrijfsgenoten worden in het algemeen beter en directer door organen van het bedrijfsleven bereikt. Ten slotte kan al dus de eigengeaardheid van de verschil- lende delen van het bedrijfsleven in haar verscheidenheid scherper tot uit- i drukking worden gebracht. gen in de English and American Episcopal Church in Den Haag het nieuwe glas-in-lood-raam ont hullen, dat werd ontworpen door mej. M. G. M. L. Waterschoot van der Gracht en is vervaardigd door de glazenier C. V. Bogtman. Dit raam is een geschenk van de ambassadeur en brengt de Hemelvaart in beeld. Arbeidsvreugde en onze maatschappij Dr. H. R. YVyngaarden had in Sectie II gesproken over ..Arbeidsvreugde en onze maatschappy. De conferentie conclu- Wil in de arbeid de menselijke waar digheid volgens bybelse opvatting naar haar wezen worden gerespecteerd, dan is een diepgaande bezinning noodzakelijk op de volgende punten, die in ons maat schappelijk bestel veelal te weinig tot hun recht komen: de mens 3. De relatie tussen de mens en zijn werk enerzijds en zyn bedrijfsgenoten anderzijds. 4. De relatie tussen het arbeidsleven in de mens en zyn andere levensban- De functie van het gezin in de strjjd tegen de massificatie was het onderwerp van de enige referente ter conferentie, mevrouw dr F. T. DiemerLindeboom. De conclusies van referaat en bespreking doen w(j hier volgen: 1. Terecht heeft deze Christelijk-Soci ale Conferentie aan de functie van het gezin een plaats ingeruimd te midden van de vele diepgaande vragen, die de realisering van een Christelyke levens houding aan de orde stelt. Immers is het gezin tot nu toe vrijwel altijd als een grootheid op zich zelf gezien. Hiermede blijkt de vraag van een beide zijden vrucht dragende integratie van het gezin in het geheel van onze gedifferentiëerde samenleving één van de urgente problemen te zyn, waarmede een conferentie als deze geconfontreerd wordt Aan de waarde toch van het gszin wordt tekort gedaan, wanneer men dit bijna uitsluitend ziet als naar binnen gekeerd en het teveel als een vlucht heuvel beschouwt Daarby wordt ook vergeten dat naar Bybelse opvatting huwelijk en gezin hun zin niet in zich zelf vinden, maar gezien moeten 1 den als ingebed in het geheel vai opdracht van Godswege aan de mei 2. Het functieverlies van het gezin In de tegenwoordige tijd roept om en opent grote mogelijkheden tot intensi vering van zijn essentiële functies. Hier door kan het gezin tot een krachtbron worden voor al zijn leden voor de vol voering van zeer gedifferentieerde levenstaken. 3. Waarschijnlyk is het gebrek aan visie op de veelheid van facetten en daarmede corresponderende veelzijdige betekenis van het gezin in Prot. Chris telyke kringen mede een der oorzaken het ontstellende tekort aan deskun dig geschoolde Prot. Christelijke maat- schappelyke werkers en werksters in vergelijking met het aantal dat in andere volksgroepen ter beschikking staat. 4. Juist in de jaren van volle rijp heid en kracht verschaft de dan slerk teruggelopen gezinstaak aan de ge huwde vrouw veelal geen volle le vensvervulling. terwijl de maatschap1- pij juist dringend behoefte heeft aan het element van rijpe moederlijkheid. Met name in de huidige bedrijfssitu atie is het een dringende behoefte voor de vorming van het jonge meisje, dat moederlijke invloed ook binnen de bedrijfssfeer werkzaam kan zijn. Hiertoe dienen wegen gezocht te worden, waarbij misschien in de rich ting van een gedeeltelyke arbeidstaak voor een aantal met grote zorg ge kozen oudere gehuwde vrouwen ge dacht moet worden. Hier wordt in het byzonder gedacht aan de directe lei dende en controlerende taken bij de arbeid die door jonge meisjes wordt verricht. Uiteraard zal een vooraf gaande scholing noodzakelijk zyn. 5. Ook van de kerk. die toch zeker de betekenis van het gezin ziet. moet ge zegd worden dat zii aan de integratie van het gezin als zodanig in het geheel van het kerkelyk leven nauwelijks enige aandacht heeft gegeven. Zy heeft er ook te weinig aan medegewerkt dat de gezinnen in staat zyn, aan de belof ten bij de doop gedaan, de voor deze tijd adequate uitbouw te geven. 6. Onder de belangryke vragen, waar over de bezinning neg nauwelijks een aanvang heeft genomen, moet nog een tweetal genoemd worden: a. aan een hernieuwd en verdiept on derzoek van de gezagsfunctie in het gezin kan niet langer voorby worden gegaan. Dit zal onder meer moeten lei den tot een nieuw besef omtrent de be tekenis van de vaderfaak; b. onder ogen moet worden gezien in hoeverre te grote bindingen in en aar het gezin, die veelal positief gewaar deerd worden, oorzaak zyn van grote belemmeringen in de uitgroei tot gees telijke volwassenheid. 7. Door gebrek aan visie, zowel de zyde van mannen als van vrou juist in de kringen die hun leven geheel onder het beslag van Christus wjllen stellen, en door overgrote angst voor overigens niet denkbeeldige gevaren, dreigen die gezinnen, waar man en vrouw een open oog hebben voor en de bereidheid tot het leveren van een by- drage door de vrouw in het maatschap pelijk leven, te zwaar belast te worden. Een gevolg hiervan is tevens dat het aandeel van een belangrijk deel der Protestantse Christenheid in tal var maatschappelijke problemen wordt ge mist en daardoor een Christelijke roe- piging wordt verzaakt. Het referaat van de heer C. van Nierop over „Massificatie in onderne ming en bedrüf" bracht na bespreking in Sectie II de conferentie tot de vol gende conclusies: 1. Massificatie in onderneming en be drijf is een nieuwe verschijningsvorm van de sociale kwestie als geestelyk- zedelyk probleem. 2. Voor de bezinning over de vraag stukken van sociaal-economische en so- ciaal-paedagogische aard, welke voor hun oplossing vanuit de Bijbel benaderd- móeten worden, is gesprek tussen Ker ken, Christelyke en andere maatschap pelijke organisaties van belang. 3. Voor de Kerk, de Christen-techni cus en de Christelijk-maatschappelijke organisaties ligt er de opdracht, door bezinning en voorzover mogelijk practische arbeid een relatie te leggen tussen Christelijk geloof en techniek. 4. De semi-continu- en continu-arbeid heeft een ontwrichtende werking op het gezinsleven, vooral ook omdat deze leidt tot uitbreiding van de Zondags- arbeid. Van het bedrijfsleven moet gevraagd worden, dat het doet wat mogelijk is, om de semi-continu- en continu-arbeid en de Zondagsarbeid te beperken. Van de Kerk moet gevraagd worden, dat zij bij het beleggen van kerkdien sten en het regelen van huisbezoek, catechisatie enz. rekening houdt met de byzondere omstandigheden, welke uit het bestaan van de semi-continu- en continu-arbeid voortvloeien. Van de organisaties, die zich bezig houden met de ontwikkeling en ontspan ning van jeugdigen en volwassenen, moet gevraagd worden, dat zij by de opzet en de uitvoering van hun werk letten op de verschuivingen in werktijd en vrije tijd, welke door de semi-conti nu- en continu-arbeid optreden. 5. De functie en het werk van de maat schappelijke werk(st)er ln de onderne ming kan voor degenen, die in de on derneming een plaats innemen, van we zenlijke betekenis zijn. Het is gewenst, dat een nadere bezinning plaats vmcll over de vraag of de aanstelling van de maatschappelijke werk(st)er en de vaststelling van zyn/haar taak in over leg met de ondernemingsraad zal moe ten geschieden. 6. De oorzaken van de massificatie liggen niet alleen in onderneming en bedrijf. Deze oorzaken zijn te vinden in vrijwel alle verhoudingen, waarin de moderne mens verkeert. Daaruit vloeit voort, dat Kerken, Christelijk-maatschappelijke organisa ties, Christelijke jeugdbeweging en Christelijk onderwijs elk op hun ge bied een taak hebben, terwyi er Sociale zekerheid en eigen verantwoordelijkheid In Sectie III van de Chr.-Sociale Conferentie hadden de heren drs. F. A. Kraayeveld, dr S. Ro/.emond en C. Smeenk hun zienswijze ten beste gegeven over de sociale zekerheid en persoonlyke verantwoordelijkheid. De conferentie kwam over dit'onderwerp tot deze conclusies: 1. Hetgeen reeds t.a.v. de „sociale ze kerheid" in Nederland bereikt werd. mag aanleiding zijn om de bezinning op het verkregene in verband met de vraag naar de verhouding tot de persoonlijke verantwoordelijkheid te verdiepen. 2. De sociale-verzekenngswetgeving is thans in Nederland dermate tot ontwik keling gekomen, dat afgezien van het vraagstuk van de definitieve regeling der ouderdomsvoorziening alsmede van het vraagstuk, of en in hoeverre uitbreiding tot nog meer groepen alsmede correctie in sommige opzichten geboden is <n het huidige tijdsgewricht in hoofdzaak afronding, verfijning en efficiency der wettelijke bepalingen op de voorgrond is gekomen. 3. Waar mensen gebruik maken van rechten, in do verzekeringswetgeving verankerd, is verkeerd gebruik niet uit gesloten. Dit misbruik verdient te scher per afkeuring, omdat hy, die zich daar aan schuldig maakt, de sociale zekerheid in zijn geheel en dientengevolge die van zijn naaste in gevaar brengt. Gelukkig moet evenwel worden gecon stateerd. dat het merendeel der verze- '-.erden van zün rechten een verantwoord gebruik maakt. Een doeltreffende tevens menselyke controle, om misbruik tegen te gaan moet worden aanvaard. 4. Wanneer zich in bepaalde secto ren van de arbeid daling in- of gebrek aan persoonlyk verantwoordelijkheids besef openbaart, is het onjuist zulks zonder meer of zelfs generaliserend, toe te schrijven aan de omvang der bestaande sociale zekerheid. Wel kan worden toegestemd, dat er in de huidige verhoudingen factoren werkzaam zijn, die het persoonlyke verantwoordelykheidsbesef verzwak- Pogingen tot scherpe analyse van de invloed welke persoonlijke verantwoorde lijkheid en sociale zekerheid op elkan der uitoefenen, verkeren nog in een be ginstadium, voortzetting van dit onder zoek blijft noodzakelijk. 5. Zelfs indien het uiterste wordt ge daan om het besef van persoonlijke ver antwoordelijkheid tot ontplooiing te brengen, zullen externe prikkels voor het op peil houden of verhogen van de pro ductiviteit niet kunnen worden gemist. Die prikkels zijn echter volstrekt niet uitsluitend van materiële aard. Elk over bodig worden van een prikkel, dank zij opvoeding tot persoonlyke- en sociale verantwoordelijkheid, is geestelyke winst. Niet eens Over de volgende vraagstukken be stond in deie Sectie III nog geen een- stemmigheic.: 1. Het wezen en de taak van de Over heid. hen ook een gemeenschappelyke taak ligt. De vorming van een Christelyk so- ciaal-paedagogische werkgemeenschap is daarom dringend gewenst. Het gesprek over de vorming van zuIk een werkgemeenschap, welke ge vormd worde door personen uit de ge noemde organen i spoedig mogelyk geopend. „Kerk, massa en gemeenschap" was in Sectie U het onderwerp van dr P. J. Roscam Abbing geweest. De con clusies van de conferentie luidden: 1. Gods genade in Christus stelt de ens in persoonlijke verhouding tot God en lyft hem in de gemeenschap Christus' Kerk als een levend lid Deze gemeenschap bewaart de s voor leven-verdervende massifi catie en vereenzaming. 2. In de strijd tegen de massa- vorming zijn Pastoraat, Diakonaat en Evangelisatiearbeid alle drie onmis baar. Met name kan het op de weg van het Diakonaat liggen om samen te werken met andere instellingen, die vanuit Bybelse visie het vraagstuk van jï massificatie aanpakken. 3. Daarbij verdient thans de groot ste aandacht; de gemeenschapsvorming, het vormingswerk voor volwassenen en de gezinszorg. 4. De arbeid van instanties, die de massificatie van algemene mensen liefde uit bestrijden, verdient waarde ring, ook al belyden wij. dat alleen het Evangelie met zijn waarachtige bevrijding van de mens het kwaad van de massi ficatie in de wortel aantast. 5. Verschil van gevoelen bleek zie; leide kerke werk; b. de wyze van kerstening van de levensverbanden, de volks- en groeps- zeden; c. de verhouding tot instanties, die eveneens de massificatie bestryden. maar zich daarby niet laten leiden door hel Evangelie. Fabrieks- en masajeugd Over het onderwerp „Fabrieks- en massajeugd". waarover in Sectie II ds. W. A. YViersinga gesproken had. werden de volgende conclusies aanvaard: 1. Er moet een samenwerking tot stand worden gebracht tussen allen, die ten op zichte van de jeugd een taak hebben, om de jongeren bij de intrede in het bedrijfsleven goede, duidelyke voorlich ting te verschaffen over wat hun in dit millieu wacht. 2. Een van de eerste taken van een te vormen Christelyk-sociaal-paedagogische Werkgemeenschap moet zyn het in con tact met elkaar brengen van de organen die zich van kerkelijke zijde bezighouden met het massajeugdwerk, teneinde geza menlijk te zoeken naar de mogelykheden van de confrontatie van deze jeugd met het Evangelie. 3. Hoewel wy van mening zyn, dat in de toekomst alle loonarbeid van geren beneden de 16 jaar bij de verboden zal moeten worden, m wy dat in de huidige situatie door middel van een wettelijke maatregel reeds thans alle fabrieksarbeid voor meisjes beneden de 16 jaar verboden moet worden. Gelijktydig hiermede dient een wettelijke regeling tot stand te komen voor voortgezet onderwijs aan deze jongeren. 3. In beginsel zal het de taak der Overheid zijn op te treden in al die gevallen, waarin: a. het gaat om zodanige vraagstuk ken. die zonder Overheidsbemoeiing niet oplosbaar zijn (b.v. vragen over be talingsbalans. geldpolitiek, aigemeen werkgelegenheidsniveau). b. het ontbreken of de onvoldoende ontwikkeling van organen van het be drijfsleven tot toelaatbare verhoudin gen zouden leiden, c. het niet behoorlyk vervullen van hun taak of het misbruiken van hun positie door de organen van het bedrijfs leven zodanige gevolgen zou hebben. d. sprake is van een vanuit nationaal gezichtspunt ontoelaatbaar conflict tus sen verschillende bedryfstakken. De noodzaak van toegenomen Over heidsbemoeiing- met het bedryfsleven als uitvloeisel van de plaats gehad heb bende structuurveranderingen In het economische leven, valt niet te ontken- nen. Overigens moet worden vastge- organisaties, worde j stcld, dat deze Overheidsbemoeiing niet 2. De souvereiniteit in eigen kring, in het bijzonder de kwestie van de boven- of nevenschikking van Overheid en be drijfsleven. 3. De vraag of en zo ja, welke taak de Overheid heett bij de verdeling van inkomen en vermogen. 4. De vraag, of de taak, die het be dryfsleven door middel van de organen ingevolge op de PBO. heeft gezien moet worden als een oorspronkelijke taak van het bedryfsleven. dan wel althans ten dele als het overnemen van Overheidstaken. 5. Het medebeslissingsrecht van de ar beid in belangrijke aangelegenheden, de gehele onderneming betreffende. 6. De plaats van de vakbeweging by de verwezenlyking van de medezeggen schap in de onderneming. Voortzetting van het eesprek over de ze punten is noodzakelyk ■ds belemmerend werkt op de vry heid, maar dikwyls juist de voorwaar den schept voor de betere ontplooiing zowel van het bedryf als de bedryfsge- noten. Voorts dient de Overheid de zelfwerk zaamheid van de organen van het be dryfsleven te stimuleren. 4. Nalatigheid der bedrijfsgenoten ln het stichten van de organen, welke voor het uitvoeren van de taak van het be dryfsleven noodzakelijk zijn, leidt on- vermijdelijk tot bestendiging en ver meerdering van overmatige Overheids bemoeiing. Ook de mogelijkheden, die het bedrijfsleven zyn geboden in de Wet op de Bedrijfsorganisatie dienen in de verschillende bedrijfstakken zo snel en zo volledig mogelyk te worden benut. Bij de doorvoering van deze wet dient te worden voorkomen, dat de vrije vak organisaties van ondernemers en werk nemers worden teruggebracht tot kies verenigingen of bezinningslnstltuten. doch moet een zo nauw mogelijke band deze organisaties recht moet in beginsel niet afhanke- lyk zijn van de onderhandelingspart ner, die over de meeste macht be schikt. Staking en uitsluiting zijn al leen uiterste middel. Gestreefd moet worden naar een beslissing van een onpartijdige, onafhankelyke instantie, waardoor bij het mislukken van over leg de aanwending van machtsmidde len overbodig wordt. Het is onze taak. de werkgevers en werknemers van deze gedachte te door dringen en hen te beïnvloeden in die zin, dat t.a.v. de voortzetting of vernieu wing van collectieve arbeidsovereen komsten de daarbij betrokken organisa ties en ondernemingen dé verschilpun ten zullen voorleggen aan een instantie als vorenbedoeld. „Het platteland" luidt de titel van het referaat, dat de heer W. P. C'nossen in Sectie II had behandeld. Bespreking van dit onderwerp voerde tot de volgende conclusies, waarmede de conferentie zich verenigde: 1. De plattelandssamenleving is be trokken in een proces van snelle sociale structuurveranderingen, enerzijds door haar opneming in de wereldhuishou ding. wat tot verstrekkende gevolgen heeft geleid, anderzyde door de toene mende industrialisatie, hetzy op het *-"* de kleine stad. regionaal ver- platteland zelf, hetzij zorgende sociale taak had. 2. Bedoelde structuurveranderingen kunnen leiden of hebben somtijds al ge leid tot sociale ontbinding van gezin, buurtschap cn dorp, alsmede tot een gewijzigde houding, speciaal van de jeugd, ten opzichte van geloof en kerk. 3. Deze ontbindingsverschijnselen zul len gekeerd kunnen worden door de op bouw van een nieuwe levensstijl, welke aansluit by het verleden, wortelt in de eigen aard van het platteland en die de samenleving in haar geheel dient le om vatten. Daarom is een algemene aanpak noodzakelyk. Wil de kerk een wezenlyke bUdrage tot dit opbouwproces kunnen leveren, dan zal zy om. een open oog moeten hebben voor de sociale vragen, d;c doo- de structuurverandering aan de orde De heer F. M. van Diffelen had gespro ken in Sectie II over „De opvoeding tot deelneming in het gcestelyk en sociaal verkeer". De conclusies van de confe renties kwamen te luiden: 1. Als terugslag op dit referaat bleek de algemene mening der vergadering dat het tot de taak van de vakbeweging en andere organisaties, die zich bezig hou den met de onderneming en de verhou dingen in de ondernemingen in de breed ste zin. behoort, de vorming van hun leden tot mensen, die de bedrijfsgemeen- schap en het verdere sociale leven van het Evangelie uit gestalte moeten geven, krachtig ter hand te nemen. 2. Betreffende de achtergrond en de inhoud van het vormingswerk en de wij ze (en het tydstipi waarop het Evangelie moet worden ingedragen bij de vorming gemeenteleden en buitenkerkelijken bleek t best

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 5