ÏTÏT31 4 VOOR óe VROUW =s Wonderen de. X knipt toen öe heRen öe moöe rm&kten ZONDAGSBLAD 11 OCTOBER 1952 Correspondentie en oplossingen i aan de heer H. J. J. Slavekoorde, i GoudreineUtraat 125, Den Haag Wat doe ik met openings theorie Wij hebben in de loop der tijden al heel wat over de openingstiheorie ge schreven: prijzend, afkeurend, verma nend, filosoferend, kortom in heel wat toonaarden. Ditmaal hebben wij reden er opnieuw over te schrijven en wel naar aanleiding van twee partijen, welke de secretaris der Haagse Christelijke Schaakvereniging, de heer L. de Boudt. ons mèt aantekeningen ter beschikking ■telde. De heer De Bondt nu houdt er een eigen mening over het practisch nut der openingstiheorie op na Die theorie is uitstekend, meent hij. Men kan er veel van leren, men spaart er veel bedenktijd mee uit, kortom, de openingstheorie, vooral ook de Losbladigè schaakberich- ten. is een uiterst nuttige zaak. Ik doe er mijn voordeel mede. Maar, zo vervolgt hij, welke practi- ■ohe winst brengt mij de studie der ope ningen? Als ik de srijd moet aanbinden tegen iemand die theoretisch weinig of niet onderlegd is, ja dón is het voordeel evident. Doch kom daar tegenwoordig eens om. Zelfs schooljongens kunnen de deeltjes van Euwe en de Losbladige schaakberichten soms spellen en in het milieu waarin ik gewoonlijk schaak doet welhaast iedereen openlijk of m het geheim flink aan de studie der openings- Wat helpt het of ik de nieuwste snuf jes toepas, indien mijn tegenstander er evenveel wat weet als ik? Dat is trou wens geen schaken meer, dat is in vele gevallen geheugenwerk. Het eigenlijke schaken begint pas als de in geschriften neergelegde theorie is afgewerkt. En die theorie gaat tegenwoordig soms zó ver, dat er daarnft slechts een voldongen re- misespcl overblijft. Wpflswaar. zegt de heer De Bondt, is bij een aantal spelers het van buiten leren der openingstheorie veel sterker ontwikkeld dan het begrijpen der ideeën welke aanleiding tot bepaalde openings zetten geven, doch wat heb ik er aan, dat sommige spelers hun eigen zetten niet begrijpen als zij desniettemin, op grond van puur geheugenwerk, toch de juiste openingszetten spelen. Ik krijg pas dón een reële kans tegen hen als de openingstheorie uitgeput is. Dc heer De Bondt speelt daarom als hij wit heeft bij voorkeur een ope ning waarover vrijwel geen theorie be staat. nl 1. f2—f4. Natuurlijk is er een wijze reden waarom er van deze opening zo weinig theorie bestaat. De voornaam ste zal wel zijn, dat de hoogmogende heren openingstheoretici deze opening te weinig kansrijk voor wit vinden en het dus niet de moeite waard achten zich er druk over te maken. Welnu zegt de heer De Bondt, dat is nu juist voor mij een reden me er wèl druk over te maken. Ik heb deze opening grondig bestudeerd en heb. naar ik meen. ren goede kijk gekregen op de mogelijkheden welke zij* de witspeler biedt In hoofdzaak heb ik dus mijn eigen openingstheorie moeten opbouwen. Ik heb nu van meet af aan een vrijwel on betwist voordeel op elke willekeurige tegenstander, nl. dat die ander niet in een boekje heeft kunnen nakijken, wat ik door noeste vlUt bijeengegaard heb. Is mijn tegenstander iemand, die een goed gevoel voor openingszetten heeft, iemand die in het algemeen de voorkeur geeft aan begrijpen boven van buiten leren, welnu, dan zal hij zich ook tegen mijn 1. f2f4 wel redden. Tref ik daar entegen iemand, die gewend is zich min of meer blindelings op de openin^stheo- rie te verlaten, dan komt hij, dat is mijn ervaring uit een reeks van partijen, vrij wel steeds reeds in de allereerste phase der opening ln moeilijkheden. -de heer De Bondt. wiens toevoegen dat zijn mening getuigt van practisch inzicht en dat zij ons, te mid den van zovele theoretische dogmatiek, weldadig fris aandoet. De heer De Bondt is trouwens niet de enige die er zo over doenkt De H Chr. S V welker secreta- rij hij is. telde vroeger mr J Fcrnfiout onder haar leden en deze speelde met zwart altijd Albins tegengambiet als hij er de kans toe kreeg. Dat deed overi gens de bekende veteraan H. van Har- tlngsvoH ook altijd. En beider successen waren niet gering in aantal. We merken tenslotte nog op. dat de opvntting van de heer Dc Bondt slechts haar rendement oplevert ln een schaak milieu, waarin hlizelf past althans niet detoneert. Indien Intense zelfstudie van weinig onderzochte gebieden der ope- ..Kunt II dan misschien niet even i middagdutje doen. Ik heb 't geld vandaag nog nodig." ZO NIET BEDOELD De Juffrouw heeft gewezen op het ver keerde van nestjes uithalen .Juffrouw" zegt Willem. ..mijn broer heeft ook wel eens nestjes uitgehaald." „Dat doe jij toch niet hè?" zegt de Juffrouw. Nee". Is het antwoord, „ik kan nog niet klimmen." tpUZZLE van de week Kruiswoordraadsel ningstheorie internationaal lonend zou zijn (lonend dan bedoeld in die zin dat men er tournooien mee winnen kan) dan zouden de internationale meesters en grootmeesters allang het voorbeeld gegeven hebben. Lonend is de gedachte van de heer De Bondt daarom slechts in het schaakmilicu waarin hij verkeert, een milieu dit zij terloops aangete kend dat waarlijk niet onderschat mag worden. En nu dan de beide partijen, welke door de heer De Bondt zelf van aante keningen werden voorzien. Wit: L. de Bondt Zwart: F, A. v. Santen I. f2—f4 Over deze zet bestaat maar heel wei nig theorie. Behandelt men tegenwoor dig een opening met geheugen, gevoel en verstand, bij déze opening is dit niet goed mogelijk. Het geheugen speelt nu geen rol De strijdmiddelen zijn nog slechts gevoel en verstandprecies zoals in de Middeleeuwen! 1Pg8—f6; 2. Pgl—d7—d5; 3. e2—e3 Left—gl; 4. Lfl—*2 Lg4xfJ; 5. L«2Xf3 Een plan maken is voor wit niet moei lijk. De raadsheer wijst al in de rich ting van het centrum. Blijkens zijn vol gende zetten heeft ook zwart dit goed begrepen. 5e7—«6; 6. 0—4) c7—c5; 7. cZ—e* Pbft—c6; 8. b2b3 Pb8—c6; 9. Lel—bZ Ddft—c7; 10. Pbl—c3 T»8—d8. Deze telling hebben beide spelers op het oog gehad. Zwart houdt halsstarrig aan d5 vast. terwijl wit, niet minder doelbewust, het zwarte centrum met de ploeg wil bewerken. Zwart heeft blijk baar zijn zin gekregen. Hij prefereerde blijkbaar een sterk centrum boven een mooi paleis voor zijn koning. Dit com binerende. ontdekt wit een zwakte in de zwarte centrum-theorie. Dies speelt hij II. f4—15! op grond van de volgende hoofdvariant: 11dXc4; 12. fxe6 Pc5; 13 Lh5! g6! 14. exf7t Kx f7; 15. Pe4! Hieruit blijkc. dat hot centrum zélf goed was. De steunpostcn van dit centrum waren blijkbaar ietwat wankel, zoals ook blijkt uit: 1!d4; 12. Pb5 Db8; 13. exd4 cxd4; 14. fxed fxefi; 15. Lh5t! Zwart, dit alles ziende, krijgt angst voor de witte raadsheer en besluit die sluwe V06 te liquideren, hoewel hij deze figuur door te rocheren aan kracht had kunnen doen Inboeten! Dies speelt hij de gevoels- zet UPcft—e5; 12. Pc3—b5 Pe5Xf3t; 13. Ddixn Dc7b8 (voorkomt Le5>; 14. g2g4! «7—a6; 15. *5! Pf6—e4; 16. f5Xe6 Pe4Xr5; 17. DfS—h5! De clou. Zwart mag nu niet op b5 einde heeft. 17ft-ft; 18. rfxnt TfftXH; 1». TflXH Pg5xf7; U. Tal—fl Pf7—*5; 21. Pb5—c3 Plotseling staan we, komende uit de Middeleeuwen, weer ln 1952. Het witte paard heeft zes zetten lang op executie staan te wachten. Dan heeft het ook wel recht op gratie, tegenwoordig. 2L d5—d4 want elke andere zet is slechter. Zie 21. g6; 22 Pvd5 T d5; 23 Dh6 LfH; 24. T> f8 Dxt8: 25. Dxf8 en cxd5. terwijl wellicht het eenvoudige 22. Dg4 nog ster ker is. Voorts is ook dxc4 foutief, daar dan 22. Pe4 beslist! 22. Pc3—d5 Db8—e5 (elke andere zet verliest ook daar pion d4 verloren gaat); 23. Tfl—f5! g7—g6; 24. Tf5Xe5 g6Xh5; 25. Pd5xe7t Kg8f7; 26. Te5X g5 Knxel; 27, e3Xdl en zwart gaf het op. Wit: L. de Bondt Zwart: A. van Zijl 1, tZ—f4 Pb8c6; 2. Pgl—f3 d7—d6; 3. ei—e4 e7—e5; 4. Lfl—b5 Wit kan hier ook rustig Lc4 spelen, doch zit dan plotseling weer midden ln een uitgebreide theorie (het geweigerd koningsgambict). Hij moet dan ook weer tegen het geheugen gaan spelen, de door Euwe verzamelde kermis weerge vende 4Lc8d7; 5. d2—d3 f7—f6 Wanneer er over deze opening wel openingskeuze reeds gelijk! Zwart kan weinig verstandelijke motieven voor de ze zet aanvoeren. HU vreest een aanval op f7, daar wit vroeg of laat 00, Lc4 en Pg5 kan spelen. Deze vrees komt in de tekstzet tot uitdrukking. 6. 0-4) Dd8—«7; 7. Pbl—c3 0-0—0. Het Is nooit raadzaam de lange rochade te kiezen Indien men een achterstand in ontwikkeling heeft. De 6e en 7e zet van zwart zijn echter het logisch gevolg van het onlogische f7f6. 8. Pc3—d5 De7e8; 9. c2—c4! Pcft—b8! Dit paard staat daar werkelijk heel sterk. It. Lel—e3! c7—c6; 1L Tal—cl! en durf eens te nemen! cxd5; 12. cxd5t gevolgd door Lxa7. enz.). 11c?-«5; 12. Ddla4 Ld7Xb5; 13. Da4a5 Maar dit is al te optimistisch. Wit had gewoon met de c-pion moeten slaan en pas dan Da5 moeten spelen. 13Tdft—d7 (het enige). Wit had er op gerekend, dat de zwar te dame naar f7 moest en had dan twee maal op e5 kunnen ruilen. 14. c4xb5 b7—b6; 15. Da5—a4 Pg8—e7; 16. b2b4 Pc7Xd5; 17. e4xd5 Kc8—b7; 18. f4Xc5 f6X«5. Nu tóch weer theorie! In stellingen met ruimtelijk overwicht moet men de lijnen openen, zegt het boekje. Dit prin cipe kon worden toegepast, omdat zwart met de f-pion moest terugslaan, daar anders bxc5. enz. zou volgen. 19. Pf3g5 De8g6; 29. Tel—c3 Lf8— e7; 21. Pg5e6 (punt c5 staat In brand); cSxbt; 22. Da4xb4 Kb7—»8: 23. Tfl—cl Le7f6; 24. Db4—a3 Td7—b7 en de paardzet die nu volgt is niet moeilijk te vinden. Zwart gaf het op. Oplossingen 3. Kfl Txc2t en 4Txclf); Te3xf3; 3. Lc2—dl Tf3f6ü en wit gaf het op. Tweede partUstelling (anoniem): Zwart heeft 2 pionnen voor zijn toren en moet nu spelen op alles of niets. Elke afruil kan fataal zijn. Hij beschikt over de volgende combinatie: 1Lfl; 2. a4 (hit beste); Telt; 3. Ka2 Dxe2; 4. Lxe2 TxhL Zwart verwierp echter deze combinatie om de volgende redenen: a) dat de lopers van „ongelijke kleur" wel eens tot een ongewenste remise zouden kunnen leiden; b) dat de witte pionnen wel eens sneller zouden kunnen lopen dan de zwarte. Het is inderdaad niet on denkbaar, dat de onder b) genoemde reden Juist zou kunnen zijn. Ter oplossing Ditmaal één opgave, doch het is niet boos worden Indien u de oplossing niet kunt vinden, en helemaal niet, in dien over 14 dagen blijkt, dat uw op lossing verkeeTd is? Verzuim echter niet Kijkje *n de afdeling „Gevonden voorwerpen" van de K.L.M. Wat touristen Uit alle landen her wereld al niet vergeten'. Inzending per briefkaart uiterlijk Don derdagmorgen a.s. aan het bureau van dit blad. In de linkerbovenhoek aan de adres- zijde vermelden: „Puzzle-oplosalng". Er z(Jn drie pr»jzen: 1 f 5.—. 2 f 2.50, 3 f 2.50. Oplossing kruiswoordraadsel 4 October ZONDAGSBLAD 11 OCTOBER 1952 QELOVEN we daar nog wel in? Nee, niet in de zin van: o ja, er ge beuren hier of daar nog wel eens won' deren, maar zó, dat toy ze dagelijks in ons eigen leven verwachten. Ik heb hier twee brieven liggen van gelovige huismoeders, die niet meer tegen de zorgen óp kunnen. Er w tegen de winter zovéél nodig. Kleren, schoenen, brandstof, matrassen moeten bijgevuld en overtrokken, omdat de kapok er aan alle kanten uitstuift, schoolgeld, schoolboekenrekeningen moeten betaald en intussen vallen de aanmaningen voor de nog niet betaalde belastinggelden al in de brievenbus. „Ik word er gék van", schrijft mevr. R.-de H., „we bezuinigen letterlijk op alles, ik heb geen hulp meer en werk me 'n ongeluk, m'n man werkt óver zoveel hij kan, en nóg stapelen de zorgen zich op. En dan probeer ik me vast te houden aan die woorden: „Weest niet bezorgd, wat ge eten of wat ge drinken zult, of waarmede gij u kleden zultuw Vader weet, dat ge deze dingen behoeft", maar ik zie ze momenteel in mijn eigen leven niet bewaarheid." Zó schrijft deze moeder van negen kinderen, waarvan de oudste 23 en de jongste 10 jaar is. Een vrijwel eender schrijven ontving ik van een moeder van zes kinderen, die liever geen naam, noch initialen in de krant had. Het is zo begrijpelijk, wat deze vrouwen schrijven. We zijn zo zwak van moed, zo klein van krachten, zo kleingelovig We kunnen er zo töt&dl ónder zitten. MaarHij weet wat van Zijn maak sel zij te wachtenHij weet het en wordt niet moe Zijn handen tot ons uit te strekken, ons uit de donkere diepte van ongeloof en bezorgdheid óp te trekken, onze ogen te openen voor Zijn wondere Vaderzorg. Patroon 125 is een goed afkledcnd japonnetje voor gezette dames. De hoogopgeknipte hals en de ovale lij nen in de corsage zijn heel flatteus. De rok heeft voor twee stolpplooien en achter een halve plooi. De mouwen zijn lang en strak en precies op de schouderlijn ingezet. Patronen van dit model zijn aan onze bureaux te ver krijgen tot 18 October in de maten 4648 en 50 (maat 44 op bestelling) tegen betaling van 0,40. Na ont vangst van 0.50 volgt toezending. We moesten meer stil zijn en luisteren, dan gaan onze ogen pas goed open voor Zijn wonderen, die dagelijks om ons staan. Ik ben blij, dat ik deze twee huis moeders op één zo'n Wonder wijzen mag. Gelijk met haar brieven ontving ik er één van een vader van vijf kin deren, waarvan er drie in de oorlog geboren zijn. Deze vader (in totale onwetendheid van üw brieven dus) schrijft: „Van 1941 af zijn ons Wonderen overkomen en niet van de kant van mensen, van wie we het in het ge organiseerde leven hadden mogen ver wachten Dan lopen de kinderen zonder scheuren en dan komt moeder aan een mantel en vader, aan een costuum. U moet niet vragen, of het nieuw, tweede hands, of gekregen is. Daar hebt u het Ik weet zéker, dat bij het lezen van deze woorden van mhr. P. v. d. V. bovengenoemde huisvrouwen zullen zeggen: „O ja, dat is ons óók méér dan ééns overkomen, dat we zomaar van ongedachte zijde een jasje voor Jantje en een mantel voor Marietje kregen". U hebt daar toen toch de hand van uw Hemelse Vader in gezienHeus, mevr. N.N., daar behoeft u u nie[.voor te schamen. Dat u zelf als kind nooit in gekregen kleren hebt gelopen, zegt niets. We zijn vrijwel allen arm en be rooid uit de laatste wereldoorlog tevoorschijn gekomen en dit is de grote zegen daarvan, dat we ons daardoor veel afhankelijker van God hebben leren voelen. Als God velen onzer in ons totaal verarmde landje nu de middelen onthoudt om alles wat nodig is, nieuw te kopen, maar Hij neigt het hurt van een medemens er toe, om hét ons te geven, of tweede hands over te doen, is dat dan dikwijls nog niet véél mooier, veel regelrechter van Hemdan dat we het zelf met ge mak kunnen kopen? Hier maakt Hij op ongedachte wijze dikwijls Zijn Woord aan ons waar: „Je Vader wéét, dat je dit nodig hebt." Ook het element van naastenliefde schittert hier zo schoon. Heus moeders, ik zou u zoals ik het óók mezelf wel eens moet doen willen toeroepen: „Voed het oud vertrouwen weder." Het komt allemaal wel goed, op Zij n tijd- En Hij komt nooit te laat, mevr. R.De tijden zijn zwaar met name voor ge zinnen met grote, studerende kinderen. Daar is voor één man en één vrouw haast niet meer tegenop te werken en de kinderbijslag is, zoals mevr. R. schrijft, slechts een druppel op een gloeiende plaat. Ja, ik wéét het uit eigen onder vinding. Maar God weet het óók. Laat toch moeders, in stil vertrou- Moeder en kind is dat niet een der grootste wonderen? wen onze sterkte zijn. Er wordt óók door ons zovéél gepraat en zo weinig gezegd. Daardoor ontgaan ons zovéél van Z\jn Wonderen, omdat onze ziel niet luistert. In dit jaargetijde met zijn weer galoos mooie tinten, ijle nevelsluiers en spinnewebben gebeuren er in het rijk der natuur wónderen. Alleen wie stil is, merkt ze op. Zo is het óók in het rijk der genade. U ziet Gods beloften momenteel niet bewaarheid, mevr. R.? Maar dan kijkt u niet goed. Loopt er één van uw kinderen naakt over straat? Gaan ze met honger naar bed? Brandt er 's avonds geen vuurtje in uw kachel? Bent u allen gezond? Zo kunnen wij nog wel een poosje doorgaan. En heus, het nu nog ont brekende komt er óók well Beid Zijn tijd.' Leef vooral b l y en ga zó uw kinderen vóór in dat wat echt Christelijk leven is. Laten we ons geloof in het Wonder toch nooit ver liezen. MARGARITHA. P.S. De heer P. K. betrapte mij op déze fout: het blad van de N.C.R.V. heet: Omroep gids en niet zoals ik schfreef: radiogids. Van uw eerste regelen schrok ik eerst geweldig, mhr. K.! Die grap is dus geslaagd. Ik begon het zelfs mijn man vóór te lezen V rij g e zei. Toon dat u boven dergelijke plagerijen staat. Blijf aan dat ideaal vasthouden en trouw alleen uit liefde. Stel je eisen niet te hoog, maar bedenk altijd, dat er aan jóti óók wel het één en ander ontbreekt. Wacht niet t e lang, tot je zo ijselijk verstandelijk gaat redeneren. Ach kerel, er zijn zoveel lieve meisjes in Mij werd bericht, dat de reizen, die predikanten op emigranten-schepen meemaken, door de regering be taald worden. Gelukkig dat ik destijds als antwoord aan die briefschrijver slechts schreef: „ik méén de kerken". Zodra ik mij op dit gebied wat méér georiënteerd heb, hoop ik hierop terug te komen. M. li*#»####»#»#»*»#»*»***»#*** <~U.it de tyd WANNEER we in voor- en najaar de grote show krijgen van het Schoenencentrum, paraderen elegante dames- benen zo ongeveer twee uur langs ons om het ene model letje na het andere te laten zien. Twee, hoogstens drie, paar herenschoenen komen daar schuchter tussendoor, meer als acte de présencg, dan om werkelijk een nieuwe mode te lanceren. De evolutie in de herenmode gaat zo geleidelijk, dat we nimmer schokkende nieuwigheden zien Maar eens is het anders geweest, eens was er een tijd, dat ook de man zich tooide met strikken en kanten, en op hoge hakken niet alleen stoer, maar ook zwierig, door de wereld ging. Vooral in de 17de eeuw was er in het schoeisel veel variatie. Aanvankelijk hadden de schoenen en laarzen geen afzonderlijke hakken. Een verdikking van de zool vond men voldoende. Opmerkelijk is ook, dat er geen aparte leest voor links en rechts was. Behalve de eenvou dige rijlaars had men de lage schoen, die versierd werd met enornje rozetten en later zelfs met strikken, waar van de uiteinden stijf gemaakt waren. Langzamerhand werd de hak echter hoger evenals de schachten, die geïnspireerd waren op de laars der Franse Cavaliers. Het was niet langer een dracht voor de ruiter maar ook voor de hoveling. Aanvankelijk werd de schacht eenvoudig omgeslagen en deze omslag versierd met enig stiksel. Langzamerhand echter werd de kap steeds wij der. Omstreeks 1839 werden de kappen zo groot en ruim, dat ze met een dubbele omslag gedragen werden. Soms was de plooi zo diep en breed, dat de drager van de laars bij regenweer een hele last aan regenwater mee te torsen kreeg! Omstreeks 1050 zocht men het in wat luxueuser vorm. Kanten lubben vulden de kap op. Waarschijnlijk is hier toch de practische geest van de man tegen op gekomen en keerde hij spoedig terug tot de leren omslag. Om toch wat nieuws te hebben werd die nu overdreven lang Zo lang, dat het leer in dikke rimpels tot op dc hiel viel. Merkwaardig is dat één ding gelijk bleef, nl. het principe, dat dc mannenschoen breed en stomp van mo- 1665 A* 1639 fl° '65>- del moest zijn. Later tripten de hovelingen wel op spitse tenen rond, maar dat is weer een ander hoofdstuk in de geschiedenis van het schoeisel. Leo K. Z.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 11