automatische telefoon
Zes maanden in uid-Afrika
BIDDEN
WAl
HET RISICO VAN HET AMBT
ZONDAGSBLAD 4 OCTOBER 1952
BEZOEK AAN VERSCHILLENDE „BOERENPLAASE"
Gastheer zorgt tevens voor „padkos"
WIE verre reizen doet, kan veel
verhalen en daarom hebben wij
eens een praatje gemaakt met Jan
van de Graaf uit Sliedrecht, die bij
na zes maanden in Zuid-Afrika ge
weest is om daar enige van zijn „vier
duizend correspondentievrienden" te
bezoeken. Hij heeft n.l. destijds de
grootste Nederlands-Afrikaanse cor
respondentieclub gesticht en heel wat
materiaal over dit verre land verza
meld. Tien jaar lang spaarde hij
ijverig voor het reisgeld en nu werd
zijn grootste wens vervuld: hij kon
een retour Zuid-Afrika nemen!
De Van Riebeeck-herdenking was in
volle gang, toen Van de Graaf in
Kaapstad arriveerde. Zijn verwachtin
gen waren zo hoog gespannen en zo
veel jaren had hij naar deze reis uit
gezien, dat vele vrienden in Neder
land bang waren, dat het wel op een
teleurstelling zou uitlopen.
Maar dat was niet zo, vertelt hij
öokteR eisenB&Rth
Hannoversch-Münden, het mooie stad
je aan de samenvloeiing van de Werra
en de Fulda, heeft onlangs de, in heel
Duitsland zeer populaire dokter Andre
as Eisenbarth herdacht, die hier 225
jaar geleden overleed en hier ook zijn
laatste rustplaats kreeg. Wat vertelt de
H J arts, die
konden lo-
konden zien!"
In werkelijkheid en de, een halve
meter hoge. houten herinfieringsplaat
welke de gevel van zijn sterfhuis siert,
bevestigt dit zou Eisenbarth heel wat
beter dan zijn faam zijn geweest. Uit
oude kronieken blijkt, dat hij een han
dig operateur was, die eerst door volks
liedjes de reputatie van een kwakzalver
heeft gekregen. Trouwens verraadt ons
de steen op zijn graf, dat hij een, door
de koning van Engeland en door de
Keurvorst van Brunswijk-Lueneburg, ge
privilegieerd arts. Koninklijke Pruisi
sche en Hof-oculist was. Maar uit niets
blijkt uit deze inscriptie, dat hij inder
daad de dokterstitel had verworven.
Men weet van hem nog, dat hij door
het land trok, om zieken te genezen en
vooral als been- en breuk-operateur ver
maardheid genoot. In kleine steden
werd hij door velen vereerd als een
heilige. Vermoedelijk heeft Eisenbarth
zijn slechte naam vooral te danken ge
had aan de wijze, waarop hij propagan
da en reclame maakte voor zichzelf. In
een, aan hem gewijd oud boekje, kon
nu, het was integendeel de mooiste
tijd die ik ooit heb beleefd. Ik zou
wat graag weer teruggaan, maar ik
vind het te erg om mijn ouders al
leen achter te laten. Wie weet, hoe
het later nog eens gaat.
Enkele Afrikaanse vrienden wacht
ten hem bij aankomst op en brach
ten hem naar het eerste adres waar
hij zou logeren. In Afrika noemt men
dat „kuierplek", dat is: de plaats
van waaruit men tochtjes gaat on
dernemen. De eerste dagen waren na
tuurlijk gewijd aan de Van Riebeeck-
feesten, welke de Hollander duchtig
imponeerde. Leuk vond hij het, 't
Culemborgse Marktplein in Kaapstad
te bekijken- Het leek er echt wel een
beetje Nederlands. Het draaiorgel, in
Zuid-Afrika onbekend, was een waar
feestnummer en had geweldig veel
bekijks.
Op onze vraag, hoe Kaapstad de
Sliedrechtse reiziger beviel, antwoord
de hij, dat het er erg mooi is. De
lage woningen doen eerst wel wat
vreemd aan, zodat men, door Neder
landse ogen gezien, de indruk krijgt
van een enorm groot dorp, maar er
is druk autoverkeer en veel nieuw
bouw, hetgeen de stad een welvarend
treinen als hier en dus doet men
goed, tevoren een plaats te bespre
ken. In de trein hangt dan een pas
sagierslijst, waarop men zijn plaats
kan vinden.
Pretoria en Johannesburg gaven
Jan van de Graaf dezelfde sensatie
als Kaapstad. In de binnenstad zijn
wel grote gebouwen, maar buiten het
centrum vindt men direct vriendelijke
woonwijken met éénverdiepinghuizen
en ruime tuinen.
De Zuid-Afrikaanse stedeling heeft
altijd wat heimwee naar het platte
land en heeft dan ook veel van zijn
buiten-gewoonten meegebracht. Een
van deze gewoonten is het houden
van een" „braaivleisaand", waarbij de
hele familie, met genodigden, de gan
se avond in de tuin vlees zit te
roosteren en te verorberen. Het was
voor Van de Graaf een feest, bij zulk
een gebeurtenis te worden uitgeno
digd.
Hoe goed zij ook wonen in de stad,
toch houden de mensen dat verlangen
naar buiten. ,,Wag maar, tot jy op
die plaats kom, daar leef die mense
eers lekker," hadden stadsvrienden
onze reiziger al beloofd. En zo ging
hij dus vol verwachting naar de „Boe-
renplaas". Daarvan vertelt hij: „Som
mige van deze „plase" liggen wel
dertig km van de bewoonde wereld
af en de boeren kunnen dan „die
skoorsteen van buurman se' huis niet
zien rook nie". Ik heb hier genoten
van het boerenleven met al zijn ge
bruiken nog uit de tijd van de voor
trekkers. Er zijn wel tractors en land
bouwmachines, maar ik kon er ook
nog rijden op de „ossewa", jagen, en
natuurlijk paardrijden. Op een mor
gen al heel vroeg, werd er over mijn
(afwezige!) ruitersbekwaamheden ge
sproken en toen het paard, dat zich
ook niet zo erg vertrouwelijk toonde,
voor de deur stond, lieten zelfs de
zwarte arbeiders hun werk in de
steek om met een brede lach te kijken
naar de eerste rit van „baas uit Hol
land". Maar ik heb 't toch voor elkaar
gekregen!"
De Afrikaners zijn altijd bang, dat
hun gasten honger zullen lijden, zo
vertelt Van de Graaf tot besluit. De
gehele dag door krijgt men voedsel
voorgezet. Het gebeurde, dat ik van
de ene boerenplaats naar de andere
moest en voor een reisje van zes
uur „padkos" (leeftocht) meekreeg,
bestaande uit., twintig boterhammen,
acht eieren en twee pond vlees!
Is het wonder, dat de maanden om
vlogen, en Jan van de Graaf, eer hij
het wist, weer op de boot zat? „ik
had er best willen blijven," zegt hij,
,,en ik zal in elk geval mijn best
doen, er nog eens te komen!"
Graaf, op uitnodiging
vrienden, die hij nu in persoon leer
de kennen na veel correspondentie,
verder het land in. Het ging van stad
tot stad, van dorp tot dorp, en ook
langs heel eenzame boerderijen, waar
het goed wonen is. Hij ontmoette tal
rijke personen van alle rang en stand,
van arbeiders, busconducteurs en boe
ren tot hoogleraren en predikanten toe.
Het viel hem op, hoe weinig stand
verschil in dit land merkbaar is. Al
len gaan heel gemoedelijk met elkaar
om, een herinnering aan de sfeer, wel
ke de boeken van Penning over de
Zuid-Afrikaanse boeren vroeger wis
ten te brengen.
Zo raakte hij in Stellenbösch be
vriend met „Oom Pietie le Roux",
«leider van het in die streek alom
bekende „Boerenorkes". Van de
Graaf wilde graag eens een vergade
ring van de Volksraad meemaken,
maar het was erg moeilijk voor hem,
een plaats op de tribune te krijgen.
Dat het toch wel kon, bewees Oom
Pietie hem. Even voordat de zitting
begon, nam hij hem mee naar de in
gang van het gebouw en de eerste
de beste minister die binnenkwam,
sprak hij aan met de woorden: „Neef,
ek wil hierdie Nederlandse besoeker
aan u voorstel." De minister ant
woordde even gemoedelijk en., de
weg naar de tribune was vrij.
Door zijn vele correspondentie-con
necties logeerde Van de Graaf steeds
bij families en leerde daardoor heel
wat gezinnen kennen. Hij kwam tot
de ontdekking, dat de erkenning van
het Nederlandse „Stamland" nog als
traditie voortleeft in Zuid-Afrika, want
in elk woonhuis is er nog wel iets
te vinden, dat aan Holland herinnert:
een stukje Delfts blauw, een molen
tje aan de muur, een paar sierklomp-
jes of iets dergelijks.
imponerend voor een Nederlan
der, die binnen enkele uren zijn land
dwars door kan rijden! Daarginds is
het anders: een treinreis van 24 uur
verbaast niemand, want de afstanden
zijn enorm. Er rijden niet zo veel
Ossenwagen beladen met zakken
€5B3BS3®
voorrecht: te rrjogen bid-
tijd en Gods wijze. Omdat Hij de
Getrouwe is, die niet laat varen wat
Zijn hand begon. Dus: zo zal Hij alles
maken, dat ge u verwond'ren moet.
den. Zouden we de zegen van het Dit zal iedere echte bidder ondervin-
gebed ooit te hoog kunnen aanslaan
En toch: wat een verzuchtingen over
onverhoorde gebeden. Wat een mis-
verstand inzake het gebed. Wat een
vragen en klachten. Zou het niet goed
zijn om te luisteren naar wat Calvijn
gezegd heeft? Dit: „Wie
goeds wil ontvangen, moet gewoonlijk
lang wachten." Met andere woorden:
een bidder moet geduld hebben. Een
bidder moet nederig zijn en de ver
horing aan God overlaten, stil gelo
den, of hij ontvangt wat hij vraagt,
of niet ontvangt wat hij vraagt. Of
hij het dadelijk krijgt of pas later.
Hebt ge er geen ervaring van, dat
v-u.it/ .t °e altVd tvat ontvangt van God? In-
God "iets dien u onthoudt wat ge gevraagd
hebt, dan ontvangt ge iets anders:
kracht om goed te vindenwat God
doet en zoals Hij doet. Dan wordt ge
gesterkt naar dat ge nodig hebt om
Gods weg te gaan en Zijn wijze
vend: God is goed. Vertrouwend: al S".
is het niet op uw tijd of op mijn tijd, "°r rr""u"~"* Jw*
op Zijn tijd zal de Vader voorzien.
Dit is niet gemakkelijk. Dat kost onder heil
strijd, strijd tegen onszelf. Maar Cal- Heiland en
vijn heeft ook gezegd: „Het geloof
sluit de ogen en opent de oren om te
letten op de belofte alleen." De belofte
is er. De belofte van God. En die be
lofte blijft, omdat God blijft. En die
vertrouiüend aan Gods hand, die nooit
heeft misgetast. Dan belijdt ge: „V a-
onder al mijn noden, Vader
straf." Vader van mijn
Hem ook m ij n Vader.
Maar dan moet ge „opmerkende
zijn", zoals de Bijbel bij herhaling
vermaant. In uw leven zien. Rondom
u zien. Oor en ogen de kost geven.
dat hij in het residentie
stadje Waldeck omstreeks 1717 bijna
goed gezind
Hannoversch-Münden. dat Alexander
von Humboldt „een van de zeven mooi
ste steden ter wereld' heelt genoemd,
met een geweldige klisteerspuit
hand en aan zijn voeten ziet men een
zalfpot van indrukwekkende afmetin
gen, Toch is het niet de bedoeling met
deze caricaturale vereeuwiging van
Eisenbarth afbreuk te doen aan zijn
roem als helper der mensheid. In de
loop der eeuwen zijn vele ernstige bio-
graphische studies geschreven over de
„wijze van Viechtach" zoals Eisen
barth veelal naar zijn geboorteplaats in
het Beierse Woud wordt genoemd. Maar
In het volk blijft hij ondanks alles
voortleven als een kwakzalver, getuige
bet populaire versje:
„De Doorns", tussen de Hexrivierbergen, op circa 13Ó km
gen, en verkwikkingen, ook temidden
van teleurstellingen, moeiten, zorgen,
leed en droefenis. Dan zult ge erken
nen gebedsverhoringen in 't groot en
in 't klein. Verhoring van die gebeden,
die met volle bewustheid, misschien
zelfs met grote aandrang en in bange
worsteling gebeden zijn. En ook ge
beden, die als het ware onbewust als
wensen in u leefden. Als ge maar op
merkende zijt, zoals Psalm 25 daarvan
zegt: „D'ogen houdt mijn stil gemoed
opwaarts, om op God te letten."
't Zijn vaak zulke kleine, voor de
mensen verborgen dingen, 't Leven
bestaat nu eenmaal uit kleinigheden,
ook het gebedsleven. Maar toch zult
ge diep onder de indruk komen van
het overweldigende feit, dat God de
Hoorder des gebeds is.
Ge ziet leiding in uw leven. Ja, ge
ziet Gods liefde dan door alles heen,
zoals Hrj u eerst heeft liefgehad in
Jezus Christus. Ge dankt Hem voor
Zijn genade. Want: dat zal alleen ge
nade zijn.
ZONDAGSBLAD 4 OCTOBER 1952
ZEGETOCHT VAN
Nog steeds werken technici aan vervolmaking
ZESTIG jaar geleden werd in de stad
La Porte in de staat Indiana in de
Verenigde Staten de ^rste automati
sche telefooncentrale in gebruik gesteld.
Dat betekende ten opzichte van het
reeds vijftien jaar eerder en wel in
1876 door Alexander Graham Bell ge
lanceerde systeem een enorme verbe
tering, maar het ligt voor de hand dat
deze apparatuur nog geenszins de graad
van perfectie had bereikt als die, wel
ke de apparaten bezitten die wij thans
kennen en met behulp waarvan in onze
dagen over de gehele wereld op wel
haast onvoorstelbaar grote schaal een
dankbaar gebruik wordt gemaakt. In
1951 waren er naar schatting in totaal
meer dan 75.000.000 telefoontoestellen
in de gehele wereld in gebruik, een aan
tal dat zich naar mag worden aange
nomen, intussen reeds weer sterk zal
hebben uitgebreid.
Ook in de eerste jaren rond de eeuw
wisseling besefte men maar al te goed,
dat de telefoon nog verre van volmaakt
was. Er kleefden namelijk aan de eer
ste automatische telefooncentrales, die
gebaseerd waren op het systeem van
Strowger, verschillende bezwaren Het
typische is. dat deze bezwaren niet gol
den voor de met de hand bediende cen
trales van het Bell-systeem.
T N de loop der jaren werden de au-
tomatische centrales niet alleen uit
gebreid en verbeterd, ook de doelmatig
heid werd steeds groter en de appara
tuur werd tevens minder kostbaar. In
1927 was het economisch bezien al voor
deliger duizend aansluitingen in een au
tomatische centrale onder te brengen.
Voor minder bevolkte streken was er
echter nog één hinderpaal en dat was
het interlocaal verkeer. Als dit dok op
een verantwoorde manier kon worden
geautomatiseerd, dan pas zouden de klei
nere, met de hand bediende centrales
op het platteland en in de kleinere ste
den kunnen verdwijnen en dan zou het
ook in die gevallen voordeliger kunnen
zijn over te gaan tot automatische te
lefonie.
In de lang vervlogen dagen uit de be
ginperiode van de telefoon moest men
deze moeilijkheden al hebben aange
voeld; toen reeds waren de ontwerpers
en constructeurs in de weer om ook deze
problemen op te lossen. In dit verband
is het interessant er op te wijzen, dat
in 1905 een Amerikaanse -spoorweg
maatschappij reeds een automatisch te
lefoonnet had, door middel waarvan
twee personen op een afstand van niet
minder dan 400 mijlen ogenblikkelijk
met elkaar in contact konden komen.
MET de boven beschreven ontwikke
ling voor ogen, wordt het duidelijk
dat de automatische huistelefoon pas
veel later en eerst alleen in grote ge
bouwen toepassing vond. In kleinere be
drijven en instellingen wogen de hoge
kosten immers nog niet op tegen de
voordelen van een snel en efficiënt ver
keer tussen verschillende personen. Een
met de hand bediende centrale was wel
iswaar in aanschaffing minder kostbaar,
maar de exploitatiekosten waren hoog
en vooral voor kleinere objecten bete
kende dit een groot bezwaar, zodat huis-
telefonie oorspronkelijk beperkt bleef tot
enkele „grootgebruikers."
TEKA-BB, zonder kap, voor kleine
kantoren, bedrijven of inrichtingen.
Maximum capaciteit: 2 aansluitingen
op het openbare telefoonnet, 2 interne
gesprekken gelijktijdig en 9 toestel
aansluitingen.
Tegenwoordig is de telefoon in grote
bedrijven, maar ook in middelmatige
en zelfs in kleine bedrijven, fabrieken,
kantoren en soortgelijke instellingen
echter met recht onmisbaar geworden,
niet alleen voor het externe verkeer,
maar ook voor het interne verkeer tus
sen de employé's onderling.
Hoewel zelfs een huistelefooncentrale
van beperkte omvang een gecompliceerd
karakter heeft, is deze apparatuur in
vergelijking met vroeger toch belangrijk
eenvoudiger geworden, niettegenstaan
de dergelijke centrales over meer mo
gelijkheden (ruggespraak enz) zijn ko
men te beschikken. Het is deze ver
eenvoudiging, die tot in onze dagen on
verminderd voortduurt en daardoor een
bewijs vormt, dat de telefoon ondanks
een reeds respectabele leeftijd toch al
tijd nog een jeugdig en vooruitstrevend
élan heeft weten te bewaren.
PEN sprekend voorbeeld hiervan vor-
men ook de nieuwe, door Philips
ontwikkelde huistelefooncentrales. Deze
zijn volgens een geheel nieuw principe
opgebouwd en vormen een verdere stap
in het reeds van het begin van de te
lefoonhistorie daterend streven naar
kostenverlaging.
Er zijn verschillende typen van dit
zogenaamde TEKA-systeem (Telefoon
Kleine Automaat), die alle zijn opge
bouwd uit dezelfde onderdelen. Betekent
deze standaardisatie reeds een vooruit
gang, belangrijker is nog dat de typen
op eenvoudige wijze kunnen worden uit
gebreid. Een enkel voorbeeld moge dit
verduidelijken. Het type TEKA-BB
heeft een minimum-capaciteit van 1-2-
9 (d.w.z. dat men door middel van de
installatie één extern gesprek kan voe
ren, verder dat men gelijktijdig twee
interne gesprekken kan afwikkelen en
dat de gehele installatie negen aanslui
tingen heeft, waarvan er in dit geval
één als centraal station fungeert). De
maximum-capaciteit van deze centrale
is 2-2-9. Bij dit type is het voordeel nog
niet zo sprekend, maar bij de TEKA-BC
is het al anders. De minimum-capaci
teit is 2-2-9 en de maximum-capaciteit
3-3-27.
13 IJ het ontwerpen van deze TEKA-
■»-' centrales is men er van uitgegaan
om ongeacht de grootte, een algeme
ne verdeling in vier onderdelen toe te
passen. In het algemene gedeelte, dat
in elke centrale aanwezig is, bevinden
zich wek- en signaalmachines, die ook
kies- en ingesprek-signalen leveren en
de nachtschakeling. De grootte van dit
gedeelte is onafhankelijk van de capa
citeit van de centrale. In de tweede
sectie van de centrale bevinden zich al
le verbindingen met de aangesloten toe
stellen; als de interne capaciteit moet
worden uitgebreid, dan moet deze sec
tie worden vergroot. In het derde deel
van de installatie bevinden zich de huis
organen, die bepalend zijn voor het aan
tal gesprekken, dat gelijktijdig kan wor
den gevoerd, terwijl ten slotte in het
yierde deel de externe verbindingen zijn
ondergebracht. Met de vergroting van
de capaciteit van de centrale moeten
uiteraard ook de beide laatste secties
worden uitgebreid.
De betekenis van dit consequent door
gedachte systeem moet vooral mede
worden gezocht in de universele bedra
ding, welke onafhankelijk van de capa
citeit is. Wanneer een normale cen
trale moet worden uitgebreid, dienen al
le verbindingen afzonderlijk te worden
gesoldeerd, hetgeen een geroutineerde
tedhnicus en veel tijd vergt. Bij het
Philips-systeem is een dergelijke uit
breiding veel en veel eenvoudiger, door
dat een onderdeel, nodig voor de ver
groting van de capaciteit, door middel
van enkele soldeerverbindingen kan
worden gemonteerd.
IN een mensenleeftijd, in zestig jaar,
is de automatische telefoon uit
gegroeid tot een onmisbaar hulpmid
del van de moderne samenleving. In
deze spanne tijds is de apparatuur ge
worden tot een voor buitenstaanders on
ontwarbaar net van draadjes, verbon
den met een onafzienbaar aantal min
of meer geheimzinnige onderdelen en
instrumenten, die met feilloze zekerheid
de ene abonné met de andere verbin
den, ook al bevinden zij zich vele dui
zenden kilometers van elkaar. Als le
ken een automatische telefooncentrale
bezoeken, blijken zij steeds weer ver
rast door de geraffineerdheid van zoveel
onvermoed vernuft en de indruk, die zij
mee naar huis nemen, is veelal bedui-
oend overweldigender dan wanneer zij
in feite meer gecompliceerde technische
scheppingen in ogenschouw nemen.
De technici echter gaan intussen on
verstoorbaar voort de telefoon, waar
mogelijk, nog te vervolmaken. Zij voe
len zich daarbij geenszins als de legen
darische toverleerling, die de door hem
opgeroepen geesten niet meer in be
dwang wist te houden. Men kan inte
gendeel vaststellen, dat zij doelbewust
hun weg gaan.
■CHJ-B-B-B-H-a-tJ-JKi"»
(HHHHUHHHWfl-
DEaanval op de massa was dus
begonnen. Door die ene predi
kant, die in de' aanvang van de
jaren 1910'20 in de Volkswijk be
landde en die opeens ontdekte dat
men deze massa niet meer binnen
de kerkmuren zag. Op alle fronten
opende hij toen meteen het vuur.
Men kon hem vinden op de kansels,
maar ook in de open lucht, op het
podium van de stadsgehoorzaal en
op de Bühne van het bioscoop
theater. Men kon hem horen ge
tuigen en debatteren, protesteren
en zingen. Daarnaast vond hij tijd
om kroegen en bordelen af te lopen,
zodat de prostituée en de gesjochte
jongen van de vlakte hem evengoed
leerden kennen als ouderlingen en
diakenen. Een tomeloos, door niets
geremd leven; een man van zijn
tijd waarin felle vlammenzeeën hun
tongen naar de hemel rekken
Het kerkvolk, verschroeid door
zijn oordelen, gelaafd door zijn
troost, behoorde onder de duizen
den, die hem beluisterden. Met
gemengde gevoelens weliswaar: er
waren er, die God dankten omdat
eindelijk iemand kwam om de
dovende vlaswiek tot nieuw licht
aan te blazen, maar er waren er
evengoed, die hun hoofd schudden
over een zo ontraditionele aanpak.
Er waren volgelingen en bestrijders
bij hopen. Er waren evenwel te
weinig mee-denkende, mee-worste-
lende geesten van een gelijk for
maat. Het kerkelijk geheel deed
meer denken aan een aangezogen
muggenzwerm ener- en een kwet
terend wegvliegende spreeuwen
troep anderzijds, dart aan een team
verband van heiligen, die bereid
waren de poorten van de hel te be
stormen. Maar dat is nu eenmaal
het lot van de pionier: het lot waar
aan hij kans loopt te bezwijken.
Gelijk deze voortrekker be
zweken is l
Het past een navolger van een
nakomende generatie geenszins
gaf in dienst van Christus. Nochtans
is het onverstandig om blind te
blijven voor de gemaakte fouten:
ze belagen immers ook onze arbeid
van vandaag, ook al ben ik me be
wust dat elke tijd zijn eigen ver
zoekingen en gevaren meedraagt.
dagelijks predikanten aan be-
zwijken. Want zonder huisbezoek
is geen geestelijk werk mogelijk.
Slechts in de voortdurende omgang
met de medemens kan men mens
blijven. Wie deze taak veronacht-
t, strandt op de klippen
Maar bij het noteren van de feiten eigengereidheid, overmatig zelfver-
blijve vooropstaan dat wij van trouwen of uiteindelijke geestelijke
een afstand toeziende gemakke- improductiviteit. Ik
lijker kunnen onderscheiden dan de soonlijk elke week. Men kan mij
die er midden
De eerste fout en waarschijnlijk
de beslissende is geweest het ge
brek aan persoonlijk contact. In de
vergaderingen aan scTrijien '"mten "de^drnkte
verdenken dat ik de tijd doorbreng
achter mijn schrijfmachine om
artikelen over de Volkswijk te
schrijven maar het wonder
baarlijke is dat ik deze alleen kan
kerkeraad vallen daar harde
welwillende woorden over. Dominee
doet te weinig huisbezoek Op zich
zelf een waarheid als een koe: men
kan nu eenmaal niet elke avond
spreken, allerlei activiteiten uit de
grond stampen, organisaties opbou-
en dan nog zoetjes naar oude trant
bezoekje, bezoekje en bezoekje af
leggen. Men moet dat overlaten aan
derden die men dan bovendien nog
trainen en wegwtjs maken moet
de
gesprekken en persoonlijke con
tacten door. Alleen uit de botsing
van mens met mens worden deze
verhalen geboren: in de vacantie
krijg ik geen woord'op papier en
vandaar dat ik van te voren deze
impen, organ,mues opoou- reek d
menigten enthemmsmeren my„ vrije weken gmoQt A|s djt
alles al geldt voor artikelen, hoeveel
te
alle
Uit de
VOLKSWIJK
Voeg daarbij dat er toch feitelijk
al in jaren geen huisbezoek was
verricht en dat onze pionier dus
nauwelijks wist wat dat betekende.
En let er vooral ook op dat zijn
bijzondere talenten lagen in het
preek- en spreek werk en hoogstens
in het groepsgesprek met 's werelds
zelfkantbewoners. Alles tesamen
voldoende om hem zo te binden dat
hij aan bezoeken slechts hoogstens
één middag per week kon besteden
en wat kan men in zo luttele uren
verrichten? Niettemin: dit blijft
een fout al is het een fout waar nog
kondiging. Wie de levende mens
niet kent. kan beter zwijgen, want
hij praat toch maar ow Je hoofden
heen
Uit deze eerste Jout is aestyds een
tweede geboren. De voortrekker
heeft van deze dingen iets gevoeld
en is de mensen gaan opzoeken op
de i
•ezig i
zonder geestelijk aanwezig te zijn.
Hij heeft de kroegen en de kroeg
lopers opgezocht. Daar waren ze
immers steeds in menigte voor
radig, méér dan bij moeder de vrouw
thuisMaar daar waren ze aan
wezig in de abnormale staat van
een borrel en borrelpraat. Wie daar
komt, moet méé doen. En terwille
van de solidariteit heeft hij mee
gedaan. En de man, die staande
bleef tussen de verzoekingen van
geld en sexualiteit, van ontucht en
misdaad, is door het glas ten val
gebracht. Maar wie zijn wij om
eens Anders dienstknecht daarin te
oordelen?
WIJKPREDIKANT.