automatische telefoon Zes maanden in uid-Afrika BIDDEN WAl HET RISICO VAN HET AMBT ZONDAGSBLAD 4 OCTOBER 1952 BEZOEK AAN VERSCHILLENDE „BOERENPLAASE" Gastheer zorgt tevens voor „padkos" WIE verre reizen doet, kan veel verhalen en daarom hebben wij eens een praatje gemaakt met Jan van de Graaf uit Sliedrecht, die bij na zes maanden in Zuid-Afrika ge weest is om daar enige van zijn „vier duizend correspondentievrienden" te bezoeken. Hij heeft n.l. destijds de grootste Nederlands-Afrikaanse cor respondentieclub gesticht en heel wat materiaal over dit verre land verza meld. Tien jaar lang spaarde hij ijverig voor het reisgeld en nu werd zijn grootste wens vervuld: hij kon een retour Zuid-Afrika nemen! De Van Riebeeck-herdenking was in volle gang, toen Van de Graaf in Kaapstad arriveerde. Zijn verwachtin gen waren zo hoog gespannen en zo veel jaren had hij naar deze reis uit gezien, dat vele vrienden in Neder land bang waren, dat het wel op een teleurstelling zou uitlopen. Maar dat was niet zo, vertelt hij öokteR eisenB&Rth Hannoversch-Münden, het mooie stad je aan de samenvloeiing van de Werra en de Fulda, heeft onlangs de, in heel Duitsland zeer populaire dokter Andre as Eisenbarth herdacht, die hier 225 jaar geleden overleed en hier ook zijn laatste rustplaats kreeg. Wat vertelt de H J arts, die konden lo- konden zien!" In werkelijkheid en de, een halve meter hoge. houten herinfieringsplaat welke de gevel van zijn sterfhuis siert, bevestigt dit zou Eisenbarth heel wat beter dan zijn faam zijn geweest. Uit oude kronieken blijkt, dat hij een han dig operateur was, die eerst door volks liedjes de reputatie van een kwakzalver heeft gekregen. Trouwens verraadt ons de steen op zijn graf, dat hij een, door de koning van Engeland en door de Keurvorst van Brunswijk-Lueneburg, ge privilegieerd arts. Koninklijke Pruisi sche en Hof-oculist was. Maar uit niets blijkt uit deze inscriptie, dat hij inder daad de dokterstitel had verworven. Men weet van hem nog, dat hij door het land trok, om zieken te genezen en vooral als been- en breuk-operateur ver maardheid genoot. In kleine steden werd hij door velen vereerd als een heilige. Vermoedelijk heeft Eisenbarth zijn slechte naam vooral te danken ge had aan de wijze, waarop hij propagan da en reclame maakte voor zichzelf. In een, aan hem gewijd oud boekje, kon nu, het was integendeel de mooiste tijd die ik ooit heb beleefd. Ik zou wat graag weer teruggaan, maar ik vind het te erg om mijn ouders al leen achter te laten. Wie weet, hoe het later nog eens gaat. Enkele Afrikaanse vrienden wacht ten hem bij aankomst op en brach ten hem naar het eerste adres waar hij zou logeren. In Afrika noemt men dat „kuierplek", dat is: de plaats van waaruit men tochtjes gaat on dernemen. De eerste dagen waren na tuurlijk gewijd aan de Van Riebeeck- feesten, welke de Hollander duchtig imponeerde. Leuk vond hij het, 't Culemborgse Marktplein in Kaapstad te bekijken- Het leek er echt wel een beetje Nederlands. Het draaiorgel, in Zuid-Afrika onbekend, was een waar feestnummer en had geweldig veel bekijks. Op onze vraag, hoe Kaapstad de Sliedrechtse reiziger beviel, antwoord de hij, dat het er erg mooi is. De lage woningen doen eerst wel wat vreemd aan, zodat men, door Neder landse ogen gezien, de indruk krijgt van een enorm groot dorp, maar er is druk autoverkeer en veel nieuw bouw, hetgeen de stad een welvarend treinen als hier en dus doet men goed, tevoren een plaats te bespre ken. In de trein hangt dan een pas sagierslijst, waarop men zijn plaats kan vinden. Pretoria en Johannesburg gaven Jan van de Graaf dezelfde sensatie als Kaapstad. In de binnenstad zijn wel grote gebouwen, maar buiten het centrum vindt men direct vriendelijke woonwijken met éénverdiepinghuizen en ruime tuinen. De Zuid-Afrikaanse stedeling heeft altijd wat heimwee naar het platte land en heeft dan ook veel van zijn buiten-gewoonten meegebracht. Een van deze gewoonten is het houden van een" „braaivleisaand", waarbij de hele familie, met genodigden, de gan se avond in de tuin vlees zit te roosteren en te verorberen. Het was voor Van de Graaf een feest, bij zulk een gebeurtenis te worden uitgeno digd. Hoe goed zij ook wonen in de stad, toch houden de mensen dat verlangen naar buiten. ,,Wag maar, tot jy op die plaats kom, daar leef die mense eers lekker," hadden stadsvrienden onze reiziger al beloofd. En zo ging hij dus vol verwachting naar de „Boe- renplaas". Daarvan vertelt hij: „Som mige van deze „plase" liggen wel dertig km van de bewoonde wereld af en de boeren kunnen dan „die skoorsteen van buurman se' huis niet zien rook nie". Ik heb hier genoten van het boerenleven met al zijn ge bruiken nog uit de tijd van de voor trekkers. Er zijn wel tractors en land bouwmachines, maar ik kon er ook nog rijden op de „ossewa", jagen, en natuurlijk paardrijden. Op een mor gen al heel vroeg, werd er over mijn (afwezige!) ruitersbekwaamheden ge sproken en toen het paard, dat zich ook niet zo erg vertrouwelijk toonde, voor de deur stond, lieten zelfs de zwarte arbeiders hun werk in de steek om met een brede lach te kijken naar de eerste rit van „baas uit Hol land". Maar ik heb 't toch voor elkaar gekregen!" De Afrikaners zijn altijd bang, dat hun gasten honger zullen lijden, zo vertelt Van de Graaf tot besluit. De gehele dag door krijgt men voedsel voorgezet. Het gebeurde, dat ik van de ene boerenplaats naar de andere moest en voor een reisje van zes uur „padkos" (leeftocht) meekreeg, bestaande uit., twintig boterhammen, acht eieren en twee pond vlees! Is het wonder, dat de maanden om vlogen, en Jan van de Graaf, eer hij het wist, weer op de boot zat? „ik had er best willen blijven," zegt hij, ,,en ik zal in elk geval mijn best doen, er nog eens te komen!" Graaf, op uitnodiging vrienden, die hij nu in persoon leer de kennen na veel correspondentie, verder het land in. Het ging van stad tot stad, van dorp tot dorp, en ook langs heel eenzame boerderijen, waar het goed wonen is. Hij ontmoette tal rijke personen van alle rang en stand, van arbeiders, busconducteurs en boe ren tot hoogleraren en predikanten toe. Het viel hem op, hoe weinig stand verschil in dit land merkbaar is. Al len gaan heel gemoedelijk met elkaar om, een herinnering aan de sfeer, wel ke de boeken van Penning over de Zuid-Afrikaanse boeren vroeger wis ten te brengen. Zo raakte hij in Stellenbösch be vriend met „Oom Pietie le Roux", «leider van het in die streek alom bekende „Boerenorkes". Van de Graaf wilde graag eens een vergade ring van de Volksraad meemaken, maar het was erg moeilijk voor hem, een plaats op de tribune te krijgen. Dat het toch wel kon, bewees Oom Pietie hem. Even voordat de zitting begon, nam hij hem mee naar de in gang van het gebouw en de eerste de beste minister die binnenkwam, sprak hij aan met de woorden: „Neef, ek wil hierdie Nederlandse besoeker aan u voorstel." De minister ant woordde even gemoedelijk en., de weg naar de tribune was vrij. Door zijn vele correspondentie-con necties logeerde Van de Graaf steeds bij families en leerde daardoor heel wat gezinnen kennen. Hij kwam tot de ontdekking, dat de erkenning van het Nederlandse „Stamland" nog als traditie voortleeft in Zuid-Afrika, want in elk woonhuis is er nog wel iets te vinden, dat aan Holland herinnert: een stukje Delfts blauw, een molen tje aan de muur, een paar sierklomp- jes of iets dergelijks. imponerend voor een Nederlan der, die binnen enkele uren zijn land dwars door kan rijden! Daarginds is het anders: een treinreis van 24 uur verbaast niemand, want de afstanden zijn enorm. Er rijden niet zo veel Ossenwagen beladen met zakken €5B3BS3® voorrecht: te rrjogen bid- tijd en Gods wijze. Omdat Hij de Getrouwe is, die niet laat varen wat Zijn hand begon. Dus: zo zal Hij alles maken, dat ge u verwond'ren moet. den. Zouden we de zegen van het Dit zal iedere echte bidder ondervin- gebed ooit te hoog kunnen aanslaan En toch: wat een verzuchtingen over onverhoorde gebeden. Wat een mis- verstand inzake het gebed. Wat een vragen en klachten. Zou het niet goed zijn om te luisteren naar wat Calvijn gezegd heeft? Dit: „Wie goeds wil ontvangen, moet gewoonlijk lang wachten." Met andere woorden: een bidder moet geduld hebben. Een bidder moet nederig zijn en de ver horing aan God overlaten, stil gelo den, of hij ontvangt wat hij vraagt, of niet ontvangt wat hij vraagt. Of hij het dadelijk krijgt of pas later. Hebt ge er geen ervaring van, dat v-u.it/ .t °e altVd tvat ontvangt van God? In- God "iets dien u onthoudt wat ge gevraagd hebt, dan ontvangt ge iets anders: kracht om goed te vindenwat God doet en zoals Hij doet. Dan wordt ge gesterkt naar dat ge nodig hebt om Gods weg te gaan en Zijn wijze vend: God is goed. Vertrouwend: al S". is het niet op uw tijd of op mijn tijd, "°r rr""u"~"* Jw* op Zijn tijd zal de Vader voorzien. Dit is niet gemakkelijk. Dat kost onder heil strijd, strijd tegen onszelf. Maar Cal- Heiland en vijn heeft ook gezegd: „Het geloof sluit de ogen en opent de oren om te letten op de belofte alleen." De belofte is er. De belofte van God. En die be lofte blijft, omdat God blijft. En die vertrouiüend aan Gods hand, die nooit heeft misgetast. Dan belijdt ge: „V a- onder al mijn noden, Vader straf." Vader van mijn Hem ook m ij n Vader. Maar dan moet ge „opmerkende zijn", zoals de Bijbel bij herhaling vermaant. In uw leven zien. Rondom u zien. Oor en ogen de kost geven. dat hij in het residentie stadje Waldeck omstreeks 1717 bijna goed gezind Hannoversch-Münden. dat Alexander von Humboldt „een van de zeven mooi ste steden ter wereld' heelt genoemd, met een geweldige klisteerspuit hand en aan zijn voeten ziet men een zalfpot van indrukwekkende afmetin gen, Toch is het niet de bedoeling met deze caricaturale vereeuwiging van Eisenbarth afbreuk te doen aan zijn roem als helper der mensheid. In de loop der eeuwen zijn vele ernstige bio- graphische studies geschreven over de „wijze van Viechtach" zoals Eisen barth veelal naar zijn geboorteplaats in het Beierse Woud wordt genoemd. Maar In het volk blijft hij ondanks alles voortleven als een kwakzalver, getuige bet populaire versje: „De Doorns", tussen de Hexrivierbergen, op circa 13Ó km gen, en verkwikkingen, ook temidden van teleurstellingen, moeiten, zorgen, leed en droefenis. Dan zult ge erken nen gebedsverhoringen in 't groot en in 't klein. Verhoring van die gebeden, die met volle bewustheid, misschien zelfs met grote aandrang en in bange worsteling gebeden zijn. En ook ge beden, die als het ware onbewust als wensen in u leefden. Als ge maar op merkende zijt, zoals Psalm 25 daarvan zegt: „D'ogen houdt mijn stil gemoed opwaarts, om op God te letten." 't Zijn vaak zulke kleine, voor de mensen verborgen dingen, 't Leven bestaat nu eenmaal uit kleinigheden, ook het gebedsleven. Maar toch zult ge diep onder de indruk komen van het overweldigende feit, dat God de Hoorder des gebeds is. Ge ziet leiding in uw leven. Ja, ge ziet Gods liefde dan door alles heen, zoals Hrj u eerst heeft liefgehad in Jezus Christus. Ge dankt Hem voor Zijn genade. Want: dat zal alleen ge nade zijn. ZONDAGSBLAD 4 OCTOBER 1952 ZEGETOCHT VAN Nog steeds werken technici aan vervolmaking ZESTIG jaar geleden werd in de stad La Porte in de staat Indiana in de Verenigde Staten de ^rste automati sche telefooncentrale in gebruik gesteld. Dat betekende ten opzichte van het reeds vijftien jaar eerder en wel in 1876 door Alexander Graham Bell ge lanceerde systeem een enorme verbe tering, maar het ligt voor de hand dat deze apparatuur nog geenszins de graad van perfectie had bereikt als die, wel ke de apparaten bezitten die wij thans kennen en met behulp waarvan in onze dagen over de gehele wereld op wel haast onvoorstelbaar grote schaal een dankbaar gebruik wordt gemaakt. In 1951 waren er naar schatting in totaal meer dan 75.000.000 telefoontoestellen in de gehele wereld in gebruik, een aan tal dat zich naar mag worden aange nomen, intussen reeds weer sterk zal hebben uitgebreid. Ook in de eerste jaren rond de eeuw wisseling besefte men maar al te goed, dat de telefoon nog verre van volmaakt was. Er kleefden namelijk aan de eer ste automatische telefooncentrales, die gebaseerd waren op het systeem van Strowger, verschillende bezwaren Het typische is. dat deze bezwaren niet gol den voor de met de hand bediende cen trales van het Bell-systeem. T N de loop der jaren werden de au- tomatische centrales niet alleen uit gebreid en verbeterd, ook de doelmatig heid werd steeds groter en de appara tuur werd tevens minder kostbaar. In 1927 was het economisch bezien al voor deliger duizend aansluitingen in een au tomatische centrale onder te brengen. Voor minder bevolkte streken was er echter nog één hinderpaal en dat was het interlocaal verkeer. Als dit dok op een verantwoorde manier kon worden geautomatiseerd, dan pas zouden de klei nere, met de hand bediende centrales op het platteland en in de kleinere ste den kunnen verdwijnen en dan zou het ook in die gevallen voordeliger kunnen zijn over te gaan tot automatische te lefonie. In de lang vervlogen dagen uit de be ginperiode van de telefoon moest men deze moeilijkheden al hebben aange voeld; toen reeds waren de ontwerpers en constructeurs in de weer om ook deze problemen op te lossen. In dit verband is het interessant er op te wijzen, dat in 1905 een Amerikaanse -spoorweg maatschappij reeds een automatisch te lefoonnet had, door middel waarvan twee personen op een afstand van niet minder dan 400 mijlen ogenblikkelijk met elkaar in contact konden komen. MET de boven beschreven ontwikke ling voor ogen, wordt het duidelijk dat de automatische huistelefoon pas veel later en eerst alleen in grote ge bouwen toepassing vond. In kleinere be drijven en instellingen wogen de hoge kosten immers nog niet op tegen de voordelen van een snel en efficiënt ver keer tussen verschillende personen. Een met de hand bediende centrale was wel iswaar in aanschaffing minder kostbaar, maar de exploitatiekosten waren hoog en vooral voor kleinere objecten bete kende dit een groot bezwaar, zodat huis- telefonie oorspronkelijk beperkt bleef tot enkele „grootgebruikers." TEKA-BB, zonder kap, voor kleine kantoren, bedrijven of inrichtingen. Maximum capaciteit: 2 aansluitingen op het openbare telefoonnet, 2 interne gesprekken gelijktijdig en 9 toestel aansluitingen. Tegenwoordig is de telefoon in grote bedrijven, maar ook in middelmatige en zelfs in kleine bedrijven, fabrieken, kantoren en soortgelijke instellingen echter met recht onmisbaar geworden, niet alleen voor het externe verkeer, maar ook voor het interne verkeer tus sen de employé's onderling. Hoewel zelfs een huistelefooncentrale van beperkte omvang een gecompliceerd karakter heeft, is deze apparatuur in vergelijking met vroeger toch belangrijk eenvoudiger geworden, niettegenstaan de dergelijke centrales over meer mo gelijkheden (ruggespraak enz) zijn ko men te beschikken. Het is deze ver eenvoudiging, die tot in onze dagen on verminderd voortduurt en daardoor een bewijs vormt, dat de telefoon ondanks een reeds respectabele leeftijd toch al tijd nog een jeugdig en vooruitstrevend élan heeft weten te bewaren. PEN sprekend voorbeeld hiervan vor- men ook de nieuwe, door Philips ontwikkelde huistelefooncentrales. Deze zijn volgens een geheel nieuw principe opgebouwd en vormen een verdere stap in het reeds van het begin van de te lefoonhistorie daterend streven naar kostenverlaging. Er zijn verschillende typen van dit zogenaamde TEKA-systeem (Telefoon Kleine Automaat), die alle zijn opge bouwd uit dezelfde onderdelen. Betekent deze standaardisatie reeds een vooruit gang, belangrijker is nog dat de typen op eenvoudige wijze kunnen worden uit gebreid. Een enkel voorbeeld moge dit verduidelijken. Het type TEKA-BB heeft een minimum-capaciteit van 1-2- 9 (d.w.z. dat men door middel van de installatie één extern gesprek kan voe ren, verder dat men gelijktijdig twee interne gesprekken kan afwikkelen en dat de gehele installatie negen aanslui tingen heeft, waarvan er in dit geval één als centraal station fungeert). De maximum-capaciteit van deze centrale is 2-2-9. Bij dit type is het voordeel nog niet zo sprekend, maar bij de TEKA-BC is het al anders. De minimum-capaci teit is 2-2-9 en de maximum-capaciteit 3-3-27. 13 IJ het ontwerpen van deze TEKA- ■»-' centrales is men er van uitgegaan om ongeacht de grootte, een algeme ne verdeling in vier onderdelen toe te passen. In het algemene gedeelte, dat in elke centrale aanwezig is, bevinden zich wek- en signaalmachines, die ook kies- en ingesprek-signalen leveren en de nachtschakeling. De grootte van dit gedeelte is onafhankelijk van de capa citeit van de centrale. In de tweede sectie van de centrale bevinden zich al le verbindingen met de aangesloten toe stellen; als de interne capaciteit moet worden uitgebreid, dan moet deze sec tie worden vergroot. In het derde deel van de installatie bevinden zich de huis organen, die bepalend zijn voor het aan tal gesprekken, dat gelijktijdig kan wor den gevoerd, terwijl ten slotte in het yierde deel de externe verbindingen zijn ondergebracht. Met de vergroting van de capaciteit van de centrale moeten uiteraard ook de beide laatste secties worden uitgebreid. De betekenis van dit consequent door gedachte systeem moet vooral mede worden gezocht in de universele bedra ding, welke onafhankelijk van de capa citeit is. Wanneer een normale cen trale moet worden uitgebreid, dienen al le verbindingen afzonderlijk te worden gesoldeerd, hetgeen een geroutineerde tedhnicus en veel tijd vergt. Bij het Philips-systeem is een dergelijke uit breiding veel en veel eenvoudiger, door dat een onderdeel, nodig voor de ver groting van de capaciteit, door middel van enkele soldeerverbindingen kan worden gemonteerd. IN een mensenleeftijd, in zestig jaar, is de automatische telefoon uit gegroeid tot een onmisbaar hulpmid del van de moderne samenleving. In deze spanne tijds is de apparatuur ge worden tot een voor buitenstaanders on ontwarbaar net van draadjes, verbon den met een onafzienbaar aantal min of meer geheimzinnige onderdelen en instrumenten, die met feilloze zekerheid de ene abonné met de andere verbin den, ook al bevinden zij zich vele dui zenden kilometers van elkaar. Als le ken een automatische telefooncentrale bezoeken, blijken zij steeds weer ver rast door de geraffineerdheid van zoveel onvermoed vernuft en de indruk, die zij mee naar huis nemen, is veelal bedui- oend overweldigender dan wanneer zij in feite meer gecompliceerde technische scheppingen in ogenschouw nemen. De technici echter gaan intussen on verstoorbaar voort de telefoon, waar mogelijk, nog te vervolmaken. Zij voe len zich daarbij geenszins als de legen darische toverleerling, die de door hem opgeroepen geesten niet meer in be dwang wist te houden. Men kan inte gendeel vaststellen, dat zij doelbewust hun weg gaan. ■CHJ-B-B-B-H-a-tJ-JKi"» (HHHHUHHHWfl- DEaanval op de massa was dus begonnen. Door die ene predi kant, die in de' aanvang van de jaren 1910'20 in de Volkswijk be landde en die opeens ontdekte dat men deze massa niet meer binnen de kerkmuren zag. Op alle fronten opende hij toen meteen het vuur. Men kon hem vinden op de kansels, maar ook in de open lucht, op het podium van de stadsgehoorzaal en op de Bühne van het bioscoop theater. Men kon hem horen ge tuigen en debatteren, protesteren en zingen. Daarnaast vond hij tijd om kroegen en bordelen af te lopen, zodat de prostituée en de gesjochte jongen van de vlakte hem evengoed leerden kennen als ouderlingen en diakenen. Een tomeloos, door niets geremd leven; een man van zijn tijd waarin felle vlammenzeeën hun tongen naar de hemel rekken Het kerkvolk, verschroeid door zijn oordelen, gelaafd door zijn troost, behoorde onder de duizen den, die hem beluisterden. Met gemengde gevoelens weliswaar: er waren er, die God dankten omdat eindelijk iemand kwam om de dovende vlaswiek tot nieuw licht aan te blazen, maar er waren er evengoed, die hun hoofd schudden over een zo ontraditionele aanpak. Er waren volgelingen en bestrijders bij hopen. Er waren evenwel te weinig mee-denkende, mee-worste- lende geesten van een gelijk for maat. Het kerkelijk geheel deed meer denken aan een aangezogen muggenzwerm ener- en een kwet terend wegvliegende spreeuwen troep anderzijds, dart aan een team verband van heiligen, die bereid waren de poorten van de hel te be stormen. Maar dat is nu eenmaal het lot van de pionier: het lot waar aan hij kans loopt te bezwijken. Gelijk deze voortrekker be zweken is l Het past een navolger van een nakomende generatie geenszins gaf in dienst van Christus. Nochtans is het onverstandig om blind te blijven voor de gemaakte fouten: ze belagen immers ook onze arbeid van vandaag, ook al ben ik me be wust dat elke tijd zijn eigen ver zoekingen en gevaren meedraagt. dagelijks predikanten aan be- zwijken. Want zonder huisbezoek is geen geestelijk werk mogelijk. Slechts in de voortdurende omgang met de medemens kan men mens blijven. Wie deze taak veronacht- t, strandt op de klippen Maar bij het noteren van de feiten eigengereidheid, overmatig zelfver- blijve vooropstaan dat wij van trouwen of uiteindelijke geestelijke een afstand toeziende gemakke- improductiviteit. Ik lijker kunnen onderscheiden dan de soonlijk elke week. Men kan mij die er midden De eerste fout en waarschijnlijk de beslissende is geweest het ge brek aan persoonlijk contact. In de vergaderingen aan scTrijien '"mten "de^drnkte verdenken dat ik de tijd doorbreng achter mijn schrijfmachine om artikelen over de Volkswijk te schrijven maar het wonder baarlijke is dat ik deze alleen kan kerkeraad vallen daar harde welwillende woorden over. Dominee doet te weinig huisbezoek Op zich zelf een waarheid als een koe: men kan nu eenmaal niet elke avond spreken, allerlei activiteiten uit de grond stampen, organisaties opbou- en dan nog zoetjes naar oude trant bezoekje, bezoekje en bezoekje af leggen. Men moet dat overlaten aan derden die men dan bovendien nog trainen en wegwtjs maken moet de gesprekken en persoonlijke con tacten door. Alleen uit de botsing van mens met mens worden deze verhalen geboren: in de vacantie krijg ik geen woord'op papier en vandaar dat ik van te voren deze impen, organ,mues opoou- reek d menigten enthemmsmeren my„ vrije weken gmoQt A|s djt alles al geldt voor artikelen, hoeveel te alle Uit de VOLKSWIJK Voeg daarbij dat er toch feitelijk al in jaren geen huisbezoek was verricht en dat onze pionier dus nauwelijks wist wat dat betekende. En let er vooral ook op dat zijn bijzondere talenten lagen in het preek- en spreek werk en hoogstens in het groepsgesprek met 's werelds zelfkantbewoners. Alles tesamen voldoende om hem zo te binden dat hij aan bezoeken slechts hoogstens één middag per week kon besteden en wat kan men in zo luttele uren verrichten? Niettemin: dit blijft een fout al is het een fout waar nog kondiging. Wie de levende mens niet kent. kan beter zwijgen, want hij praat toch maar ow Je hoofden heen Uit deze eerste Jout is aestyds een tweede geboren. De voortrekker heeft van deze dingen iets gevoeld en is de mensen gaan opzoeken op de i •ezig i zonder geestelijk aanwezig te zijn. Hij heeft de kroegen en de kroeg lopers opgezocht. Daar waren ze immers steeds in menigte voor radig, méér dan bij moeder de vrouw thuisMaar daar waren ze aan wezig in de abnormale staat van een borrel en borrelpraat. Wie daar komt, moet méé doen. En terwille van de solidariteit heeft hij mee gedaan. En de man, die staande bleef tussen de verzoekingen van geld en sexualiteit, van ontucht en misdaad, is door het glas ten val gebracht. Maar wie zijn wij om eens Anders dienstknecht daarin te oordelen? WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 16