Enquête-commissie vernietigt zware critiek van rapport-Vorrink Aan Pakkettencommissie ontsnapt, dat getuigen onwaarheid spraken 't Internationale Rode Kruis gaf te weinig gegevens De geallieerde blokkade stond meer hulpverlening in de weg Ten onrechte geadviseerd, geen ridderorde te verlenen Hulde aan drie Objectief, maar. NIEUWE LEIDSCHE COURANT De hulp aan slachtoUers in oorlogstijd HE VOORNAAMSTE CONCLUSIE, waartoe de Parlementaire En quête-commissie in haar thans verschenen zesde verslag, dat han delt over de vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland en het beleid ten aanzien van Nederlanders die tengevolge van de oorlog hulp van node hadden (uiteraard over de periode 19401945), is wel dat zij voor een belangrijk deel het eind 1947 uitgebrachte rapport van de commissie-Vorrink desavoueert. Deze laatste commissie, ook wel bekend als „Pakketten-commis sie", was ingesteld door het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis. Zij was in haar rapport tot de conclusie gekomen, dat er vele grotere en kleinere tekortkomingen waren met betrekking tot het ver zorgen van allerlei soorten van Nederlandse gevangenen. Deze zou den zijn terug te brengen tot een tekort aan initiatief, durf en fantasie en een teveel aan formalisme en bureaucratie. Het gevolg zou zijn geweest, dat duizenden Nederlanders het leven hebben verloren', die, naar menselijke berekening, bij tijdige hulpverlening zouden zijn ge red. Uit het verslag van de enquête-commissie blijkt echter, dat de conclusies van de Pakketten-commissie op zijn minst schromelijk over dreven zijn geweest. Natuurlijk, de Enquête-commissie zegt het uitermate hoffelijk. Zo schrijft zij: Gezien de grote belangstelling, welke ook nu nog te constateren valt, doch vooral in de eerste tijd na de oorlog in Nederland bestond voor hetgeen er in de bezettingsjaren gedaan is en met na me ook voor hetgeen naar veler mening ongedaan bleef, bestond er ongetwijfeld behoefte aan een spoedig onderzoek. Het verdient daarom instemming, dat het Nederlandse Rode Kruis daartoe een Commissie benoemde. Ook moet worden erkend, dat die Commissie haar werk met voortvarendheid en loffelijke ijver en spoed heeft verricht. Het onderzoek van de Enquêtecommis sie heeft echter geleid tot de overtui ging, dat op verschillende punten het rapport der Pakkettencommissie oordeel vellingen en conclusies bevat, welke niet ten volle verantwoord zijn en dat een aantal daarvan zelfs onjuist moet wor den genoemd. En dan somt de Enquêtecommissie en kele oorzaken op, die, de Pakkettencom missie tot onjuiste conclusies kunnen hebben gebracht. Zo bezat de Pakkettencommissie niet de mogelijkheid tot een zo veelzijdig on derzoek als de Enquêtecommissie en was zij niet in staat om in zo groten getale getuigen en deskundigen vooi' zich te doen verschijnen. Daarvoor had noch het apparaat, noch de bevoegdheden. Hier door was de Pakkettencommissie beperkt in de keuze van haar getuigen, hetgeen geleid heeft tot een zekere eenzijdigheid in haar onderzoek. Zelfs is het gevolg geweest, dat het aan haar aandacht is ontsnapt, dat sommige der voor haar af gelegde verklaringen bezijden de waar heid waren. De waarde van de bevin dingen derPakkettencommissie en van de daarop in haar rapport gegronde oor deelvellingen is daardoor geschaad. Misschien, aldus de Enquêtecommissie, vindt dit karakter van het rapport van de Pakkettencommissie ten dele zijn grond in het feit, dat een aantal leden dier Commissie zelf de ellende der con centratiekampen en gevangenissen had doorgemaakt Dit doet niets af aan de goede wil, welke de Pakkettencommissie ongetwijfeld heeft bezield of aan de ernst en de waarheidsliefde, welke haar arbeid zeker hebben gekenmerkt. In verband met dit oordeel van Enquêtecommissie herinneren wij er dat reeds spoedig na het verschijnen het rapport van de Pakkettencommissie verschillende protesten openbaar zijn ge worden. De commissie zelve werd geïn stalleerd op 29 November 1945 door de heer H. P. J. van Ketwich Verschuur, directeur-generaal van het Nederlandse Rode Kruis, en bestond uit vijf leden. Een hunner, jhr. G. M. Verspyck, werd aangewezen door het Rode Kruis, de vier Twee dikke turven Het thans verschenen zesde rapport van de Parlementaire En quêtecommissie bestaat uit twee dikke boeken. Het eerste deel om vat 739 bladzijden, waarvan het verslag 512 bladzijden inneemt, terwijl de rest. 227 pagina's wordt gevuld met 85 bijlagen, in hoofd zaak rapporten, brieven enz. De verhoren zijn in het tweede deel ondergebracht. Honderdvijf en zes tig maal heeft Sub-Commissie III van de commissie ten behoeve van het verslag iemand gehoord en daarmee zijn 1059 bladzijden ge vuld. Meestentijds bestond deze sub-commissie uit de heren Schilt- huis, Van Dis en Stokvis, terwijl als griffier optrad de heer Gerret- V Repatriëring kon vlotter verlopen Maar min. v. d. Tempel was tegen unifoimen I Burger en Baron Een afzonderlijk hoofdstuk is in het enquête-verslag gewijd aan de repa triëring der Nederlandse civiele gevan genen en gedeporteerden. In de eerste plaats is gebleken, dat een en ander mogelijk wat vlotter zou zijn verlopen, wanneer minister Van den Tempel zich niet had verzet tegen de militarisering van het personeel, dat aan zijn repatrië- ringsdienst was verbonden. Overigens was door de Regering te "Londen wel tijdig gezorgd voor het afsluiten van verschillende repatriëringsverdragen. De Pakkettencommissie heeft nogal wat critiek op het beleid t.a.v. de repa triëring uitgeoefend. De enquête-com missie meent echter, dat bij de oordeel vellingen er te weinig rekening mee heeft gehouden, dat de geallieerde S.H.A.E.F de repatriëring in handen hield en de Nederlandse repatriërings diensten weinig invloed hebben kunnen oefenen op de gang van zaken. Ook oud minister Wijffels krijgt een veeg uit de £an: hij was nog maar pas minister en on zich dus onmogelijk voldoende heb ben ingewerkt, of hij nam reeds ingrij pende maatregelen, die allesbehalve bij droegen tot verheldering van de be- staaande toestand. Bijzonder betreurt de commissie het, dat in het rapport van de Pakketten commissie bijzonder relief is gegeven aan klachten over de repatriëring uit Rusland en door Rusland bezette gebie den van dr. A. Polak Daniëls. Van diens beschuldigingen is n.l. heel weinig over gebleven. Hij had prachtige plannen, maar zij bleken geheel onuitvoerbaar. Hij dacht bijv., dat als men de Russen iets vroeg, deze zo maar ja zouden zeggen! anderen, de heer K. Vorrink (deze werd voorzitter), mevr. A. M. BoissevainVan Lennep, de heer W. A. H. C. Boellaard en de heer A. J. Teunissen werden aan gewezen door de Grote Adviescommissie der Illegaliteit. Twee jaar deed deze commissie over haar onderzoek: haar rapport werd ge publiceerd in de eerste dagen van Dec. 1947. Reeds op 17 December van dat zelfde jaar kwamen oud-bestuurders van het Rode Kruis in het geweer tegen de allesbehalve malse conclusies van de nissie. Het waren Baron van Lyn- den, dr. Offerhaus en de heren Maas, Lucardie en Winkel, die in de eerste plaats protest aantekenden tegen het feit, dat vier oud-gevangenen, die dus min of meer „partij in het geding" waren, hun oordeel hadden gegeven, terwijl het vijfde lid. jhr. Verspyck, als ambtenaar het Rode Kruis mede oordelen moest zijn superieuren. Voorts was de klacht, dat het (voormalige) bestuur zelf niet was gehoord. Uit hetgeen wij hier boven reeds hebben vermeld is wel ge bleken, dat ook de Parlementaire En quêtecommissie de schuld van de eenzij digheid in het rapport schuift op de een zijdige samenstelling der commissie-Vor- En feitelijk vindt men in de oordeel velling van de Enquêtecommissie een bevestiging van de mening van oud-mJ- nister Van Lidt de Jeude, de huidige am bassadeur te Brussel, mr. B. Ph. Baron Harinxma thoe Slooten en de heer Th. de Meester, die in oorlogstijd in Lon den en Portugal in bijzondere mate met het vluchtelingenvraagstuk te maken hebben gehad, neergeschreven in een verklaring, uitgegeven op 14 April 1943, dat het rapport van de commissie-Vor rink „lichtvaardig neergeschreven" en .tendentieus" was. Een slechte beurt voor Curacao De Parlementaire Enquête-commissie betreurt het ten zeerste, dat de Regerin- van Suriname en Curacao de eer ste aanvankelijk en de laatste bij voort during een afwijzende houding heb ben aangenomen met betrekking tot het toelaten van Nederlandse uitgewekenen dat de Nederlandse regering niet met het oog op rampspoedige gevolgen, welke uit die houding konden voortko- i, daartegen krachtiger is opgetreden. Erkend kan intussen worden, dat Suri- in 1942, in tegenstelling tot Cura- over zijn bezwaren is heen gestapt, want in dat jaar zijn daar maatregelen genomen om een vrij groot aantal vluch telingen te ontvangen. De commissie is tot de conclusie ge komen, dat de regeringen van de Vere nigde Staten en van Engeland zich op het standpunt hebben gesteld, dat, zo lang de mogelijkheid nog bestond om Nederlandse uitgewekenen af te voeren ir de Nederlandse gebieden in Oost- West-Indië, er voor haar geen aanlei ding was om ten aanzien van hun toela ting een al te vrijgevig standpunt in te De commissie voelt zich in deze me ning versterkt door de in 1942 door de regering van de Verenigde Staten te kennen gegeven bereidverklaring om 1400 uitgewekenen tijdelijk in haar land op te nemen, welke echter alleen gelden, indien de uitgewekenen verder zouden reizen naar Suriname of Cura- gao. De Britse regering had er op de zelfde voorwaarde in 1942 geen bezwaar tegen om aan Nederlandse uitgewekenen tijdelijk op Jamaica onderdak te verle- De weigering, met name van Curagao. om uitgewekenen op te nemen is met name betreurenswaardig, omdat mede hierdoor in Frankrijk ongeveer uitgewekenen zijn achtergebleven, die niet meer op legale wijze konden den afgevoerd. Kort na de oorlog ging dr. W. J. A. Willems naar Moskou, om de aldaar ge accrediteerde ambassadeur C. Baron van Breugel Douglas die overigens van de enquête-commissie een pluim krijgt voor zijn werk te .helpen" bij de repatrië ring van Nederlanders. Nu was daar in Moskou weinig te doen: de meeste Ne derlanders bevonden zich immers in de kampen, gelegen in op de Duitsers her en veroverd gebied. Baron van Breugel Douglas voelde dan ook weinig voor de overkomst van dr. Willems. Uit het ver hoor van deze laatste blijkt wel, hoe de verhouding was. Hij vertelde nJ. dat hij er alleen maar ruzie heeft gehad. Baron van Breugel Douglas zou ge zegd hebben: U bent mijn secretaris hier en moet mijn orders opvolgen. In zijn verhoor vervolgt hij dan: Ik heb geant woord: daarvoor ben ik hier niet geko men, dat doe ik niet Daarop zei hij: Dan pleegt u insubordinatie; dat had hij nog nooit meegemaakt Hij zei: U bent een gewone burger en ik ben een baron en U bent wel brutaal. Toen heb ik ge zegd: vader, dan treft U het goed, dat ik gekomen benEn toen hadden wij Overigens blijkt uit het rapport van de enquête-commissie, dat dr. Willems, die later naar Polen vertrok, daar in verband met de repatriëring van Neder landers uit Oost-Europa zeer grote be dragen heeft uitgegeven, waarvan volstrekt geen behoorlijke verantwoor ding kon geven. Niet minder dan f 29.000 heeft hij, door korting op de inkomsten, die hij als ambtenaar aan het ministerie voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen geniet, moeten terugbetalen.... VLUCHTWEGEN TIJDENS DE DUITSE BEZETTING Veel loi voor particuliere initiatieven in Nederland De Parlementaire enquête-commissie heeft met genoegen kunnen constateren, dat hulpverlening ring in de vorm pakketten vangenen regering Bravo, Millenaar Op de dag der bevrijding in een der vele Duitse concentratie kampen. Gevangenen ondersteunen een van hun lotgenoten bij het naar buiten komen om iets van de bevrijders te zien. Tweemaal een minderheid Slechts tweemaal blijkt uit de veleibrengen, naar Nederland terug te conclusies, die in het zesde verslag\keren. Enige leden der commissie (het van de Parlementaire Enquètecommis-1 waren er twee) zijn evenwel van oor- sie vermeld staan, dat er in de com- deel, dat in het licht van de begnjpe- missie een minderheid was, die eenilijke overgevoeligheid der Joodse andere mening huldigde. De eerste vluchtelingen, die het grootste deel in Stockholm niet in het bezit was Pvoldoende namen en van andere ge- de Zweedse rege- gevens der gevangenen. De oorzaak hier- het zenden van van lag echter in de herhaalde weigering Nederlandse civiele ge- van het Internationale Rode Kruis om Duitsland door de Londense op de namenlijsten alle aanwijzingen te geëntameerd. Zij oetreurt vermelden, welke voor het zenden van echter, "dat de toenmalige gezant te voedselpakketten aan Nederlandse civie- Stockholm, graaf van Rechteren Limpurg le gevangenen nodig waren. Deze gege- eerder pogingen in deze richting vens waren in Zwitserland verstrekt heeft gedaan. door de heer Flugi van Aspermont, doch Overigens is gebleken, dat er ten slotte toen hij ze terugvroeg, wilde men aan bii de verzending der pakketten moeilijk- zijn verzoek niet voldoen, heden werden ondervonden, doordatOok van Nederland uit zijn verschil lende particuliere pogingen gedaan om aan gevangenen hulp te geven. Bijzonde re melding wordt gemaakt van het werk van mevr. Ross-Regeur. Zij heeft in 1948 onafhankelijk en later in Rode Kruis- Tijdens de oorlog werden de Neder- verband namen en adressen verzameld lar.dse belangen in Duitsland waargeno- v-n politieke gevangenen, welke gege- door Zweden. De Parlementaire vens zij persoonlijk deed toekomen aan Enquête-commissie is van oordeel, dat het Internationale Rode Kruis te Genè- wij Zweden dankbaar moeten zijn voor ve> waardoor pakketten konden worden al hetgeen het gedurende de oorlogsja- gezonden. ren voor tallozen onzer in nood verke- Grote lof is ook geuit voor het werk rende landgenoten heeft gedaan. Van mevr. L. H. M. A. van Overeem- Wel zegt de commissie, dat Zweden ziegenhardt, dat er, dank zij haar voort meermalen de neiging heeft gehad om varendheid en doorzettingsvermogen, toe in het uitoefenen van deze taak zo ge- heeft geleid, dat het lot der politieke ge matigd op te treden, dat een nadere aan- vangenen in Nederland in belangrijke sporing van Nederlandse zijde nodig mate is verlicht Tot eenzelfde oordeel werd geacht. Maar daarbij mag met komt de commissie ta.v. soortgelijk uit het oog worden verloren, dat er voor werk van mevr. Ch. E. van Beuningen- Zweden, vooral gedurende de eerste ja- Fentener van Vlissingen en mevr. A. M. rij van de oorlog gevaar bestond om Cosquino de Bussy-Van der Lely. daarin door de Duitsers te worden be- Het Nederlandse Rode Kruis heeft bij okken. deze hulpverleningen een overkoepclcn- Van Nederlandse zijde was ten cehoe- de rol gespeeld, welke stellig maal gaat het over het volgende. De Nederlanders, die naar Portugal waren uitgeweken, kregen, voor zij verder werden geholpen, een vragenlijst in le vullen. Een der vragen luidde: „Spe ciale redenen om niet naar Nederland of oorspronkelijke woonplaats terug te keren". Hierover is nogal wat te doen geweest. Speciaal Nederlandse Joden vonden dit een grievende vraag, omdat de reden, waarom zij niet naar Nederland terug konden keren genoeg zaam bekend verondersteld kon wor den. De commissie was in meerderheid van oordeel, dat de Regering met deze vraag geenszins de bedoeling heeft ge had, Joodse uitgewekenen er toe te Nedeilands initiatief kon niet steeds blijken daar andeie afzender moest vermeld DE PARLEMENTAIRE ENQUÊTE-COMMISSIE is het eens met de conclusie uit het rapport van de Pakkettencommissie, dat voor de hulpverlening aan de Nederlandse krijgsgevangenen zowel door het Nederlandse Rode Kruis te 's-Gravenhage als door het London Committee van het Nederlandse Rode Kruis en de Neder landse Regering te Londen veel is gedaan om deze gevangenen van voedselpakketten en kleding te voorzien. Op andere punten evenwel, wanneer de Pakkettencommissie tot critische opmerkingen is gekomen, is de instemming veel geringer. Ook meent de enquête-commissie de i Bovendien moet opgemerkt wor- vraag, of de Nederlandse regering te j den> dat het London Committee uitmaakten van de Nederlandse uit gewekenen in Portugal, de formulering van de vraag misverstand kon wek ken. De tweede keer, dat er in de boezem „dn de Enquêtecommissie verschil mening is gebleken, gaat over een heel ander geval. Er zijn klachten geweest omtrent gebreken en onvolkomenhe- de illegale weg door Frank- naar Spanje en Portugal te komen, alsmede over de onvolmaakt heid van de meegegeven valse legiti matiepapieren. De commissie is zich er van bewust, dat hier meermalen wel iets hebben ontbroken. Maar, zo meent de grootst mogelijke meerderheid, de om standigheden waaronder gewerkt werd, waren uiterst moeilijk en nie mand, die zich met dit werk bezighield was tevoren daarin geschoold. Daarom menen deze leden, dat hier geen sprake kan zijn van een ernstig ver wijt. Eén lid van de commissie is ech ter van oordeel, dat meer zorg en voor zichtigheid aan de dag gelegd had moeten zijn, hoewel ook hij de bestaan de moeilijkheden allerminst wilde voorbijzien. Londen zich voldoende moeite heeft ge geven ten behoeve van de zich als ge vangenen, ingeslotenen in concentratie kampen, gedeporteerden of anderszins in handen van de vijand bevindende landgenoten, alsmede voor de overige aan velerlei ontberingen overgeleverde bewoners van Nederland niet zonder meer bevestigend te kunnen beantwoor den. Vooral van 19441945 had de lei ding van het London Committee meer kunnen presteren. Maar de commissie kan zich niet plaatsen achter de verwij ten van de Pakkettencommissie. Deze heeft er nl. te weinig rekening mee ge houden of het is haar niet of onvol doende bekend geweest, dat: 1. de Nederlandse Regering te Londen herhaaldelijk heeft getracht om ten be hoeve der lijdende landgenoten een ver lichting van de geallieerde blokkade te verkrijgen, doch dat die pogingen tot kort voor het einde van de vijandelijk heden vooral wegens Britse tegenstand vrijwel zonder resultaat bleven. 2 eerst omstreeks het midden van 1944 op aandringen van verschillende aan ge allieerde zijde aan de oorlog deelnemen de landen van Amerikaanse zijde een welwillende houding werd aangenomen, doch dat als uitvloeisel daarvan eerst in het einde van dat jaar Amerikaanse pak ketten Zwitserand bereikten, van waar uit zij door de zorgen van het Internatio nale Rode Kruis in de eerste maanden van 1945 de gevangenen en gedeporteer den, waaronder ook de Nederlanders, in Duitsland begonnen te bereiken, 3. het zenden van pakketten naar de kampen in Duitsland lang belemmerd is door de onwil der Duitsers en dezen eerst in 1944 geleidelijk iets toeschiete lijker werden, 4. het overmaken van gelden van bui ten de blokkade-grens naar Zwitserland uitermate moeilijk was, vooral wanneer die bestemd waren voor het zenden van pakketten naar Duitsland en slechts nu en dan in beperkte mate gelukte, 5 de argumenten der Pakkettencommis sie. welke zij voor haar verwijten aan de Nederlandse instanties ontleende aan het verschil in behandeling van Nederlandse en andere civiele gevangenen, veel van hun kracht verliezen, wanneer men in aanmerking neemt, dat a. geen aanwijzingen beschikbaar zijn voor de juistheid der bewering, dat som mige landen (met name Polen) levens middelen uit voor de krijgsgevangenen bestemde zendingen hebben doen toeko men aan hun civiele naar Duitsland ge voerde gevangenen. b. de pakketten voor de Poolse civiele gevangenen overwegend afkomstig van het Nederlandse Rode Kruis, omdat de Duitsers het niet heb ben erkend, niet als afzender op de pakketten kon worden ver meld. Er was aan de pakketten derhalve niet te zien, dat ze op Nederlands initiatief gezonden waren, hetgeen bij de geadresseer den wellicht misverstand zal heb ben gewekt. Veldpostnr. 35360 Dr Kersten op de bres voor dr Colijn De Parlementaire Enquêtecommissie heeft, in verband met haar onderzoek naar de hulpverlening aan Nederlanders, die dat in oorlogstijd broodnodig had den, ook kunnen horen Medizinalrat E. A. F. Kersten, de Finse lijfmasseur van Himmler. Deze heeft zoveel voor de Nederlanders gedaan tallozen heelt hij van een wisse dood weten te redden MEDIZINALRAT E. KERSTEN uit Polen, c. in het laatst van 1944 en in 1945dat de Nederlandse regering hem bij Frankrijk en België reeds bevjud waren] K B 1950 benoemde tol en de voor Fransen en Belgen bestemde Dakketten hun toen uit hun eigen land, Groot-Officier in de Orde van Oranje konden worden toegezonden, terwijl dit Nassau. Over deze dr. Kersten hebben Nederland ujt gedurende^de gehele v.y reeds veel gepubliceerd. staan met de vermelding, dat dr. Ker sten in Nederland een particuliere formatiepost had gevestigd. Brieven hem werden verzonden onder vermel ding van Himmlers eigen veldpostnum mer 35360. Indien namelijk brieven on der dat nummer werden verzonden, mocht de censuur ze niet openen. De heer Kersten heeft ook gepoogd de po sitie van dr. Colijn, nadat deze was ge arresteerd, te verbeteren. Dr. Kersten stond in contact met de Zweedse auto riteiten. Dat door graaf van Rechteren Limpurg, de Nederlandse gezant te Stockholm geen gebruik is gemaakt van deze wetenschap acht de commissie af te keuren. d. de Noorse gevangenen geprofiteerd hebben van de min of meer welwillende houding der Duitsers en de hulp, welke het buurland Zweden en ook Denemar ken hebben geboden, terwijl de Noorse Regering tevens oogluikend in de gele genheid werd gesteld om in strijd met de blokkadevoorschriften gelden voor pakkettonzendingen over te maken. e. in de laatste maanden van de oorlog, toen de op aandringen van verschillende Regeringen, waaronder ook de Neder landse. uit Amerika ondanks de blokkade naar Zwitserland gezonden levensmidde len. Europa bereikten, het verkeer in Duitsland zózeer was ontwricht, dat het Internationale Rode Kruis grote hinder palen te overwinnen had om de pakket ten in de kampen te krijgen. de Zweedse legatie achtergela- heer A. Millenaar, toenmalig Hoofdassistent bij de Dienst van de Rijkslandbouwcor.sulenten en als zoda nig toegevoegd aan de Rijkslandbouw- consulent, die verbonden was aan het Nederlandse gezantschap te Berlijn. Deze functionaris, die toch krachtens zijn werkzaamheden helemaal niet in de eerste plaats in aanmerking kwam om de wel zeer bepaalde Nederlandse be langen in Duitsland onder Zweedse lei ding te behartigen, krijgt van de Parle mentaire Enquête-commissie een grote pluim op zijn hoed: hij heeft zich op uitnemende wijze en ten koste van veel opofferingen in dikwijls gevaarlijke om standigheden van zijn taak gekweten. Die was bij hem in zeer goede han den. Hij was slechts een subaltern amb tenaar bij het Zweedse gezantschap te Beriijn. maar door zijn moedig optre den, waarbij hij in vele gevallen per soonlijk risico liep. wist hij zich geleide lijk een zodanige positie te scheppen, dat hij de Zweedse autoriteiten meerma len tot activiteit heeft kunnen aansporen en hun belangstelling kon wekken gevallen, waarin de mogelijkheid stond om het lot van de Nederlandse gevangenen in Duitsland te verzachten, Hij heeft op lofwaardige wijze gepoogd, de toezending van pakketten te bevor deren. Standje voor commissie-Van Bappard Consul-generaal A. M. de Jong te Stockholm deed voortreffelijk werk TN HAAR ZESDE VERSLAG heeft de Parlementaire Ei^uête-com- 1 missie uitvoerig aandacht besteed aan het beleid ten aanzien van de Nederlandse uitgewekenen in Portugal, Zwitserland, Spanje en Frankrijk. Al deze zaken waren echter ook onderwerp geweest van het onderzoek, dat is ingesteld door de door de minister van Buiten landse Zaken in het leven geroepen commissie-Cleveringa. Van de door deze commissie uitgebrachte rapporten is door de enquête-commissie een dankbaar gebruik gemaakt en tot afwijkende conclusies is men niet gekomen, zulks wel in tegenstelling tot de resultaten van een andere commissie, nl. de Pakketten-commissie-Vorrink. Aangezien wij vroeger reeds uitvoerige uittreksels hebben gepubliceerd uit de rapporten van de commissie-Cleveringa, zullen wij thans over de vertegenwoordi gingen in het buitenland niet veel meer zeggen. Het betreft voornamelijk de handelwijzen van mr B. Ph. van Harinx ma thoe Slooten en de heer Flaes te Lis sabon, mr J. J. B. Bosch ridder van Ro senthal in Zwitserland, mr C. H. J. Schuller tot Peursum en jhr mr W. E. van Panhuys in Spanje en verschillende consulaire ambtenaren in Frankrijk. De commissie heeft kunnen vaststellen, dat in algemene zin het Londense kabi net in zijn geheel verantwoordelijk moet worden geacht voor de wijze, waarop het beleid ten aanzien van de uitgewekenen is gevoerd tot 1 April 1943, na welke datum de minister van Binnenlandse Za ken meer in het bijzonder daarmee werd belast. Zij verwijt de toenmalige regering gebrek aan voortvarendheid met betrek king tot het verlenen van ondersteuning aan in Vichy-Frankrijk vertoevenden, met name nadat dit deel van Frankrijk door de Duitsers was bezet. Geen onderwerp van onderzoek van de commissie-Cleveringa heeft uitgemaakt de houding van de Nederlandse autori teiten in Zweden en het beleid t.a.v. de daar aangekomen vluchtelingen. Hier heeft vooral een rol gespeeld de Neder landse honorair consul-generaal A. M de Jong. De commissie heeft geconsta teerd. dat de heer De Jong zich met gro te toewijding en ijver en naar beste we ten heeft gekweten van de taak, door hem op zich genomen ten behoeve van de Nederlandse aspirant-vrijwilligers (waartussen vooral in de latere jaren nogal eens iemand was. die geen brand schoon verleden had en daarom een „goed leven" in Zweden prefereerde bo ven doorzending naar Engeland). Wel heeft zijn wijze van optreden soms moei lijkheden veroorzaakt, die overigens door zijn opvolger gemakkelijk uit de weg konden worden geruimd. De commissie herinnert er aan, dat in een eerder verslag ten aanzien van de heer De Jong uitermate gunstig is ge concludeerd over zijn aankoopbeleid in zijn functie als leider van de Nederlandse Tnknopcentrale te Stockholm. Bovendien heeft hij uitstekend werk verricht, aan vankelijk zelfstandig en later als verte genwoordiger van het Bureau Inlichtin gen op het gebied van het inlichtingen werk. De commissie meent zelfs, dat ge durende de periode, waarin de heer De Jong te Stockholm voor de verschillen de Nederlandse inlichtingendiensten werkzaam is geweest, het meest vrucht baar is gewerkt. De commissie-Van Rappard heeft in haar verslag aan de minister van Buiten landse Zaken menen te moeten advise ren, hem niet voor te dragen voor de be vordering tot Officier in de Orde var Oranje Nassau. De Parlementaire Enquête-com missie verklaart thans echter van oordeel te zijn, dat de wijze, waar op de heer De Jong zijn onder scheiden taken heeft uitgevoerd, in aanmerking genomen, dat hij tevoren een gedeelte van de daar aan verbonden werkzaamheden nog nooit had verricht, terwijl bo vendien de omstandigheden, waar onder gewerkt moest worden, wei nig gunstig waren, een dergelijk advies niet rechtvaardigt. Dank U, Zweden Van Nederlandse zijde is veel moeite gedaan, zo lezen wij in het zesde slag van de Parlementaire Enquête-com missie. om via Zweden levensmiddelen naar de met hongerdood bedreigde Ne derlandse bevolking te zenden, gevolge hiervan konden op 24 Januari 1945 twee voor Nederland bestemde voedselschepen uit Zweden vertrekken later nog gevolgd door andere. De Zweedse regering heeft een groot ge deelte van de vervoerde levensmiddelen geschonken. Voor het Nederlandse volk bestaat er alle reden tot dankbaarheid aan Zweden wegens zijn medewerking bij de hulpverlening aan Nederland waarmee de hongerende bevolking hier ♦e lande in grote mate gebaat is ge- /eest welslagen heeft bijgedragen. De commis sie kan zich echter niet aan de indruk onttrekken, dat het Nederlandse Rode Kruis wel wat moeizaam tot het besluit medewerking te verlenen is geko- en die medewerking niet altijd zon der aarzeling en overgrote voorzichtig heid heeft gegeven. Weliswaar was die aarzeling niet altijd ongemotiveerd (bijv. ten aanzien van de werkwijze van mevr. Van Overeem, die zeer nauw contact stond met voor- mstaande Duitsers, o.a. Rauter). Ook dit opzicht blijkt de enquète-commis- „.e het niet geheel eens te zijn met de veel minder gunstige conclusie van de commissie-Vorrink over de werkzaam heden van het Nederlandse Rode Kruis. Parlementaire Enquêtecom- waaruit voor deze gehele kran ten-pagina iets is geput, is vastgesteld op 8 Juli 1952. Dientengevolge draagt het ook nog de handtekeningen van mr L A. Donker, mr J. Algera en mr B. Stokvis. Deze drie maken thans geen deel meer uit van de Tweede Kamer en hebben dus thans geen zitting nieer in de Enquêtecommissie. De heren Donker en Algera zijn „hoger op" geklommen. Zij werden uitverkoren tot dienaren der Kroon: mr Donker werd minister van Justitie, mr Algera is het departement van Verkeer en Waterstaat gaan beheren. Mr Stokvis is het slachtoffer geworden de kiezersgunst of misschien nog meer van de waardering van de machthebbers in de Communistisch» Partij Nederland. Met deze drie leden heeft de Parle mentaire Enquêtecommissie uitermate deskundige krachten verloren. Wij schrijven dit, zonder tekort te willen doen aan hun opvolgers. Het is alge- bekend. dat mr Donker, als voor der commissie, daarvan tevens de as. Hij heeft zijn eigen gezondheid ;e ondergraven. Ook mr Algera heeft zich met hart en ziel en ten koste veel opofferingen, vol toewij ding en ijver geworpen op de taak. die hem was toebedeeld. Mr Stokvis heeft net name aan het thans gepubliceerde erslag veel tijd gespendeerd en daarbij pjn roem van scherpzinnigheid be vestigd. Het was goed gezien van de Enquête commissie, dat deze drie niet-meer-leden als gasten waren genodigd bij de uit reiking van het verslag aan de parle mentaire pers. Dat er drie prominente figuren, die van het begin af aan hebben meegewerkt aan de omvangrijke arbeid en er dus volkomen „in" zaten, de com missie hebben moeten verlaten, zal ongetwijfeld op de verdere arbeid in vloed hebben. Daarom is dit afscheid van deze drie onzerzijds tevens een hulde. TTIT HET THANS verschenèn verslag van de Parlemen taire Enquêtecommissie inzake de hulp verlening aan Nederlanders, die tenge volge van de oorlog hulp van node hadden, is wel duidelijk gebleken, hoe belangrijk het ls, dat een commissie van onderzoek zodanig is samengesteld, dat een objectieve beoordeling zo goed mo gelijk is gewaarborgd. Uit hetgeen op deze pagina Is ver meld moet het de lezer duidelijk ge worden zijn, dat het werkelijk minuti euze hoewel naar eigen oordeel niet volledige onderzoek van de Enquête commissie aan het licht heeft gebracht, dat het destijds geruchtmakende rap port van de Pakkettencommissie (in de wandeling bekend als de commissie- Vorrink) allesbehalve objectief is ge weest. En objectiviteit was hier toch wel een eerste vereiste, zowel ten op zichte van de gecritiseerden als ook voor nabestaanden van oorlogsslacht offers, die worstelden met het antwoord op de vraag: hadden er geen maatregelen getroffen kunnen worden, tengevolge waarvan het leven van mijn man of zoon toch gespaard zou zijn gebleven" Uit dit oogpunt bekeken is het mini- tueuze onderzoek van de Enquête commissie toe te juichen. Maar een gevolg is geweest dat de eigenlijke taak: het vaststellen van de verantwoordelijk heden van de Londense regering, nogal verdronken is in de vele beschrijvingen van gebeurtenissen, menselijke noden, hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Een en ander heeft aan de overzichte lijkheid allesbehalve goed gedaan. Wij hebben de indruk, dat er sprake is van een zekere „enquête-moeheid". Hieraan kan het ook te wijten zijn. dat geen verslag zal worden gewijd aan het buitenlandse beleid van de Londense regering, terwijl gefluisterd wordt dat ook het beleid ta.v. Indonesië niet meer zal worden besproken. Binnen niet al te lange tijd zullen nog wel verslagen verschijnen over het militair beleid van 19401945 en over Londen en de verzets beweging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 5