S>e wereicireió van en reeó i^navel
een van Brazilië's oudste steden
163. De volgende dag bereiken de wereldrei
zigers het land van de Matabelen. Die wonen
in kralen, door hoge doornhagen omgeven. Het
is een brandend hete dag en het reisgezelschap
slaat bij een Matabelen-dorp de tenten op en
doet een middagdutje. Intussen komen de dor
pelingen behoedzaam naderbij en bekijken
nieuwsgierig de vreemdsoortige spullen van die
rare bleke eenden. Al heel gauw raken ze aan
't slepen. De dozen met filmrollen vinden ze
het mooist, al weten ze volstrekt niet, wat ze
ermee moeten uitvoeren. Weldra is een groot
deel van Jimmy's en Willy's film in de hutten
van het dorp verborgen. Gelukkig bemerken
de wereldreizigers de diefstal, zodra ze wak
ker geworden zijn. En ze besluiten direct aan
het werk te trekken om de kostbare filmrollen
terug te krijgen.
164. Als het duister is zetten Jim en Willy
een jazzplaat op de gramofoon van de soort,
waar je op een uur afstand nog koude rillingen
van krijgt. De liefhebbers noemen zoiets hot
en de normale eenden noemen het zot. De
Matabelen zijn nog verstandiger. Als ze door
merg en been dringende wangeluiden wakker
worden, vluchten ze uit hun hutten, vol vrees
dat ze het volgend ogenblik levend geroosterd
zullen worden. De vrees neemt nog toe als
plotseling twee felwitte lichtbundels het hele
dorp in het blakendste daglicht zetten. Zoiets
is natuurlijk gruwelijke tovernarij en al de
zwartjes rillen en starogen tegen het verblin
dende licht. Intussen doorzoeken Kees en Trees
nauwkeurig alle hutten en weldra hebben ze
de gekaapte filmrollen opgespoord en veilig in
de auto opgeborgen.
165. Sim is intussen bezweken voor de ver
leiding, om op eigen houtje een bezoek aan de
kraal te brengen. Hij ziet Kees en Trees in
iedere hut zoeken en hij is altijd dadelijk be
reid goede voorbeelden te volgen. Hij komt in
de hut van de hoofdman Tamboelina terecht
en ziet daar het statiegewaad van de hoofd
man. Sim is gauw verliefd op mooie kleren en
in een oogwenk heeft hij zich uitgedost als
Matabelenhoofdman met schild en speer. Vol
waardigheid treedt hij naar buiten in het witte
licht van de lampen, om zich door het eenden-
dom te laten bewonderen. Maar dat pakt
verkeerd uit. Als de Matabelen een aap zien,
die zich het statiegewaad van hun hoofdman
heeft toegeëigend, worden ze in dezelfde se
conde ziedend van toorn. Ze vergeten zelfs de
gramofoonplaat en rennen achter Sim aan, die
zijn huid slechts kan redden door ijlings in een
hoge boom te klauteren.
166. Als het reisgezelschap de volgende mor
gen de tocht wil voortzetten, komt het tot de
droevige ontdekking, dat Sim spoorloos verdwe
nen is. Vooral Trees is ontdaan. Ze verwijt
Kees, Jimmy en Willy, dat ze niet goed op 'm
gelet hebben en ze wil hem voor alle aardse
schatten niet missen. Er moet dadelijk naar
alle kanten gezocht worden, want ^Trees ver
trekt niet, zolang Sim niet terecht is. Moppe
rend trekken Jimmy en Willy er op uit. Kees
zucht voor de variatie en Trees snikt van tijd
tot tijd. Ze zoeken heel de omtrek af en als
ze 't na twee uur moe en afgebeuld en verhit
opgeven, vinden ze Sim op z'n dooie gemak in
de Alligator. Hij heeft zich meester gemaakt
van een doosje sigaretten en rookt met het ge
not van iemand, die nooit echte sigaretten ge
kend heeft. Al zou het zoeken de hele dag heb
ben geduurd, hij zou het niet vervelend gevon
den hebben.
167. Sim is dus behouden thuis en Trees
danst van vreugde. Maar al spoedig slaat de
stemming om, want het blijkt dat de Matabe
len wraak genomen hebben. Tijdens de afwe
zigheid van de reizigers hebben ze de twee
struisvogels losgemaakt en die stomen nu met
een vaart van dertig knopen per uur hun vrij
heid tegemoet. Ze kijken soms wel even om,
maar dat is enkel om te onderzoeken of ze
soms nagezet worden. In dat geval zouden ze
er nog een schepje op leggen. „Mooie boel",
moppert Jimmy, „we hebben nog net benzine
genoeg ora een paar uur te rijden. Dan staan
we kurkdroog midden in de Kalahari. En dan
mogen we een paar nieuwe struisvogels gaan
vangen, anders komen we geen stap verder."
„Toch maar doorrijden", meent Trees. „Of we
hier blijven wachten, dat helpt ons ook geen
zier. En je kunt nooit weten, hoe een koe een
haas vangt". „Nou, zie jij dan maar 'n haas
te vangen", antwoordt Kees galant. En de
tocht wordt voortgezet.
168. Op het onbewoonbaarste plekje van de
onbewoonbare Kalahari staan de auto's stil,
want de benzine is op. Aan de horizon is geen
enkel teken van eendelijk leven te bespeuren.
De reizigers konden evengoed midden op de
oceaan zwalken. Jimmy en Willy zijn nu echt
nijdig en zij vertellen Kees alles wat ze van
hem denken. Het is een lang verhaal en Kees
is het er helemaal niet mee eens. Om zich te
troosten, vertelt hij Trees weer alles wat hU
van haar denkt. Dat is zoveel, dat het zelfs niet
allemaal in woorden vertolkt kan worden. Om
vooral niet onduidelijk te zijn, wijst hij naar
zijn eigen voorhoofd en Sim vindt dat gebaar
zo indrukwekkend, dat hij het onmiddellijk na
aapt. Maar nu krijgt hij de wind van voren.
De arme Sim snapt er niets van. Hij heeft het
toch minstens zo mooi gedaan als de baas?
Uit die rare eenden kun je ook niet gemakke
lijk wijs worden. Doch met al die ruzie komt
niemand een stap verder.
Enige toegangspoort tot ket
1—Li I Li /I Amazone-oerwoud
Leem, bamboe en riet vormen'driekwart Belem. De wegen zijn onbestraat
en zonder riolering, maar 's Zondags komt het beste jurkje voor de dag en
wordt overal gedanst
ZX\N de mond van de 60 km brede
Amazonedelta ligt Belem, of Bethle
hem, een voor Brazilië oude stad. Het
ligt op de grens van twee werelden: de
buitenwereld, die er per zeeschip of
vliegtuig wat Europese cn Amerikaanse
ideeën reflecteert en achter de barrière
van water en oerwoud een tropische
„hel" Belem is de enige toegangspoort,
Belem is het „vagevuur".
Dat begint al met het klimaat. In de
Braziliaanse zomer (DecemberMaart)
begint het strijk en zet elke middag in
Belem te regenen en onweren. Van die
tropische buitjes met druppels van een
liter. De enigen die er plezier in hebben,
zijn de straatschoffies, die spiernaakt en
huiverend de afgeregendc vruchten ver
zamelen voor de verkoop in de stad.
Misschien ook nog de kroegbazen, die
in de regentijd beslist hogere omzet heb
ben omdat het schuilen zoveel aange
namer wordt als een glaasje cachaca
(volksjenever) het wachten verzoet.
Verkeerstechnisch is de stad ook geen
paradijs. Er is geen verbinding met de
buitenwereld. Althans niet over land.
Twintig kilometer buiten Belem moet
je de auto voor het kapmes verwisse
len. En als het regent zijn zelfs die
twintig kilometer beter met zwemvlie
zen dan met autobanden te bereizen. Er
is ook nog een spoorlijn, naar een kust
plaats in de buurt. Als de trein niet uit
het smalspoor tippelt en de locomotief
de heuvel haalt, kan men om de andere
dag ervaren, dat de natuur het na 238
km toch gewonnen heeft. Aan de aller
laatste poging om de groene hel te door
breken is men nu bezig. Er komt een
grote weg naar Rio, 3500 km lang. De
eerste 15 km zijn al klaar..
Beter gaat het met het vliegtuig. Be
lem heeft een prachtige luchtbasis ge-
erfd van Eisenhowers Afrlka-corps, dat
in de Amazone zijn aanloop nam. De
Braziliaanse vliegdienst heeft de hele in
stallatie, compleet met pin-ups overge
nomen. Aan de Amazone-oever staan
ook nog Catalina-vliegbotcn uit de dump
waarmee de militairen af en toe gaan
kijken of de Indianen aan de Tocantins-
rivier nog op ze schieten.
Het stedelijk verkeer is in handen
van de buschauffeurs. Het wemelt van
de maatschappijtjes. Toen de Engelse
tram werd opgedoekt, heeft iedereen
voor zijn spaarcenten een autobus ge
kocht. Dat heeft de ondernemers geen
windeieren gelegd. Totdat er te veel
kwamen. Sindsdien kan elke voetganger
niet meer rustig wachten, of er bedelt
een bus om klandizie. De straten zijn
slecht geplaveid en het is de kunst om
op de tramrails te blijven rijden. Daar
om liggen de rails er nog in Belem.
T-IïT is plezierig volk, daar. 60 procent
A afstammeling van Indianen met
maar weinig negers. Eenmaal vrijge-
worden slaven hadden weinig zin in de
tropische hel, maar de Indianen zijn er
door de Portugezen heen verdreven.
De vermenging is bijzonder traag ge
gaan en er lopen ln dit gebied nog men
sen rond, wier vader met pijl eti boog
op jacht ging. Erg vlug zijn die gemengd-
kleurigen, die caboclos niet. Zien wer
ken doen ze het liefst, al zien ze er niet
tegen op om zestig kilo op het hoofd te
nemen. Arbeiders dragen daar alles op
het hoofd en zo doet ook de doodkisten
maker. Ook dat is een goede baan, want
de Belemmer wordt gemiddeld niet
ouder dan 30, 35 jaar, terwijl 80 pet van
de kinderen sterft. Malaria en gele
koorts zijn bedwongen, maar tbc. lepra
en huidziekten woekeren nog voort Dag
aan dag kan men stoeten naar de be
graafplaats zien gaan, zingend en
lachend soms; want dood en leven staan
in dit vagevuur dichter naast elkaar.
Soms, op Zondag de gestorvenen
staan maar 12 uur boven aarde als
het kerkhof dicht is, zet men de kist
maar zolang rechtop tegen het hek..
De behuizing van die half millioen Be
lemmers is naar onze begrippen onbe
grijpelijk primitief. Alleen in de binnen
stad staan stenen huizen, ja zelfs een
paar kantoorflats, maar het grootste
deel der bevolking woont in lemen krot
ten van 3x4 meter en vaak nog klei
ner. Licht is er officieel wel, maar het
werkt alleen niet omdat de centrale
geen fut meer heeft en water is er in de
buitenwijken alleen als de pororoca, de
unieke springvloed met een waterdam
van 10 12 meter, hele huizen weg
vaagt. Uit de waterleiding komt af en
toe maar wat. Het meubilair in die hui
zen bestaat uit een paar metalen haken,
waaraan 's avonds hangmatten gehan
gen kunnen worden Dan slaapt, het hele
gezin hutje bij mudje. Een stoel is weel
de, een tafel luxe. Eetservies komt uit
de conservenfabriek en het vaatwassen
bestaat uit het aan de broek afvegen
van duim en wijsvinger. Maar ze heb
ben allemaal een Zondags pak om ja
loers op te zijn en allemaal gouden sie
raden. En allemaal plezier. Als er een
bruiloft is, zijn ze er bij. Dan is het
ook de enige keer dat er in het schraal
bevolkte Amazonegebied overbevolking
is: 20 paren plus guitarist en slagwer
ker (man, stokjes en twee benzineblik-
ken) op 12 vierkante meter leem. Bij
103 graden. Fahrenheit natuurlijk!
W AAR leven de Belemmers van? Een
deel werkt bij de gemeente als po
litieman. straatmaker, portier; een deel
werkt in de haven waar nog altijd een
paar duizend zeeschepen per jaar laden
en lossen; op en aan het vliegveld, maar
het grootste deel is eigen ondernemer.
Sommigen hebben een boot cn varen
daarmee de Amazone op om bosproduc-
ten te verzamelen; andere vissen of van
gen levende dieren ie kan voor veel
woorden en weinig geld een tuinslang
kopen, -maar dan een die ratten eet
en dan zijn er heel wat die leven van
hetgeen door vrouwen en kinderen wordt
binnengebracht. Maar niemand die zich
kopzorgen maakt. Morgen is een andere
eeuw, die plechtig wordt ingezet met
klokgelui van een ijverige pastoor de
enige die de tijd weet en die eindigt
met het Ave Maria uit de gemeentelijke
luidsprekers op alle pleinen, het wegzin
ken van de gigantische bloed-zon, het
babbeltje op de stoep en het behendig
aanhaken van de hangmatten.
Boa noite, krast de stem uit de luid
spreker, die zojuist met de gruwelijkste
scheldwoorden een politieke tegenstan
der heeft gedoodverfd, boa noite klinkt
het langs de avenidas waar de duister
nis de armoede aan het oog onttrekt.
De apen uit de omgeving durven wat
dichterbij te komen; de ratten zoeken
naar de etensresten.
T N de Amazone-hel zelf kan men al-
leen per boot of vliegtuig komen.
De rivier is zelfs tot 2000 km bevaar
baar voor behoorlijke zeeschepen, ter
wijl de rivierboten nog 2000 km verder
kunnen. Schepen kunnen er wèl door
dringen; de mensen eigenlijk niet meer.
Want even buiten de steden houdt het
beschaafde leven op. Er is nog alleen
oerwoud.
Dat begint al direct, als je in Belem
de boot pakt. Honderden eilanden, som
migen zo groot als Nederland en Bel
gië samen, liggen in de delta. Leven is
eigenlijk alleen op het koeieneiland Ma-
rajó mogelijk. De andere eilanden gaan
bij hoog rivierwater geheel of gedeelte
lijk onder. Zij die er wonen moeten in
drijvende huizen leven, huizen die stij
gen en dalen met het water en Hat
is soms een verschil van 25 meter!
of in paalwoningen, hoog op de kant, ter
wijl er heel wat een soort nest in de bo
men bouwden.
Deze bewoners ontberen alles: licht,
verbinding met de buitenwereld. Geen
bakker of krantenjongen. Niets van dat
alles; alleen maar eenzaamheid. Af en
toe komen er lieden uit het binnenland
om de bosproducten op te kopen: har
sen, vellen, vis, gedroogd vlees en vlecht
werk; soms vaart er een geestelijke aan
om de jongste kinderen te dopen
Men heeft geen notie, hoe eenzaam
deze mensen wel moeten zijn, nu het
water en het oerwoud het enige gezel
schap vormen. Dat ze de krant missen
is niet erg: niemand kan er lezen. Brood
bakken ze zelf en vlees schieten ze in
de jungle. Ze hangen het in de zon te
drogen en als ze al de vliegen verwij
derd hebben, steken ze het aan het spit.
Voor vitaminen schudden ze aan de
boom en dan rollen de melonzinhas, een
vrucht die smaakt naar komkommer en
meloen en soms wel 5 kg zwaar is, zo
maar in de schoot.
De mensen zijn beslist niet ongelukkig.
Ze zijn gewend aan hun isolement.
Slechts als ze weten dat heel Brazilië
op de kop staat vanwege Carnaval voe
len ze de eenzaamheid, maar ze hebben
er vaak weken kano-varen voor over om
in een nabijgelegen stadje uit de band
te springen. KIEVID
Herfstmaand in de natuur
in de Herfstmaand in de na-
tuur rondziet, bemerkt alom de
symptomen van het stervend jaarge
tijde!
De trekvogels maken zich gereed
voor de grote reis, om de barre
winter te ontvluchten.
De dieren verwisselen hun zomer
pakje voor een dikker en warmer,
dat beter voor de winter is geschikt.
De plantenwereld vormt zaden, ver
spreidt ze en sterft daarna goeddeels
af, zo een onderdeel vormend in de
eeuwige kringloop van groeien, bloei
en, sterven en... vergaan!
De bladeren nemen hun verrukke
lijke herfsttinten aan, die nog een
poosje bekoren kunnen, maar de ver
kleuring is een ernstig symptoon van
de naderende dood. Zo komt er ech
ter ook een rustperiode in het plan
tenleven, waarin alles wordt voorbe
reid voor een nieuwe groei, wanneer
het voorjaar weer aanbreekt. Hier
bewonderen we de wijsheid van de
Schepper!
DE groene kleur der bladeren wordt
veroorzaakt door het feit, dat ve
le van de talloze bladcellen chloro-
phylkorrels bezitten. Deze „korrels"
bewijzen de plant onschatbare dien
sten. Ze stellen haar in staat water
uit de grond en koolzuur uit de lucht
te halen. Onder invloed van het licht
der zon, bereidt de plant daaruit
druivensuiker, terwijl ze zuurstof, na
het proces, aan de lucht teruggeeft,
welke voor de ademhaling van elk
levend wezen van belang is.
Wanneer het echter te koud wordt,
verliezen de haarfijne worteltjes hun
eigenschap, om nog vocht uit de bo
dem op te zuigen, zodat dus het wa
tertransport stagneert. Intussen gaat
het verdampen van vocht door de
blaadjes nog door. Doordat nu geen
nieuwe waterdelen worden aange
voerd, beginnen de bladeren te ver
kleuren, de herfsttint is „geboren".
Ook uit de lucht neemt de plant geen
voedsel meer op, omdat de chloro-
phylkorrels langzamerhand verdwe
nen zijn. Naar de wijze nu, waarop
sap der cellen reageert, is de
kleur der bladeren rood, geel, enz.
Tussen de bladsteel cn de takken,
ontstaat een kurklaagje, waardoor
het blad erg los komt te zitten.
Eén windstoot doet dan weldra de
gouden bladeren neerdwarrelen. De
rustperiode voor boom en struik ie
aangebroken.
Kijkers genoegt Waar ze van leven? Van wat vrouwen en
kinderen bijeen brengen
Wekelijkse bijlage Zaterdag 20 Sept 1952