ólacf om c4m/tem
4
ZONDAGSBLAD 13 SEPTEMBER 1952
Acht jaar geleden
Slechts weinigen overleefden deze hel
Op Oosterteek s dodenakker: zwijgende parade van ten die vielen
§TRAKS, op 17 September, zal
het acht jaar geleden zijn,
dat de Slag om Arnhem begon.
Tien dagen achtereen volgde de
hele wereld, maar bovenal Ne
derland benoorden de grote
rivieren, in ademloze spanning
het verloop van de strijd. Zou
deze het einde zijn van vier-en-
een-half jaar terreur, onder
drukking en moord?
Helaas.-., stromen bloed vloei"
den, honderden jonge levens
offerden zich, maar de strijd aan
de boorden van de traag voort-
stromende Rijn betekende niet
het einde van de oorlog. Andere
gevechten zouden moeten wor
den geleverd, meer doden zou
den moeten vallen eer ruim een
half jaar later het laatste schot
op het strijdtoneel in Europa de
vijand op de knieën zou dwin
gen.
Nu betekent de Slag om
Arnhem de herinnering aan de
heldenstrijd van September 1944
en de werkelijkheid van hon
derden graven in Oosterbeek
en de onbeschrijfelijke smart
van hen, die achterbleven
AAN een van de witgedekte tafel
tjes in Musis Sacrum te Arnhem
ontmoetten we hen. We nadden onze
plaats reeds ingenomen en keken
naar het binnenkomen van dt nabe
staanden van hen die vielen in de
gevechten, die in de geschiedenis be
kend zullen blijven als De Slag om
Arnhem. Er waren oud-strijders, som
migen teruggekeerd in het burgerle
ven, anderen nog in actieve dienst,
de rode baret van de luchtlandings
troepen op het hoofd, de borst ge
tooid met rijen decoraties als herin
neringen aan de veldslagen, die zij
meestreden in de al zo onwezenlijk
ver achter ons liggende oorlogsjaren.
Er waren ook vrouwen, die erekrui
sen droegen. Ze waren de weduwen
van de parachutisten, die vielen in
de bossen bij Arnhem en Oosterbeek
of bij de Rijnbrug.
Toen k\vam Arthur binnen: een
leuk joch van een jaar of vijf. Een
paar ondeugende blauwe kijkers za
gen ons aan vanonder zijn blonde
haar, dat weerbarstig over zijn voor
hoofd bungelde. Hij nam zijn moeder
bij de hand en samen gingen zij zit
ten aan ons tafeltje. Terwijl Arthur
de slagroom van zijn gebakje peuter
de en het hele gezelschap vermaakte
met zijn dwaze invallen, vertelde de
moeder haar verhaal, de geschiede
nis van haar jonge geluk met Ar
thur's vader, van hun gezellige huis
je in de garnizoensplaats waar haar
man lag, zodat hij vaak thuis kon
komen, toen hij in dienst was bij de
parachutisten. Tot September 1944
kwam...
„Luisteraars, goed nieuws uit
Nederland"
T"\ROMMEN vliegtuigen trokken
U over de Noordzee naar het wes
ten. Grote viermotorige bommen
werpers, transporttoestellen, zweef
vliegtuigen en pijlsnelle, zilverkleuri
ge jagers. Als evenzoveel stippen tus
sen de grillige, witgele wolkengevaar
ten gingen ze verder: over de Noord
zee, over het strand en de duinen,
die Sperrgebiet waren, ovei de onder
water staande polders, over de hoof
den van de mensen, die op die mooie
najaarszondag juist uit de kerl: kwa
men en die al maar meer vliegtuigen
zagen komen en gaan. Hun wegge
stopte radio gaf nog geen commen
taar, maar de Slag om Arnhem was
begonnen...
Het geallieerde offensief in België
was min of meer vastgelopen. Drie
grote barricades blokkeerden de weg
naar Berlijn: de Maas, de Siegfried-
linie en de Rijn. Als men echter bij
Nijmegen en Arnhem een overgang
zou kunnen forceren, zou het bestor
men van de Siegfriedlinie onnodig
worden. Talloze mensenlevens kon
den worden gespaard en de weg naar
Duitslands hart en het Ruhrgebied zou
openliggen. Daarom zouden Ameri
kaanse valschermtroepen landen bij
Eindhoven en Nijmegen. Poolse en
Engelse parachutisten bij Arnhem en
Oosterbeek. En op die mooie najaars
morgen van Zondag 17 September
1944 zagen de naar vrijheid snakken
de mensen in Nederland de zilveren
luchtarmada van Dakotas, Halifaxes,
Lancasters en Gliders, omringd door
Spitfires, Thunderbolts, Lightnings,
Mustangs en Typhoons met raketten,
overtrekken. De witte valschermen
ontplooiden zich boven de doelen, sol-
dagen stapten uit de gelande zweef
vliegtuigen en laadden het materiaal
uit. Twee dagen later meldde Frank
Gillard, de B.B.C.-verslaggever bij
het Tweede Leger: „Ik heb goed
nieuws uit Nederland. Het Tweede
Leger is opgerukt en maakte contact
met de parachutisten bij Eindhoven.
Het gaat nu met een sneltreinvaart
verder, recht door Holland. Overal
langs de weg hebben de parachutisten
bruggen en kruispunten bezet. In
vijf uur rukten we 45 km op. We
staan nu 5 km van Nijmegen aan de
oever van de Waal en nog maar 10
km van Duitsland."
Inderdaad, het ging goed, het ging
prachtig. De volgende dag werd
Nijmegen bereikt. De Waalbrug was
intact en met ratelende rupskettingen
rolden de tanks over het wegdek, de
Betuwe in, richting Arnhem...
Strijd van enkelen tegen velen.
ANDERE zweefvliegtuigen- waren
die Zondag doorgevlogen naar
Arnhem. Boven het doel werden de
kabels gekapt. Zoevend suisden ze
omlaag. Parachutisten landden alsof
het een oefening gold, ergens op de
hei in Engeland. Er viel die eerste
uren maar een enkel schot, zoals de
vijand onderweg ook maar een enkele
keer zijn afweergeschut in actie had
gebracht, toen het transport overtrok.
Maar in Arnhem zelf werd verbitterd
gevochten. 350 mannen van de Lucht
landingstroepen wisten ondanks zware
verliezen tot de brug door te drin
gen. Het was een hel van oprukken,
teruggeslagen worden, weer vooruit,
weer terug. De Duitsers kwamen met
artillerie m er naderden tanks, doch
hun moreel was niet te breken. Onder
leiding van een kapitein verschansten
ze zich in een school om te wachten
op de versterkingen, die spoedig zou
den komen. Maar, terwijl ze steeds
feller door de vijand werden bestookt,
konden de versterkingen de stad niet
meer binnenkomen. Donderdagavond
waren er van de 350 Britse soldaten
nog slechts 70 over...
In allerijl sleepten de Duitsers hun
reserves naar Arnhem. Nieuwe lan
dingen van de geallieerden mislukten,
omdat de jagers de langzame trans
portvliegtuigen gemakkelijk neerscho
ten. Ook sloeg het weer om. Het re
gende en mistte. Terwijl de tanks
van het Tweede Leger voortmartel-
den over de smalle wegen van de
Betuwe, werden de parachutisten te
ruggedrongen. Met levensgevaar wier
pen de vliegtuigen der gecombineerde
luchtmachten levensmiddelen en mu-
nitievoorraden af, die vaak achter
de vijandelijke linies terechtkwamen
en in handen van de vijand raakten.
Het trommelvuur van de zware Duit
se artillerie bestookte de tanks van
het Tweede Leger, toen die einde
lijk aan de avond van de 22e Septem
ber met zware verliezen aan de zui
delijke oever van de Rijn, iets ten
Westen van Arnhem, waren gearri
veerd. Ondanks enorme offers wer
den onmiddellijk amphibie-vaartuigen
ingeschakeld om de overtocht te for
ceren. Slechts een handjevol soldaten
kon in het nachtelijk duister worden
overgebracht. Het Duitse vuur op
de Zuidelijke oever werd al heviger.
Nieuwe pogingen werden gedaan om
versterkingen en materiaal naar de
overkant te krijgen, maar wat bete
kende dat luttele aantal soldaten en
die enkele duizenden kilo's materiaal,
toen in de bossen bij Arnhem en
Oosterbeek de grote slachting reeds
was begonnen?
Wie zal verhalen
EEN Britse divisie en één Poolse
brigade van vermoeide, afgetobde
soldaten, die nachten achtereen niet
hadden geslapen, hongerig en zonder
drinkwater, zonder medicijnen en zon
der verband, ja later zelfs zonder
hospitaal. Zij stonden aan de ene
kant, het handjevol dapperen, dat
vocht met een enkele mortier en wat
lichte wapenen en zo straat na straat,
huis na huis en boom na boom ver
dedigde, maar toch terug moest trek
ken voor een tientallen malen mach
tiger vijand: twee volledige Duitse
infanterie-divisies, drie artillerie-regi
menten en twee mortier-bataljons, al
len grotendeels fanatieke SS-ers met
tanks en zware artillerie. Wie zal de
heldenstrijd om Arnhem beschrijven?
Wie zal verhalen wat geschiedde in
de bossen bij Oosterbeek? Wie zal
vertellen hoe er tien dagen en tien
nachten werd geleden, gestreden en
gebeden?
Ergens in een loopgraaf zat de
Poolse oorlogscorrespondent Marek
Swiecicki en schreef een bericht voor
zijn> krant: „Onze toestand is tra
gisch. Duitse artillerie en mortieren
laten ons geen seconde met rust.
Soms is het bijna niet om uit te hou
den. Ik ben bezeten door het verlan
gen een paar uur uit deze hel verlost
te zijn." Deze zin was de laatste die
Marek schreef. Zijn loopgraaf kreeg
twee voltreffers. Toen hij weer tot be
wustzijn kwam, zag hij, dat hij een
eind was weggeslingerd. Zijn schuil
plaats was al dichtgegooid, omdat
al zijn kameraden dood waren: kapi
tein Glazvrek, luitenant Kutsreba en
de anderen, ver van hun land vere
nigd in een massagraf onder de lood
grijze najaarshemel, waaruit de mot
regen gestaag neersijpelde.
Ergens in de kamer van een villa
hield een Nederlandse predikajit
(thans vlootpredikant bij de Marine
luchtmacht) een dienst voor gewonde
Nederlanders en Britse, Poolse en
Duitse militairen. Gezamenlijk zongen
zij „Blijf met mij, Heer, als straks
de avond daalt". Buiten gierden de
mortiergranaten over en ploften bij
de gescheurde muren uit elkaar. In
de gang van het noodhospitaal lag
een Engelse jongen, zwaar gewond
door granaatscherven. Langzaam
kwam de liik Kleur op zijn nog zo jon
ge, mei klam zweet en" bloed be
dekte gelaat. Z'n brekende ogen blik
ten op naar de naast nem staande
dokter. „O, dokter, geet me wat wa
ter, ik heb zo'n dorst..." Toen keerde
de ruwe, barse legerarts z:ch om en.
zei: „Ja goed, wacht maar even, ik
ga het halen." Maar in de andere
kamer viel hij snikkend op een stoel.
Honderden gewonden had hij daar en
er was geen druppel water meer voor
hen. Toen hij terugkeerde was de
sergeant overleden, en bad de Ne
derlandse dominee aan andere sterf
bedden het Onze Vader, in het En
gels, het Nederlands of het Duits...
De terugtocht.
IN de nacht van de 24e Septem
ber deed het Tweede Leger een
nieuwe poging om over de Rijn te
komen. De opdracht luidde, dat alle
risico's moesten worden genomen en
ze werden genomen. Helaas, practisch
zonder resultaat. Daarna kwam weer
een order van Montgomery's hoofd
kwartier, die het einde van de Slag
om Arnhem betekende: alle gealli
eerde militairen op de Noordelijke
oever van de Rijn moesten onverwijld
terugtrekken naar de Zuidelijke oever.
In de stromende regen gingen ze,
Drie dagen lang trachtten 50 dappere mannen van de eerste Britse luchtlandingsdivisie de verkeersbrug over
de Rijn bij Arnhem voor vernieling door de Duitsers te bewaren. Tevergeefs
Zondag 17 September 1944: grote zweefvliegtuigen, gesleept door andere
machines, daalden op de velden in de omgeving van Arnhem. Manschappen
en jeeps verspreidden zich snel.
ZONDAGSBLAD 13 SEPTEMBER 1952
5
glibberend over de gladde bospaden,
in het stikdonker. De schoenen waren
met dekens omwikkeld om lawaai te
voorkomen. Ieder hield de jasslippen
van zijn voorman vast. Af en toe
werd er een tussenuit geschoten. In
alle stilte werd het slachtoffer dan
terzijde geschoven en een ander
nam zwijgend zijn plaats in.
Als één van de laatsten kwam Ge
neraal Urquhart, de commandant van
de troepen rond Arnhem. In het
schijnsel van lichtkogels, mondings-
vuur en branden leunde in een
deurpost een officier met een droeve
glimlach op zijn vermoeide gelaat.
Zijn overhemd zat vol modder en
bloedvlekken en het as doorweekt
van het zweet ondanks het gure, kou
de we.r. Het de ruwe, barse
divisiedokter, die zich vrijwillig meld
de cht te blijven om voor de
ontelbare gewonden te doen wat mo
gelijk was. Binnen een paar uur zou
hij krijgsgevangene zijn. De generaal
stapte op hem toe en schudde hem
zwijgend de hand. Toen salueerde hij
en de andere hoge officieren stonden
stram in de houding -oor die arts van
de Airborne Divisie.
Sjokkend door de blubber zetten ze
hun tocht voort naar de Rijn, de tocht
die voor velen een tocht naar de
dood werd. Het zwarte water van de
rivier, een kilometer of vijf bewes
ten Arnhem, werd angstwekkend ver
licht door lichtkogels en zoeklichten,
toen de tanks, vlammenwerpers, pant
serwagens en mortieren van de vij
and hun dodelijke lading uitbraakten.
Grote waterfonteinen vermengden
zich met scherven van projectielen
en menselijke ledematen. Spandaus
en automatische geweren rikketikten
verderf over de trage Rijnstroom.
Granaten en mortierbommen trokken
gillend over en maakten nieuwe
slachtoffers tussen de weinige overle
venden. Aan de oever van de rivier
bleven ze liggen, plat in de modder,
tot het hun beurt was om te worden
overgezet in de kleine, door Canade
zen bestuurde landingsbóten. Aan de
overkant klauterden ze uit de vaar
tuigjes, die tussen de fonteinen der
explosies in de rivier weer terugkeer
den. Langs een wit lint sjokten ze de
dijk op en sulden er aan de andere
kant door de gladde modder weer
af. Zij waren de weinigen, die de hel
overleefden...
De smart, die blijlt
TX7ANNEER U nu de grote verkeers-
VV weg naar Arnhem volgt, ziet U
een kilometer of wat vóór die stad
een bordje met „Airborne Cemetery",
wijzend naar een dwarsweg naar
rechts. Als U die weg, een laan met
hoge bomen, volgt, staat U ineens
voor de laatste aardse rustplaats
van de helden van Arnhem en Ooster
beek. Vak na vak, blok na blok, rij
na rij banen de zerken zich aaneen,
bij honderden en honderden, als een
zwijgende parade van hen, die vielen.
U leest er Engelse namen en Poolse,
die soms bijna niet zijn uit te spre
ken en ook een paar Hollandse van
hen, die, ingedeeld bij de Parachu
tisten, bij Arnhem landden om hun
land te helpen bevrijden maar in de
Duizenden hebben in hun vacantie
over de Veluwe gezworven. En wat
is daar veel te zien en te genieten.
Een van de attracties is een bezoek
aan de marktdag te Putten, die daar
elke Woensdag wordt gehouden, 't Is
aardig om dit mooie dorpje even
door te wandelen. Maar opeens staat
men dan voor het sobere monu
mentje, dat herinnert aan die ver
schrikkelijke dag, nu bijna acht jaar
geleden, toen 600 oudere en jongere
mannen door de Duitsers werden
weggevoerd om nooit' meer in hun
woonplaats terug te keren.
bodem hiervan te ruste werden ge
legd. Daar is ook het graf van de
Vader van Arthur, die we ontmoet
ten aan de maaltijd van nabestaan
den en oud-strijders in Arnhem's
„Musis Sacrum". Zijn vader vertrok
die 17e September 1944 uit het En
gelse stadje. Voor het laatst omhels
de hij zijn vrouw. Twee dagen later
viel hij in de bossen bij Oosterbeek,
niet ver van de plaats, waar nu tus
sen de vele andere, de zerk staat met
zijn naam in het graniet gebeiteld.
Drie maanden later werd Arthur
geboren...
Zijn moeder vertelde het verhaal
alsof ze in zichzelf praatte, haar ogen
starend naar een reclameplaat aan
de muur achter ons. Die morgen had
den moeder en zoon deelgenomen aan
de herdenking op Oosterbeek's doden
akker, georganiseerd door het Neder
lands Oorlogsgraven Comité, wiens
gasten zij en Arthur waren tijdens
hun verblijf in Arnhem. De kleine
Arthur had vol trots de erekruisen
en medailles van vader gedragen.
Een paar ervan waren aan vader zelf
uitgereikt, de andere posthuum aan
zijn moeder...
„Eén ding begrijpt hij maar niet",
vertelt Arthur's moeder voort, „hij
gelooft steeds dat hij naar Neder
land is gekomen om zijn vader te
zien. Hij is nog zo jong en kan
maar niet begrijpen, dat hij dood is
en dat hij hem nooit, nooit zal zier...."
Dan slaat zij haar arm om Arthur
heen. Hij geeft ons een olijk knipoog
je, maar zijn moeder snuit haar neus
en veegt terloops langs haar ogen...
Acht jaar geleden werd de Slag om
Arnhem gestreden. Wat toen ge
schiedde is thans herinnering, ge
schiedenis geworden. Maar het leed
is nog harde werkelijkheid. Honder
den zerken met een naam of met de
aanduiding Unknown zijn hiervan het
symbool.
FREEK VAN DER MEER.
(Vervolg van pag. 1)
ELF DAGEN
in het niet verdwenen
het jaar gemiddeld slechts 26 secon
den te lang was en dat de afwijking
pas in 3.323 jaar een volle dag zou
bedragen.
De tweede wijziging was, dat in Oc
tober 10 dagen kwamen te vervallen
om het begin van de lente weer op
de traditionele datum te doen vallen.
De rooms-katholieke landen aan
vaardden de nieuwe kalender, maar
de protestantse en grieks-orthódoxe
landen wilden er nog lange tijd niets
mee te maken hebben. Engeland en
een aantal andere landen hielden vast
aan de Juliaanse kalender tot de
moeilijkheden, die hierdoor in de han
del werden ondervonden, drongen tot
verandering van houding. Het tijds
verschil was inmiddels met een dag
vermeerderd, zodat op che gedenk
waardige derde September elf dagen
moesten uitvallen.
Het grootste deel der wereld heeft
thans de Gregoriaanse kalender voor
internationaal gebruik aanvaard. Al
leen voor binnenlands gebruik maken
sommige landen nog gebruik van an
dere tijdrekeningen.
Maar aan de pogingen tot kalender
hervorming is geen einde gekomen.
Velen zouden meer veranderingen
willen zien aangebracht.
Ongeveer 100 jaar geleden stelde
de Franse filosoof Auguste Comte
om enkele van deze gebreken op te
heffen een kalender van dertien maan
den voor. Al deze maanden zouden
even lang zijn (28 dagen) en
volgens een later voorstel zou de
overschietende dag aan het einde
van het jaar worden geplaatst. Deze
kalender is echter nooit in gebruik
gekomen. Sommigen hadden er be
zwaar tegen omdat zij de veran
dering te drastisch vonden.
De „World calendar association"
heeft andere denkbeelden, welker
aanvaarding naar zij beoogt de moei
lijkheden zouden kunnen doen ver
dwijnen met minder verandering.
„Wij moeten rekening houden met
de problemen van de werkende we
reld", zegt miss Elizabeth Achelis,
presidente van de association. „Een
kalender, waarvan de grondslag
2000 jaar geleden is ontworpen, toen
het snelste ding op wielen een Ro
meinse strijdwagen was, heeft in een
atoomtijdperk heel wat lastige haken
en ogen. On\ een voorbeeld te noe
men: door de ongelijkheid van maan
den en kwartalen en de verschillende
samenstelling van de jaren zijn voor
het zakenleven, de arbeid, het trans
portwezen en het onderwijs elk jaar
nieuwe en tijdrovende regelingen no
dig."
Het genootschap streeft dan ook
naar internationale aanvaarding van
een nieuwe kalender op 1 Januari
1956, een datum, waarop de over
gang een gemakkelijk verloop kan
hebben. In deze kalender zouden alle
jaren aan elkander gelijk zijn en al
le kwartalen dezelfde duur (91 dagen)
en samenstelling hebben. Elk jaar
zou worden besloten met de 365ste dag
als vacantiedag en de schrikkeldag
zou tussen 30 Juni en 1 Juli vallen.
Tot dusverre hebben zeventien lan
den zich bereid verklaard, deze ka
lender in te voeren.
Een gedeelte van de begraafplaats der luchtlandingstroepen te Oosterbeek,
waar de slachtoffers van de Slag om Arnhem ter aarde werden besteld.
Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen
•fOEGEGEVEN: de titel valt in
September wat uit de toon, of
schoon. de hervatting onzer
werkzaamheden heeft toch wel iets
van een nieuw jaar in zich! Maar
ik préludeer geenszins op de toe
komstige feestdagen: mijn gedach
ten verwijlen nog steeds in het grijs
verleden en ditmaal moet ik iets
zeggen over de dagen rond de
eeuwswisseling.
Vreemde dagen zijn dat. Het zou
de moeite lonen om na te speuren
welke invloed een dergelijk gebeu
ren heeft op religieus, sociaal, poli
tiek en internationaal gebied. De
mensheid leeft nu eenmaal uit ver
wachting, zij het dan ook dat deze
hoop maar al te vaak beschaamt
omdat ze losgeslagen is van de vaste
ankers der beloften Gods. Helaas,
de t\jd ontbreekt me om hier een
nauwgezet onderzoek in te stellen,
ofschoon ook dit alles met de Volks
wijk te maken heeft. Althans, mits
men haar wezenlijk recht wil doen
en haar niet isoleert uit het geheel
der samenleving! Dat gebeurt al te
spoedig, en dan vergeet men dat
elke wereldbeweging ook hier in
kleine rimpelingen zichtbaar wordt.
Nochtans: we weten ook zonder
diepergaande studie wel iets over
deze herfst- en winterdagen van
De meeste mensen blikken voor
uit naar aardse heilbrengers. Vre
desconferenties worden gehouden
en belegd; vriendschapsverklaringen
worden gewisseld. In verrukking
staart men naar de snufjes welke
het komende jaar al reeds voor zijn
etalageramen te kijk legt. De rijk
dom verwacht rozengeur en mane
schijn. Maar de arbeider verwacht
tegelijk ook iets! Met een bijkans
messiaans verlangen de term is
van Prof. Miskotte en treffend juist
schouwt hij naar de kim en
hoort daarachter de strijdliederen
plaats maken voon feestzangen,
welke door Henriette Roland Holst,
Adama van Scheltema en anderen
worden verwoord. Slechts hier en
daar wordt gerekend met een an
dere Toekomst, maar ook dit nog aanleiding
weer al te vaak door valse Messias- beuren ovt
sen, die tijden uitpuzzelen welke mer er ov
God in eigen handen houdt. En in
de kerkgebouwen dan? Ze zijn bar-
Binnen vijf jaar wordt deze wrok
merkbaar. Feitelijk reeds in de
spoorwegstaking van 1903. Ik sla
historie van dit ge-
men leze wat H. Die-
schrijft in zijn „Ver
menigvuldigde Gedachten". Ik
constateer slechts dat in die dagen
stens vol die oudejaarsavond. Heel de kloof tussen Kerk en arbeiders
wat preken zijn later
geven als aandenken
beuren dat velen nimmer zullen
druk ge- wereld opensplijt en ik heb alle
een ge- reden om te zeggen dat deze kloof
gevolg was van hier-verkeerd
beleven. Maar hun lectuur stelt gepredikte en ginds-verkeerd be
vaak wat teleur. Ook de Kerk blijkt grepen verkondiging van de Toe-
het verlengde van loften niet vervuld werden,
Babelse strevingen. Begrijpelijk: ze handigde men de scheidbrief. In dit
Voor 1903 doopt practisch ieder ge
zin, zelfs wanneer men zich verder
weinig met de Kerk bemoeit. Voor
1903 doet de meerderheid rond de
17-18-jarige leeftijd braaf belijde
nis, desnoods zonder te weten bij
welke predikant men zulks doet,
want de dominee laat de catechese
over aan bejaarde godsdienstonder-
zoveel blijde verwachtingen? En wijzers en is voor zijn aannemelin-
Uit de
VOLKSWIJK
onbegrijpelijk tevens:
schatbewaarster van eei
felijke hoop! En dat
Oudejaarsavond.
toch de gen verre van een vertrouwensman,
onverder- Maar met 1903 komt het keerpunt,
s dan die Meteen begint dan de neergang
der getallen voor kerkbezoek, voor
De volgende ochtend is het Nieuw- sacramentsbediening. Nochtans,
jaar. Nieuwjaar is meestal
zaam: de mensen zijn te laat
bed gegaan en staan dus katterig genen, die
op. Ze zoeken 'n sfeer, die hen ont- deden
gleden is; ze klinken en drinken
borrels en worden er enkel
dat terwijl zoveelouderen reeds q,
heengingen, vormt de groep der-
vóór 1905 belijdenis
Volkswijk bijna 40
het totaal. Jammerlijke toe-
dracht: men had te veel en tegelijk
ontstemder door. Ze voelen zich te weinig beloofd en de arbeider
beetje bekocht, en schamen zich poetste de plaat. Geen tien jaar
voor de sporen ener ontroering, die later
thans zo zinloos blijkt geweest te storten
zijn. Ze zijn als een kind, dat zich
de Europese wereld in-
andere groepen zouden
gaan doen aan de grote uit-
dat iedereen deze festiviteit ver- verkondiging ook in de Volkswijk
geten heeft. Teleurstelling, bitter
heid, wrok breken zich baan: de
uitgestelde hoop krenkt het hart!
de allergrootste importantie i
blijft!
WIJKPREDIKANT.