ólacf om c4m/tem 4 ZONDAGSBLAD 13 SEPTEMBER 1952 Acht jaar geleden Slechts weinigen overleefden deze hel Op Oosterteek s dodenakker: zwijgende parade van ten die vielen §TRAKS, op 17 September, zal het acht jaar geleden zijn, dat de Slag om Arnhem begon. Tien dagen achtereen volgde de hele wereld, maar bovenal Ne derland benoorden de grote rivieren, in ademloze spanning het verloop van de strijd. Zou deze het einde zijn van vier-en- een-half jaar terreur, onder drukking en moord? Helaas.-., stromen bloed vloei" den, honderden jonge levens offerden zich, maar de strijd aan de boorden van de traag voort- stromende Rijn betekende niet het einde van de oorlog. Andere gevechten zouden moeten wor den geleverd, meer doden zou den moeten vallen eer ruim een half jaar later het laatste schot op het strijdtoneel in Europa de vijand op de knieën zou dwin gen. Nu betekent de Slag om Arnhem de herinnering aan de heldenstrijd van September 1944 en de werkelijkheid van hon derden graven in Oosterbeek en de onbeschrijfelijke smart van hen, die achterbleven AAN een van de witgedekte tafel tjes in Musis Sacrum te Arnhem ontmoetten we hen. We nadden onze plaats reeds ingenomen en keken naar het binnenkomen van dt nabe staanden van hen die vielen in de gevechten, die in de geschiedenis be kend zullen blijven als De Slag om Arnhem. Er waren oud-strijders, som migen teruggekeerd in het burgerle ven, anderen nog in actieve dienst, de rode baret van de luchtlandings troepen op het hoofd, de borst ge tooid met rijen decoraties als herin neringen aan de veldslagen, die zij meestreden in de al zo onwezenlijk ver achter ons liggende oorlogsjaren. Er waren ook vrouwen, die erekrui sen droegen. Ze waren de weduwen van de parachutisten, die vielen in de bossen bij Arnhem en Oosterbeek of bij de Rijnbrug. Toen k\vam Arthur binnen: een leuk joch van een jaar of vijf. Een paar ondeugende blauwe kijkers za gen ons aan vanonder zijn blonde haar, dat weerbarstig over zijn voor hoofd bungelde. Hij nam zijn moeder bij de hand en samen gingen zij zit ten aan ons tafeltje. Terwijl Arthur de slagroom van zijn gebakje peuter de en het hele gezelschap vermaakte met zijn dwaze invallen, vertelde de moeder haar verhaal, de geschiede nis van haar jonge geluk met Ar thur's vader, van hun gezellige huis je in de garnizoensplaats waar haar man lag, zodat hij vaak thuis kon komen, toen hij in dienst was bij de parachutisten. Tot September 1944 kwam... „Luisteraars, goed nieuws uit Nederland" T"\ROMMEN vliegtuigen trokken U over de Noordzee naar het wes ten. Grote viermotorige bommen werpers, transporttoestellen, zweef vliegtuigen en pijlsnelle, zilverkleuri ge jagers. Als evenzoveel stippen tus sen de grillige, witgele wolkengevaar ten gingen ze verder: over de Noord zee, over het strand en de duinen, die Sperrgebiet waren, ovei de onder water staande polders, over de hoof den van de mensen, die op die mooie najaarszondag juist uit de kerl: kwa men en die al maar meer vliegtuigen zagen komen en gaan. Hun wegge stopte radio gaf nog geen commen taar, maar de Slag om Arnhem was begonnen... Het geallieerde offensief in België was min of meer vastgelopen. Drie grote barricades blokkeerden de weg naar Berlijn: de Maas, de Siegfried- linie en de Rijn. Als men echter bij Nijmegen en Arnhem een overgang zou kunnen forceren, zou het bestor men van de Siegfriedlinie onnodig worden. Talloze mensenlevens kon den worden gespaard en de weg naar Duitslands hart en het Ruhrgebied zou openliggen. Daarom zouden Ameri kaanse valschermtroepen landen bij Eindhoven en Nijmegen. Poolse en Engelse parachutisten bij Arnhem en Oosterbeek. En op die mooie najaars morgen van Zondag 17 September 1944 zagen de naar vrijheid snakken de mensen in Nederland de zilveren luchtarmada van Dakotas, Halifaxes, Lancasters en Gliders, omringd door Spitfires, Thunderbolts, Lightnings, Mustangs en Typhoons met raketten, overtrekken. De witte valschermen ontplooiden zich boven de doelen, sol- dagen stapten uit de gelande zweef vliegtuigen en laadden het materiaal uit. Twee dagen later meldde Frank Gillard, de B.B.C.-verslaggever bij het Tweede Leger: „Ik heb goed nieuws uit Nederland. Het Tweede Leger is opgerukt en maakte contact met de parachutisten bij Eindhoven. Het gaat nu met een sneltreinvaart verder, recht door Holland. Overal langs de weg hebben de parachutisten bruggen en kruispunten bezet. In vijf uur rukten we 45 km op. We staan nu 5 km van Nijmegen aan de oever van de Waal en nog maar 10 km van Duitsland." Inderdaad, het ging goed, het ging prachtig. De volgende dag werd Nijmegen bereikt. De Waalbrug was intact en met ratelende rupskettingen rolden de tanks over het wegdek, de Betuwe in, richting Arnhem... Strijd van enkelen tegen velen. ANDERE zweefvliegtuigen- waren die Zondag doorgevlogen naar Arnhem. Boven het doel werden de kabels gekapt. Zoevend suisden ze omlaag. Parachutisten landden alsof het een oefening gold, ergens op de hei in Engeland. Er viel die eerste uren maar een enkel schot, zoals de vijand onderweg ook maar een enkele keer zijn afweergeschut in actie had gebracht, toen het transport overtrok. Maar in Arnhem zelf werd verbitterd gevochten. 350 mannen van de Lucht landingstroepen wisten ondanks zware verliezen tot de brug door te drin gen. Het was een hel van oprukken, teruggeslagen worden, weer vooruit, weer terug. De Duitsers kwamen met artillerie m er naderden tanks, doch hun moreel was niet te breken. Onder leiding van een kapitein verschansten ze zich in een school om te wachten op de versterkingen, die spoedig zou den komen. Maar, terwijl ze steeds feller door de vijand werden bestookt, konden de versterkingen de stad niet meer binnenkomen. Donderdagavond waren er van de 350 Britse soldaten nog slechts 70 over... In allerijl sleepten de Duitsers hun reserves naar Arnhem. Nieuwe lan dingen van de geallieerden mislukten, omdat de jagers de langzame trans portvliegtuigen gemakkelijk neerscho ten. Ook sloeg het weer om. Het re gende en mistte. Terwijl de tanks van het Tweede Leger voortmartel- den over de smalle wegen van de Betuwe, werden de parachutisten te ruggedrongen. Met levensgevaar wier pen de vliegtuigen der gecombineerde luchtmachten levensmiddelen en mu- nitievoorraden af, die vaak achter de vijandelijke linies terechtkwamen en in handen van de vijand raakten. Het trommelvuur van de zware Duit se artillerie bestookte de tanks van het Tweede Leger, toen die einde lijk aan de avond van de 22e Septem ber met zware verliezen aan de zui delijke oever van de Rijn, iets ten Westen van Arnhem, waren gearri veerd. Ondanks enorme offers wer den onmiddellijk amphibie-vaartuigen ingeschakeld om de overtocht te for ceren. Slechts een handjevol soldaten kon in het nachtelijk duister worden overgebracht. Het Duitse vuur op de Zuidelijke oever werd al heviger. Nieuwe pogingen werden gedaan om versterkingen en materiaal naar de overkant te krijgen, maar wat bete kende dat luttele aantal soldaten en die enkele duizenden kilo's materiaal, toen in de bossen bij Arnhem en Oosterbeek de grote slachting reeds was begonnen? Wie zal verhalen EEN Britse divisie en één Poolse brigade van vermoeide, afgetobde soldaten, die nachten achtereen niet hadden geslapen, hongerig en zonder drinkwater, zonder medicijnen en zon der verband, ja later zelfs zonder hospitaal. Zij stonden aan de ene kant, het handjevol dapperen, dat vocht met een enkele mortier en wat lichte wapenen en zo straat na straat, huis na huis en boom na boom ver dedigde, maar toch terug moest trek ken voor een tientallen malen mach tiger vijand: twee volledige Duitse infanterie-divisies, drie artillerie-regi menten en twee mortier-bataljons, al len grotendeels fanatieke SS-ers met tanks en zware artillerie. Wie zal de heldenstrijd om Arnhem beschrijven? Wie zal verhalen wat geschiedde in de bossen bij Oosterbeek? Wie zal vertellen hoe er tien dagen en tien nachten werd geleden, gestreden en gebeden? Ergens in een loopgraaf zat de Poolse oorlogscorrespondent Marek Swiecicki en schreef een bericht voor zijn> krant: „Onze toestand is tra gisch. Duitse artillerie en mortieren laten ons geen seconde met rust. Soms is het bijna niet om uit te hou den. Ik ben bezeten door het verlan gen een paar uur uit deze hel verlost te zijn." Deze zin was de laatste die Marek schreef. Zijn loopgraaf kreeg twee voltreffers. Toen hij weer tot be wustzijn kwam, zag hij, dat hij een eind was weggeslingerd. Zijn schuil plaats was al dichtgegooid, omdat al zijn kameraden dood waren: kapi tein Glazvrek, luitenant Kutsreba en de anderen, ver van hun land vere nigd in een massagraf onder de lood grijze najaarshemel, waaruit de mot regen gestaag neersijpelde. Ergens in de kamer van een villa hield een Nederlandse predikajit (thans vlootpredikant bij de Marine luchtmacht) een dienst voor gewonde Nederlanders en Britse, Poolse en Duitse militairen. Gezamenlijk zongen zij „Blijf met mij, Heer, als straks de avond daalt". Buiten gierden de mortiergranaten over en ploften bij de gescheurde muren uit elkaar. In de gang van het noodhospitaal lag een Engelse jongen, zwaar gewond door granaatscherven. Langzaam kwam de liik Kleur op zijn nog zo jon ge, mei klam zweet en" bloed be dekte gelaat. Z'n brekende ogen blik ten op naar de naast nem staande dokter. „O, dokter, geet me wat wa ter, ik heb zo'n dorst..." Toen keerde de ruwe, barse legerarts z:ch om en. zei: „Ja goed, wacht maar even, ik ga het halen." Maar in de andere kamer viel hij snikkend op een stoel. Honderden gewonden had hij daar en er was geen druppel water meer voor hen. Toen hij terugkeerde was de sergeant overleden, en bad de Ne derlandse dominee aan andere sterf bedden het Onze Vader, in het En gels, het Nederlands of het Duits... De terugtocht. IN de nacht van de 24e Septem ber deed het Tweede Leger een nieuwe poging om over de Rijn te komen. De opdracht luidde, dat alle risico's moesten worden genomen en ze werden genomen. Helaas, practisch zonder resultaat. Daarna kwam weer een order van Montgomery's hoofd kwartier, die het einde van de Slag om Arnhem betekende: alle gealli eerde militairen op de Noordelijke oever van de Rijn moesten onverwijld terugtrekken naar de Zuidelijke oever. In de stromende regen gingen ze, Drie dagen lang trachtten 50 dappere mannen van de eerste Britse luchtlandingsdivisie de verkeersbrug over de Rijn bij Arnhem voor vernieling door de Duitsers te bewaren. Tevergeefs Zondag 17 September 1944: grote zweefvliegtuigen, gesleept door andere machines, daalden op de velden in de omgeving van Arnhem. Manschappen en jeeps verspreidden zich snel. ZONDAGSBLAD 13 SEPTEMBER 1952 5 glibberend over de gladde bospaden, in het stikdonker. De schoenen waren met dekens omwikkeld om lawaai te voorkomen. Ieder hield de jasslippen van zijn voorman vast. Af en toe werd er een tussenuit geschoten. In alle stilte werd het slachtoffer dan terzijde geschoven en een ander nam zwijgend zijn plaats in. Als één van de laatsten kwam Ge neraal Urquhart, de commandant van de troepen rond Arnhem. In het schijnsel van lichtkogels, mondings- vuur en branden leunde in een deurpost een officier met een droeve glimlach op zijn vermoeide gelaat. Zijn overhemd zat vol modder en bloedvlekken en het as doorweekt van het zweet ondanks het gure, kou de we.r. Het de ruwe, barse divisiedokter, die zich vrijwillig meld de cht te blijven om voor de ontelbare gewonden te doen wat mo gelijk was. Binnen een paar uur zou hij krijgsgevangene zijn. De generaal stapte op hem toe en schudde hem zwijgend de hand. Toen salueerde hij en de andere hoge officieren stonden stram in de houding -oor die arts van de Airborne Divisie. Sjokkend door de blubber zetten ze hun tocht voort naar de Rijn, de tocht die voor velen een tocht naar de dood werd. Het zwarte water van de rivier, een kilometer of vijf bewes ten Arnhem, werd angstwekkend ver licht door lichtkogels en zoeklichten, toen de tanks, vlammenwerpers, pant serwagens en mortieren van de vij and hun dodelijke lading uitbraakten. Grote waterfonteinen vermengden zich met scherven van projectielen en menselijke ledematen. Spandaus en automatische geweren rikketikten verderf over de trage Rijnstroom. Granaten en mortierbommen trokken gillend over en maakten nieuwe slachtoffers tussen de weinige overle venden. Aan de oever van de rivier bleven ze liggen, plat in de modder, tot het hun beurt was om te worden overgezet in de kleine, door Canade zen bestuurde landingsbóten. Aan de overkant klauterden ze uit de vaar tuigjes, die tussen de fonteinen der explosies in de rivier weer terugkeer den. Langs een wit lint sjokten ze de dijk op en sulden er aan de andere kant door de gladde modder weer af. Zij waren de weinigen, die de hel overleefden... De smart, die blijlt TX7ANNEER U nu de grote verkeers- VV weg naar Arnhem volgt, ziet U een kilometer of wat vóór die stad een bordje met „Airborne Cemetery", wijzend naar een dwarsweg naar rechts. Als U die weg, een laan met hoge bomen, volgt, staat U ineens voor de laatste aardse rustplaats van de helden van Arnhem en Ooster beek. Vak na vak, blok na blok, rij na rij banen de zerken zich aaneen, bij honderden en honderden, als een zwijgende parade van hen, die vielen. U leest er Engelse namen en Poolse, die soms bijna niet zijn uit te spre ken en ook een paar Hollandse van hen, die, ingedeeld bij de Parachu tisten, bij Arnhem landden om hun land te helpen bevrijden maar in de Duizenden hebben in hun vacantie over de Veluwe gezworven. En wat is daar veel te zien en te genieten. Een van de attracties is een bezoek aan de marktdag te Putten, die daar elke Woensdag wordt gehouden, 't Is aardig om dit mooie dorpje even door te wandelen. Maar opeens staat men dan voor het sobere monu mentje, dat herinnert aan die ver schrikkelijke dag, nu bijna acht jaar geleden, toen 600 oudere en jongere mannen door de Duitsers werden weggevoerd om nooit' meer in hun woonplaats terug te keren. bodem hiervan te ruste werden ge legd. Daar is ook het graf van de Vader van Arthur, die we ontmoet ten aan de maaltijd van nabestaan den en oud-strijders in Arnhem's „Musis Sacrum". Zijn vader vertrok die 17e September 1944 uit het En gelse stadje. Voor het laatst omhels de hij zijn vrouw. Twee dagen later viel hij in de bossen bij Oosterbeek, niet ver van de plaats, waar nu tus sen de vele andere, de zerk staat met zijn naam in het graniet gebeiteld. Drie maanden later werd Arthur geboren... Zijn moeder vertelde het verhaal alsof ze in zichzelf praatte, haar ogen starend naar een reclameplaat aan de muur achter ons. Die morgen had den moeder en zoon deelgenomen aan de herdenking op Oosterbeek's doden akker, georganiseerd door het Neder lands Oorlogsgraven Comité, wiens gasten zij en Arthur waren tijdens hun verblijf in Arnhem. De kleine Arthur had vol trots de erekruisen en medailles van vader gedragen. Een paar ervan waren aan vader zelf uitgereikt, de andere posthuum aan zijn moeder... „Eén ding begrijpt hij maar niet", vertelt Arthur's moeder voort, „hij gelooft steeds dat hij naar Neder land is gekomen om zijn vader te zien. Hij is nog zo jong en kan maar niet begrijpen, dat hij dood is en dat hij hem nooit, nooit zal zier...." Dan slaat zij haar arm om Arthur heen. Hij geeft ons een olijk knipoog je, maar zijn moeder snuit haar neus en veegt terloops langs haar ogen... Acht jaar geleden werd de Slag om Arnhem gestreden. Wat toen ge schiedde is thans herinnering, ge schiedenis geworden. Maar het leed is nog harde werkelijkheid. Honder den zerken met een naam of met de aanduiding Unknown zijn hiervan het symbool. FREEK VAN DER MEER. (Vervolg van pag. 1) ELF DAGEN in het niet verdwenen het jaar gemiddeld slechts 26 secon den te lang was en dat de afwijking pas in 3.323 jaar een volle dag zou bedragen. De tweede wijziging was, dat in Oc tober 10 dagen kwamen te vervallen om het begin van de lente weer op de traditionele datum te doen vallen. De rooms-katholieke landen aan vaardden de nieuwe kalender, maar de protestantse en grieks-orthódoxe landen wilden er nog lange tijd niets mee te maken hebben. Engeland en een aantal andere landen hielden vast aan de Juliaanse kalender tot de moeilijkheden, die hierdoor in de han del werden ondervonden, drongen tot verandering van houding. Het tijds verschil was inmiddels met een dag vermeerderd, zodat op che gedenk waardige derde September elf dagen moesten uitvallen. Het grootste deel der wereld heeft thans de Gregoriaanse kalender voor internationaal gebruik aanvaard. Al leen voor binnenlands gebruik maken sommige landen nog gebruik van an dere tijdrekeningen. Maar aan de pogingen tot kalender hervorming is geen einde gekomen. Velen zouden meer veranderingen willen zien aangebracht. Ongeveer 100 jaar geleden stelde de Franse filosoof Auguste Comte om enkele van deze gebreken op te heffen een kalender van dertien maan den voor. Al deze maanden zouden even lang zijn (28 dagen) en volgens een later voorstel zou de overschietende dag aan het einde van het jaar worden geplaatst. Deze kalender is echter nooit in gebruik gekomen. Sommigen hadden er be zwaar tegen omdat zij de veran dering te drastisch vonden. De „World calendar association" heeft andere denkbeelden, welker aanvaarding naar zij beoogt de moei lijkheden zouden kunnen doen ver dwijnen met minder verandering. „Wij moeten rekening houden met de problemen van de werkende we reld", zegt miss Elizabeth Achelis, presidente van de association. „Een kalender, waarvan de grondslag 2000 jaar geleden is ontworpen, toen het snelste ding op wielen een Ro meinse strijdwagen was, heeft in een atoomtijdperk heel wat lastige haken en ogen. On\ een voorbeeld te noe men: door de ongelijkheid van maan den en kwartalen en de verschillende samenstelling van de jaren zijn voor het zakenleven, de arbeid, het trans portwezen en het onderwijs elk jaar nieuwe en tijdrovende regelingen no dig." Het genootschap streeft dan ook naar internationale aanvaarding van een nieuwe kalender op 1 Januari 1956, een datum, waarop de over gang een gemakkelijk verloop kan hebben. In deze kalender zouden alle jaren aan elkander gelijk zijn en al le kwartalen dezelfde duur (91 dagen) en samenstelling hebben. Elk jaar zou worden besloten met de 365ste dag als vacantiedag en de schrikkeldag zou tussen 30 Juni en 1 Juli vallen. Tot dusverre hebben zeventien lan den zich bereid verklaard, deze ka lender in te voeren. Een gedeelte van de begraafplaats der luchtlandingstroepen te Oosterbeek, waar de slachtoffers van de Slag om Arnhem ter aarde werden besteld. Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen •fOEGEGEVEN: de titel valt in September wat uit de toon, of schoon. de hervatting onzer werkzaamheden heeft toch wel iets van een nieuw jaar in zich! Maar ik préludeer geenszins op de toe komstige feestdagen: mijn gedach ten verwijlen nog steeds in het grijs verleden en ditmaal moet ik iets zeggen over de dagen rond de eeuwswisseling. Vreemde dagen zijn dat. Het zou de moeite lonen om na te speuren welke invloed een dergelijk gebeu ren heeft op religieus, sociaal, poli tiek en internationaal gebied. De mensheid leeft nu eenmaal uit ver wachting, zij het dan ook dat deze hoop maar al te vaak beschaamt omdat ze losgeslagen is van de vaste ankers der beloften Gods. Helaas, de t\jd ontbreekt me om hier een nauwgezet onderzoek in te stellen, ofschoon ook dit alles met de Volks wijk te maken heeft. Althans, mits men haar wezenlijk recht wil doen en haar niet isoleert uit het geheel der samenleving! Dat gebeurt al te spoedig, en dan vergeet men dat elke wereldbeweging ook hier in kleine rimpelingen zichtbaar wordt. Nochtans: we weten ook zonder diepergaande studie wel iets over deze herfst- en winterdagen van De meeste mensen blikken voor uit naar aardse heilbrengers. Vre desconferenties worden gehouden en belegd; vriendschapsverklaringen worden gewisseld. In verrukking staart men naar de snufjes welke het komende jaar al reeds voor zijn etalageramen te kijk legt. De rijk dom verwacht rozengeur en mane schijn. Maar de arbeider verwacht tegelijk ook iets! Met een bijkans messiaans verlangen de term is van Prof. Miskotte en treffend juist schouwt hij naar de kim en hoort daarachter de strijdliederen plaats maken voon feestzangen, welke door Henriette Roland Holst, Adama van Scheltema en anderen worden verwoord. Slechts hier en daar wordt gerekend met een an dere Toekomst, maar ook dit nog aanleiding weer al te vaak door valse Messias- beuren ovt sen, die tijden uitpuzzelen welke mer er ov God in eigen handen houdt. En in de kerkgebouwen dan? Ze zijn bar- Binnen vijf jaar wordt deze wrok merkbaar. Feitelijk reeds in de spoorwegstaking van 1903. Ik sla historie van dit ge- men leze wat H. Die- schrijft in zijn „Ver menigvuldigde Gedachten". Ik constateer slechts dat in die dagen stens vol die oudejaarsavond. Heel de kloof tussen Kerk en arbeiders wat preken zijn later geven als aandenken beuren dat velen nimmer zullen druk ge- wereld opensplijt en ik heb alle een ge- reden om te zeggen dat deze kloof gevolg was van hier-verkeerd beleven. Maar hun lectuur stelt gepredikte en ginds-verkeerd be vaak wat teleur. Ook de Kerk blijkt grepen verkondiging van de Toe- het verlengde van loften niet vervuld werden, Babelse strevingen. Begrijpelijk: ze handigde men de scheidbrief. In dit Voor 1903 doopt practisch ieder ge zin, zelfs wanneer men zich verder weinig met de Kerk bemoeit. Voor 1903 doet de meerderheid rond de 17-18-jarige leeftijd braaf belijde nis, desnoods zonder te weten bij welke predikant men zulks doet, want de dominee laat de catechese over aan bejaarde godsdienstonder- zoveel blijde verwachtingen? En wijzers en is voor zijn aannemelin- Uit de VOLKSWIJK onbegrijpelijk tevens: schatbewaarster van eei felijke hoop! En dat Oudejaarsavond. toch de gen verre van een vertrouwensman, onverder- Maar met 1903 komt het keerpunt, s dan die Meteen begint dan de neergang der getallen voor kerkbezoek, voor De volgende ochtend is het Nieuw- sacramentsbediening. Nochtans, jaar. Nieuwjaar is meestal zaam: de mensen zijn te laat bed gegaan en staan dus katterig genen, die op. Ze zoeken 'n sfeer, die hen ont- deden gleden is; ze klinken en drinken borrels en worden er enkel dat terwijl zoveelouderen reeds q, heengingen, vormt de groep der- vóór 1905 belijdenis Volkswijk bijna 40 het totaal. Jammerlijke toe- dracht: men had te veel en tegelijk ontstemder door. Ze voelen zich te weinig beloofd en de arbeider beetje bekocht, en schamen zich poetste de plaat. Geen tien jaar voor de sporen ener ontroering, die later thans zo zinloos blijkt geweest te storten zijn. Ze zijn als een kind, dat zich de Europese wereld in- andere groepen zouden gaan doen aan de grote uit- dat iedereen deze festiviteit ver- verkondiging ook in de Volkswijk geten heeft. Teleurstelling, bitter heid, wrok breken zich baan: de uitgestelde hoop krenkt het hart! de allergrootste importantie i blijft! WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 14