BOEK der BOEKEN
K33I9
4
ZONDAGSBLAD 30 AUGUSTUS 1952
tijd van ^Suzette <~Vloirett
^Ceeóje, <"Ylurkv en iStavtok
Bronner's beelden voor het Hildebrand-monument
Camera
Obscura-lenloon stelling
te Haarlem
IN mijn boekenkast staat sinds
jaar en dag een derde druk van
de Camera Obscura. Natuurlijk was
ik mij steeds welbewust, dat dit een
waardevol exemplaar was. Immers,
de derde uitgave van de Camera-
Obscura is de allereerste, die geheel
compleet was, zoals wij die nu ken
nen. Ik had voor dit boekske met
rode omslag en gouden lovertjes al
tijd een warm plaatsje in mijn hart,
vooral ook, omdat de spelling er
van dezelfde is die Nicolaas Beets ge
bruikt heeft, toen hij het boek met
zijn sierlijke, forse handschrift deed
geboren worden. Het stadtjen en het
lapjcn, de knoopjens en de strikjens
in dit voor Nederland onvergankelij
ke werk zijn mij uitermate lief, om
dat zij zo passend zijn in de tijd,
waarin Hildebrand en zijn dramatis
personae leefden.
Doch sinds ik de tentoonstelling
„Hildebrand's Camera Obscura in
Woord en Beeld" in de Haarlemse
Vleeshal heb bezocht, is dit boek mij
dubbel lief en dubbel kostbaar ge
worden, omdat ik het nu pas duide
lijk zie als een klein schakeltje in
de romantische keten der historie van
de Camera Obscura.
Want de geschiedenis van dit boek,
van zijn eerste uitgave in 1839 tot de
onlangs uitgekomen 51-ste druk, is
boeiend en uitermate leerzaam.
Wanneer ge de Vleeshal binnen
komt, kunt ge twee dingen doen:
volgens de architectonische orde van
Schoengespen en haarspelden
aló onderpand van trouw
In vroeger tijden lag het zwaarte
punt bij het geval, dat twee geliefden
elkaar trouw beloofd hadden, niet bij
het huwelijk, zoals tegenwoordig, maar
bij de verloving.
Bij de beter-gesitueerden werd
meestal op het tijdstip, dat de jonge
man zijn aanzoek deed, tevens de
dag bepaald, waarop de vermogens-
regeling zou worden behandeld, dus
wel een bewijs, dat de verloving ern
stig werd opgevat.
Om nu de trouwbelofte nog meer te
bevestigen schonken de partijen el
kaar cadeau's. Soms ontving de bruid
een kostbare zakdoek cadeau of.
(U ziet, dat we in gedachten nog al
wat jaartjes terug moeten gaan!) een
paar kousenbanden, haarspelden of
schoentjes!
De Friezen hadden speciaal gebor
duurde doeken als verlovingspand- In
zo'n doek waren „scheepjesschellin
gen" geknoopt. Wanneer nu de jonge
man het meisje de doek overhandig
de, rijmde hü:
„Wotte, sa wotte.
Dar heste dij knotte,
Wotte 't naet dwaên,
Dan kanst im weer jaên".
Dat wil zeggen: Wil je de knoop-
doek als pand, anders kun je hem
teruggeven en gaat de verloving niet
door.
Te Bazel ontving elke bruidegom
van zijn schoonmama een mes, vork
en lepel.
De Friese schoondochters kregen
van de schoonvaders een zilveren
beugeltas, een schaartje, een mes in
schede, een naaldenkoker, een spel
denkussen, enz.
het gebouw beneden beginnen, of in
eens de smalle trappen naar de zol
der oplopen en de begane grond voor
't laatst bewaren. Ik raad u aan: doe
het laatste. Want wanneer ge de ten
toonstelling op de zolder goed beke
ken hebt, ^iï daarbij u ingeleefd in
de tijd, toeft^de Camera ontstond, en
de Stastok's, de Kegge's en de Wit-
se's leefden, dan eerst kunt ge een
bescheiden lekenoordeel vormen over
het kunstwerk van Bronner, dat zich
op de begane grond bevindt.-
DE organisatoren van de tentoon
stelling hebben zeer wijs gedaan,
door de bezoeker allereerst bij de
hand te vatten en hem mee te ne
men naar de tijd, toen er nog een
diligence reed over Dvan Ctot
Evice versa, zoals Hildebrand z'n
Familie Stastok begint. Hoe zag die
tijd eruit?
Het eerste dat ge ziet is een kamer.
En het zou de kamer van de Sta
stokken geweest kunnen zijn. De lo
vertjes en de krulletjes, de ditjes en
de datjes uit de Barokperiode van
de daaraanvoorafgaande eeuw zijn
verdwenen. Het is alles nuchterder
geworden, de stoelen er. de tafel, de
lijsten en de stoffering. Nuchterder,
maar geenszins gespeend aan beval
ligheid.
Een rustige kamer met dingen, die
niet lelijk van mooiigheid zijn. Ge
makkelijke stoelen met eenvoudig
gobelin. Een tafelpiano. Een paar
goede schilderijen. Een eerste uit
gaaf van de Camera Obscura op tafel,
met een nummer van de Opregte
Haarlemsche Courant. Alleen de pen
dule, een massief brok koper, de
kathedraal van Reims voorstellend,
geflankeerd door een paar waardige
pendanten, valt uit de toon. En het
mag geen verwondering baren, dat
juist deze pendule in de smaak viel
van een paar Amerikanen; de een
vroeg de kostprijs, terwijl de ander
opdracht gaf het maar direct in te
pakken.
Een rustige kamer in een rustige
tijd, hoewel deze tijd helemaal niet
afkerig was van matige elegance, zo
als de modeplaten uit die dagen ver
tellen.
Deze modeplaten, fris van kleur
en sierlijk van lijn, benevens vele
prenten van Haarlem uit het midden
van de vorige eeuw, zij geven de be
zoeker een beeld hoe het ir. die dagen
was. Aan een ronde tafel kan men
diverse nummers van de Opregte in
kijken. Nu ja, er was in Parijs een
huiszoeking verricht in de bureaux
van Le Capitole, een revolutionnair
Napoleontisch orgaan, en er was in
de Franse senaat besloten tot een
snelle afbouw van vier linieschepen,
vanwege de spanningen ih Tripolis,
maar och, dat was allemaal zover.
Er waren nog geen telexen en radio's
en telefoons, zodat alles, wat buiten
de landsgrenzen voorviel, ons, Neder
landers, weinig of niet raakte.
VLAK naast de hierboven genoem
de kamer, treft ge aan de muur
een indrukwekkende en kunstig ge
tekende presentielijst van de gasten,
die in 1884 aanwezig waren op Beets'
70ste verjaardag. Behalve de hand
tekening van de krasse jubilaris en
nog vele andere Beetsen, vindt ge er
de signatuur van Johan de Meester,
Charles Boissevain (de voormalige
hoofdredacteur van het Handelsblad),
van Hasebroek („Waarheid en Droo-
men"), Kneppelhout („Studententy
pen"), Haverschmidt (Piet Paaltjens)
en van de man, die de uitgave van
de Camera aandurfde: de uitgever
Boon.
In de vitrines vindt men vele malen
het handschrift van Beets. Fors,
mannelijk, duidelijk, sierlijk en nim
mer gehaast. Zo ziet men daar o.m.
het bekende versje, dat Beets als stu
dent in Leiden aan een vader en
moeder stuurde, bij de derde ver
jaardag van hun kind. Ge kent het
wel:
„Wat slaapt het zacht op 't blauw-
satijnen kussen,
't Onschuldig kind, in 't derde
levensjaar".
Ook is er correspondentie van
Beets met zijn uitgever, en daaruit
blijkt wel, dat Beets zoals trouwens
bekend over de uitvoering van zijn
werk lang niet altijd gauw tevreden
De bezoeker dwaalt verc r, en hij
staart vol verbazing op de talloze
uitgaven van de Camera. Hij ziet een
klein, voornaam, in bruin suède ge
bonden boekje, maar ook een mach
tig, zwaar gebonden werk, zo kolos
saal als een 17-de eeuwse statenbij
bel. Er ligt de eerste druk, onaan
zienlijk, maar solide, en er is ook
Beeld van Nurks.
de derde uitgaaf, zoals die in mijn
kast prijkt. Ge treft er een kloeke
editie met voorname stempelband
aan, maar ook de welverzorgde
laatste druk, met tekeningen van Jo
Spier.
Ik heb het over Jo Spier. Er lig
gen geëxposeerd de originelen van
Illustratie van Anton Pieck bij ?Een oude kennis".
Suzette Noiret.
deze begaafde tekenaar, maar ook
die van de eerste illustrator Sierig.
En dan ziet ge toch 't verschil.
Jo Spier heeft zich evenals u en
ik op de tentoonstelling moeten in
leven in de tijd van het diakenhuis
mannetje. Sierig behoefde dit niet.
Hij was een kind van die tijd. Knap,
uiterst knap is het werk van Spier,
maar het ademt een geheel andere
geest dan dat van Sierig. Deze laat
ste heeft, door het overvloedig bezi
gen van zwart om zijn figuren, een
rembrandtieke sfeer aan zijn schep
pingen weten te geven, die men bij
Spier tevergeefs zoekt. Ik denk bij
voorbeeld aan de gevoelige tekening:
baron en freule Van Nagel. De il
lustraties van Sierig doen het, die
van Spier niet. Daar kunt ge verder
niet over uitweiden. Dit is geen kwes
tie van woorden. Slechts van gevoel.
Ge kunt dit niet van mij leren; ge
moet het ondergaan.
Zo dwaalt ge door het midden van
de vorige eeuw, terwijl ge langzaam
op uw tenen van vitrine naar vitrine
schuifelt.
Ge ziet een brief van Beets aan
de „Weledelen Heere J. Kneppelhout,
in de pastory te Heilo", een verta
ling van de Camera in 't Italiaans,
bandstempels van de 10-de druk, de
dissertatie van Beets (1839), de toe
spraak van Beets ter gelegenheid van
het 300-jarig bestaan der Leidse
universiteit, de ganzenpen, waarmee
hij placht te schrijven
En als de bezoeker de zolder ver
laat, wacht hem een komische noot.
Hem wordt verzocht zijn handteke
ning in het gastenboek te zetten, en
begerig grijpt hij naar de heuse gan
zenveer, die voor hem klaar ligt. En
dan ziet hij hoe het onderstuk van
deze oude ganzenveer een ballpoint uit
't jaar 1952 is
EN dan is er de tentoonstelling van
de beelden, die het Hildebrand-
monument zullen moeten vormen,
dat eerlang in de Haarlemmerhout
geplaatst zal worden.
Ik raad u aan: loopt niet ineens
door naar de uitgang, omdat ge u
teleurgesteld voelt, bij het aanschou
wen van de daar tentoongestelde beel
den. Ge moet er even aan wennen.
En als ge kunt, moet ge eerst even
proberen de gedachtengang van Bron
ner te volgen, toen hij de moeilijke
taak op zich nam als mens van de
twintigste eeuw de aparte figuren uit
de Camera Obscura uit te beelden.
En dan ziet ge, als pièce de mi
lieu, de auteur Beets. Hij is iets
groter dan de anderen, dan Suzette
Noiret, Van der Hoogen, Keesje,
Teun de Jager, grootmoeder Kegge,
Buikje, Nurks en de oude heer Sta
stok. Hij staat wat apart en kijkt
enigszins uit de hoogte op hen neer.
Welwillend. Met lichte spet. En met
een zeker mr' -j0'en.
Voelt ge wel, dat deze beschrijving
eveneens letterlijk zou ku nen slaan
op de wijze, wau.op ueets zijn ngr.-
ren ii Camera ten tonele voert?
Al. ge zó tracht te zien naar deze
beeldengroep, wordt ge jeraakt door
het hulpeloze van het diakenhuis
mannetje, bekoord door de kuise
charme van Suze Noiret, getroffen
door de stoerheid van de heer Sta
stok inderdaad als een massieve
staande stok uitgebeiteld geïrri
teerd door de verwatenheid van de
bijna achterover slaande Van der
Hoogen, en ontroerd door de een-
zs:d van grootmoeder Kegge.
De tentoonstelling is tot 15 Septem
ber geopend.
ALEID VAN RHIJN.
ZONDAGSBLAD 30 AUGUSTUS 1952
5
Zeldzame verzamelingen van het
VOORAL ENGELAND BEZIT UNIEKE BIJBELS
OP zekere dag snuffelde een stu
dent in Boston wat rond in een
boekenstalletje en vond er een oude
bijbel, die zijn belangstelling trok.
Omdat het boek er erg verfomfaaid
uitzag kon hij het voor een dollar
meenemen. Toen hij thuis deze bijbel
eens nader bekeek, ontdekte hij
dat het een zogenaamde „Breeches"
bijbel was, een uitgave die onder
verzamelaars zeer gezocht is. (In de
ze uitgave staat in Gen. 3 7 „Bree
ches" (broek) i.p.v. „aprons"-(len-
deschort).)
Door deze gelukkige vondst werd
de jongeman een verwoed verzame
laar van boeken en legde hij zich
in het bijzonder toe op het verzame
len van bijbels. Thans is deze ver
zameling van wijlen dr. William B.
Bizzell, die gedurende 16 jaar presi
dent-curator was van de Universi
teit van Oklahoma, in de universi-
teits-bibliotheek ondergebracht als
de „Bizzell-verzameling" en wordt
zij beschouwd als een var» de be
langrijkste particuliere bijbelverza
melingen ter wereld.
Afgezien van alle andere superla
tieven is de bijbel ook het boek, dat
bij bibliophielen het meest in trek is.
Uitgebreide en bescheiden particulie
re verzamelingen zijn er legio en er
bestaan ongetwijfeld nog talloze on
bekende verzamelingen of collecties,
die alleen maar in beperkte kring
bekendheid verworven hebben. Bo
vendien zijn er prachtige verzame
lingen in de grote bibliotheken, de
musea en bij de Bijbelgenootschap
pen.
Uit de wijd verspreide belangstel
ling, die er bestaat voor het ver
zamelen van bijbels, blijkt eens te
meer de liefde en dankbaarheid, wel
ke dit Boek der Boeken inboezemt,
het Boek dat aan tallozen zo oneindig
veel geschonken heeft.
De uitgebreide collectie begint
met bijbels, die lang vóór de uitvin
ding van de boekdrukkunst werden
gemaakt en omvat gedeelten en fac
simile's van vermaarde oude codices
en van de zeldzame en rijk versierde
Middeleeuwse handschriften. Voorts
zoveel mogelijk exemplaren van de
eerste gedrukte bijbels: de eerste
uitgave met een datum (1462), de
eerste Duitse bijbel van Mentel (1466)
de eerste gedrukte Hebreeuwse Bij
bel (1485—1488), enz.
Deze eerste drukken zijn zeer zeld
zaam en slechts in het bezit van
bibliotheken en musea. De 42-regelige
Gutenberg-bijbel (14521454) behoort
tot de kostbaarste in zijn soort.
Meertalige bijbels vormen een
belangrijk onderdeel van de meeste
verzamelingen; deze zijn veelal af
komstig uit de 16de en 17de eeuw.
Dit zijn bijbels en psalmboeken in
drie of meer talen, die gewoonlijk in
naast elkaar staande kolommen zijn
ingedeeld.
Het leeuwendeel van de Ameri
kaanse verzamelingen bestaat natuur
lijk uit Engelse bijbels. De eerste
bijbel daarin is meestal de „Lollard"-
of Wyclif-bijbel en de verzamelingen
geven dan de geschiedenis weer van
de vertalingen en edities via de King
James Bijbel of de Engelse verta
ling van 1611 tot en met de aller
laatste uitgaven. Wij vinden er „eer
ste drukken" en bijzondere uitgaven
zoals de Quaker Bijbel (1764), de
Baskerville Cambridge Bijbel (1763),
de Doves Press Bijbel (1903-1905) en
de Oxford Lectern Bijbel, gezet door
Bruce Rogers (1935); beide laatste
munten uit door de prachtige typo
grafische verzorging.
De in 1660 in Amerika door Eliot
verzorgde bijbel-uitgave voor India
nen en de Duitse Bijbel van Christo
pher Saur in Germanstown, Pa. (1743
-1776) zijn bijzonder gezocht. Verder
bekende uitgaven zijn die van Noah
Webster en van Julia E. Smith. Zeer
zeldzaam is de eerste druk van het
Nieuwe Testament in hët Grieks,
van Erasmus (1516), doch in elke
verzameling zijn wel vroege drukken
Sommige verzamelingen, en spe
ciaal die van de bijbelgenootschappen,
bevatten ook bijbels en gedeelten er
van in de zgn. „zendings"- of „mis
sie"- talen, deze zijn echter vrij
zeldzaam.
De reeds eerder genoemde „Bree-
ches"-bijbel is gedrukt naar het hand
schrift uit de jaren 1380-1384 en ont
leent zijn naam aan het feit dat
daarin gezegd wordt dat Adam en
Eva zich uit vijgebladen „breeches"
(broekjes) in plaats van „aprons" (len-
deschorten) maakten en alle in Ge
neve gedrukte bijbels zijn ook „Bree-
ches"-bijbels. Elke bijbelverzamelaar
tracht althans een der vroege druk
ken hiervan te bemacntigen.
Tal van zeldzame bijbals in de be
kende collecties zijn thans zo schaars
geworden, Jat verituneiaars genoe
gen moeten nemen met facsimile
uitgaven of, zo niogelijk, met enkele
originele bladzijden. Van de 42-rege
lige dutgnberg-bijbel bestaan er voor
zover bekend nog slechts 46 exem
plaren. Het manuscript van Lindis-
farne-Evangeliën (690-700) in het
Britse Museum, met zijn prachtige
versieringen en initialen en de be
langwekkende ir' mg
in het Angel-Saksisch, is uniek. Van
de drie bekende oude codlaes die
van de Sinaï en van Alexandrië in
het Britse Museum en de Vaticaan
se in de Bibliotheek van het Vati-
caan kunnen de meesten onzer
Statenbijbel op lezenaar. Deze bijbel
werd in Gouda gedrukt en verscheen
in 1637.
slechts in facsimile-uitgaven kennis
De meeste bijbelse handschriften,
adices en boeken van onschatbare
waarde zijn veilig opgeborgen in de
bekende bijbelverzamelingen van het
Britse Museum, de John Rylands Bi
bliotheek in Manchester, de Bod
leian Bibliotheek in Oxford, de Bi-
bliothèque Nationale te Parijs, de
Pierpont Morgan Bibliotheek in New
York en de Congresbibliotheek te
Washington.
Er is ook een zeer uitgebreide col
lectie aanwezig in het Bible House
te Londen, de zetel van het Britse
en Buitenlandse Bijbelgenootschap.
Daar kan men de Schrift in meer
dan 1000 talen aantreffen. Verder
bevinden zich daar enkele zeldzame
en belangwekkende oude manuscrip
ten, vele eerste drukken en een vol
ledige serie bijbels in het Duits. Het
Amerikaanse Bijbelgenootschap te
New York bezit een kostbare verza
meling van 18.575 bijbels in 959 ta
len, waarvan een groot aantal in de
„zending"- of „missie"-talen.
Een bezoek aan deze waardevolle
collecties is vooral voor de student
in de theologie van groot belang. De
eerbied en de godsvrucht, die de men
sen er toe hebben gebracht, zulke
prachtige verzamelingen van het Boek
der Boeken bijeen te brengen, spre
ken tot ons uit een grijs verleden en
hebben in de loop der tijden geens
zins aan kracht ingeboet.
VINGERS EN VUIST
Deze „geketende bijbel" was vorig
jaar op het Festival of Britain te zien.
De druk is zo klein, dat hij slechts met
behulp van een vergrootglas is te
lezen.
Van bijzonder belang voor de Ame
rikanen is in deze groep het boek,
dat bekend staat onder de naam
„Thomas Jefferson-Bijbel". De volle
dige titel luidt: „Het leven en de
zedeleer van Jezus van Nazareth, sa
mengesteld uit de teksten van de
Evangeliën in het Grieks, Latijn,
Frans en Engels". De samensteller
van dit boek was de opsteller van de
Amerikaanse „Onafhankelijkheidsver
klaring".
DE negentiger jaren van de vorige
eeuw. De volkswijk is nu gro
tendeels dicht gebouwd, de laatste
open-ge bleven weilanden worden
door de snel-opdringende straten
opgeslokt. Een eigenaardig gebied
is ontstaan: een mengeling van
natuur en cultuur. Vlakbij liggen
de eindeloze weiden, maar tegelijk
strijkt de fabrieksrook uit allerlei
schoorstenen over de lage huisjes.
Miniatuurtuintjes en slootjes hand
haven een landelijk karakter, maar
de jeugdige paardentram bouwt er
haar remises en werkplaatsen. Twee
stromingen ontmoeten elkander in
dit grensgebied van de stad.
Maar behalve deze twee tegen
overgestelde bewegingen treffen
nog twee andere klimaten elkaar
in deze wijk: twee werelden, twee
levensbeschouwingen. Want hier
komen allengs duidelijker tegen
over elkander te staan het Evan
gelie van de Liefde èn het evange
lie van de haat. Eén winstpost is
daarmee al geconstateerd: de volks
wijk is niet langer van direct ker
kelijke zorg verstoken. Maar juich
met te vroeg over zulk een ingrij
pende verbetering'!
Voor me ligt een zestig jaar oud
notulenboek, dat de geschiedenis
van de volkswijk over meer dan
een halve eeuw optekent. Ik heb zo
juist het relaas van de oprichtings
vergadering van deze wijkvereni-
ging nog eens doorgenomen. Nu
geef ik u te raden wat wel de bo
ventoon is in dit lied der blijde
boodschappers van de Liefde Gods,
die alle verstand te boven gaat en
die hier geconfronteerd gaat wor
den met de leer van de afgronde
lijke haat. En omdat ge het toch
niet raden kunt, vertel ik het maar
meteen: er is een complete ruzie
sfeer.' Waarmede zal het zout ge
zouten, dat zouteloos geworden is?
Dit is de kwestie: er is een dia
conaal reglement, dat diakenen de
diepste geheimhouding oplegt. Wat
ze doen of laten mag hun alleen
bekend zijn. Motto: doe wel
eventueel: doe niets en zie
niet om! Maar in dezelfde stra
ten werkt een predikant met
zijn ouderlingen en huisbe
zoekers en deze bezoeken dezelf
de gezinnen als de broeders diake
nen. Ze worden gesteld tegenover
de eendere nood. Ze worden aange
sproken om hulp door gelijke men
sen. En nochtans mag de rechter
arm van de kerkeraad niet weten
wat de linker doet! Daar kan men
lang of kort over redeneren, maar
de eindconclusie blifft: „Het gaat
jullie geen klap an!" Natuurlijk
worden de dingen niet zó onvrien
delijk gezegd, want we zijn in eer
waard gezelschap en dat gebruikt
nette woorden. Het houdt verhan
delingen over de noodzakelijkheid
om niet „tegenover", maar naast"
elkaar te staan. Het pleit
pelheid
als wanneer ze niet betracht wordt.
Terwijl men uiteindelijk dan toch
maar tot oprichting van de tvak
vereniging overgaat, omdat de wijk-
predikant van destijds dusdoende
een organisatie heeft om zelf diaken
te kunnen spelen, waar het hem
goeddunkt.
Ik blader verder en merk dat met
deze eerste kwestie de mogelijkheid
mensen, die hier dan toch ook nog
wonen of meer voor Jan en alleman
ter evangelisatie of soms voor de
jeugd van volledig vervreemde ge
zinnen? Spring maar op je stok
paardje en galoppeer! Maar het
resultaat is niet altijd zo liefelijk
als men het wel zou wensen te
zienHet is zeker niet een vol
maakte eensgezindheid in een gees
telijke strijd met een andere macht,
die thans fel komt opzetten, die van
het evangelie van de haat.
De haat! De haat tegen de drie
K's: Kroeg, Kapitaal, Kerk, ver
wonderd en ontsteld over elkan
ders plotseling gezelschap op één
beklaagdenbank. Maar de tijden
zijn veranderd: het eerste geslacht
is aan het uitsterven en daarmede
zijn de oude banden stukgereten,
die nog aan de Kerk bonden. Het
kruipende, zuipende volk van die
dagen heeft plaats gemaakt voor
een jeugd, die van jongsafaan is vol
gegoten met min of meer gerecht
vaardigde klachten over Kerk en
Maatschappij. Tegelijk een jeugd,
die mee daardoor nauwelijks meer
voldoende contact met het Evangelie
gekregen heeft. En deze jeugd wil
iets anders. Zij luistert met opge-
het ducht moeilijkheden wonden gezichten naar de Socialis-
deze souplesse wél tische preekheren, die met eenzelf
de pathos als de predikanten aan
wie ze immers nog zo nauw ver
want zijn! uan een heilsstaat en
een paradijselijke sfeer aan deze
zijde van het graf spreken. Voeg
daarbij de nadering van 'n nieuwe
eeuw, gebeuren immer geladen met
grootse verwachtingen. Verdiscon
teer ook de algcmen'e vooruitgang,
het heirleger uitvindingen, dat gou-
tot discussie in die goede oude tijd den dromen dromen doet. En tel b\j
niet \oas uitgeput. Want de nieuwe
wijkvereniging gaat een eigen lo
kaal bouwen en wat kan men daar
heerlijk over harrewarren! Ieder
heeft zijn eigen plan en ieder plan
heeft iets eigens. En dan: waar
moet zo'n wijkgebouw nu feitelijk
voor dienen: alleen voor de wijk,
dat wil zeggen voor de goede kerk-
dit alles op het jeugdgevoel, da', i
eenmaal steeds alles beter wil doen
dan de ouders deden... Dan ziet ge
één saamgebalde vuist. Hoe scnamel
steken daartegen de uiteenwijzen-
de vingers der ambten en ambtsdra
gers af!
WIJKPREDIKANT