Waar de natuur het tempo altijd nog in eeuwen rekent j NIEUWE LEIDSCHE COUHANT '4 MAANDAG 11 AUGUSTUS 1952 Op het woelige wafer tussen suizend riet en wilgentakken Over de Biesbosch gaat een koor van stemmen op: inpolderen of niet? (Van een onzer redacteuren) F\E driftig tjoekerende motor van ons bootje scheurt de stille klaarte van de vroege voor jaarsmorgen stuk en een spoor van glinsterend schuim op het rimpelloze watervlak tekent de weg af, waarlangs we in dit nog slapende land zijn bin nengedrongen. Het riet langs de oevers wiegt rui send mee op de golven, die de boot achterlaat en een karekiet vliegt met een schreeuw van schrik op uit zijn tussen de stengels verborgen nest. Hij roept ons een paar scheldwoorden na voor deze huisvre debreuk en duikt dan weer weg in zijn groene we reld om de gestoorde slaap te hervatten. De zon verzamelt langzaam haar krachten voor een triomfantelijke tocht langs een azuurblauwe lucht en verjaagt de laatste nevelflarden, die nog over het water hangen. Het is, alsof de Biesbosch ontwaakt en met trage bewegingen het dek van zich afschuift. Daar liggen dan de grienden en de riet gorzen, de kreken en killen in het prille ochtend licht. Achter de grienden zijn de polders met hier en daar de nog slapende boerderijen, maar hier op het water is niets, dat herinnert aan de aanwezig heid van de mens. Zo zag Nederland er uit aan het begin van onze jaartelling: water en land in een eeuwige strijd, waarbij het water de spectaculaire overwinningen boekt, doch het land toch ten slotte na taaie strijd de zege behaalt. Deze strijd speelt zich nog dagelijks af in dit stukje wildernis, waar de getijden vrij toegang hebben, waar land wordt gevormd en vernield bij het eeuwig suizen van riet en wilgentakken. Hier regelt de natuur de dingen nog in haar tempo, dat niet in minuten doch in eeuwen rekent. In dit gebied is zij voor de tweede maal met haar werk begonnen. In één nacht vaagde ze vóór vijf eeuwen het werk der mensen weg tijdens een ramp, waarover de ontzetting nog naklinkt in de relazen, die oude kroniekschrijvers toevertrouwden aan het geduldige perkament. Het is nauwelijks te geloven, dat eenmaal het graan ruiste en dorpskerkjes hun spitsen omhoog staken in deze wildernis van griend en water. Toch vertellen zij, dat dit zo was en on willekeurig gaan onze gedachten terug naar de ge boortedag van dit gebied, de 18e November 1421, toen de St. Elisabethsvloed de Grote of Zuidhol landse Waard met haar 72 dorpen verzwolg en on der de noodkreten van mens en dier de binnenzee ontstond, die de bakermat voor de Biesbosch zou worden. Vreemd ontwaken in Dordrecht Het moet voor de Dordtenaren een wonderlijke ervaring zijn ge weest, toen zij van voornaamste stad in een bloeiende streek plot seling bewoners van een klein eilandje werden. Enige honderden meters buiten de stadspoorten hielden de dijken op en staarden zij over een onafzienbare water vlakte. Nu waren zij niet geheel onschuldig aan deze ramp. Boze doch geleerde tongen beweren in onze dagen, dat de kroniekschrij vers het geweld van de stormvloed maar wat overdreven om voor het nageslacht te verbergen, dat de Dordtenarén en anderen hun duka ten liever in hun zak dan in hun dijken staken en zo het water een gemakkelijke overwinning bezorg den. Maar wij hebben het niet op die moderne historieschrijvers, die de geschiedenis zo graag van al haar romantiek beroven. Vroeger kruis ten deze heren de degen over de vraag, of de befaamde wieg met het kind er in en de kat er op nu bij de Kinderdijk of bij de Dordtse Vuilpoort aangedreven kwam, doch tegenwoordig wordt de kat helaas al mét de koene sprong van Jan van Schaffelaar en de begra fenis van Aelbrecht Beiling naar het rijk der fabelen verwezen. Hoe het ook zij, de Waard verdween en een gebied, omgrensd door de plaatsen Dordrecht, Strijen, Geertrui- denberg, Sprang, Besoyen, Drunen er Woudrichem verzonk voor lange tijd onder de golven. Bij stukjes en beet- jés werden uit een schrale beurs weer gedeelten ingepolderd tot de Dordtse Biesbosch ten Westen van de Nieuwe Merwede in de jaren van twintig van deze eeuw in werkverschaffing werd ingedijkt en cultuurrijp gemaakt. Hier, in de Brabantse Biesbosch, werden door verscheidene eigenaars slechts afzonderlijke polders ingedijkt, vooral in het Noorden en Oosten. In het Zuid-Westen liggen slechts hier daar polders, omdat hier, vlak Amer en Hollandsch Diep, het meeste land nog te laag is om te worden gedijkt. Daar wemelt het nog zandplaten, killen en rietgorzen. Daar ligt het beloofde land voor de zoeker naar eenzaamheid en de pionier. Daar ligt een hoekje Nederland, dat a de meeste Nederlanders vreemder onbekender is dan de Fifth Avenue in New York of de Champs Elysées in Parijs. Aan de grond grote hoeveelheden modder naar boven en als we niet oppassen, zitten we zo dadelijk muurvast omhoog. Dat is geen pretje, want dat betekent meer dan twaalf uur opgesloten zijn aan boord van ons schip, tot de opkomende vloed ons weer zal verlossen. Even peilen met de vaarboom, op de voorplecht klimmen en stevig afzetten.... Daar draait de kop weer in de richting de diepe geul en we kunnen de reis voorzichtig manoeuvrerend voortzetten. Het vereist heel wat stuurmanskunst en kennis van het vaarwater om nu nog tij dig de Amer te halen, want hoe breed het Steurgat, het Gat van de Noorder klip en de overige kreken en killen ook mogen zijn, bij laag water zijn zich de slibstroken te vertonen. Binnen >t uur is er geen doorkomen meer aan. Daar zien we plotseling het eerste te- ïn van menselijk leven op onze tocht. Óp de Oostelijke oever steekt een roei bootje van wal. Een forse boer hanteert de riemen, op de voorplecht staan een paar fietsen tegen elkaar geleund en eni ge kinderen zitten huiverend in de kille ochtendlucht op de banken. Het is nu half acht en zij moeten naar school. De polder, waarin hun boerderij ligt, is aan alle kanten door water omringd en daar- worden ze 's morgens en 's avonds overgezet naar en van de polders ten Westen van het Steurgat, die onderling door wegen zijn verbonden. Daar begint dan de lange fietstocht naar de school Werkendam, zomer en winter door. Toch wonen deze kinderen nog dicht bij de bewoonde wereld vergeleken bij het kroost van de boeren in de Zuidwes telijke polders, zoals b.v. de Moordplaat, de Dood en de Turfzak. Hier moet moe der op Maandagmorgen afscheid nemen van haar grut, dat tot Vrijdagmiddag toe vertrekt naar de overzijde van de Amer, naar Lage Zwaluwe, Drimmelen of Gecrtruidenberg, om daar aan de vaste wal de nodige wijsheid te verga ren. Het valt niet mee om zo'n zesjarige dreumes, opgegroeid in de eenzaamheid een Bicsboschpolder, plotseling ge durende vijf van de zeven dagen te moeten afstaan aan de grote wereld daar buiten. Soms gaan in een jong ge zin alle kinderen naar school en dan is het huis in de weekdagen als uitgestor- i. Menige moeder heeft hier hete tra- i gestort, als de dag in zicht kwam, waarop haar eersteling of juist haar Benjamin haar ook ging verlaten. Pioniers Het moet wel een uitzonderlijk slag boeren zijn, dat hier huist op de grote hofsteden in deze eenzame wereld. Over het algemeen zijn het wat stugge en zwijgzame kerels met iets in hun hou ding en gebaar van de rust en de stilte, waarin de dagen ver van het rumoer der wereld hier verglijden. Met hart en ziel zijn ze verknocht aan de Biesbosch, aan het werk in hun polders en aan het wa ter, waarop ze even goed thuis zijn als op het land en welks grillen ze van kindsbeen af hebben leren kennen. Ze moeten pioniersbloed in de aderen hebben, die boeren van het Zuid-Westen tussen Steurgat, Ruigt en Gat van de Visschen, anders zouden ze het niet uit houden in deze barre eenzaamheid. Zij delen vele nadelen met hun collega's in Canada's verre Westen, maar de voorde len hebben ze niet, want de boerderijen polders zijn vrijwel alle het eigendom i de een of andere grootgrondbezitter zij weten, dat ze de grond, waarop ze nen en werken, nimmer bezitten zul- 's Zomers brengt een lange en vermoeiende tocht met een roei boot hen naar de bewoonde wereld, maar daarbij moeten zij nog steeds rekening houden met het getij, dat de tijd van hun gaan en komen be paalt. 's Winters bij vorst en later Een deel van de afgekapte takken het rijshout wordt verwerkt tot lange bossen, die straks het ge raamte voor de zinkstukken zullen gebied verbonden en de meesten zouden niet graag weg gaan, ook al werd hun een bedrijf in een meer geciviliseerde streek aangeboden. Die bedrijven zelf mogen er over het algemeen dan ook zijn. Vrijwel nergens bedrijf in de griend- pannekoek bakten. AI vroeg gingen z< te kooi in de rokerige en vaak lekken de keet, waar de ijskoude wind door de reten blies, dikwijls te vermoeid om de kleren uit te trekken. Dicht op elkaar gepakt lagen ze dan op laag stro aan weerszijden van gangpad om bij het aanbreken va: dag weer de griend in te trekken. Nu zijn de keten heel wat geriefelijker, meestal met een afzonderlijke woonruim te beneden en een slaapvertrek boven, maar ze zijn zelden bewoond, want als het half kan gaan de mannen 's avonds naar huis. En als ze op een verafgele gen griend werken, wonen ze liever een ark, die tot vlak bij het werk ge trokken kan worden, zodat een vermoei ende wandeling naar de keet overbodig Greppelen Onze stuurman laat de boot aan de grond lopen op het drooggevallen slib onder de hoge oever van zo'n kaalge- kapte griend en even later plonsen wt op onze laarzen het water in. Dan krab belen we tegen de weelderig begroeide en glibberige oever op, die bij eb hoog uit het water oprijst. Over greppels sprin gend en telkens uitglijdend dringen we de griend binnen tot we daar achterin de griendwerkers vinden, die nu bezig zijn met voorjaarswerk. In hun hoge lieslaarzen staan ze in de greppels, die voor de afwatering zorgen en met regel matige zwaai plonsen ze de blubber op de hoge kanten, zodat de geulen op diepte komen. Stug en stoer werken ze verder r korte groet tot de indringers in c gelmatige cadans, die jarenlange routine verraadt. Een kwartje de roe verdienen ze met dit werk en aangezien vier meter is, moet er heel wat werk verzet worden voor en aleer een behoor lijk dagloon is verdiend. De grienden zijn een uitkomst voor de mannen, die in de dorpen rond de Bies bosch wonen, want hier is haast altijd werk te vinden, als ze in de wintermaan den bij de boeren gedaan krijgen. Eén ietcultuur had dan 's avonds nog een sigaret te ro ken om daarna rustig te gaan sla pen, heel alleen in deze wijde we reld van wind en water, terwijl de kabbelende golfjes tegen de ijzeren wand van de vlet een slaapliedje voor hem zingen. Angst voor de eenzaamheid is een ty pisch verschijnsel bij de immer door on rust geplaagde stedeling, die eigenlijk geen eenzaamheid kent. Deze mensen hier zijn vergroeid met de natuur en daarom bevat ze voor hen geen drei gingen. We hebben later ook een middagdutje gedaan op de vlonder in het kleine roefje en zelden hebben we zo goed geslapen als daar op de harde planken, dromend van zon, wind en water. bij ijsgang zitten ze soms weken volkomen geïsoleerd, omdat dan zelfs de varende postbode zijn bezoe ken moet staken. In het najaar, als de Noordwester het water bij stormvloed de gaten en killen bin- nenjaagt en de wind om de eenza me hoeven huilt, leven ze in voort durende vrees, dat de dijk het niet houden zal en het bruisende water zich in hun polder zal storten. Maar met sterke vezels zijn ze aan dit land is een boerderij te vinden als b.v. Steenen Muur in de polder van dezelfde naam tussen -Bevert en Steur gat. Een royale boerenwoning, een hypermoderne deel voor een Veertig tal koeien met automatische drinkbak ken en mestafvoer via langs een rail glijdende bakken, een graanzolder als een kerk, een enorme schuur met in het souterrain tractoren, voor het trekken de enorme ploegen en schijfeggen, combine, een rij eigen arbeiderswo ningen en een eigen electrische centrale. "s een wereld apart en de man, die dit grootbedrijf de scepter zwaait, moet zich een koning in zijn gebied voe len. Alle hoeven zijn niet zo vorstelijk als deze, maar kleinbedrijf komt in de Biesbosch niet voor. Dat zou ook niet passen in deze wereld, waar alles zo groot en ruim is. Bij de „grienduilen" Door het Gat van de Noorderklip zak- „en we nu af naar het Zuiden. Hier en daar duiken de zandbanken boven wa ter uit en soms schijnt het of de gehele doorgang versperd is, maar toch blijkt er altijd nog een geultje te vinden, waar nog net genoeg water staat om er door te varen. Zorgvuldig houden we in elke bocht de hoge kant, waar de stroom het sterkst en de geul dus het diepst Soms heeft een visser een tak in het ter gestoken bij wijze van baak, dan weer volgen we de gladde streep, die in het zacht rimpelende watervlak pere geul aanduidt. De oevers zijn overal omzoomd door zacht ruisend griendhout, hier en daar onderbroken door een rietgors. Zo op het oog lijkt zo'n griend een Niemandsland, een ondoordringbare en waardeloze wil dernis. maar ook hier bedriegt de schijn. Kijk, daar links is een kale vlakte, be dekt met kale stronken, die van alle tak ken zijn ontdaan. Aan de oever ligt het wilgenhout in grote schelven opgetast, klaar om met de vlet te worden wegge haald. Niet alleen de boeren zijn de pio niers van de Biesbosch, maar ook de „grienduilen". de mannen uit Made, Drimmelen, Hank en Werkendam, die een groot deel van hun leven in de grien den en rietgorzen slijten. Om de vier jaar wordt elke griend ge kapt. Dan dringen die mannen in de wintermaanden binnen in deze wildernis en met hun kapmessen beroven ze wilgenstronken van hun takken. Met men vol dragen ze die takken naar oever, terwijl hun laarzen diep in glibberige slibmassa zakken, springend over de greppels, die de lange en smalle percelen scheiden. Vliegensvlug worden I de takken dan van hun bladeren ontdaan en op lengte en dikte gesorteerd: die voor bonenstokken, die voor hoepels, die weer voor een ander doel. Ten slotte blijft het rijshout over, de dunne takken, die, in bossen gebonden, bij allerlei wa terwerken worden gebruikt. Zo ploeteren ze voort van het morgenkrieken tot het duister valt, want in de griend wordt meestal in accoord gewerkt en het week loon is evenredig aan de geleverde pres tatie. Vroeger bleven de griendwerkers van 's Maandags tot 's Zaterdags in de Biesbosch. Als het 's avonds te donker werd om te werken, trokken ze naar de keet, waar ze op een rokerig houtvuur hun thee warmden en soms Daar ligt de Biesbosch prille ochtendlicht in Mei 90 mensen in dienst, dat is waarschijnlijk meer dan alle sterk ge mechaniseerde bedrijven in de Bies bosch bij elkaar hadden op dat moment. Want achter deze mannen aan het front staan weer de werkers in het hoepelbe- drijf, die de taaie wilgentakken in twee- en of in drieën splitsen om van de delen de hoepels te maken. Witte voor de bo tertonnen, ongeschilde voor de vaten, waarin de Hollandse Nieuwe verzonden wordt. Achter hen staan de rietmatten- vlechters, die de kippenhouders en de tuinders voorzien van matten in allerlei formaat en de rietdekkers, die hofste en villa's van een warm en rustiek dak voorzien. Achter hen staan ook de rijswerkers, die de zinkstukken maken, de fundamenten voor de zware zeedij ken. Ontelbaar zijn de mannen, die eer goed stuk brood verdienen aan wat ei groeit en bloeit in de gorzen en grien den van de Biesbosch. Alleen in de vlet Met de eenzaamheid zijn ze ver trouwd, die „grienduilen" uit de Bies bosch. In een eenzame kreek vinden wt een vlet en in de griend werkt in z'r eentje een jonge kerel van een jaar of vijf en twintig. Van de morgen tot de avond ploetert hij daar voort, zonder aanspraak of vertier en als het werk op zit, duikt hij in 't vooronder van z vlet om op een klein kacheltje zijn potje te koken. Hij heeft het nog ruim, daar in dat hokje van 1.75 meter lang, 2Vs meter breed en nog geen meter hoog, want het was op twee bewo ners berekend. Het kacheltje staat in een smal middenpad en weerszijden is een soort vlonder aangebracht voor de potjes en pan netjes, mitsgaders de andere bezit tingen van de bewoners. Op een van die vlonders ligt hij De dijk Als we de Anna Jacominaplaat, in de wandeling de Jacomien genaamd, voor bij gevaren zijn door het Noordergat van de Visschen, slaken we een zucht van verlichting, want die onafzienbare water vlakte zit vol zandbanken en vaak scheel de het maar een haar of we zouden in de meest letterlijke zin van het woord in het gezicht van de haven gestrand Hier zijn we in diep water, op het punt waar Amer, Nieuwe Merwede en Hol landsch Diep elkaar ontmoeten. In het Westen tekenen de bogen van de Moer- dijkbrug zich wazig af aan de horizon, maar wij koersen om de boei heen naar het Noordoosten, de Nieuwe Merwede op. Hier varen we eindelijk weer rustig, recht-toe-recht-aan en zonder vrees voor verraderlijke zandbanken. Aan de Westkant glijden de oevers van de Dordtse Biesboschpolder voorbij; grienden en zandplaten met op de ach tergrond de dijk. Aan de Oostzijde ver toont de Brabantse Biesbosch hetzelfde beeld, want aan de Merwedekant loopt langs dit gebied van Werkendam tot de polder De Oude Man een bandijk. Na een goed uur varen zien w masten van de hoogspanningsleiding tus sen de Dordtse centrale en de Amercen- trale bij Geertruidenberg, die hier met een sierlijke boog over de rivier loopt. De witte veerboot verlaat juist de Kop van het Land om over te steken de Spieringpolder. Dan verandert plotseling het oi beeld aan de Brabantse kant. Een achter de lage kade verheft zich hier een nieuwe, zware dijk, die herinnerin gen oproept aan de Zeewering bU Westkapelle. Alleen is hier een nieuwe vinding toegepast, want de glooiing is niet bedekt met basaltstenen, met een spiegelgladde bltumenlaag, die de aanstromende golven geen hou vast zal geven. De dijk nadert zijn vol tooiing, het stuk is 2'A km lang en heeft meer dan een millioen gulden gekost. Nergens meer rust? Het is wel een vreemde combinatie, maar bij het zien van dit stuk dijk moe ten we plotseling denken aan een verga dering van de Tweede Kamer in April van het vorige jaar. Op het spreekge stoelte staat het Dordtse Kamerlid mi J. A. W. Burger en mot iets weemoedigs in zijn stem zegt hij: „Mijnheer de voor zitter, het oord in Nederland, waar de Duitsers tijdens de bezetting nimmer vol ledige zeggenschap kregen, waar op een ogenblik zelfs 70 Duitsers onvindbaar ge vangen konden worden gehouden, dat dreigt te gaan verdwijnen, zodat er ner gens meer de rust en de bezinning van de eenzaamheid zullen zijn". Het was over de Brabantse Bies bosch, dat hij sprak, en de dreiging, die hij gevoelde, ligt hier zwaar en onver murwbaar voor ons in dit stuk dijk. Het zwarte bitumen tekent een rouwr; rond dit zeldzame stukje Nederland als de rand voltooid zal zijn, is de Bies bosch verdwenen. Dan rest nog slechts een polder met sluizen bij Werkendam, bij de Spieringpolder en bij Spijkerboor, met een weg van Kop van 't Land naar Hank en met een smalle strook „natuur reservaat" in het Zuiden langs de Amer. De heren van de Rijkswaterstaat heb ben dat zo beschikt en met die heren is het kwaad kersen eten. Zij rekenen en tekenen op grote stukken papier. Zij voorspellen en overtuigen en trekken bijna altijd aan het langste eind. „Kijk", zeggen die heren, „we hebben een betere beheersing nodig van de wa terstaatkundige toestand in de gebieden, die aan de Biesbosch grenzen. Er moet een betere ontwatering komen in Waal wijk en Geertruidenberg. Nu slibben de havens daar steeds weer dicht en door de voortdurende dreiging van de over stromingen komen daar nu geen indus trieën zich vestigen aan de waterkant, terwijl de bevolking zich steeds uit breidt". Ze zeggen niet, dat de indijking van d Biesbosch betekent, dat er 10.000 Ha wildernis herschapen wordt in vrucht baar land, zoals minder verstandige mensen vaak beweerd hebben, w£ weten wel dat de hele Biesbosch 9000 ha groot is en dat daarvan al 6500 als boüw- of weiland wordt gebruikt. Ze weten wel dat er eigenlijk helemaal geen land gewonnen wordt, maar dat er hoog stens 1000 a 2500 ha griend- en rietland wordt omgezet in bouwland. Maar ze wijzen op de 40.000 ha in deze waterrijke streek, die bij één springvloed in een on afzienbare watervlakte kunnen worden veranderd. Dat zal niet meer mogelijk zijn, als hun plan wordt uitgevoerd. Koor van stemmen Vele stemmen hebben zich verheven tegen dit plan in een heftig protest. De telers van griend en riet zien zich in hun bestaan bedreigd, de arbeiders in de wij de omtrek vrezen, dat er straks bij win terdag geen werk meer voor hen zal zijn, want in de industrie als die er komt kunnen zij zeker niet aarden. Zij halen hun schouders op over hetgeen de minister de Tweede Kamer vertelde, n.l. dat er in de toekomst 10.000 mensen in de nieuwe Biesboschpolder werk en brood zullen kunnen vinden. Nu wonen er amper 600 en veel zullen er niet bij komen, want dit is een typische streek voor het gemechaniseerde grootbedrijf en er is geen enkele reden om hier be drijfjes van 10 tot 30 ha te stichten. De natuurliefhebbers houden hun plei dooi en ze wijzen op de zeldzame flora en fauna in dit gebied. Op de purperrei ger en het ijsvogeltje, op de aalscholver, de lepelaars en de zeldzame kwak, die hier een toevluchtsoord vonden. Biologen spreken over het enige zoetwatergetij- dengebied in Europa, dat hier verloren dreigt te gaan, terwijl de wetenschap nog maar nauwelijks begonnen is met de bestudering van de merkwaardige ve getatieverschijnselen, die zich hier voor doen. Geologen zetten uiteen, dat in dit gebied de ontstaansgeschiedenis van de bodem van West-Nederland zo goed bestudeerd kan worden, omdat het pro ces hier nog aan de gang is, terwijl het anders vrijwel onmogelijk is deze ge schiedenis te reconstrueren. Anderen letten meer op de financiële kant van de zaak en becijferen, dat de directe kosten van de inpoldering, dus de aanleg van dijken, wegen, sluizen, duikers en bruggen en de verkaveling zo'n slordige 50 millioen gulden zullen bedragen en zij vragen of dat nu in deze tijd wel verantwoord is. brengst groter wordt? En zullen ze niet op verschrikkelijk hoge polderlasten ko en te zitten? Als ze zich al verheugen /er de inpolderingsplannen, dan is het :n verheugen met beving. Bovendien vinden ze het als echte agrariërs maar gek. dat er volgens de lannen zo veel water binnen de dijk .:omt te liggen, want water hoef je toch niet in te dijken. En dan al dat land, dat nog lang niet rijp is voor inpoldering en dat toch ook binnen de polder zal vallen. Als het aanslibbingsproces door zou gaan in het open water, zou het over zestig jaar vanzelf hoog genoeg liggen, maar nu blijft het waardeloze modder. En dan nog wat. Na de inpoldering zal, naar ver wacht wordt, het buitenwater niet meer zo laag aflopen. Hoe zal het dan met de ontwatering van de bouwgrond gaan, die zelfs nu af en toe te wensen overlaat? De watersportliefhebbers, de echte, die in hun zeilboot langs onze stromen zwerven en jaarlijks present zijn bij de Biesbosch-stertocht hebben slapeloze nachten, als zij er aan denken dat dit Als de vloed opkomt stroomt het water met groot geweld de grienden binnen. Met eigen wapens Ook buiten het departement van Wa terstaat zijn wel mensen, die enig ver stand hebben van waterstaatkundige za ken en zij bestrijden de heren van de „staat in de staat" met hun eigen wa pens. Hoor eens even, zeggen ze, u be weert dat inpoldering van de Biesbosch vooral nodig is, omdat u na de inpolde ring bij Amer en Oude Maasje hoge vloedstanden in de Biesbosch verwacht. Maar als dat zo is, waar blijft u dan met het water als ook het grote Bies- boschbekken nog verdwijnt. Bij een nor male vloed komt 64 millioen kubieke me ter water het Hollandsche Diep binnen en bij stormvloed het dubbele, dat is voor waar geen beetje. En als de Dordtenaren dit horen, men gen ook zij zich in dit koor. Zij denken aan de lage dijken, die hun Biesbosch polder omzomen en aan de hoofdwater kering. die dwars door de Merwestad loopt. Zij zien de vloedplanken voor hun geestesoog verrijzen, die nu al klaar staan in de huizen in winkels om bij stormvloed dienst te doen. Nog hoger water in de toekomst? Dan zullen er roeiboten nodig zijn om het Scheffers- plein te bereiken! En ook zij slaan Maar de Schapekoppen krijgen een tik op hun vingers van de minister: Toen jullie indertijd de Dordtse Biesbosch gingen indijken en de andere gebieden -i i r Ook het riet zet vele handen aan het werk. Hier zijn een paar man nen bezig met het vlechten van rietmatten langs Amer en Hollandsch Diep bang voor hoger water waren, zeiden jullie dat er geen enkele reden tot vrees be stond, zegt hij fijntjes. Maar dan krij gen ze een pleister op de wond, want de minister belooft, dat hij zorgen zal, dat Dordrecht geen last van het hogere wa ter zal hebben, evenmin als de andere omliggende gebieden. Dat is echter voor de cijferaar weer een reden om op zijn papiertje te krabbelen: Vloedvrij maken van Dordrecht, verhogen dijken Merwe de enz. nog eens 50 millioen. Zo komt hij voor het Biesboschplan tot totale kosten van maar even 100 millioen en hij rekent gauw even uit, dat zodoende het nieuw te winnen bouwland in de Biesbosch 100.000 per ha. gaat kosten en dat bij ver deling van de kosten over al het land toch op elke ha nog een bedrag van 6000 drukt, terwijl het nu be staande land misschien 2000 per ha waard is. Ten slotte maakt Iemand nog de op merking; Maar het vijfeilandenplan dan? Als werkelijk in de toekomst de grote zeegaten dicht gaan om verdere verzilting van onze bodem te voorkomen wat voor nut heeft het dan nu nog een kostbare dijk om de Biesbosch te leg gen? En over die verzilting gesproken, heeft een bij uitstek deskundige nog niet onlangs verklaard, dat de Biesbosch on misbaar is als zoetwaterreservoir? En de boeren? Tegenstemmers zijn er dus genoeg, maar hoe denken de boeren er nu over, die thans de eenzame Zuiderpolders be wonen en die door het plan uit hun isole ment verlost zouden worden? Wel, als zij denken aan de voortdurende dreiging van het water en aan de barre eenzaam heid in de wintermaanden, als de tele foon soms wekenlang de enige verbin ding vormt met de buitenwereld, voelen ze wel voor de indijking. Slechts een en kele zegt: „Ik heb hier geen last van de mensen en de mensen niet van mij. Laat mij m'n vrijheid maar". Toch krabben ze zich wel eens achter het oor, als ze dat eindbedrag met acht nullen horen noemen Hoeveel zullen zij moeten betalen voor de waardevermeer dering van hun land, zonder dat de op- Tjoekend door de Biesbosch Een romantisch brugje voert naar een pad, dat tussen twee belang rijke producten van de Biesbosch doorloopt: links het riet, rechts het griendhout prachtige waterland straks voor hen een groot deel van zijn bekoring zal gaan verliezen. En zij delen hun lot met de sociologen, die hebben uitgerekend dat Zuid-West-Nederland een tekort recreatieruimte is voor 100.000 per- n, zelfs nadat het Brielse Maas-plan zal zijn uitgevoerd. Biesboschbelangen De Rijkswaterstaat kan dus zeker niet beweren, dat zijn plannen met luide toe juichingen werden begroet. Zelfs in eigen boezem is er verdeeldheid, want hebben wij niet een wetenschappelijk ambtenaar in voorzichtige maar daarom niet min der duidelijke bewoordingen het nut en de noodzaak van dit project in twijfel horen trekken? Enige groepen tegen standers hebben zelfs hun krachten ge bundeld in een vereniging „Biesboschbe langen". Watersportliefhebbers, mannen de griend- en rietcultuur, de A.N. en anderen strijden hierin schou- aan schouder om door het zenden brieven aan de leden der Staten-Ge- neraal en met andere „wettige midde len" te pleiten voor het behoud van de Biesbosch. Ook zij zijn van mening, dat er veel verbeterd moet worden in dit gebied, zij vinden dat dit op een minder ingrijpende, betere en goedkopere ma nier kan gebeuren. „Leg een dijk om de polders ten Westen van het Steurgat en ten Noor den van Noorderkllp en Ruigt", zo zeggen zij. „De thans alleen over wa ter te bereiken polders ten Oosten van het Steurgat zouden door een dhk en een wegenstelsel bij het Land van Heusden en Altena gevoegd kunnen worden. Als dan de Zuidelijke polders wat hogere kaden kregen door enige afsluitingen van killen zou een aanzienlijke verkorting van kadelengte het Jannezand en nog een paar ver- mogelijk zijn zou met een brug naar bindingen het grootste deel van dit ge bied ook ontsloten kunnen worden. Dit alles zou maar een derde behoe ven te kosten van de directe kosten voor het grote plan. Als dit kleine plan werd uitgevoerd, zouden de meeste voordelen van het gro te plan bereikt worden zonder de nade len. Het zoetwatergetijdengebied zou behouden blijven, de grienden eveneens, de aanslibbing zou kunnen doorgaan, vrijwel het hele watersport- en recrea tiegebied zou behouden blijven en ieder een zou tevreden zijn". Bedreigd bezit Al deze stemmen, die we de laatste dagen op onze zwerftocht om en door de Biesbosch hebben gehoord, komen weer in onze herinnering terug, als we daar de zware dijk aan de Ooste lijke oever van de Nieuwe Merwede traag voorbij zien glijden. De Bies bosch, plaats voor stille afzondering en ongestoord genieten van natuur en vrijheid, is de laatste jaren plotseling weer een omstreden gebied geworden. Men hoort zelfs spreken van een Biesbosch-kwestie naast de Koreaanse de Berlijnse, de Perzische, de Tune sische en de vele andere kwesties, waarmee we in onze tijd gezegend zijn. Toch waant men zich nergens verder van de onrust en het strijdgewoel, van de leuzen en het wapengekletter dan juist daar, waar slechts het ge roep van een eenzame vogel en het ruisen van de grienden de stilte ver breken. Aan onze rechterhand zien we al de nieuwe Biesboschhaven en voor ons uit het torentje van Werkendam, de „poort naar de Biesbosch". Zal Wer kendam over enige jaren alleen nog maar de toegangsweg zijn tot een pol der met hoge dijken en rechte wegen? Zullen kwakken en aalscholvers, ijs- vogeltjes en purperreigers ook hier de vlucht moeten nemen voor de steeds verder opdringende „beschaving", die overal de rust en de eenzaamheid doodt? Het is een gedachte, die weemoedig stemmen moet, want wij Nederlan ders zullen allemaal weer een beetje armer zijn, wezenlijk armer, als we niet meer kunnen bogen op het bezit van dat wondermooie gebied, dat de Biesbosch heet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 2