<2>e weretclreió van *jV^eeó en \L^reeó s^navel Kent ge GIETHOORN, dat Hollandse Venetië? 91. Drie dagen na het avontuur met de ro vers rijden de auto's het dorpje Bostero bin nen. Daar schijnen de eenden aan een hoogst merkwaardige kwaal te lijden De wereldrei zigers zien een oude heer op een bank zitten en de man gaapt als een bakkersoven. Even verderop bedrijven drie dorpsbewoners twee vrouwen en een man een gemeenschappelij ke geeuwpartij en een kruidenier staat voor de deur van zijn winkel te gapen, of hij zich oefende voor het wereldkampioenschap. „Snap je dat?" vraagt Trees aan haar broer. „Zou den al die lui hier slaap te kort komen?" „Ik denk eerder, dat ze te veel krijgen", antwoordt Kees. „Of het zit misschien in de lucht. Ik krijg ook al neiging om te gaan gapen." 92. Jimmy besluit, een inwoner van Bostero te interviewen over de algemene geeuwkwaal. „Nogal eenvoudig", antwoordt de oudste wet houder van het dorp. „We hebben geen lands bestuur, geen gemeentebestuur., enkel maar goedgekeurde artikelen in de krant. Onze eni ge vermakelijkheid is geeuwen. Daarop is geen toezicht. Ieder mag gapen naar eigen belie ven.." „Vreselijk", meent Trees, .zullen we ze eens gauw afleren. Jimmy trekt het uniform aan van de schutterij-commandant en Willy wordt met geleende kleren omgetoverd als een bevallige Spaanse schone. De radio in Jimmy's kar vindt een station met mooie muziek en weldra geven twee paren op de markt een de monstratie van Waterlandse volksdansen. 93. Het hele dorp loopt nu uit. Niemand geeuwt en iedereen wil dansen demonstreren. Tientallen paren geven volksdansen ten beste en al brengen sommigen er niet veel van te recht, dat hindert niemand en het verstoort de vreugde niet. Als de dames mogen kiezen, danst Trees met de langste eend uit het dorp (de veer van haar hoed komt nog niet tot zijn snavel) terwijl de schone Willy een rondje doet met de burgemeester. De toeschouwers ver maken zich haast even goed als de dansende eenden en ze zijn het geeuwen glad verge ten. Onder een stormachtig gejuich verlaten de beide auto's eindelijk*het wakker geworden dorp. 94. Een week later doet het gezelschap zijn Intocht in Madrid. Kees is op het idee geko men, deze plechtigheid meer luister bij te zet ten door zijn eigen bol te versieren met de muts van de Brusselse schutterij-commandant. Maar deze baldadigheid wordt hem spoedig noodlottig. Weldra is de Alligator omringd door een sterke politiemacht. Kees' steek is dezelf de, die door het beroemde 187e regiment van Segovia wordt gedragen volgens een machti ging van Canarius de Grote (1187-1202). Onbe voegd dragen van deze hoofdbedekking wordt gestraft met een hechtenis van zes maanden, door te brengen in de vesting La Granja. De arme Kees wordt met bekwame spoed naar het gevang gebracht en Trees blijft met Jim my en Willy mistroostig in Madrid. 95. Door een hele brigade Spaanse dienders wordt de beruchte oproerling Kees Snavel aan de commandant van de vesting La Granja over geleverd. Niet alleen verliest de buitenland se boef zijn mooie steek, maar zelfs zijn pak je wordt vervangen door een gestreept cos- tuum, waarmee hij wel wat op een jonge ze bra gaat lijken. Met een aantal lotgenoten mag hij zich aangenaam bezig houden met het vlechten van strohoeden en op die manier kan hij zijn Zuid-Afrikaanse oom wel uit zijn hoofd zetten. Maar intussen vervoegt zich aan de hoofdpoort van de vesting Markies José Medi na de Sidonia, achterneef van de opperbevel hebber der Onoverwinnelijke Vloot (1588) en Oppercontroleur van de Spaanse gevangenis sen. 96. De markies brengt de hele vesting aan het salueren; hij inspecteert de wacht, geeft twee soldaten een schrobbering omdat hun kno pen niet gepoetst zijn en stuurt zelfs een lui tenant twee dagen in de provoost, omdat hij in zijn verbouwereerdheid „linksom" heeft ge commandeerd, terwijl het rechtsom moest we zen. De markies laat ook de bandiet Kees Sna vel voor zich verschijnen en buldert hem toe, dat hij direct mee moet naar Madrid, omdat hij een spion is gebleken yan een buitenland se mogendheid. Geboeid wordt Kees naar een •lee van een auto geleid, waarbij een keurige officier de wacht houdt. Kees kijkt zeer droe vig, maar inwendig heeft hij schik: de stren- r:e markies is Jimmy en zijn adjudant natuur- ijk Willy. Wekelijkse bijlage Zaterdkrg 28 lunS 1952 Als U kunt, kom dan in het voor jaar, als de blanke bloesems zich ver liefd spiegelen in het donkere water of in de herfst, wanneer de zachte manestralen glijden langs de ge heimzinnig oplichtende vonders. Aar zelend dwarrelt een eerste blad naar de gracht, die straks één bladeren- graf zal zijn, heel in de verte piept een vogel of bast een hond en ver der is alles roerloos, in zilver gevat. MAAR wanneer ge ook komt: laat U vooral de Gieterse pannenkoe ken goed smaken: ze zijn werkelijk nergens lekkerder! Er is zoiets als het „geheim van de smid" dat de Gieter- se huismoeders alleen hun dochters doorgeven.In elk goed Gieters gezin worden ze dagelijks gegeten, als ont bijt, behalve des Zondags. Door da grote afstanden zijn de mannen im mers 's middags niet „bi'j de waar ken" zodat 's avonds warm wordt ge geten. En als ge dan toch in Giethoorn zijt, rijd dan even door naar Belt en Schutsloot, over de strekdam dwars door de Belter. Het is wel niet zo karakteristiek maar wel zo rustig Waar de punter door liet water glijdt en de kinderen aan de bomen groeien vooral in het hoogseizoen. Op „Do Belt" kunnen gelukkig nog geen bus sen vol dagjesmensen komen en hier tussen de dromende huisjes langs het water, waar de „foeken" (nettem) han gen te drogen in de lauwe zomer wind, vindt U de stilte en de welda dige rust waarvan een goede vacarv- tie vervuld moet zijn. Een rust als in een... eendenkooi, dio hier nog voorkomen en waar ieder ge rucht moet verstommen op last van de kooiker. Ons land is nog ruim honderd eendenkooien rijk, meer dan een dozijn er van telt de Kop. Dn kooien behoren tot de fraaiste gedeel ten van dit mooie land, vooral ook daar men de vegetatie er ongemoeid laat heeft men de indruk in een oer bos te wandelen, het zijn natuurmo numenten, die zich harmonisch aan sluiten bij het omringende landschap^ Th. Von. f IETHOORN, Hollands Venetië, het sprookjesdorp, „het land zonder straten of wegen".... ja, noemt U maar op en tochde sfeer van dit schilderachtige dorp en waarschijnlijk ook juist daardoor vóór de toerist door de kunstschilders ontdekt met zijn typische bevolking is niet te vangen in één propagandazin van de erkende reisbureau's. De Overijselse historicus Hoefer heeft het Gieterse volksleven aldus gekarakteriseerd: punters met hunne boomers of boomsters, beladen met alles wat den mensch van de wieg tot het graf aan lief en leed vergezelt". Waarbij hij dan de bok en -1 vlot (de grotere vaartuigen voor het gemak onder één noemer heeft gebracht. Het moge dan waar zijn, dat de Gieterse boer van 1952 door de ontginningswerken van het Land van Vollenhove, die waardeloos onland herschiepen in vruchtbare landouwen, allengs vertrouwd is geraakt met paard en wagen, met tractor en combine, het is nog niet zo erg lang geleden, dat de kinderen uit Hollands Venetië op een schoolreisje ergens in den lande een paard bekeken zoals wij een tapir in Artis. TV OG steeds speelt zich in Giethoorn J-1 het leven voor een belangrijk deel op het water af, zoals het steeds is geweest en zoals het zal blijven, ten zij de plannen van hogerhand om dit typische dorp droog te leggen door gang vinden. Wij zijn dan ook steeds geneigd op de vraag naar onze ge boortegrond te antwoorden: Te Giet hoorn, in de punter, want daar gaat alles te water.. Nu ligt het gemeentehuis weliswaar aan het Paardepad, de enige harde weg van slechts enkele honderden meters lengte die het eigenlijke dorp in loopt en dus komen de paartjes in een glanzende wagen aangereden, maar de begrafenisstoet verplaatst zich toch veelal nog over het water. Met dien verstande dat de mannen langs het pad lopen, terwijl de vrou wen met grote zwarte doeken over hun oorijzers of muts in het vlot om de kist zitten geschaard. En de kinderen „groeien" er nog steeds aan de bomen., zoals wij in onze jeugd met de leiband aan een appelboom zaten gekluisterd, zo ziet men nu nog de kleuters zich als een geit aan „de stikke" rekken naar het lokkende water van de „dieksloot" of de dorpsgracht. Het is een ongekend genot zo stillekens te zitten in de „appelhof" de vele fruitbomen val len hier op en het Gieterse „zeute veentien" is een appeltje, dat ook el ders gevraagd wordt of op de „schottelbaank" met het uitzicht op de dorpsgracht. Vervelen behoeft men zich stellig niet! Er is een levendig verkeer: bakker, slager, melkboer, kruidenier en zelfs de ijscoman trek ken met hun punters voorbij op weg naar hun clientèle. En natuurlijk de boer met zijn melkgerief of met een vlot vol hooi of koeien, die „ver bracht" moeten worden. Ten slotte: de vele vreemdelingen uit alle 's He ren landen, die zich laten punteren in stille bewondering voor zoveel on geweten schoonheid sluiten de rij. AL ligt veel van de Gieterse voor geschiedenis in het duister ver borgen, een niet te miskennen feit is het dat de Gieterse boer en meer nog de vrouw een bijzonder type is dat moeilijk valt te rubriceren. De Gieterse is vol vuur en leven, hij is slagvaardig en bezit een grote zin voor humor, hij is goedlachs, gast vrij en intelligent. Geen afgezaagde praatjes over het weer. maar belang stelling voor de laatste gebeurtenis sen. Hij kenmerkt zich door een gro te verdraagzaamheid en van verle genheid tegenover een buitenstaander is geen sprake. De vreemdeling voelt zich hier eerder en meer op zijn ge mak dan In andere afgesloten gebie den, die hun karakter goeddeels heb ben bewaard (Spakenburg, Bunscho ten, Staphorst etc.) De eigenaardighe den van deze zo sympathieke bevol kingsgroep komt ook tot uiting in de streektaal. Het Gieters wijkt in meer dan in een opzicht af van het West- stellingwerfs, het dialect dat in de kop van Overijssel wordt gesproken. Het is ook zoeter, het klinkt zangeri ger, een Gieters vrouwtje „snibbelt". Men heeft over het algemeen gevoel voor het schone, het artistieke. Er wordt hier veel en goed! gezon gen en toneelgespeeld. Als U het dorp bezoekt moet U dan ook vooral niet verzuimen de toneel voorstellingen in dialect, die men hier 's zomers pleegt te geven, bij te wo nen. U krijgt dan een ongedwongen kijk op het dorpsleven van weleer. De eenvoud, de hartelijkheid en ook de zindelijkheid! stralen U hier toe. „Krieg moar een stoel, jong en goat er een gaankien bi'j zitt'n". De be volking is arm, ze leeft van het water: veeteelt, visserij, rietsnijden, scheeps- timmerwerken, vreemdelingenindus trie. De hooiexport had vroeger vrij veel betekenis. DE karakteristieke, witgekalkte von ders en de hoge bruggen die de bevolking zelf moet onderhouden en het zware lover langs de „graach- te" dragen een belangrijk deel bij tot de bekoring van dit dorp op het wa ter. Men vindt in Nederland zijns ge lijke niet. Gezellig wiegelt de punter onder de bruggen door. De lichtspie- gels die de zon tussen het lover op het water tovert waaieren uiteen. De luchtwortels van de zware bomen, blootgespoeld door het eeuwig klotsen de water en de zware geur van de moerasflora, roepen herinneringen op aan een tocht door een stille kreek in de tropen. Enigszins beklemmend, onwezenlijk, vooral waar het lover dak zich verdicht tot een donkergroe ne koepel. Maar de fris-vriendelijk geschilderde huizekes, waarvan som mige met het karakteristieke kameel dak, en het opgewekte „Jow" van de dorpsbewoners geven U het vertrouw de gevoel hier al jaren thuis te zijn Waar kunt U hier al niet van ge nieten! Kanovaren, punteren, roeien, zwemmen, vissen, zeilen. Vooral op de Wieden (Bovenwiede) en intiemer nog op de kleine meren (Zuideindiger Wiede en Molengat) of op de grote plassen (Belter en Beulaker), waar het spoken kan erger dan op de ge temde Zuiderzee! In zekere zin valt het te betreuren dat de grote roep die er uitgaat van dit merkwaardige plas- sengebied ook door de biologen en ornithologen om strijd geprezen om zijn zeer bijzondere flora en fauna zoveel weerklank heeft gevonden in binnen- en buitenland: er zijn verschil lende concessies gedaan aan het vreemdelingenverkeer, die het onge repte van het oorspronkelijke gebied niet ten goede zijn gekomen. Maar de échte natuurliefhebber zal hier nog veel, zeer veel kunnen vinden dat het hart bekoort en dat hij alleen hier zal kunnen vinden. Want er is maar één Hollands Venetië en dat is Giet hoorn. op weg naar school

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 9