Jongen uit Sydney zwierf met wilden door de rimboe 2 fflEUWE LEIDSCHE COURANT 3 JUNI 1952 AUSTRALIË'S RODE HART IV) Avonturen van een allesprobeerder uit Woolloomooloo JACKY MCGUIRE beleefde wonderlijke avonturen. Hij werd geboren in Sydney in het jaar 1826. Jacky's vader was een Ier. Zijn gezin woonde in een huisje met vier kamers in Woolloomooloo, dat in die wat ze buiten de schooluren deden, vonden ze heel wat opwindender, dan wat ze op school leerden. Van de Tolboom tot de Kade, van de Cocklebaai tot de Wool- loomooloo-heuvel dwaalden ze rond, op zoek naar ple- dagen nog geen achterbuurt was. De kusten van de ziertjes. Ze gooiden met rotte aardappelen naar de Woolloomooloo-baai waren begroeid met dichte bos sen, waarin een Inlandse stam huisde. Er waren drie jongens McGuire. Die zwierven heel wat af in de bossen, zoekend naar geeboengs en vijf hoek-bessen, die er in overvloed groeiden. De McGuire-jongens speelden dikwijls met de „dronkaards" die voor straf in het hok waren gesloten, ze dwaalden langs de marktkraampjes, ze keken naar de soldaten, die aan het exerceren waren, ze zagen veroordeelden stenen kloppen, ze stonden als juichend toeschouwer bij de bokswedstrijden met de blote vuist en ze waren bewonderaars van de cricketers, die op naakte zwarte kinderen van de Woolloomooloo-stam. het raceterrein van Hyde Park speelden. Ze leerden zwemmen en vis vangen op de oevers van Ze scharrelden door de stallen van Charley Smith de baai, een afgezonderd plekje, slechts een kilometer om naar zijn renpaarden te kijken en ze speelden met van het centrum van de toén nog maar heel kleine zijn geïmporteerde foxterriers. Het toppunt van span- stad Sydney. Hoe klein de stad ook was, de straten boden heel wat gelegenheid aan jongens om kwajongensstreken uit te halen en om wonderlijke dingen te zien. De jongens McGuire moesten natuurlijk naar school, maar ning was natuurlijk het kijken naar het voltrekken van vonnissen op de Galgenheuvel, waar ze zo nu en dan de publieke terechtstelling konden zien van ver oordeelden, arme kerels, die aan de galg aan een eind touw hingen. JACKY McGUIRE kreeg heel wat keren een pak slaag omdat hij te laat thuis kwam. Want naarmate hij ouder werd, werd hij onhandelbaar der. Toen hij tien jaar oud geworden was, nam hij het besluit van huis weg te lopen. Hij klom op een boerenwagen die langs de Parramattaweg kwam. De man op de bok merkte niet dat hij meereed. Toen liep hij voorbij Parramatta de weg naar de Blauwe Bergen op, be zield door één gedachte: zo ver mo gelijk weg te komen van huis. Hij voelde niets voor nog meer pakken slaag in de toekomst. Daar kwam een ossenwagen aan, vol geladen met voorraden voor een vee- boerderij, ergens in het binnenland. Jacky Mep achter de wagen aan, tot de ossendrijver stopte om zijn dieren te la-ten uitrusten. Hij vroeg de man om een baantje. „O", zei de ossendrijver: „Loop je weg uit het weeshuis? Goed,, m'n jongen. Je kan met me meerijden over de Blauwe Bergen heen en je kan m'n hulpje zijn: het eten koken onderweg en helpen met aan- en afspannen van de ossen". Zo begon Jacky McGuire zijn loop baan als alles - probee r derDe ossen drijver schreeuwde, de ossen trokken en de wagen stommelde over de Blauwe Bergen met een snelheid van een kilo meter of vijftien per dag en elke kilo meter betekende er één meer tussen Jacky McGuire en de pantoffel van zijn moeder. Ongeveer een week later bereikte de ossenwagen Bai'hurst, een dorpje dat ruim tweehonderd kilometer ten Westen van Sydney lag. 't Voornaamste ge bouw van Bathu-rst was een gevangen kamp voor veroordeelden, dat bewaakt werd door rood-gejaste soldaten. Van Bathu-rst klom de ossenwagen over de steile heuvels naar Blayney, een kilome ter of dertig naar het zuiden, en in Doyle's herberg haalde de ossendrijver een kleine hartversterking. Dag na dag hobbelden Jacky en zijn baas naar het Westen langs het spoor langs de Lachlau-rivier, trekkend door veeboerderijen met vreemde, romanti sche namen: Coolojon, War ging, Goom- brigewar, Wongajon-g en Windebon-g, gewoonlijk één dagreis van vijftien kilo meter van boerderij tot boerderij. Ten slotte bereikten ze Mundabong, hun be- JXJEN volgde er een allerwonder lijkste episode in de carrière van deze wilde koloniale knaap en er is geen enkele reden om aan te ner dat deze geschiedenis niet waar zou zijn, want dat soort dingen gebeurden er heel dikwijls in die oude koloniale dagen, toen jongens zo tussen de tien en vijftien mannen werden, gehard in een wrede school van ervaring en zonder fröbelles. De tien jaar oude Jacky werd een afdeling gestuurd, die zestien kilo meter van de eigenlijke boerderij lag. Deze afdeling, „Currawobuddi" stond onder leiding van een eenzame vroegere veroordeelde. Jim Leach, die in een plaggenhut woonde, dicht bij de weide gronden. Jacky McGuire's baantje was de hut schoon te houden terwijl Jim Leach overdag weg was om toezicht te houden op de kudde. Het -*/as een eenzaam leventje voc jongen en het werd nog eenzamer toen een dag of veertien na zijn komst Jim Lea cweg reed, Jacky alleen achterlatend. Dag na dag was de knaap alleen en 's nachts barricadeerde hij de deu-r van de hut en sliep maar half, luisterend, voortdurend luisterend naar de_ nachtgeluiden om hem heen. ging een week voorbij, maar Jim Leach kwam niet terug! Hij was aan het drinken geslagen ergens in een rimboe- kroeg op de weg naar Bathurst en hij had totaal vergeten dat hij van plan was geweest nog terug te komen. een dag zat Jacky op een paaltje lusteloos in de verte te staren, toen hij opeens iets zag bewegen in het bos. Ademloos wachtte hij tot het ,.iets" ver anderde in een donkere schaduw, lang- n het gras, langzaam naar hem toe kruipend. Een zwarte wilde! Jacky was niet bang voor de inboor lingen, dus hij wenkte. De wilde stond op, legde speer en boemerang neer en kwam naar Jacky toe. Hoewel de blan ke jongen wel wat woorden van het Woolloomooloo-dialect kende, sprak hij geen woord van de taal van de Lachlan en hethele gesprek moest worden ge voerd met tekens en gebaren. Jack gaf zijn bezoeker een geschenk in de vorm van wat pruimtabak, die Leach in de hut had achtergelaten. Toen wees hij naar het vee, dat op de grote weide bij de hut graasde en werkte de pantomime af van een koe op de kop slaan, de keel afsnijden, villen, koken, braden, en eten. De wilde snelde heen om een half uur Van het gezicht van deze zwarte jongeling, die wat vis in een meertje tracht te verschalken, valt duidelijk de eenvoud en vriendelijkheid van de Australische inboorling af te lezen. stemming, ongeveer vijfhonderd kilome ter van Sydney, in de buurt waar later de stad Forbes zou komen. Munda-bong /as een melikboerderij. Meer dan 200 koeien werden er dag aan dag gemolken en elke week werd er en ton kaas per ossenwagen naar Syd ney vervoerd. Jacky McGuire kreeg er prompt een baantje als melkjongen en hield het een maand voL later terug te keren i l stam van ongeveer dertig inboorlingen, vrouwen en kinderen, allen naakt, Jac ky voerde weer zijn pantomime op, dui delijk makend, dat hij toestemming gaf om een rund te doden en een feestmaal te organiseren. Een stuk of twaalf jagers holden over het grasveld omringden een der runde ren en joegen hun -peer in keel en flan ken van het dier. Loeiend viel het rund op de knieën, terwijl de wilden dichter bij kwamen en rnet hun nulla-nrllaas er op los begonnen te slaan, tot het dier dood was. Jacky haalde een bijl en een mes uit de hut en hielp ze het rund te villen en te verdelen. Die nacht was er een uitgebreid feest, want de inboorlingen bouwden snel wat gunyahs, waar ze in konden kamperen e kookten en bakten en braadden :e niet meer konden en volgegeten Goulburn en hij had zijn bezitting laten bewaken door een helper, Barney Doyle, die daarbij op zijn beurt geholpen werd door een inboorling. Die inboorling kon natuurlijk de roep van de Grote Corroboree niet weerstaan. Hij trok zijn kleren uit en deed dagen lang met zang en dans mee, de vijfde dag slenterde hij naar de hut om aan Barney te vertellen, dat hij nog twee dagen langer zou wegblijven. Zonder een verdere verklaring af te wachten, greep Barney hem vast ranselde hem af met een zweep. De boorling duwde Barney van zich af. Die viel op de grond. Barney greep een dolk en stak de inboorling dood. Daarna groef Barney een ondiep graf, vlak bij de hut en legde het lichaam er in. Hij maakte vervolgens een groot hout vuur boven het graf om de sporen zijn misdaad te laten verdwijnen. Een uur of wat later kwam er dozijn vrienden van de inboorling or kijken waar hij bleef, want hij had belangrijke rol te spelen in de die avond op te voeren dans. Barney was kant en klaar met ee mooi verhaal: „De geesten hebben hem weggehaald, klaagde hij. „Wie? Burran-Baroo," zeiden ze dode lijk verschrikt. Er werd luid'gewéeklaagd: dit was wel heel erg, want wanneer Bur ran-Baroo op roof uit was, was er geen kans voor een inboorling om het er levend af te brengen. De wilden holden terug naar de Corro boree en brachten het afschuwelijke ws aan de Raad der Ouderen. Ze ver onderstelden zelfs voor geen ogenblik, at een blanke een leugen zou vertellen. „Burran-Baroo! Burran-Baroo!" klaag den de Wijze Ouderen: „Burran-Baroo is op het oorlogspad!" De mededeling van de blanke leugenaar was voor hen vol doende. Het enige wat er op zat, was er zo snel Blonde Verschrikkingen, adviseerden üe Ouderen tenslotte: beter vrienden te zijn, dan tegen hen- een oorlog te voe ren, welke men moest verliezen. De stam leerde iets van de taal van de Blanken terwijl hij rondtrok over zijn oude jachtgronden, moeizaam en zielig, met het leed der overwonnenen en beroofden diep in hun ziel brandende. Een verrassing TN HET JAAR 1839, toen Jacky McGuire -1 dertien jaar was, kwam zijn stam weer terug bij Currawobuddy, waar hij drie jaren geleden was weggelopen om zich bij de stam aan te sluiten. Welk een verrassing! Inplaats van de oude hut, waar hij eenzaam in had uit gekeken naar gezelschap stond er thans een huis en een melkerij, met zeker slaap vielen. Jacky nam een paar flinke stukken vlees mee en verdween zijn eentje naar zijn hut, om te slapen. Gedurende twee weken kampeerden de inboorlingen bij Currawobuddy. Ze Jachtten nog twee ossen en gingen de kleine blanke vreemdeling zien als een vriend en weldoener. Nu was Jacky niet meer eenzaam. Hij had heel wat vriendjes, want de zwarte jongens meisjes, kinderen van de wildernis, kwamen elke morgen naar de hut en leerden hem hun spelletjes en hun taal. Met de wilden mee stam verder te trekken. Ze moesten aanwezig zijn by een belangrijke reli- gieuse ceremonie op een plaats genaamd Merri Yabba, honderd zestig kilometer verder langs de Lachlan-rivier. Jacky Mc Guire ging met ze mee. Hij deed zijn kleren uit en voegde zich bij de stam als geadopteerd neef je van een der stamhoofden. Dag na dag trokken de wilden door de wildernis, en Jacky, die al heel gauw donker verbrandde door de zon, leefde, sliep, at en speelde als een hunner: de beschaving was slechts een herinnering geworden. Van boven- en benedenstroom kwamen de stammen naar de heilige plaats Merri Yabba om te luisteren naar de dansend voorgedragen sagen de geschiedenis van de schepping van de wereld door de machtige godheid Burran-Baroo en en waarom hij de kangaroe een lange staart gaf en de Emu korte vleugels de Slang geen poten. Al deze dingen en nog veel meer w den uitgelegd in de corroboree, sagen welke gezongen werden door de Inge wijde Mannen, die de woorden en dansen hadden geleerd van hun vaders en groot vaders voor hen, toen zij door de vuren des oordeels van jongelingschap tot man waren gebracht. Dit was de geschiedenis van Australië, die alle inboorlingen moesten leren en Jacky McGuire leerde die ook. Tussen de dansen wisselden de stam leden nieuwtjes uit die uit het hele Ka- lari-district kwamen wie wie had dood geslagen, wie getrouwd waren en wie kinderen hadden gekregen, hoe de vis sen beten en wat voor weer het zou zijn. Dan volgde er weer een andere dans en zo ging de corroboree door, dag -»n wen dagen duren, maar er gebeurde iets dat een schaduw wierp op het geheel. Dat gebeurde op de vijfde dag. Moord "TEN KILOMETER OF DRIE van de ■*-J plaats waar de corroboree werd ge houden had een jonge pionier, George Oakes, een jaar geleden een veeboerderij opgezet. Toen de Grote corroboree werd gehou den was de jonge Oakes op reis naar c-n ••an de meest ontoegankelijke gei en van Australië is Arnhem Lana, op de Noordkust, waar onge veer 3000 inboorlingen een noma denleven leiden. Maar juist om het feit, dat de blanke door de onherbergzaamheid van deze streek weinig contact heeft met de inheemsen, vormt zij een doelwit voor expedities, waarvan men er op bovenstaande foto één, een rivier ziet doorwaden. Inboorlingen helpen een handje. mogelijk van door te gaan. De Grote Corroboree werd schielijk afgebroken en a een haastig afscheid namen de stam- ten de benen. De kleine Jacky McGuire, de blanke wilde, begreep niet precies wat er eigen lijk gebeurde. Hij bleef bij de stam, welke hem geadopteerd had en ging waar deze ging. Ingewijde JACKY werd met veel ceremonieel man gemaakt en hij leerde de diepste stamgeheimen en alle wetenschap van de rimboe hoe hij alle planten en dieren kon onthouden, hoe men in de verschil lende seizoenen verschillende vruchten en dieren kon eten hoe men op en van het land kon leven en eten zonder de bronnen van de voedselvoorziening te vernietigen hoe de ogen te gebruiken, hoe de tekenen van de Natuur te lezen, hoe wapens te maken en te gebruiken, hoe wonden te helen en ziekten te ge nezen en hoe boodschappen door te geven en rooksignalen te begrijpen. Nog vele corroborees woonde hij bij het waren instructlescholen en tal van vreemde, oude, mystieke vertellingen hoorde hij van heidense magie en de afschuwelijke kracht der godheden en duivelen, die in bomen, rotsen en water leefden. Bij al deze zwerftochten was er een onderwerp dat eindeloos bepraat werd bij de kampvuren een pro bleem dat al de wijsheid der Ouderen en al de geheiligde folklore der Cor roborees niet kon oplossen: 't vraag stuk van de komst der blanken. Talrijk waren de verhalen die zij elkander vertelden over blanken, verha len, die zij met eigen ogen zich hadden zien afspelen. De ontzaglijke kracht hun knal-knal-stokken, hun wreedheid tegen de zwarten en tegen elkander. Er werd beweerd, dat de blanken elkander aan bomen bonden en elkander gesel den tot hun ruggen rauw waren en bloed den. Er werd gezegd, dat zij elkander aan bomen ophingen met een touw de nek. tot de geest uit het lichaam dween. Deze indringers waren zeer stel lig duivels, monsters, barbaren! Het was nutteloos tegen hen te vech ten. Hun kracht was daarvoor veel t« groot! Ze verontreinigden de Heilige Plaatsen, de vrouwen van de stammen beledigden ze, zij doodden elke man, di€ tegen hen Inging. Het was maar betei om goede vrienden te zijn met deze honderd melkkoeien en een stuk of wat melkers en kaasmakers. De boerderij werd nu geleid coor Andy Sheehan en zijn vrouw- Die hadden s en twee dochters en één van de jongens was van ongeveer Jacky's leef tijd. Het zien van de kinderen van zijn eigen ras, gekleed en wel, riep vreemde trillingen op in het hart van Blanke Wilde Jongen, toen hij daar naakt stond tussen de andere jon gens van de stam, zenuwachtig naar het huis kijkend. Daar kwam Andy Sheehan, de koeien- zweep in de vuist, hoog op zijn paard. „Verdwijn, zwart gespuis!" schreeuw de hij. Toen stopte hij verbaasd. „He" schreeuwde hij tegen Jacky: „Ben jij een wilde?" Jacky McGuire snakte naar woorden. „Mij geen zwarte jonge!" bracht hij tenslotte uit: „Mij blanke jongen! Blan ke vader. Blanke moeder. My geboren in Sydney". De veeboer bekeek hem critisch. „Ik geloof dat je de waarheid spreekt", riep hy toen: „Kom mee!" Gekleed in kleren van Andy Sheehan's zoon werd Jacky McGuire uit de wilder nis teruggehaald en keek met tranen in de ogen zijn stamgenoten na, toen die het bos weer introkken. Hy kreeg een baantje als koeienjon- gen. Dat betekende dat hij elke morgen zonsopgang i de Lachlanrivier moest zwemmen om, de koeien op te jagen, die elke nacht over de rivier zwommen om aan de andere kant te gaan grazen. Naakt en rennend als een Inboorling dreef Jacky de koeien naar de oeve joeg ze in het water. Zodra ze begonnen te zwemmen sprong hij ze achterna, greep de laatste koe bij de staart en liet zich naar de overkant slepen. Dan trok hij zijn hemd en zijn broek weei aan en hielp de melkers met het mel ken van de koeien. Jacky hielp op d< kudde te passen tot een uur of vier 's middags. Dan werden de kalveren weer in de kralen gedreven en ae koeieD konden gaan waar zij wilden. Hij deed dit werk twee jaren lang, tot 1841, toen hij 15 jaar was. In die tijd kreeg hij zelf een kleine kudde bij kaar, ongeveer dertig vaarzen De ge woonte op de veeboerderyen langs de Lachlan-rivier in die tijd was namelijk dat de helpers op de boerderijen betaald werden in kalveren, die samen met de kudde van de eigenaar op de weiden van de boerderijen graasden. Wanneer een helper een redelijke kud de bij elkander lad gewerkt, na drie of vier jaar, dreef hij zijn kudde gewoon lijk verder de rimboe in, naar een streek waar nog land beschikbaar was en begon hij daar eigen zaken. Hy werd nu gepromoveerd tot helper- kaasmaker en dit baantje deed hij een half jaar lang. Toen gebeurde er iets onpleizierigs. Zijn oude stam keerde te rug van de cirkelzwerftocht en kam peerde, volgens de gewoonte, bij Curra- wabuddy. Oorlog "W/1AT EEN moeilijkheid voor Jack! Zijn oude speelkameraadjes, mannelijk en vrouwelijk, stonden spiernaakt bij de deur van de melkerij, hem smekend om een slok melk. Hij kon het niet weige ren, maar toen ze voortdurend meer bleven vragen vertelde hij hun. dat hij het aan de Bazin moest vragen. Het was een koele winterdag en een van de inboorlingen-vrouwen, bij de blanken bekend als „De Grote Maria' ging naar de boerdery, waar de Bazih bij het vuur zat te naaien. De an vrouwen, een dozijn in totaai volgden haar in het huis en hurkten bij het terwijl de Grote Maria het woord t de. De mannen van de stam kregen ge noeg van het wachten in de kou en keer den terug naar hun kamp, een anderhalve kilometer verder. Na een poosje hoorde Jack. die nog steeds in de melkstal bezig was dat de Bazin hem riep. Ze wilde dat de in heemse vrouwen weg zouden gaan, had genoeg van hun gezelschap, n ze kon haar dat niet duidelijk mal zodat ze Jacky vroeg haar in haar eigen taal toe te spreken. Jacky had een zuiver inboorlingse op vatting van de manier waarop men n omspringen met zwarte vrouwen niet deden, wat ze opgedragen werd. Hij schepte een kolenschop vol met gloeien de sintels en smeet die over de vrouwer zodat ze gillend wegvluchtten. Halverwege de weg naar het kamp begonnen de andere vrouwen de Grote Maria af te ranselen. Zij zeiden dat die de oorzaak was van de ellende. Toen zij nog steeds vechtend hun kamp bereikten, begon Grote Maria's echtgenoot, die nog groter was dan zij, de andere vrouwen af te rossen, zodat de echtgenoten van de andere vroi het nodig vonden hém af te rossen, waarop zijn beide broeders hem hielpen en de veldslag gaande hielden, tot de echtgenoot van de Grote Maria een speer in zyn rug neerviel. Hij bracht er maar net het leven af. Die nacht hielden de Oudsten een lange conferentie en stelden vast dat het begin van al de misère geweest Vóór de oorlog 4 tot 6 millioen... Toeristen brachten ons land 104 millioen aan deviezen TTET VREEMDELINGENVERKEER heeft ons land vorig jaar 104 mil- lioen gulden aan deviezen opgeleverd tegen „slechts" 58 millioen in 1950. Dat betekent bijna een verdubbeling. Het aantal overnachtingen van vreemdelingen in ons land heeft het millioen dan ook ruimschoots gepas seerd. Deze en andere prettige dingen staan vermeld in het jaarverslag van de Alg. Ned. Ver. voor Vreemdelingenverkeer, welke vereniging in Breda vergaderde. Nederland is terend" in plaats van een „loeristen- exporterend" land geworden. Bedroeg het aantal overnachtingen ,aAn 1947 nog het gestegen ons kostbare 524.000, vier jaar later w«» tot 1.231000. Dat bracht valuta in het laatje. Dat springt temeer in het oog als mon weet dat buitenlanders ons voor de oor log slechts vier tot zes millioen kwamen brengen in hun vacantics. In 1947 was het bedrag al gestegen tot 19,5 millioen. en vier jaar later ƒ104 mill! Verkeers- en vervoermaatschappijen ontvingen bo vendien nog minstens 20 millioen gulden. Het aantal Belgische en Luxemburgse bezoekers in 1951 was weer het grootst, namelijk 85 000 van het totaal-aantal van 448.000 gasten in onze hotels en pensions. „toeristen-impor- Er kwamen 64.000 Engelsen, 53.000 geal lieerde militairen en anderen uit West Duitsland, 50.000 Scandinaviërs. 43 000 Fransen, 61.000 andere Europeanen, 44.000 Amerikanen en 48 000 anderen. Aan de Ned.-Belgische grensposten werden 6',4 millioen grensoverschrijdin gen geteld voor bezoeken van een dag of langer, tegen 4'4 millioen in 1950. De A.N.V.V heeft er hard voor moeten werken. Ruim 400.000 nieuwe brochures en vouwbladen kwamen van de pers en ruim 180.000 herdrukken Van de Rege ring werd in 1951 een half millioen aan subsidie ontvangen, en verder kreeg men 88.C00 uit particuliere bron. Nog was al dit geld niet voldoende, maar men redde zich met bydragen van de Marshall hulp. In rituele dansen brengen de Australiërs, gelijk hun in dezelfde natuurstaat levende zwarte broe ders elders in de wereld, hun ge loof aan en afhankelijkheid van zekere machten tot uitdrukking was de renegaat-blanke Jack Mc Guire, die immers met boos opzet gloeiende kolen had geslingerd naar zijn stamzusters, tantes en nichtjes, terwijl die rustig en vredig bij het vuur zaten. De volgende morgen zonden de Oude mannen een boodschapper naar Jack om hem mee te delen, dat hij uit de stam gestoten en ter dood veroordeeld was. Volgens de stam- wetten zou de straf ten uitvoer wor den gelegd bij de eerste de beste kans, dat er geen blanken in de buurt zouden zijn om tussen beiden te komen. Jacky's witte huid werd nog wat wit ter. Hij wist dat deze menselijke over blijfselen uit het Stenen Tijdperk precies deden wat zij zeiden. Hij besloot Cur rawobuddy ten spoedigste de rug toe te keren, op zijn minst tot de gevaarlyke tijd weer voorbij zou zijn. Gelukkig kwam juist toe de eigenaar van Currawobuddy Tom Morris, samen met zijn zwager Charley Fell naar de boerderij om een kudde vee, die in Syd ney zou worden verkocht, af te halen. Ze verzamelden een kudde van onge veer tweehonderd runderen. Jackey ruil de zijn dertig vaarzen voor een paard en twintig ossen en maakte de afspraak dat hij met de beide mannen naar Syd ney zou trekken om hen te helpen met het drijven van het vee. Hoe eerder ze zouden vertrekken hoe liever het Jackey was: heel wat kilome ters keek hij angstig over zijn schou der, terwijl de runderen langzaam ri vieropwaarts werden gedreven maar er suisden geen speren op hem af uit hinderlagen. De zwarte wraaklustigen dorsten geen drie blanken aan te val len die bewapend waren met knal-knal- stokken Na een week sliep Jackey al heel wat beter. De veedrijvers trokken over de Blau we Bergen langs een runderpad via de Macquarie Berg, vervolgens langs Hart ley en kwamen toen in Emu Plains. 60 kilometer van Sydney. Ze hadden over de vierhonderd kilometer van Currawo buddy iets meer dan veertien degen ge daan. In Emu Plains was een grote veemarkt, waar de slagers uit Sydney en de pioniers uit de Hawkesbury en Nepean nederzet tingen heentrokken en zaken deden met drijvers en ondernemers uit het Verre Westen. In dit jaar, 1842, was er in Sydney met landelijk handeldrijven ontzaglijk veel geld te verdienen. Twee jaren geleden was de deportatie afgelopen en grote aan tallen vrije immigranten die met kapitaal naar Australië kwamen, hadden een ge weldige waarde-inflatie veroorzaakt. Het hele land had een soort pionierskoorts gekregen, kooplieden en bankiers finan cierden maar al te graag landbouwers en veeboeren, die bereid waren boerderijen op te zetten in het binnenland. Engeland scheen volkomen bereid alle wol te kopen die Australië kon produce ren en de snelle groei van de bevolking van de kolonie betekende een voortdu rend toenemende markt voor vlees en kaas in Sydney en de andere in cultuur gebrachte streken. Blij weerzien T AC KEY McGuire kreeg zestig gulden J per stuk contant voor zyn twintig run deren, Hij reed naa» Paramatta en kocht een nieuw stel kleren: grijs hemd. platte hoed met een lint, witte rijbroek en knie laarzen. Zijn gevoelens waren gemengd en hij voelde zich niet helemaal pleizierig om dat hij gedurende al die zes jaren zijn ouders nooit had laten weten dat hij nog altijd in het land der levenden was. Nonchalant op zijn merrie gezeten, rij dend op de manier, waarop de kolo nisten dat gewoonlijk deden, galoppeer de hy naar de Tolboom, welke de enige weg. welke van het Westen naar de stad leidde, afsloot. Hij wierp de tolgaarder een munt toe en kon doorrijden. De oude, hem zo door en door bekende straten be tekenden voor hem een opwindend schouwspel, terwijl hij door de drukke Haymerket reed, Elizabeth Street in draaide en langs Hyde Park naar Wool loomooloo reed. Hy keek naar het huisje, waar hy zijn jongensjaren had doorgebracht. Er was een vrouw bezig de was op de lijn te hangen. Verlegen reed hy met zyn paard naar het huisje, stapte af en zette zijn hoed af. De vrouw keek hem scherp aan. Is alles goed, Moeder?" stamel de hy. „Jacky! Mijn jongen!" zei Moeder McGuire: „Thuis gekomen als een volwassen man, zoals ik al deze jaren heb gebeden, dat je zoudt doen!" Frank Clone,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 3