iM OOM TOM De Negerhut van JOODSE essiasverwac 4 ZONDAGSBLAD 24 MEI 1952 1852 20 MEI 1 9 c o „Een van de grootste triomfen in de letterkundige geschiedenis" EEN oud boek, dat onder het op groeiend geslacht weinig of geen lezers meer zal vinden, maar dat door de ouderen onder ons zeker nog niet is vergeten. We hebben in onze jeugd meegeleefd met de oude neger „oom Tom", Eliza's vlucht werd zelfs ©p rijm gezet en in tal van gezel schappen gereciteerd. Wie de naam Beecher Stowe noemde, verbond die dadelijk aan Uncle Tom's Cabin. In bloemlezingen nam men gedeelten van het boek op en met enkele ande re werken geniet het de eer, dat het ca een eeuw nog niet vergeten is. De „Negerhut" verplaatst ons in het Amerika van het midden der vo rige eeuw. In de Unie stonden de Zui delijke en Noordelijke staten tegen over elkaar wat de slavernij betrof. In het Zuiden met zijn plantages ge bruikte men de negers als werkkrach ten, die het eigendom waren van de heren. Het Noorden bestond uit zgn. „vrije statenwaar de slavernij niet werd geduld. Dit betekende ech ter niet dat de hier wonende Yankees de kleurlingen beschouwden als ge lijkwaardige wezens. Alleen uit een oogpunt van menselijkheid keurde men het af, dat de negers het eigen dom waren van de blanken. 1*TIJ willen eerst iets vertellen vam de schrijfster Harriet Beecher Stowe. Zij was een predikantsdoch ter en in 1811 te Litchfield in Connec ticut geboren. Zij kreeg een echt chris telijke opvoeding, die niet naliet haar invloed op haar verdere leven te doen gelden. Met haar gevoelige, dromeri ge, poëtische natuur was zij zeer vat baar voor religieuze indrukken en reeds op haar 12e jaar kwam zij door een preek van haar vader tot de goe de keuze. Zij werd opgeleid tot onderwijzeres en heeft enige jaren aan de school gewerkt, waar haar zuster Catharina de leiding had. In Cincinnati, waar zij toen woonde, kwam zij in aanra king met professor Stowe en zijn vrouw. De laatste stierf reeds op 25- jarige leeftijd. Enige tijd na haar overlijden hertrouwde de jonge pro fessor met Harriet Beecher. Haar woonplaats lag aan de Ohio, die de scheiding vormde tussen Noord en Zuid. Hoewel Harriet dus niet in een slavenstaat woonde, was er toch genoeg aanleiding om met het een en ander bekend te raken, van wat er in het Zuiden gebeurde. En wat zij hoor de, druiste geheel tegen haar gemoed in. Soms wist een slaaf de Ohio over te komen, dan was hij vrij en kon in een van de Noordelijke staten trachten in zijn onderhoud te voor zien. Dit was in 1839 ook gelukt aan oen kleurlinge, die nu als dienstmeis je in het huis van prof. Stowe werd opgenomen. Op zekere dag vernam hij, dat haar vorige meester in de omtrek was om haar met geweld te rug te voeren. Dit kon hij niet toe staan en met zijn zwager besloot hij de negerin in veiligheid te brengen. Een gesloten wagen kwam 's avonds voor de deur, het meisje stapte in, gevolgd door de beide mannen, die gewapend, de tocht begonnen naar MARY POS na vier maanden weer tli Heeft Jansen veel tijd nodig gehad om fortuin te maken? Neen, alles was in vier uur mjgebrand. vrienden, die haar buiten het bereik van haar vijand brachten. We worden hierbij herinnerd aan de ontvluchting van George met Eliza en Harry, die vervolgd werden door Tom Loker en Marks. Het lot van de ontvluchte slaven werd zeer onzeker toen in 1849 de Fu gitive Slave Act aangenomen werd. Nu waren zij ook in de Noordelijke staten niet meer veilig. Want de sla venhouders kregen niet alleen verlof om in de vrije staten hun slachtoffers te vervolgen, maar de bewoners moesten hun daarbij behulpzaam zijn. Wat moesten de vluchtelingen nu doen! Opnieuw vluchten, want ze waren geen dag meer veilig. Huisge zinnen werden opgebroken en uit el kaar geslagen, velen konden niet ont komen en werden teruggevoerd naar de harde dienstbaarheid en wie kon, scheepte zich in naar Europa of week uit naar Canada. Maar dit waren al leen de weinigen, die voldoende geld hadden verdiend om de reis te be kostigen. Groot was de verontwaardiging bij allen, die zich het lot van de slaven aantrokken. Tot dezen behoorde ook de schoonzuster van Harriet. Zij schreef haar in deze tijd een brief, waarin deze zin voorkwam: „Als ik kon schrijven als jij, ik zou iets schrijven, dat zou maken dat deze gehele natie zou voelen, wat een ver vloekte zaak de slavernij is." Bij het lezen hiervan zei zij: „Ik zal iets schrijven. Ik zal het doen, als ik het beleef." DIT was het begin van Uncle Tom's Cabin. Het voornemen was er, maar nu de uitvoering! Daarmee ving zij aan in het voorjaar van 1851. Eens zat zij tijdens een avondmaalsdienst in de kerk. Plotseling, alsof er een plaat voor haar werd ontrold, zag zij in de geest het sterven van een oude neger. Zo sterk was de indruk, dat zij ternauwernood haar tranen kon be dwingen. Thuis geko men schreef zij dadelijk op, wat zy in haar fantasie had gezien. Zij was als begeesterd en toen zij deze episode in haar gezin voorlas, be gonnen twee van haar kinderen te wenen. De figuur van Oom Tom was geschapen. Hoe meer zij zich nu indacht in de situatie der slaven, des te meer werd haar hart bewo gen met het lot van de moeders, die haar kinderen aan de slaven handelaars moesten af staan. Halley en Legree werden de verpersoon lijking van de geld zucht en wreedheid in het verhaal. De viucht van een negerin over de schotsen van de Ohio gaf haar het verhaal van Eliza in de pern Zij schreef naar verschei dene personen om inlichtingen, naar mensen, die het slavenleven en de be handeling der ongelukkigen van na bij hadden meegemaakt. Het was April 1851 toen Harriet Beecher Stowe het eerste artikel zond naar de „National Era", een blad, dat in Washington verscheen. Een jaar lang schreef ze haar stukken, die met buitengewone belangstelling gelezen werden en grote beroering ver wekten, zowel in de Noordelijke als in de Zuidelijke staten. Zij waren dan ook zeer suggestief, want zij kwa men uit het hart, meer dan uit het hoofd. Zij waren een conscientiekreet, die weerklank vond in de harten van de vele lezers. De schrijfster dacht even weinig aan stijl of litteraire verdiensten als een moeder, die de straat op loopt om hulp voor haar kin deren in het brandende huis, aan de wijze waarop zij haar roep om bij stand formuleert. De le April 1852 verscheen het laat ste artikel in de serie en toen men haar wilde prijzen voor haar werk, zeide zij: „Ik de auteur van Uncle Tom's Cabin? Neen. God zelf schreef het en ik was maar het nederige in strument in Zijn hand. Hem alleen zij de eer." Nauwelijks was het einde van het verhaal gekomen, of een uitgever te Boston wilde het als boek doen ver schijnen. Van de eerste oplage, groot 5000 exemplaren, werden er de eer ste dag reeds 2000 verkocht. De vol gende week verscheen de 2e oplage en binnen een jaar werden er 300.000 exemplaren geplaatst. Het boek maak te een zegetocht, niet alleen door Ame rika, maar door de gehele wereld. Overal sprak men van de schrijfster, overal las men Uncle Tom's Cabin, waarvan Longfellow schreef: „Het is een van de grootste triomfen, behaald in de geschiedenis der letterkunde, om niet te spreken van de hogere triomf van zijn zedelijk effect." DR. D. LANGEDIJK. EEN REIS NAAR HET WARME CAL1FORN1Ë -fc den is Mary Pos weer in haar Haagse woning terugge keerd. Als steeds is zij er midden in de winter, nog vóór Kerstmis, op uitgetrok ken, om in een ander we relddeel Nederlanders te zoe ken, en hun te vertellen van ons mooie land. Omgekeerd maakt zij zich nu gereed het Nederlandse publiek in woord en geschrift deelge noot te maken van haar nieu we reiservaringen in Ame- ,.Ik heb deze keer eens al les per boot en trein gedaan", vertelde zij. „Dat heeft het voordeel, dat je alles rusti ger en veel meer van nabij kunt bekijken. Bovendien wilde ik zo graag eens een Kerstfeest op de Oceaan mee maken. Dat is me dubbel en dwars gelukt. En niet alleen een Kerstfeest, maar zelfs ook nog Oud en Nieuw!" Dat laatste dankt zij aan de ge weldige stormen, die deze winter de Oceaan geteisterd hebben. De heenreis werd gemaakt per Westerdam. „Zeeziek? Nooit. De boot kan nog zo te keer gaan, ik heb er geluk kig nooit last van. Wat ove rigens geen verdienste is. 'k Heb er heel wat ellende van gezien". „Dat Kerstfeest aan boord van de Westerdam, dat we samen gevierd hebben met passagiers en bemanning was een verademing in zoveel stormdagen. Ik schrijf er nog wel eens uitvoerig over, want daarom ging ik immers juist toen op reis, om die impres sies over dat feest midden in cte kolkende zee te verzame- In New York heeft ze veel genoegen beleefd aan de lei ders van het Chr. zeemans huis op Hoboken, dat de zee lieden opvangt en hun een te huis en zeer veel geestelijke steun geelt. Het is een stich- Mary Pos post haar pc ting van de Chr. Reformed Church in de Ver. Staten. Van haar bezoek aan presi dent Truman heeft Mary al in ons blad geschreven. Hij was niet de enige belangrijke persoonlijkheid, die zij ont moette. Tot de aardige her inneringen. omdat het zo'n bijzondere ontmoeting was, behoort het gesprek met de president van de Mormonen in Salt Lake City, David O. Mc Kay, de negende presi dent van die machtige orga nisatie. „Je staat er steeds weer versteld van wat die mensen daar opgebouwd heb ben, al bekruipt je ook voort durend de gedachte, dat deze geloofsmoed en energie beter gewijd konden zijn aan meer reële opvattingen, dan die van Mormoon. Er zijn tal van in landelijk Californië. Nederlanders daar, alleraar digste menseif, mormonen In hart en nieren» met een war me sympathie voor het oude vaderland. Maar als je met ze gaat praten over het onbij belse van hun opvattingen, dan zeggen ze steeds: „Laten we daar nu maar niet over beginnen, want we worden het er toch niet over eens en je bent hier maar zo kort". Over het prachtige Denver in Colorado is Mary naar Californië gereisd, waar, zo als uit het verslag van de Koninginnereis naar de West kust van Amerika voldoende gebleken is, de Nederlanders met zoveel succes pionieren. Vooral in Artisia en omge ving hebben zij belangrijke centra gesticht, waarin het kerkelijke leven een grote rol speelt. Maatschappelijk zijn zij met succes in de zui velbereiding werkzaam, al zijn er daarnaast ook tal van andere branches, waarin Ne derlanders uitblinken. Want dat is steeds weer het won derlijke: hoe verder van huis, hoe meer de goede Neder landse eigenschappen aan hel licht treden en zegenrijk werken. In kerken en verga derlokalen heeft Mary ver teld over Nederland, gedich ten voorgedragen van Neder landse en Zuidafrikaanse dichters en zij vond er een wel toebereide aarde, want het bezoek van de Koningin was aanstaande en iedereen wilde wat van Nederland zien en horen. Aan beide verlan gens kon Mary voldoen want ze had kleurenfilms en plaat jes van ons land bij zich. Met de Duivendyk van de Holland-Amerikalijn voer ze door het Panamakanaal terug naar het vaderland. Ze zegt ervan: „Een heerlijke, onver getelijke reis. Er waren maar enkele tientallen passagiers aan boord en die hebben het elkaar op de lange weg door niets dan water zo plezierig mogelijk gemaakt. Het mooiste moment was toen we de Schelde opvoeren en ik in Vlissingcn het oude land weerzag!" „Zo'n lange zeereis had ik voor m'n werk hard nodig", zegt Mary. „Ik heb aan boord gewerkt als een paard om al le gegevens uit te werken. En kijk maar eens wat er nog te doen valt!" Haar schrijfbureau kraakt al weer onder de stapels in formaties, die verwerkt moe ten worden, om van de im pressies artikelen en van d» artikelen lezingen te maken. Onder de band moet er ook nog een nieuw boek geschre ven worden. „Er komt toch zeker een boek over deze reis?" „Ja, natuurlijk!" ZONDAGSBLAD 24 MEI 1952 5 en de STAAT ISRAËL IN he<t oude Joodse boek Sohar komt deze uitspraak voor: „Israël is in bal lingschap van elke vreugde verstoken, tot het eens, aan het einde der dagen aan het doel van zijn bestemming zal gekomen zyn en in het land weerge keerd. Dan zal Israël het licht der volkeren wezen, zoals de zon aan alle sterren licht geeft, zonder zelf een lichtbron nodig te hebben." Zo wordt de wederkeer van Israël in Palestina gezien als een heilstijd voor de volkoren der wereld. En die terugkeer der Joden zal we zen in de tijd van den Messias, zoals de voorstelling, het zich dacht. De Rabbi dr. M. de Hond schreef hier over eens: Wij verwachten overtuigd en zeker de Verlossing.. Drie perso nen zullen bij die verlossing optreden. Eerst Elia.. Hij zal de boodschap der Verlossing brengen door te blazen op de grote bazuin. Van alle kanten der wereld zal men zich dan scharen om het grote vaandel des Jodendoms, zo als soldaten zich om het vaandel ver- zameleri, als „verzamelen" geblazen wordt. Dat noemt men de verzame ling der ballingen. De tweede persoon, die na de blij de boodschap van Elia komen zal, noemt men de Messias, Zoon van Jo zef. Die Messias ben Jozef zal een zeer ongelukkig leven hebben, omdat men hem niet erkennen zal. Dan komt de derde persoon, de Messias ben David, een afstamme ling van David. Deze zal tot koning over de Joden door heel de wereld worden uitgeroepen. Hij zal in Pales tina tronen en de derde tempel bou wen op de plaats, waar de twee an dere stonden. Zullen dan alle Joden naar Pales tina gaan? Neen! Trouwens Palesti na zou toch niet alle Joden kunnen bevatten. En in de tijd van den Messias zullen alle mensen ter wereld Joden worden. Zoals nu Jeruzalem hoofdstad van Palestina is, zal in de tijd van de Messias héél Palestina de hoofdstad van de wereld worden. Héél Palesti na is dan Jeruzalem. En heel de ove rige wereld zal dan Palestina worden. Zodat men zich dan overal ter wereld in Palestina bevindt. In Palestina zal dan de opperste raad der Joden komen, het oude San hedrin, een raad van geleerde en wetsgetrouwfe Joden. Dan zullen weer, waarom we steeds bidden, de feesttochten naar Palestina georganiseerd worden. Dan is het uit met de verdrukking der Joden. Dan is er vrijheid in de we reld, omdat de wereld een heilsstaat zal geworden zijn. De ware heilsstaat is: de wereld één Staat met één Gods dienst die van de enige, eeuwige God met één koning, met één wet'" Zo is dus voor de toekomstverwach tingen van het traditionele Jodendom an de Messias in Jeruzalem bij bazuingeschal en de terugkeer i Palestina. (Naar een 17e eeuwse Haggada liturgie bij de Paasviering der Joden kenmerkend de gedachte aan een Messiaanse heilstijd, waarbij het ver loste volk de Messias-Koning zal eren, die dan in Palestina zal tronen. Ja, er zijn ook tijden geweest, waar in men een Messias verwachtte, die aan het hoofd van de teruggekeerde Joden de oude hoofdstad Jeruzalem introk. Nu is de staat Israël uitgeroepen, en de Joden kunnen vrij wonen in JAN IS ER NIET EN HIJ HOORT ER TOCH BIJ! yyAAROMm is Jantje vandaag niet op zijn .club?" We zouden zeiden we dat niet zo dringend vragen, als we niet zoveel bemoeienis met Janneman hadden gehad. Maar kijk, dat is het hem nu juist. Sinds we hem twee jaar geleden op een achtermiddag thuis troffen in gezelschap van zijn oudere broer en diens difteritis hebben we hem steeds meer onder onze hoede genomen. Het begon met een Zondagsschooltje. In dit geval met een West-Hill-clubje, want we hebben Zondagsscholen in allerlei soort en schakering en dat is goed, omdat het ons in staat stelt voor kind na kind de juiste vorm te zoeken van meer indivi dueel of meer classicaal onderricht, van klein clubje of grote groep. Dat Jan overigens in een pietepeuterig verband net best tot zijn recht zal kunnen komen, ts duidelijk voor ieder, die weet hoe een kind tussen louter groteren verloren kan raken, zwijgzaam en stiekem kan worden met een volmaakte visie op de sluip wegen der minste weerstand. Het Zondagsschooltje is een suc ces geworden Zowel naar vorm als inhoud, want in het kleine groepje kreeg Jantje zijn kans, terwijl hij bovendien met intense aandacht hoorde van hem, Wiens naam voor dien nimmer zijn oren bereikt had. Van wie zou hij ook van Hem iets vernomen hebben? Zijn moeder en oudere broers en zussen hebben generlei kerkelijke banden, en de school, waarop Jantje gaat, is zo volmaakt neutraal, dat men hem eerder over dode afgoden dan over de levende God zal inlichten! Maar hoe beter een dergelijk contact slaagt, hoe meer het verlangen doet naar nauwere aanraking. Eén Zon dagsuurtje per week is welbe schouwd maar zeer gering, ook als we de macht van het Woord niet onderschatten en wij zullen de laatsten zijn om dit ooit te doen. Alleen: één uur vormt geen partij tegenover zeven dagen, en zo is de West-Hill-leiding op een dag aan gewandeld met het advies om ons intenser met Jantje bezig te hou den. Hetgeen is geschied, gelijk dit altoos gebeurt via een kamp. Zo langzamerhand hebben we ons bepaalde opvattingen over kampen eigen gemaakt. We begonnen met dit werk in dezelfde argeloosheid, waarmee ontelbare organisaties dat doen: je denkt dan aan een weekje frisse lucht en lekker gezond eten voor stadse bleekneusjes. Je denkt aan spel en lach, aan kampliedjes en korte avondwijdingen, aan scho ne lakens en eigen bedjes. Op zich zelf is dat zeker waqrdevol voor die duizendtallen kinderen, die nimmer een andere lucht inademen dan van de gonzende, bestofte of beslijkte straten; die nooit in eigen Uit de VOLKSWIJK bed slapen; die schone lakens niet kennen; die maaltijden met slag roomwafels en wagonladingen ijs. Wat dat betreft, blijft het een ont stellende schande voor onze kerke lijke christenheid dat we zelf wel denken aan weet ik hoeveel reizen naar zee of bos of buitenland, maar zo bitter weinig bijdragen voor die zeven dagen buitenlucht der ach terbuurtkinderen. Je moet maar eens als wijkpredikant pro beren om daarvoor geld bijeen te brengen, dan ontdek je wel, wat in dit opzicht aan onze gemeenten ontbreekt! Maar allengs hebben wij ons ontworsteld aan de roman tiek van een dergelijk kampleven en kreeg het buitenverblijf een andere bedoeling. Want naast al *die positieve genietingen kreeg het kind op den duur iets anders: het werd nauwlettend gadegeslagen en de leiding beijverde zich dit kleine mensje te leren kennen. Waar slaagt dat beter dan daar, waar de rem men en invloeden van thuis ont breken? Waar een maatschappijtje in zakformaat ontstond, waarin elkeen moet meedraaien en zijn op dracht volvoeren. En daar leerden we Jantje pas goed kennen. We merkten hoe hij zich steeds wist te drukken en zich beijverde om „weg" te zijn, als hij een kleine dienst moest verrichten. We merk ten, hoe hij probeerde om anderen tegen elkaar uit te spelen en hoe hij een meester was in kleine wr aakneming en, zoals bedplassen- zonder-dat-zijn-eigen-enig-pyjama- broekje-nat-werd. We merkten ook dat de mening zijner moeder, als zou Janneman niet buiten haar kunnen en als zou h\j in die verre vreemde vergaan van chagrijn, alleen grond had in haar wens droom dat althans één kind iets voor haar zou voelen. Want wie naar huis schreef Jan vertikte het. En wie de brieven en ansichten van thuis las Jan vertikte dat ook. Men las van zijn muizen snoetje onverminderd de ongeïnte resseerdheid ten aanzien van het verschijnsel ,Post" af: Jan had daar lak an! Want Jan dacht enkel aan zichzelf met een verbetenheid van een kind, waaraan in feite allang niemand meer denkt. Waarbij de leiding nog extra moest oppassen dat ook zij niet heenzag over dat weggedoken, onvriendelijke en on- amitrekkelijke jongetje, dat zich drukt of zich wreekt, en dat zeker door zijn kameraadjes niet immer blijde wordt ingehaald. Maar de leiding faalde niet en zo kwam Jan dan op zijn plaats in het clubje, dat als steeds uit ieder kamp groeit. En waarom is deze Jan dan vandaag niet op die club want hij hoort er nu toch al twee jaren bij? Hij is een onmisbaar onderdeel van dit kleine geheel geworden. Ik vraag U nadrukkelijk en ten hoog ste geïnteresseerd: „Hebt u Jan ook gezien?" Zo ja, omgaand bericht naar uw WIJKPREDIKANT. het land der vaderen al zijn zij nog niet in Jeruzalem, omdat de stad Davids nog staat onder de heerschap pij van het Arabische Koninkrijk Jor danië. Die terugkeer van Israël wordt door velen als een teken des tijds ge zien. Evenwel de vraag, of de weder keer van het oude volk naar Palesti na ook een voorteken is van de beke ring van Israël tot Christus, wordt wel door velen gesteld maar afge zien van de Maranatha-beweging van Johannes de Heer, die reeds lang op de eigen betekenis van Israël wees, durft niemand hierop beslist te ant woorden. Wel kan men de vraag onder de ogen zien, of in de tegenwoordige staat Israël Messiaanse gedachten leven. Het is treffend dat een zo be voegd schrijver als Melkman uit roept: „niemand zou kunnen of durven zeggen, dat bereikt is, datgene wat de wezenlijkste kern is van de Mes siaanse gedachte: een betere samen leving. Hoe zou het ook kunnen in een wereld, waarvan de algemene morele grondslagen nog steeds zo wankel zijn. Maar dat deel van de Messiaanse belofte, dat het Joodse volk verbonden heeft aan de naam van zijn koning David, beleeft het be gin van zijn verwezenlijking. Het ver oorzaakte een revolutie op alle ter reinen voor het Joodse volk, voor ie dere Jood afzonderlijk, politiek, eco nomisch, cultureel en religieus, het veranderde geheel zijn psychische in stelling. En korter kan men dit suc ces van eeuwenoud verlangen en plot selinge activiteit niet samenvatten dan in de tekst, waarin ieder het ant woord kan horen op de immer leven de vraag, wanneer dan wel de Mes sias zou verschijnen: Heden, als gij naar Zijn stem zult luisteren". Zo wordt de Messiasverwachting der profeten vervluchtigd tot een Messia nistische idee, die in de Staat Israël een bepaalde vorm vindt. En Max Buber, de grote geleerde van Jeruza lem, ziet in het Messianisme der Jo den een pathos, dat geboren is uit hun leed en vertwijfeling. Maar is er dan misschien een symp toom, dat er op wijst, hoe er in Is raël ook Joden zijn, die in Christus de Messias zien? Het is bekend hoe de Rabbi Daniel Zion zich met een brief gericht heeft tot de Knesseth (het Joodse Parlement), en dat hij in dit schrijven het volgende alternatief stelde: „Als Israël Jezus als Messias aanvaardt, zal aan ons de oude stad Jeruzalem gegeven worden; gebeurt dit echter niet, dan zal ons het „slaan der eerstgeborenen" treffen, dat het beste aan Israël wegneemt." Het moe dige en zelfstandige optreden van deze rabbi heeft vcor hem geen ander ge volg gehad, dan dat hem de toelage is onthouden. Deze rabbi predikt een Joden-christendom. Deze overtui ging leeft ook in een groep van Chris tusgelovige Joden om Abraham Pol lak, die enkele jaren geleden van zich deed horen, toen hij een Joods-Chris telijke kibboets wilde oprichten (een kibboets is een kolonie op communa le grondslag). In Haifa is een postbe ambte die bij de Cheroetpartij (vrij heidsbeweging) behoort en een He breeuws-Christelijk gezangenboek sa menstelde, dat eindigt met de Ha- Tikwah (het nationale lied van de hoop) waaraan een vers is bijgevoegd, waarin Jezus wordt bezongen als Ko ning van Israël. Het zijn enkele symptomen, die ge tuigen van een ritseling van Joods- Christelijke opvattingen. Het zijn nog maar zwakke geluiden. Met grote be langstelling moet men daarom volgen of de Zending in Israël ingang zal vinden. Want het heden en de toe komst van Israël gaat de gelovigen ter harte. Zoals door de Hervormde Synode is uitgesproken: De gemeen te van Jezus Christus is niet vol groeid, noch is het Koninkrijk Gods tot volle openbaring gekomen, zolang niet Israël op de tijd en wijze bij God bekend, tot zijn Messias is te ruggebracht, opdat Israël en de vol kerenwereld beide de vrije genade leren bekennen van Hem, die allen onder de ongehoorzaamheid heeft be sloten, om hun allen barmhartig te zijn." Dr. A. VAN DEURSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 12