Ï.I
DE VLEERMUIS,
NIEUW-GUINEE
Koppensnellers
vleermuió
WAAR ZIT JANTJE VANDAAG
4
ZONDAGSBLAD 17 MEI 1952
een griezelig maar nuttig dier
V V
BONDGENOOT IN DE STRIJD TEGEN SCHADELIJKE INSECTEN
De VLEERMUIS is een beest dat
na zonsondergang nogal onzeker
rondfladdert. Meer weet men over
het algemeen van dit bijzonder inte
ressante diertje niet te vertellen, of
het mocht een beetje nonsens zijn,
meestal betrekking hebbend op het
zogenaamde kwaadaardig karakter.
Het feit dat zij de duisternis mint
«n zich in deze duisternis nogal gril
lig voortbeweegt, is wellicht aanlei
ding geweest, dat men een zekere
achterdocht tegen dit onschuldig
schepsel kreeg en haar met het bij
voeglijk naamwoord „griezelig" nader
pleegt te omschrijven.
In vroeger tijden beschouwde men
de vleermuizen als onheilsboden en
het feit, dat men boze geesten uit
beeldde met vleermuisvleugeis laat
geen twijfel omtrent de relatie welke
men zich dacht tussen de vleermuizen
en de personificatie van de boosheid
Nog heden ten dage zijn er fabeltjes
omtrent de kwade bedoelingen in om
loop. Wie kent niet het praatje, dat
zij het op onze haren voorzien heeft
om daar eens flink in te grasduinen.
Men wist vroeger ook niet goed wat
voor beesten het waren, getuige het
feit, dat ze in enkele biologische wer
ken onder de vogels gerangschikt wer
den; zelfs is de veronderstelling geop
perd, dat men hier met een apen
soort te doen had.
Om een nu nog bij velen aanwezig
misverstand weg te nemen zij opge
merkt, dat een vleermuis niets met
een muis te maken heeft: zij behoort
n.l. tot de orde der handvleugeligen,
verwant aan de orde der insecteneters,
waartoe o.m. de egels en mollen be
horen.
De meeste soorten vleermuizen voe
den zich uitsluitend met insecten. In
tropische en sub-tropische gebieden
komen soorten voor, welke leven van
honing of vruchten. De vruchteneters
zijn veel groter dan de insecteneters.
Tot de eerstgenoemden behoort o.m.
de vliegende hond, welke in Indonesië
voorkomt. De literatuur vermeldt
Zuid-Amerikaanse soorten, welke zich
voeden met bloed, dat gezogen wordt
uit wondjes welke in de huid van
hoefdieren (voornamelijk paarden)
worden aangebracht. Hoe het ook zij,
de Nederlandse vleermuis voedt zich
met insecten en legt een opvallende
eetlust aan de dag. Deze eetlust wordt
door de mens zeer gewaardeerd, met
name door eigenaars van bossen, daar
menig hiervoor schadelijk insect door
de vleermuis opgepeuzeld wordt. Om
een idee te krijgen van haar vraat
zucht zij vermeld, dat eens is geble
ken, dat één liter vleermuizenmest de
resten bevatten van 5000 a 7000 kevers.
Doch laten we op ons uitgangspunt
terugkomen. Waarom zo rijst de
vraag „bewandelt" de vleermuis
de wegen der duisternis, m.a.w. waar
om is zij een uitgesproken nachtdier?
Dit zal duidelijk zijn, als we beden
ken, dat de vleermuis vliegt met een
tussen de poten en. de staart gespan
nen dunne vlieghuid, welke de warme
zonnestralen niet kan verdragen op
gevaar af uit te drogen. Daarom is
de vleermuis r.iet actief overdag, doch
hangt zij te slapen op een koele, liefst
vochtige plaats, zoals in holle, bomen,
kejders, ruïnes en onderaardse gan
gen. Hoewel ze dus eerst na zonson
dergang te voorschijn komen, moeten
ze toch nog behoorlijk drinken om het
vochtverlies, veroorzaakt door de re
latief grote oppervlakte van de vlieg
huid, te compenseren. Meestal drinken
ze uit plassen; na de dorst gelest te
hebben stijgen ze weer op. De alge
meen verbreide opvatting dat een
vleermuis niet van de grond kan op
stijgen, is dus onjuist.
We vermelden onderaardse gangen
als verblijfplaatsen van vleermuizen.
De grotten en gangen van de St. Pie
tersberg zijn bekend om de vele en
verschillende soorten vleermuizen wel
ke men daar kan aantreffen. Wel
twaalf verschillende soorten zijn waar
genomen, soms in grote groepen bij
elkaar hangend of ook wel als enke
ling. Zij hangen dan aan de tenen van
de achterpoten, welke hiervoor bijzon
der geschikt zijn door een ingenieus
systeem, waardoor deze ook tijdens
de slaap samengeklemd blijven. Som
mige soorten hebben dan de vlieghuid
als een jasje om het lichaam geslagen
Men meende vroeger, dat dit diende
om jle vleermuis te beschermen tegen
afkoeling, doch dit is niet juist. Een
niet vliegende vleermuis is n.l niet
in staat om de lichaamstemperatuur
te handhaven op de voor zoogdieren
algemeen geldende constante (plm.
37 graden Celsius), maar de tempe
ratuur daalt dan vrij snel tot die van
de omgeving. Deze temperatuurdaling
vindt natuurlijk ook tijdens de winter
slaap plaats. Daar zoals vermeld de
Nederlandse vleermuis zich met in
secten voedt, is deze winterslaap nood
zakelijk omdat er in het koude jaar
getijde niets voor haar te eten is. In
dit verband zij vermeld, dat de tro
pische vleermuizen geen winterslaap
houden. Tijdens de winterslaap ver
lopen bloedsomloop en andere li
chaamsfuncties zeer traag: het hart
slaat b.v. minder dan 10 maal per
uur. Daalt de temperatuur der omge
ving te ver, dan ontwaakt de vleer
muis, de lichaamstemperatuur stijgt
snel en een behaaglijker plekje wordt
opgezocht. Vooral zij, die overwinte
ren in holle bomen, worden vaak het
slachtoffer van strenge winters. Im
mers deze diertjes kunnen geen war
mer plekje opzoeken, daar de vlieg
huid evenmin als hitte, vorst kan ver
dragen: deze zou bevriezen.
Vreemd, „onzoogdierlijk" doet ook
de voortplanting aan. De paring vindt
n.l. in de herfst plaats. Tijdens de win
terslaap blijft het sperma bewaard en
als na het ontwaken zich een vrouwe
lijke eicel heeft gevormd, vindt pas
de eigenlijke bevruchting plaats. Han
gen mannetjes en wijfjes in de winter
door elkaar te slapen, na het ontwa
ken tegen de tijd dat de jongen ge
boren worden, gaan de wijfjes zich af
zonderen in aparte ruimten, de z.g.
kraamkamers, welke pas opgeheven
worden als de jongen zichzelf bedrui
pen kunnen.
De geboorte van een vleermuisbaby
is op zichzelf een grappig verschijnsel.
De vleermuismoeder gaat dan even
„normaal" hangen, dus met de kop
naar boven. De staart van de kraam
vrouw wordt nu naar voren gebogen,
zodat een soort vangnetje wordt ge
vormd door de vlieghuid. Het jong
valt hierin en kruipt na enige ogen
blikken naar boven om zich aan de
moedermelk te goed te doen. Met de
baby aan zich vastgeklemd blijft de
moeder circa twee weken rondfladde
ren; ook tijdens het vliegen wordt het
jong gezoogd. Na genoemde periode
blijft het echter alleen achter, wordt
regelmatig door de moeder gevoed,
doch moet na enkele maanden voor
zichzelf zorgen. Er zijn soorten, v elke
twee jongen krijgen.
De mannetjes zijn in deze periode
in geen velden of wegen te bekennen:
ze trekken naar vaste zomerverblij
ven, die vaak zeer ver uit de buurt
der winterverblijven liggen, soms hon
derden of zelfs meer dan 1000 k.m.
ver weg. In de winter van 1934 op 1935
werd b.v. in Dresden een vleermuis
geringd, welke in de zomer daarop in
Lithauen is teruggevonden, een af
stand afgelegd hebbend van meer dan
750 km. Over de bedoeling van dit
trekken tast men nog in het duister.
Het heeft daarom geen zin zich in de
vele speculaties hieromtrent te ver
diepen.
Vleermuizen kunnen zich in ieder
geval uitstekend oriënteren. Men heeft
interessante proeven genomen: rosse
vleermuizen typische boombewo
ners in de Haarlemmerhout gevan
gen en in andere plaatsen losgelaten,
o.a. in Groningen en Maastricht, ble
ken binnen enkele dagen niet alleen
in dit bos te zijn teruggekeerd, doch
dezelfde boom werd weer uitgezocht.
We keren nogmaals tot ons uitgangs
punt terug, waar vastgesteld is, dat
vleermuizen echte nachtdieren zijn.
De vraag rijst nu: hoe is het toch
mogelijk, dat zij zich kunnen verplaat
sen zonder ergens mee in aanraking
te komen en wat ook belangrijk is
hoe kunnen ze hun prooidieren ver
schalken? Het voor de hand liggend
antwoord, dat ze net als vele andere
nachtdieren een bijzonder ontwikkeld
gezichtsvermogen bezitten is niet
juist: een vleermuis kan zeer slecht
zien; het verschil tussen licht en don
ker moet het enige zijn wat rij kan
onderscheiden.
Men heeft wel eens een vleermuis
gevangen, welke blind geboren moest
zijn en toch was deze weldoorvoed.
Lange tijd meende men, dat de vleer
muis zich ruimtelijk oriënteert door
te luisteren naar de door haar geflad
der veroorzaakte luchttrillingen, wel
ke door obstakels teruggekaatst wor
den. Deze veronderstelling is niet ge
heel juist. Eerst voor enige jaren heeft
men als resultaat van diepgaande on
derzoekingen kunnen vaststellen, dat
tijdens het vliegen via de bek trillin
gen met een zeer hoge frequentie wor
den uitgezonden. Voor deze trillingen
is het menselijk oor ongevoelig. Het
vleermuizenoor is echter zó fijngevoe
lig, dat de uitgezonden door obstakels
teruggekaatste trillingen worden waar
genomen en op deze wijze is de vleer
muis in staat de afstand van het ob
stakel nauwkeurig vast te stellen, zo
dat mocht dit in zijn straatje ko
men tijdig uitwijken mogelijk is.
Er zijn vele soorten vleermuizen,
welke onderling nogal in levensge
woonten kunnen verschillen. De in
Nederland voorkomende soorten zijn:
grote- en kleine hoefijzerneus, dwars-
oor, grootoor, laatvlieger, vale vleer
muis, langoor, franjestaart, meer-
vleermuis, watervleermuis, ingekor
ven vleermuis, kleine vleermuis en
rosse vleermuis. Hierin stemmen ze
echter allen overéén: ze zijn nuttig.
Daarom moeten we ze waar moge
lijk beschermen, hetwelk in de eerste
(Zie vervolg op pag O)
öe enqeLse qev&nqenis
vè,n n&poLeor> en CRonjé
OP 21 MEI a.s. is het 450
jaar geleden, dat het
eiland St- Helena door de
Portugees Joao da Nova Cas-
tilla werd ontdekt. In 1600
namen de Nederlanders bezit
van het eiland en 50 jaar later
ging het over in Engelse han
den. St. Helena ligt in de At
lantische Oceaan, 1863 km van
Afrika en 3562 km van Brazilië
verwijderd. Het heeft een
oppervlakte van 122 km2 en
dele Europeanen, doch meest
negers.
Wie de naam St. Helena
hoort of leest, denkt aanstonds
aan keizer Napoleon, die na
do slag bij Waterloo naar dit
onherbergzame oord werd ver
bannen en hier op 5 Mei 1821
overleed. Na zijn ontvluch
ting van Elba namen de
Engelsen geen risico Zij
zouden de Soldatenkeizer nu
zo secuur opbergen, dat 't
voor goed met hem was af
gelopen. En inderdaad werd
St. Helena de slotacte van
dit stormachtige leven.
Napoleon arriveerde hier
op 16 October 1815. Zijn be
waking was toevertrouwd
aan de Engelse officier Hud
son Lowe en men had geen
betere cipier kunnen aan
stellen. Deze man was schier
bezeten door een voortduren
de angst, dat zijn wereld
beroemde gevangene weer zou
proberen er tussen uit te
knijpen. Maar veel last had
hij niet van Napoleon. Deze
hield zich onledig met wat
tuinarbeid en voorts besteed
de hij veel tijd aan het döc-
teren van zijn gedenk
schriften.
De vijf-en-een-half jaar op
St. Helena doorgebracht zijn
voor Napoleon een vreselijke
tijd geweest. Hij bruiste nog
van energie, maar er viel
voor hem weinig te doen.
Zijn laatste levensjaar was
hij lijdende aan maagkanker.
Aanvankelijk probeerde hij
de hevige pijnen te verber
gen, maar weldra stond voor
heei zijn omgeving vast, dat
de levensdagen van de ex-
keizer geteld waren. Alle op
het eiland aanwezige Fran
sen stonden aan zijn sterfbed
geschaard en 's avonds 9 mi-
nutén voor 6 blies hij de
laatste adem uit. Naar zijn
wens werd hij begraven in
het Geraniumdal, onder drie
treurwilgen.
Op 15 October 1840 werd
zijn lijk opgegraven om naar
Frankrijk te worden over
gebracht. Op 15 December
van dat jaar werd zijn stof
felijk overschot te Parijs bij
gezet in de Kerk der Inva
liden. Aan Napoleons wens
was voldaan: „Ik wens te
rusten aan de oevers der
Seine, te midden van het
Franse volk, dat ik zo innig
bemind heb
A LS wij, Nederlanders, de
naam St. Helena horen,
dan denken wij bovendien
nog aan een andere veldheer:
Piet Cronjé, de bekende en
beroemde generaal uit de
Boerenoorlog.
Toen Jameson in 1896 pro
beerde Transvaal te annexe
ren, werd hij door Cronjé
verslagen en gevangen geno
men. En bij Modderrivier en
Magersfontein was 't even
eens Cronjé, tegen wie be
roemde Engelse generaals 't
moesten afleggen.
Maar toen kwam de ramp
van Paardenberg (27 Febr.
1900). Het Boerencommando
van Cronjé werd door lord
Roberts omsingeld. Als Cron
jé niet zo halsstarrig was
fieweest ware redding wel-
icht mogelijk geweest. Maar
de Afrikaanse leeuw scheen
plotseling met lamheid ge
slagen. Met 3700 man moest
hij zich overgeven.
„Ik ben blij zo'n dapper
man te ontmoeten", zei lord
Roberts. Dat was een vrien
delijk woord Maar 't einde
van Cronjé's veldheersloop
baan was St. Helena de
dreigende, sombere Engelse
gevangenis....-
ZONDAGSBLAD 17 MEI 1952
5
van
(Vervolg van pag. 4)
ZIJN kannibalisme en koppensnel- het rai
len slechts nog boekenwijsheid of middel
herinnering aan lang vervlogen tij
den? In onvoldoend gecontroleerde
gebieden zijn beide verschijnselen
nog actueel. Waar vreemde heer
schappij kwam of zending en missie
hun invloed konden uitoefenen, ver
dwenen ze o.a. hierdoor, dat de gods
dienstige opvattingen die eraan ten
grondslag liggen vervangen zijn door
meer Christelijke principes.
Schrijvers van reisverhalen, die
zelf geen gevaar hebben gelopen
slachtoffer te worden van deze gru
welijke gewoonten, valt het niet moei
lijk een humoristische toon aan te
slaan sinds ze verdwenen zijn. Vol
gens een hunner staan de Fidzjiërs
en juist deze Zuidzeebewoners
plachten vriend en vijand te veror
beren in het museum van Viti Le-
voe het liefst voor de vitrine met de
vleesvorken, -haken en -krammen
met weemoedige blik te kijken en
hun gedachten gaan terug naar die
heuglijke tijden, waarin een mensen-
cotelet met bananenmoes een onver
getelijk diner vormde. Toen een voet
balelftal van Fidzjiërs tegen een
ploeg zeelieden speelde met blote
voeten! en zij protesteerden tegen
een scheidsrechterlijke beslissing, rie
pen zij de arbiter toe: We zullen je
opeten! Het bleef overigens bij een
bedreiging.
Mensen van „reputatie" konden de
ze terugvoeren op het aantal lieden
die ze radicaal hadden doen verdwij
nen. Cakobau, een bekend vorst, die
er ongeveer honderd jaar geleden
leefde, was een eerste klas gastro
noom, en zoals Romeinse keizers oes
ters bestelden, liet Cakobau door zijn
dienaren van verre en dichtbij men
sen halen, b.v. vrouwen die ergens
vreedzaam zaten te vissen. Eén op
perhoofd was zo onkies het slachtof
fer, wiens onderarm hij bezig was
op te peuzelen, hierbij te laten toe
kijken. Zulk een heidens feest ging
gewoonlijk gepaard met hysterisch
gezang en dans, maar overigens ook
met een nauwkeurig gevolgd ceremo
nieel. Buiten Fidzji was het vooral
Melanesië ten Oosten van Nieuw-Gui-
nee en dit eiland zelf, dat een berucht
menseneterscentrum vormde en wat
laatstgenoemd eiland betreft is het
kannibalisme er nog niet verdwenen.
Mocht gebrek aan dierlijk voedsel
aanleiding geven tot het consumeren
van mensenvlees, afdoende is dit mo
tief niet, een radicaler opruiming van
vijanden is moeilijk denkbaar en laat
men vooral niet vergeten dat de vij
and een krachtbron vormt 'die nu aan
de eter ten goede komt. Aan Hitiers
tijd herinnert het argument: houdt
zuiver! Verder is het een
m overbevolking en epide-
bestrijden. Ongetwijfeld
speelt de factor smakelijkheid een
rol van betekenis. Een lied, op Nieuw
Calëdonië gezongen ter opening van
het „jacht"-scizoen, begon met de
regel: Nu is het de tijd der dikke
mensen. Voor velen gold eenvoudig
de wet: Eet of wordt gegeten! Een
ontdekkingsreiziger op Nieuw Guinee
drukt zich aldus uit: Aan de rand
van het bivak is het sterftecijfer veel
hoger dan meer naar het centrum!
Schrijver hing elke avond een gaso-
linelamp aan een paal op en genoot
daardoor een grotere veiligheid, want
wie kan de zon terugbrengen wan
neer die reeds is ondergegaan? Dat
moet iemand zijn, die met bovenna
tuurlijke krachten is toegerust. Bo
vendien werd een tweede, minstens
zo groot gevaar op een afstand ge
houden: het koppensnellen.
Een Papoeakrijger, die bovenge
noemde schrijver vergezelde, had in
diens tijdelijke afwezigheid een man
verorberd. Hij had de verleiding niet
meer kunnen weerstaan. Maar hij
wist dat er iets voor hem op zat, wan
neer de blanke terugkeerde. Hij be
gon dus op te merken dat een omge
vallen sagopalm de man had gedood.
Toen dit excuus voor onmogelijk ge
houden werd, zei hij: de boom viel
op zijn arm, wat is nu een krijger
met één goede arm. Hierop had het
opperhoofd van de stam waartoe de
man behoorde, deze, als zijnde on
bruikbaar, gedood en toen? Ja, toen
moest hij het slachtoffer opeten,
want hoe kon hij anders aan kracht
komen? Zolang er blanken bij waren
hadden die de kracht, maar in dit
geval?
In zulke omstandigheden zijn er
geen remmen, evenals bij een spe
ciaal georganiseerde sneltocht. Op die
momenten breekt het wilde beest in
de mens los, evenals in een moderne
oorlog, wanneer het van man tegen
man gaat.
Het snellen moet ook kracht aan
de sneller bezorgen en waar die voor
al in het hoofd gedacht wordt, ligt
aan dit afschuwelijk gebruik hun
godsdienstige opvatting ten grond
slag. Het ligt voor de hand zo nodig
menseneten en koppensnellen te com
bineren. De onuitgesproken gedach-
tengang is ongeveer de volgende: Het
jachtwild schuwt de dorpen. Men
moet er dus op uit. De ene partij
ontmoet een andere die met hetzelf
de doel op stap is. Is de andere
groep kleiner, dan is het resultaat:
Winst voor de eigen partij wat kop
pen en vlees betreft. Is de e igen
groep kleiner, dan verlies van deze
kostbare artikelen. Zijn beide partij
en gelijkwaardig dan vermijdt men
de strijd en gaat vrolijk verder.
Voor een jonge man is het snellen
een voorwaarde om te kunnen trou
wen. Het is dus niet zo dat hij haar
het hoofd op hol brengt. Hoe weinig
telt op deze wijze een mensenleven
en is de verkwisting van levens een
verlengstuk van die in ds natuur.
Charles Miller, schrijver van het
somtijds adembenemende boek: Can
nibal Caravan, is eenmaal gedwongen
geweest een sneltocht mede te ma
ken van de Kaya-Kaya's tegen de Di-
goels in Zuid Nieuw-Guinee. Wanneer
de lezer verschillende bijzonderheden
onthouden worden in dit artikel is het
geheel nog erg genoeg.
De door sagoeweer alcoholische
drank uit sago bereid benevelde
krijgers, die hun gezichten met grij
ze klei hebben ingesmeerd, vergade
ren de avond vóór de grote dag van
vertrek in tegenwoordigheid van de
versierde schedels der dode stamge
noten. Het dof geluid der trommen
klinkt luguber en meermalen gaat
een huivering door de rijen der licht
ontvlambare gemoederen. De gees
ten der gestorvenen nemen deel aan
de ceremoniën en wanneer er die
avond tien lichamelijk niet volwaar-
digen gedood worden gaan hun do-
denzielen naar de geesten der voor
ouders, die zodoende tevreden gesteld
en de onderneming gunstig gezind
zijn. Het opperhoofd en de medicijn
man, die afschuwelijke maskers dra
gen en aldus als geesten zijn ver
momd, voltrekken genoemde „plech
tigheden".
De volgende morgen begeeft een
stoet van mannen en vrouwen
dezen zullen de zorg hebben over de
mee te nemen schedels en het men
senvlees zich in de boten en na
vijf dagen wordt de plek bereikt die
men zich tot doel gesteld heeft. Het
dorp wordt 's avonds in diep stil
zwijgen omsingeld en dan op een
schril gefluit van de medicijnman
volgt de aanval op de niets vermoe
dende, slapende bewoners, gepaard
gaande met verschrikkelijke oorlogs
kreten. Stenen bijlen vliegen door de
lucht en dringen de zwakke hutwan
den binnen. Van de aangevallenen be
ginnen zich enkelen teweer te stellen,
wanneer ze van de eerste schrik be
komen zijn en vechten uit lijfsbehoud
als duivels. Na de aanval met de
bijlen volgt een snelvuur met pijlen.
De schrijver, plotseling bedreigd door
uitbrekende Digoels is met één slag
weer soldaat in de wereldoorlog en
vuurt onophoudelijk zijn pistolen af.
Voor hem bestaat op dat ogenblik,
evenals voor de koppensnellers,
slechts één woord: doden. In de hitte
van het gevecht kunnen de met grij
ze klei ingesmeerde Kaya-Kaya's el
kaar herkennen, hetgeen geen be
zwaar blijkt te zijn; integendeel
om een oude vete op deze plek gron
dig te beslechten.
Onmenselijke tonelen spelen zich
af. Als twee mannen dezelfde sche
del begeren, die hun voortaan levens
kracht moet verlenen, moet een van
beiden van het wereldrond verdwij
nen. Het laatste geluid dat de ster
vende vijand geeft wordt nauwkeurig
onthouden, want dit zal de nieuwe
naam voor de jeugdige sneller zijn.
Met hun weerzinwekkende lading
keren de aanvallers in de boten naar
hun woonplaatsen terug. Ze hebben
wraak genomen op degenen die hen
eertijds op dezelfde wijze hebben ver
rast. Bij het feest dat thuis volgt
schijnt de mens al zijn remmen te
verliezen. Met een ongeëvenaard uit
houdingsvermogen speelt men „de
beest". Het begeleidend dansen wordt
72 uren aan één stuk voortgezet.
De meegebrachte schedels worden
vervolgens geprepareerd. Wie weet
wat het betekent een konijn te villen
heeft aan deze toelichting allicht vol
doende om zijn eigen fantasie aan te
Lezer, wanneer u weet dat vóór
de komst van de pionier-zendeling
Nommensen onder de Bataks op Su
matra, deze thans op kerkelijk gebied
vaak zo actieve bevolking ook kanni
balisme bedreef, dan begrijpt u hoe
veel zegen de zending alleen al bren
gen kan door deze afschuwelijke ze
de te doen verdwijnen. R.H.
plaats kan gebeuren door haar in het
bezit te laten van haar natuurlijke
schuilplaatsen en ze daar met rust te
laten. Uit ervaring weet ik, dat boeren
veelal een vleermuis van de zolder
jagen of dood maken terwijl b.v. een
zwaluw altijd en overal geduld wordt.
En toch is de vleermuis nuttiger.
Laten we haar daarom vriendelijker
bejegenen en beseffen, dat zij onze
bondgenoot is bij het vernietigen van
ontelbare schadelijke insecten.
„\y-AAROM is Jan niet op de club
vandaag?"
Ja, dat lijkt nu een doodgewoon
vraagje, zo onschuldig als een pas
geboren lammetje. Een vraagje van
leider aan Jan's kameraadje; of aan
zijn broertje of zusje; of desnoods
onder op de trap aan zijn moeder;
of misschien en dan ligt de
zaak toch al op een heel klein
beetje hoger plan van jeugd
leider tot jeugdleider. Maar héél
belangrijk komt u deze vraag toch
zeker niet voor: overal missen we
wel eens jongetjes van zo omstreeks
de tien, elf jaren en ze komen heus
Wel weer opdagen!
Vergeef me dat ik hier meteen
mezelf onderbreek. Zulks ten be
hoeve van een elk die met enige
vorm van jeugdwerk, zondag
schoolwerk, clubwerk, padvinderij
of wat ook te maken heeft. Het
mag nooit en te nimmer een dood
gewoon vraagje wezen waar of
een ontbrekende uithangt, want
deze afwezige is een mens met een.
eigen willetje. Mogelijk geeft hij
de brui aan uw hele gedoe; moge
lijk is hij doodziek; mogelijk test hij
enkel maar eens uw toewijding en
ijver. Maar wat er ook aan de
hand zij, hij moet beseffen dat hij
„gemist" werd en dat uw eigen
ernst groter is dan de zijne, zodat
hij u reeds daarom alleen als een
waarachtig leider kan beschouwen.
Niemand mag vergeten dat ergens
tussen het tiende en zeg vijftiende
levensjaar duizenden kinderen
allerlei vormen van kerkewerk de
rug toekeren. Dat zij daartoe de
kans kregen, is de schuld en öe
zonde der kerkelijke arbeiders en
arbeidsters, die het maar zo'n on
betekenend niemendalletje vonden
dat hun Jantje of Sjaantje die mid
dag of avond niet present was.
Daarom, er bestaat geen grotere
vraag dan deze: „Waarom is Jan
vandaag niet op de club?"
Die vraag groeit naarmate we
Jan beter kennen. Weer moet ik
hier halt houden en met een triest
hart constateren dat er ontelbare
zogenaamde clubleiders en leidsters
bestaan, de voor elk examen be-
treffende hun Jannen grandioos
zouden zakken. Voor hen is Jan
enkel maar „die jongen daar" met
zijn borstelkuifje of met zijn wa-
terig-blauwe ogen of met zijn al
te grote mond of met zijn leuke
snoet, meer niet. Een dergelijk
kencritisch oordeel is natuurlijk
van nul en generlei waarde: men
behoort op zijn minst te weten
of die ogen, die mond, dat haar of
die snoet aan Vader of Moeder,
aan omstandigheden of verwacn-
tingen te danken zijn. En aange
zien er nog geen menselijke deter-
min erinpsal bums bestaan in de
trant van „blauwe ogen zijn steeds
kenmerkend voor dat en dat gees
tesproces"; of „borstelhaar
Uit de
VOLKSWIJK
garandeert het navolgende com
plex", mogen we nooit errp.ee vol
staan om mensen enkel naar hun
uiterlijke verschijning te kennen
en te beoordelen. Pas op voor sym
pathie en antipathie, pas op voor
knusse onderonsjes met schattige
snoezen en snuitjes, die werkelijk
wel weten dat ze met één schalkse
blik de wereld aan hun kleine
voeten brengen! Niemand is jeugd
leider o, dat het alom verstaan
werde! die niet worstelt nm
steeds meer achtergronden van de
hem toevertrouwde levens te ken
nen. Geloof ons: wij kennen die
Jan ondertussen wel. Wij kennen
zijn huis en niet enkel in de zin van
straat en huisnummer, maar in de
diepere zin dat we zijn dagelijks
en nachtelijk verblijf kennen. We
weten waar hij slaapt en eet en
drinkt en zich wast, of liever dat
laatste behoorde te doen, maar zo
ver brengt hij het zelden. We weten
wie zijn moeder is en hebben elders
en bij geluk ook zijn vader ont
moet. We kennen zijn opoe en de
rol welke zij in zijn leventje speelt,
maar ook zijn onderwijzer en diens
gedachten omtrent Jan's ijver, vlyt
en vorderingen. En daaruit mug
men gerust concluderen dat deze
ene Jan, die overigens slechts één
van de twintig jongens is van een
clubje, dat op zijn beurt weer
slechts één van de honderd activi
teiten van ons werk is, al heel wat
aandacht en arbeid onzerzijds heeft
geëist. Maar dat is wel heel nood
zakelijk, want Jan is een mens en
ofschoon de waarde van de aan dit
ene mensenkind jaarlijks besteed
de gelden zo rond de vijftig gulden
zwerft, zo is zijn ziel onbetaalbaar
en onschatbaar duur gekocht.
Ja, wij kennen Jan. De kennis
making dateert van twee jaar ge
leden en is het gevolg van een
huisbezoek. Op een zomerse dag in
een Meimaand als thans. Een dag
zonder veel resultaat, omdat de
warme zon de mensen uit de dompe
huizen had weggelokt totdat op
eens bij Jan Jan en alleman thuis
bleek, inclusief de oudste broer
van achttien diz vaal en lamlendig
tegen de tafel zat te zitten. Zo vaal
en lamlendig dat ik op een moment
informeerde of hem wat man
keerde. wwrop de ganse familie
nadrukkelijk knikte en verklaarde
dat men hem al twee dagen lang
naar bed had villen hebben omdat
het toch geen pas gaf om met zo'n
difteritits rond tc blijven hangen.
Waarop ik zelf weer eens gecon
fronteerd stond met vrij vreemde
opvattingen over volksgezondheid
en de verspreiding van bepaalde
ziekten, maar tegelijk noteerde dat
in dit gezin aan dit pukje aandacht
besteed diende te worden. Omdat
ie er ook zo pips uitzag, je hem
net zes jaar zou geven hoewel hij
er ruim acht noteerde en hij zo
kennelijk niet op de meest juiste
wijze werd grootgebracht. Maar
waar is dit Jantje dan vandaag
daarmee zit utu piekerende
WIJ KPREDIKANT.
G. E. VALST AR