HANDEN
MOUWEN
Zondig zwijgen
2
ZONDAGSBLAD 17 MEI 1952
HEESWIJK
uit de
EINDELIJK was er in Doornenberg
een garage gekomen. En op een
prachtig punt: vlak bij de drukke sti-aat-
vog. waar dagelijks honderdon auto's pas
seerden. Nu de garage er was. verwon
derde zich iedereen er over dat er niet
Veel eerder een gekomen was.
De twee jonge ondernemers. Joop van
Kampen en Fred Strijbos, waren met
de aanvankelijke resultaten best tevre
den. Beiden waren in Indonesië geweest
en toen zij in het vaderland terugkeer
den, kenden zij maar één verlangen:
zo spoedig mogelijk weer aan de arbeid
te gaan. Van hun opgespaarde geld koch
ten zij een kleine jeep en trokken er op
uit om werk te zoeken. Maar dat werd
een grote teleurstelling: nergens konden
gij voor hen geschikte arbeid vinden.
En zo waren zij heel toevallig in
Doornenberg gekomen. Daar ontdekten
zij, vlak bij de straatweg, een grote
leegstaande bollenschuur. Opeens rees
in Joop een plan: als zij hier eens een
garage begonnen! In Indonesië hadden
zij niet veel anders gedaan dan auto's
herstellen. Zij v/aren met dit vak dan
ook uitnemend op de hoogte.
De schuur bleek het eigendom te zijn
van zekere mijnheer Van der Berg. Maar
deze was met zijn beide dochters met
vacantie en zou wel een maand wegblij
ven. Dus ook deze prachtige kans zou
weer op niets uitlopen..
Joop besloot echter alles op alles te
petten. Hij wist de sleutel van de schuur
te bemachtigen en verzekerde aan de
tuinman van Van der Berg. dat zijn
meester wel geen bezwaar zou maken.
Zo waren beide jongens dan hun on
derneming begonnen. Kort na de ope
ning der garage meldde zich reeds de
eerste klant. En toen zij een paar weken
•an de slag waren, hadden zij volop
werk. Zij staken de handen uit de mou
wen en waren met het behaalde succes
uiterst tevreden.
Toch hing er een donkere schaduw
©ver hun geluk: Wat zou de heer Van
der Berg zeggen over hun eigenmachtig
brutaal optreden. Met angst en vreze
zagen zij dan ook diens terugkeer te
gemoet.
Op een nacht werden zij gewaarschuwd
dat op de straatweg een luxe wagen
'panne had gekregen. Joop zou wel even
gaan helpen en begaf zich met zijn jeep
op weg. De bestuurder van die wa
gen bleek niemand anders te zijn dan
de heer Van der Berg, eigenaar van
bun „garage". Joop kreeg opdracht de
wagen geheel in orde te maken en hem
zo spoedig mogelijk af te leveren. En
dan moesten de beide „firmanten" bij
hun „huisbaas" maar eens op het mat
je komen!
Met sombere gevoelens begaven de
jongens zich naar „Ruimzicht", de gro
te villa, waar de heer Van der Berg
woonde. In een groot vertrek moesten
zij een tijd lang wachten. Aan de wand
hingen prachtige schilderijen. De bewo
ner van dit huis had daar een grote ver
zameling van.
Eindelijk trad de heer des huizes bin
nen, gevolgd door zijn beide dochters.
Hij monsterde de jongens en ging toen
achter zij* bureau zitten.
„Zo", zei hij, terwijl hij de jongens
niet bepaald vriendelijk aankeek, „daar
hebben we dus de beide firmanten. Mooie
methoden houden dc heren er op na,
dat moet ik zeggen. Maken gebruik van
mijn afwezigheid om op een onoirbare
wijze de sleutels van mijn tuinman los
te krijgen. Een paar mooie exemplaren
zijn jullie, dat moet ik zeggen. Weten
jullie wel, dat ik maar even het gemeen
tehuis behoef op te bellen en jullie zit
ten achter slot en grendel? Dat kan
jullie gevangenisstraf kosten, weten jul
lie dat wel? Wederrechtelijk bezit nemen
van eens andermans eigendom! 't Is
fraai, dat moet ik zeggen!"
Schuldbewust keken de beide jongens
voor zich. Maar Joop kon zich ten les
te niet meer inhouden. Hij hief zijn
hoofd omhoog, zag de verbolgen man
fier aan en antwoordde op rustige toon:
„Ik erken, dat we ons schuldig hebben
gemaakt aan een strafbaar feit. Wij heb
ben er echter cprecht spijt van, mijn
heer en wij willen u schadeloos stellen.
Ziet u het voor ditmaal door de vin-
gers en laat ons dit bedrijf, waèrin wij
©ns brood kunnen verdienen, behouden.
Bovendien betekent een garage een aan
winst in dit dorp. Wij zitten in uw schuur
op een mooi punt en u hebt meer be
lang bij een verhuurde schuur dan bij
een leegstaande."
Mijnheer Van der Berg keek nog eens
naar de jongens en baste toen: „Is m'n
wagen klaar?"
„Jawel, mijnheer. Hij is helemaal in
orde. bovendien doorgesmcerd en schoon
gemaakt."
„Mooi, de rekening.'"
„Wij hebben gemeend, mijnheer", be
lton Fred aarzelend, „deze reparatie
als een schadeloosstelling
„Niks geen schadeloosstelling!" brul
de de man achter het bureau. „Ik be
taal hetgeen ik schuldig ben!"
„Wij hebben geen rekening uitgeschre
ven. mijnheer", verduidelijkte Joop,
„eh", voegde hij er enigszins schalks
aan toe, „ik weet op het ogenblik zo
pok niet te zeggen, hoe groot de kos
ten zijn. Wij zullen u te zijner tijd wel
een nota zenden, als u daar bepaald
•p staat."
„Zeker, daar sta ik op. Zo, dat is dus
in orde. En nu de huur van mijn
schuur. Ik heb hier een contract, dat
per 1 Augustus is ingegaan. Het geldt
telkens voor een jaar en zonder opzeg
ging, drie maanden tevoren, wordt de
overeenkomst automatisch weer voor
een jaar verlengd. Eigenlijk had ik jullie
er door een deurwaarder moeten laten
uitzetten, maar als ik dat gedaan had,
zou ik ruzie gekregen hebben met mijn
dochters. Zij zijn eens naar jullie gara
ge wezen kijken en aan haar heb je te
danken, dat ik tenslotte maar besloten
heb jullie de garage te laten houden.
Nou, lees het contract maar eens na."
Verheugd namen de jongens het vel
papier van hem over en lazen het door.
Ze konden hun ogen haast niet geloven.
Zelf hadden ze in hun kamertje boven
de schuur al eens een huurprijs geschat,
maar de in het contract genoemde was
nog minder dan de helft, welke zij ver
wacht hadden!"
„Daarmee gaan we volkomen accoord,
mijnheer," antwoordde Fred, terwijl bij
lachend zijn vriend aankeek.
„Teken," beval de heer des huizes.
Ze wilden hun humane huisbaas be
danken, maar daarvan wilde hij niets we
ten. „Ik zal van tijd tot tijd de garage
komen bekijken en denk er om, dat jullie
haar niet afbreken. Als er wat aan ge
repareerd of verbouwd moet worden,
zeg je het me maar. Ik wil niet, dat mijn
huurders over me te klagen hebben."
De jongens reden de gerepareerde auto
in het koetshuis en stapten toen weer
naar hun jeep om terug te rijden naar de
garage, opgelucht en tevreden omdat ze
in hun bedrijfje mochten blijven.
„Zo, garagehouders, tevreden over het
bereikte resultaat?" Van achter een boom
waren de beide meisjes plotseling te
voorschijn gekomen.
„Nou, en of!" antwoordde Joop glun
derend. „En daarvoor moeten wij U bei
den eigenlijk bedanken, want zonder Uw
hulp zou Uw vader misschien niet zo
toegevend en vergevingsgezind geweest
„U kent papa niet", zei het ene meis
je, dat Greet heette, „hij moppert wel
eens en toen hij pas hoorde, op welke
wijze jullie in het bezit van de sleutels
van de schuur gekomen bent, was hij
niet te genieten, maar naderhand vond hij
het een goede mop en is nu van mening,
dat jullie niet meer weg mocht gaan. Wij
hebben nu ook een auto, dus is een ga
rage onmisbaar geworden in ons dorp."
de kennismaking geweest met
„Mijn trouwe vriendei
mijnheer Van der Berg en zijn beide
dochters Greet en Annie.
De beide meisjes mochten de jongens
wel. Dat waren tenminste kerels, die
niet bij de pakken bleven zitten maar de
handen uit de mouwen staken. Zij gin
gen wel eens een kijkje in de garage ne
men en genoten er dan van, dat dc jon
gens 't steeds drukker kregen. Dag en
nacht stonden zij klaar om hun klan
ten te helpen en 't duurde niet lang of
de garage van Doornenberg had overal
een goede naam.
Joop voelde zich vooral tot Greet aan
getrokken en hij merkte spoedig, dat het
meisje hem niet opgenegen was. Zy
maakten samen een tochtje en Joop sprak
haar van zijn liefde. En Greet van der
Berg erkende, dat zij geen andere man
wenste dan Joop van Kampen.
Fred vond Annie veel aardiger, maar
was te beschroomd het meisje te vragen.
En zo bleven twee jonge mensen die
elkaar oprecht beminden, toch geschei
den.
Joop vroeg zich telkens af wat dc
rijke mijnheer Van der Ber£ wel zou
zeggen als hij de hand van zijn dochter
zou komen vragen. Maar in dat opzicht
stelde Greet hem gerust. Haar vader
was een man, die met hard werken tot
welvaart was gekomen. En hij had meer
respect voor durf en ondernemingsgeest
dan voor geld en deftigheid. Neen, in dat
opzicht behoefde Joop zich niet ongerust
te maken.
€E2B!B®
Verder zeiden ze tot elkaar:
„Wij handelen onbehoorlijk.
Deze dag is een dag van goede
tijding". 2 Kon. 7: 9a.
f\E inwoners van het belegerde
Samaria tuaren ten dode opge
schreven. Men wachtte slechts op
capitulatie. De honger spaarde nie
mand.
Ook de vier melaatsen niet, die
tegen de muur kampeerden om daar
de dood af te wachten. Ze besloten ten
einde raad, eenvoudig naar het kamp
van de Arameeërs te gaan, en te zien
wat er verder gebeurde. Veel risico
liepen ze niet, de dood dreigde van
alle kanten.
En deze mannen doen dan een ont
dekking. Onder dekking van de nacht,
trekken ze strompelend het vijandig
kamp binnen. Een dag vroeger of later
sterven maakt geen verschil. Maar er
is nergens een vijand te vinden. Gods
onzichtbaar wapen heeft ze alle in
paniek op de vlucht gedreven. Met
achterlating van alle have en bezit.
Neen, deze stakkers zijn niet beter
dan iemand van ons, ze gaan eerst
voor zich zelf zorgen. Ze eten en drin
ken tot ze niet meer kunnen. En gaan
van de ene tent naar de andere. Niet
één van hen denkt nu aan de dood, ze
vergeten hun melaatsheid, en gaan
voor de toekomst zorgen. Hier ligt van
alles voor het grijpen. Goud en zilver
en kleding worden goed verstopt.
Dan in eens dringt het onbehoorlijke
van hun gedrag tot hen door. Egoïsten
zijn ze die zich aan Gods wonderen te
goed doen, en aan hun stadgenoten
dachten ze niet. Nu wordt er weer
krijgsraad gehouden. Er geschiedt een
tweede wonder, ze vinden zichzelf
terug. Vier uitgestoten bacillendragers
leren zien. dat God hen geroepen heeft
tot een blijde taak. Gods daad moeten
ze melden, en spoedig, aan de poort-
xoachters en de vertwijfelde Samari
tanen.
Nauwelijks is de zon wakker, of
ze staan hun blijde boodschap, met
schorre stem omhoog te roepen. Het
zondig zwijgen ioordt doorbroken. De
Here heeft grote dingen gedaan. Kom
en zie, dat Elisa's bespottelijk ge
maakte boodschap, echt waar is. De
geduchte vijanden zijn door Gods
adem uiteengejaagd. De dreiging van
de hongerdood is radicaal verdwenen.
Eet en drinkt en weest blij met ons, de
dag der bevrijding is aangebroken.
De eerste helft van de bloeimaand
zal voor ons Nederlanders wel tot
m verre toekomst een eigen stempel
blijven dragen.
Er is dan zoveel om over na te
denken. Hoe nu twaalf jaren geleden
de Duitse weermacht onze grenzen
overtrok, en in enkele dagen langs een
weg van ruïnes en graven onze vrij
heid roofde. Wie zal de vijf jaren van
hun schrikbewind vergeten? Aan onze
aandacht trekken de duizenden voor
bij, die gedurende die tijd het slacht
offer werden van hun onmenselijke
wreedheid.
Kort duurde hun heerschappij u-at
zijn vijf jaren in de historie der vol
keren? Wie zal de daq vergeten van
de weerkeer der vryhetd, toen we uit
geput in de bedehuizen samenkwamen
om God te danken, dat we deze dag
mochten beleven.
Maar ook ons dreigt het gevaar van
het zondig zwijgen. We mogen het
vertellen aan komende geslachten,
hoe de Almachtige uitkomst en red
ding bracht, toen de nood op het
hoogst leek. Zonder het volkomen te
beseffen wellicht, hebben we een
bladzijde uit de wereldgeschedenis be
leefd, waarvoor wij ome God nooit
genoeg kunnen dankbaar zijn.
Zo worden we bewaard voor ont
sierende excessen, gaan lettend op Zijn
daden en gehoorzaam aan Zijn ordeJ
ningen in geloofsvertrouwen de toe
komst tegen. De Here heeft grote
dingen aan ons gedaan, dies zijn we
dankbaar en blij.
Leidschendam. Ds. A. J, BOSS.
En zo toog Joop andermaal naar „Ruim
zicht". Hij werd er hartelijk ontvangen.
„Ga zitten", zei Van der Berg joviaal,
„en vertel eens, wat er aan de hand is".
Joop zette zich in een der fauteuils
naast het bureau, schraapte zijn keel,
trok zün broekspijpen een eindje om
hoog en frunnikte wat aan zijn das. Toen
sprak hij: „Mijnheer Van der Berg.
Greet en ik zijn het volkomen eens met
elkaar. Ik vraag U bij deze uw toestem
ming tot een officiële verloving. Als u
er geen bezwaar tegen hebt, willen wij
het volgend voorjaar trouwen."
De heer Van der Berg legde zijn pijp
uit de mond en schoof zijn bril omboog
..Wel wel" zei hü eindelijk, duidelijk
van zijn verrassing blijk gevend, „daar
hoor ik van op. Werkelijk, daar hoor ik
van op. Dus jullie willen zich verloven
Tja, wat moet ik daarop zeggen? Greet
is een bijdehandje en jij bent ook niet
op je mondje gevallen, dat weet ik, dus
er zal weinig aan te doen zijn, denk ik.
Als jullie van elkaar houden, welnu,,dan
zal ik de laatste zün om een spaak in bet
wiel te steken. Ik geef dan ook mijn
toestemming. Weest gelukkig met elkan
der, kinderen!"
Tijdens het verlovingsfeest dat on
der grote belangstelling werd gevierd
kwam het in .Ruimzicht" tot een gewel
dige opschudding. Op geheimzinnige wij
ze bleek een aantal schilderijen gesto
len. Joop zette de' dieven na tot in Am
sterdam, waar in een oud pakhuis de
kostbare verzameling werd gevonden.
Terwijl een paarse streep in bet Oos
ten het begin van de nieuwe dag aan
kondigde, snelde Joop in zijn wagentje
weer terug naar Doornenberg. Hij be
greep, dat hü op een onmogelijk uur in
het dorp zou aankomen en het leek hem
maar het beste, om rechtstreeks naar
bed te gaan. De Amsterdamse politie zou
de burgemeester telefonisch op de 1-oogte
stellen en deze zou de heer Van der
Berg wel verwittigen. En dan boorde
Greet het immers ook!
Tegen ach,ten was hij voor de garage,
die door zijn knecht al geopend was.
Deze begroette hem bly en zei: „Er is al
een paar malen opgebeld, mijnheer, van
„Ruimzicht". Of U, zodra U m het dorp
was, na3r „Ruimzicht" wilde rijden".
Zuchtend kroop Joop weer achter
het stuur. „Vooruit dan maar, hoewel
ik anders doodop ben".
„Ja", vervolgde de ander, „mijnbeer
Van der Berg zei, dat hü wel begreep
dat U naar uw bed zou verlangen, maar
hij zou het toch erg op prijs stellen, als
U eerst nog even kwam".
„Nou", antwoordde Joop lachend,
„een aanstaande schoonvader moet je tot
vriend houden, hè? Dus gaan we maar".
Het duurde maar enkele minuten en
toen hij de oprijlaan van de villa bereikt
had. stormde Greet al naar buiten, wui
vend en lachend.
Op dit ogenblik kwam ook dc oude
heer Van der Berg aanlopen.
.Joop. jongen, dank voor alles, wat je
voor me gedaan hebt. De burgemeester
heeft me al ingelicht en ik weet dus
dat ik deze spoedige opsporing aan jouw
kranig werk te danken hebEn zal
ik eens wat vertellen? Jullie trouwen
niet in bet komende voorjaar, maar vol
gende maand. Er is in dit huis ruimte
fenoeg en zodra we een bouwvergunning
unnen krijgen, zetten we een huisje
naast de garage neer. Waarom zouden
jullie nog lang» wachten?"
„Aangenomen!* riep Greet juichend
uit en ze vloog haar vader om de hals.
Joop drukte aangedaan de hand van
zijn aanstaande schoonvader en de twee
verloofden keken elkaar gelukkig aan.
't met Fred i
i Annie ge-
Die waren niet zo voortvarend als
Joop en Greet en 't duurde dan ook
nog een poosje eer op „Ruimzicht"
andermaal een verlovingsfeest werd ge
vierd.
Zo hebben twee Hollandse joDgona,
die de handen uit de mouwen wisten te
steken, zich niet alleen een behoorlijke
boterham maar tevens een lieVe vrouw
weten te veroveren]
ZONDAGSBLAD 17 MEI I9S2
2
—4 onz€ J€uqö-p&qïnó!f=
Die knappe J~(ector
T K ben een hond. Een héél gewone
A hond. Ik ben hélemaal zwart, al
leen op mijn kop, bij mijn ogen heb
ik een witte vlek. En mijn staart is
óók een beetje wit.
Mijn baasje noemt me Hector. Ja,
want ik heb een klein baasje en een
gróte baas. En dan is er ook nog de
vrouw van de grote baas. De grote
baas en de vrouw zijn de vader en
de moeder van het kleine baasje. En
mijn kleine baasje heet Wim. Ja,
dat wéét ik wel hoor! Want ik ben
een knappe hond.
Wil ik je eens vertellen hoé knap ik
wel ben? Luister dan maar goed.
Eens op een dag was ik helemaal
alleen thuis. Wim was met de grote
baas en de vrouw weg, héél ver weg.
Ik wist wel waar ze naar toe waren
hoor! Ze waren met de trein mee.
Want de grote baas had gezegd:
Dag Hector, wij gaan met de
trein mee. Zul je goed op het huis
passen en niet weglopen?
Dat had de grote baas gezegd. En
ik had met mijn kop geschud van
„ja". Ja hoor, baas, betekende dat,
ik zal goed oppassen.
De vrouw had me over mijn kop
geaaid en Wim had een groot bord
eten voor me neergezet. Lekker hón-
denelen. Omdat ik alleen op het huis
moest passen.
En toen waren ze alle drie wegge
gaan. De grote baas, de vrouw en
Wim. En ik moest thuis blijven. Maar
ik ben een knappe hond. Want toen
ze weg waren ben ik fijn in mijn
mand gaan liggen in de keuken. En
ik wilde nèt lekker gaan slapen, toen
ik opééns wat hoorde!
Wat was dat? Wat hóórde ik daar?
Ik zette mijn oren recht overeind om
beter te kunnen luisteren. Ja, ik hóór
de wat in de tuin! Ik hóórde kinde
ren in de tuin lopen!
Maar dat mócht toch niet? De gro
te baas had toch gezegd dat ik goed
moest oppassen? O, die stoute kinde
ren, ze móchten niet in de tuin! Ik
moest ze gauw weer wegjagen. Ik
was de hond. En ik sprong wip - wip
gauw uit mijn mand en ik liep hard
naar de luin. Ja, kijk, daar waren
een paar kinderen in de tuin, zo maar
in ónze tuin. En dat mócht niet! Ik
ging héél hard blaffen:
Woef, woef! Gaan jullie wég, uit
onze tuin! Stouterds, gaan jullie wég!
Woef! woef! Ik zal het tegen de grote
baas zeggen hoor! Jullie mógen niet
in ónze tuin. Woef! Woef! Ik moet op
het huis passen' Woef, woef, woef!
En de kinderen? Nou, ze schrokken
héél erg van me en ze liepen hard
weg uit onze tuin. En ik blafte maar.
Woef! Woef! Ga maar gauw weg,
hoor!
Maar één jongen riep:
Lelijke zwarte hond, lelijke hond!
En hij gooide zo maar een steentje
tegen mijn kop! Een steentje uit ónze
tuin. Nou en toen werd ik echt boos
en ik ging nog harder blaffen, want
ik wilde die jongen gaan pakken! Hy
mocht zomaar geen steentje tegen
mijn kop gooien. Maar de jongenen
de andere kinderen liepen hard weg,
want toen waren ze wél bang van me
geworden.
En toen alle kinderen weer uit de
tuin waren, ben ik teruggegaan naar
mijn mand in de keuken. Toen kon
ik weer een beetje gaan slapen. Maar
wat deed mijn kóp toch zeer van dat
steentje! Die lelijke jongen! Nu had
ik een zieke kop. En wat moest ik
nu doen? Ik kon toch niet met mijn
zieke kop gaan slapen? Dat kón toch
niet? Dat deed pijn!
En ik dacht héél diep na. Was Wim
er nu maar, die wist het vast wel.
Wim hielp me altijd. Maar mijn baas
je was er niet, mijn baasje was met
de trein mee.
Ik keek eens rond in de keuken. Zou
in de kast daar niets liggen voor mijn
zieke kop? Zou ik eens kijken? Maar
ik zag alleen maar een heleboel
potjes en flesjes. Nee, daar had ik
niets aan. Wat moest ik daarmee
beginnen? Dat wéét een hond immers
niet! Ook niet zo'n knappe hond als
ik ben.
Maar kijk, ja, daar lag een doek.
Een mooie witte doek. O, dat was
fijn, een doek voor mijn zere kop. Als
ik die doek om mijn kop deed, zou
ik wel gauw beter zijn. Ik pakte de
doek uit de kast, ja, en ik probeer
de die met myn voorpoten om mijn
kop te doen. O, o, wat was dat ver
schrikkelijk moeilijk! De doek gleed
telkens weer van mijn kop af. Maar
dat mocht niet. Die doek moest om
mijn zieke kop blijven zitten! Entoen
ik het een héleboel keren geprobeerd
had, gleed de doek er eindelijk niet
meer van af.
Nou, dat stond erg mooi. Iedereen
kon zó maar zien dat ik een zieke
kop had.
En toen wilde ik gaan slapen in
mijn mand. Maar wat was die mand
hard. Dat was helemaal niet prettig
voor mijn zieke kop. Hé, dacht ik,
had ik nóu maar een bed. Een écht
bed zoals Wim heeft, en geen honden-
mand.
Ik was zo ziek van mijn kop, want
die deed zo'n pijn. Zou ik in het bed
van Wim gaan liggen? Zo maar tus
sen de witte lakens? Zou ik het doen?
Dan was ik vast weer gauw beter.
Vast wel hoor!
En ja, heus, toen ben ik zomaar in
het bed van mijn baasje gaan lig
gen, tussen de witte lakens. O, wat
lag ik toen fijn. En wat was dat bed
lekker zacht! Mijn zieke kop lag zo
heerlijk op het zachte kussen. En ik
werd helemaal lekker warm. Ik trok
met mijn poten de dekens nóg ver
der over me heen. Helemaal tot mijn
zieke kop. O, dacht ik, wat zal ik nu
lekker slapen.
Mijn ogen vielen langzaam dicht en
toen ben ik zo maar in slaap geval
len. Ja, en ik heb héél lang gesla
pen. Net zolang tot Wim met de gro
te baas en de vrouw weer terug wa
ren van de reis. Maar toen ze in ons
huis kwamen, konden ze me eerst
niet vinden. En ze riepen:
Hector! Hector! Waar ben je?
Woef! Woef! blafte ik, ik ben
hier! Ik lig lekker in het bed van
Wim.
Nou en eerst waren de grote baas
en de vrouw wel een beetje boos toen
ze me vonden. Maar toen ze mijn
zieke kop zagen niet meer hoor.
O, nee! De vrouw zei wel:
Dat mag je toch niet, Hector.
Foei, honden mogen toch niet in het
bed van hun baasje kruipen. Honden
moeten altijd in hun mand slapen.
Maar ik blafte weer:
Woef! Woef! Mijn kop deed zo'n
pijn. En ik heb de kinderen toch weg
gejaagd uit de tuin, ik alleen! Ben
ik dan geen knappe hond?
Toen zei Wim:
Ja, hoor, je bent een knappe
hond.
En hij nam zo maar het kussen van
zijn bed en legde dat in mijn mand.
Dat mocht wel van de vrouw. Toen
had ik tóch een zacht kussen voor
mijn zieke kop. En met z'n drieën
hebben ze me weer in mijn mand ge-
onze BRievenBUS
Beste nichten
en neven,
Er liggen heel wat
papieren Chinezen
voor me. Allemaal
met een ruitjesbuik,
waarin m'n nichten
en neven de oplos
sing van het kruis
woord raadsel hebben
ingevuld. Er staat:
Italië, Kampen, K.S.,
tot ze, al, ij, aa, ld,
al, om, ik, Takozijl,
Amsterdam, lp, ie,
eng, Haarlem, la.
Heel wat meisjes en
jongens hadden dit
gevonden en daarom
heb ik met m'n ogen dicht de prijs
winnaars er uit getrokken. Daar
komen ze: eerste prijs Hiet Loch en
troostprijzen Dickie Ippel, Wim tian
Tuyl en Marja de Vries. Ik wil jullie
wel verklappen, dat ik reuze nieuws
gierig ben naar de oplossingen van
deze week. Ik hoop, dat ik heel wat
mooie huizen zal binnen krijgen.
Dat zijn heel wat jarigen bij jullie
thuis Nellie Waljaard. Van harte gefeli
citeerd allemaal hoor, en nog vele goede
bracht. De grote baas, de vrouw en
de kleine baas. Ze waren gelukkig
niet boos meer hoor. O, nee! En de
volgende morgen toen ik wakker werd
was mijn kop weer helemaal beter.
Toen deed mijn kop geen pijn meer.
Vind je me nu geen knappe hond?
ELLIS VAN DE BELD.
Dit is een huis, al zou je het zo
niet zeggen. En nu ia de opgave van
deze week de volgende: eerst moet
je de verschillende deeltjes uitknip
pen, daarvan een huis zien te maken
en dit opplakken cn dun het „huis
kleuren. Dus drie dingen: knippen,
plakken en kleuren. De prijzen liggen
al te wachten
jaren met elkaar. Ken de Koning
heeft een schooltuintje en daar groeien
radijsjes, spinazie, rode en groene kool.
Verzorg je hoekje maar goed Kees. Je
moet er ook eens een paar bloemen in
zetten, dat staat zo feestelijk. Ineke
Beishuizen schrijft me lets over een on
derlinge wedstrijd, maar ik begrijp niet
goed waar het om gaat Ineke. Is die
wedstrijd op school gehouden of zo?
Dini van Leeuwen vond het niets leuk
dat ze verleden week niet in dc brieven
bus stond. Dat kan ik me begrijpen,
meiski*, maar ik heb al heel wat keertje»
gezegd: we kunnen niet allemaal elke
week een beurt krygen. Het heeft ge
lukkig geregend hè Ike Bakker? Mis
schien groeit alles nu beter. Hoe staat
het met de asters in jullie tuin? Jy
bent een geluksvogel Cer Goeman, on
zo maar een nieuwe fiets te krygen. Jy
hebt er al heel wat op gereden. Hef
antwoord op jouw raadsel is geloof »k
haring. Ha. hier heb ik weer eens een
brief van Bertje van Wageningen. die
ik wilde danken voor zijn feestelijke
vlag. die hy me stuurde. Leuk joh.
Ik ben wel wat laat Hans Krebs, maar
nog van harte zeun. En ik hoop dat je
je belofte, n.l. om mij veel te schrijven,
in de toekomst houdt. Wat zag jouw
rapport er mooi uit Ditty Trouw. Ben
tien zie ik hier en zelfs negen achten.
Keurig hoor Een pluim op je hoed.
Pietje Schakel, jij kunt die prijs wel in
ruilen. Stuur mij het boek maar gauw,
dan krijg je een ander terug. Dus
jullie hebben ailemaal zitten zweten op
die schilder, Cornells van Veen. Mis
schien kan je vader wel goed huizen
bouwen en dan kan ik op myn beurt
een prima oplossing van jou tegemoet
zien. Kees Steur schrijft, dat hij hef
maar „raar" vond. dat hij niet in de
krant stond. Ach Kees er zijn raardere
dingen op de wereld, geloof my maar.
Heb ik het nu een beetje goed gemaakt?
Als jouw aardbeien ryp zyn Kees de
Pater, kom ik bü jouw eens een kijkje
nemen. Ik ben dol op aardbeien moet
je weten. Schrijf je me wanneer het zo
ver is? Jouw tekening Harm Pool.
met dat schietterTein, het transforma
torgebouw en het schip was bijzonder
duidelijk. Ik kon me precies voorstellen
waar jullie 's Woensdagsmiddags naar
toe trekken. Is het je eigen hond die je
aan het dresseren bent? Binnenkort
gaat de broer van Aris Bremer trouwen.
Dat zal een feest worderi Aris. Ik wéne
je nu vast een gezellige dag toe.
Jannte van Kalkeren, je kunt het
kruiswoordraadsel invullen, maar ook
netjes opschrijven. Je doet maar wat Je
het beste lijkt, al» ik het maar kan
lezen. Wat een prachtige tekening
heb jy mij gestuurd Dirk van Leeuwen.
Ik zou best in „Mcrwelust" willen wo
nen want ik ben erg graag op een
boerdery. jij ook? Heel hartelijk be
dankt. - Ja hoor ..Midvoor", ik ben
wel eens in Haren geweest. Ik weet nog
wel dat ik daar toen op een terrasje
eens een ysje van myn vader heb ge
kregen, maar hoe de weg heette waar
deze „plechtigheid plaats had" weet ik
niet meer. Het is ook al zo lang geleden.
Dus jij hebt zes geiten Jaap Vonk.
Hoe staat het met de jongste spruiten?
Wil „het" nog al groeien? Hier heb
ik weer eens twee briefjes van Lenie en
Tanneke Vrocgindewey. Hoe is het niet
jullie gezusters? Alles in „Meneersum"
nog naar wens? Fijn Wim v. d. Jagt
dat jouw zusje weer beter is en naar
school mocht. Hoe is de eerste dag
haar bevallen? Zo dus jy bent uit
winkelen geweest Jok» Jurjaaas. Dordt
is een gezellige stad he? Vooral op de
Voorstraat vind ik het altyd zo prettig.
Meisjes en jongens dit was weer onze
brievenbus. Ook deze week vergeten we
natuurlijk de nieuwelingen niet en
daarom van harte welkom: Wim van
der Bent. Emmie Prud'Homme van
Reine. Jan van Dreunen, Albert Spaans
en Tinie Plomp.
JEn dan gaan we naar de speeltuin!"