HANDEN MOUWEN Zondig zwijgen 2 ZONDAGSBLAD 17 MEI 1952 HEESWIJK uit de EINDELIJK was er in Doornenberg een garage gekomen. En op een prachtig punt: vlak bij de drukke sti-aat- vog. waar dagelijks honderdon auto's pas seerden. Nu de garage er was. verwon derde zich iedereen er over dat er niet Veel eerder een gekomen was. De twee jonge ondernemers. Joop van Kampen en Fred Strijbos, waren met de aanvankelijke resultaten best tevre den. Beiden waren in Indonesië geweest en toen zij in het vaderland terugkeer den, kenden zij maar één verlangen: zo spoedig mogelijk weer aan de arbeid te gaan. Van hun opgespaarde geld koch ten zij een kleine jeep en trokken er op uit om werk te zoeken. Maar dat werd een grote teleurstelling: nergens konden gij voor hen geschikte arbeid vinden. En zo waren zij heel toevallig in Doornenberg gekomen. Daar ontdekten zij, vlak bij de straatweg, een grote leegstaande bollenschuur. Opeens rees in Joop een plan: als zij hier eens een garage begonnen! In Indonesië hadden zij niet veel anders gedaan dan auto's herstellen. Zij v/aren met dit vak dan ook uitnemend op de hoogte. De schuur bleek het eigendom te zijn van zekere mijnheer Van der Berg. Maar deze was met zijn beide dochters met vacantie en zou wel een maand wegblij ven. Dus ook deze prachtige kans zou weer op niets uitlopen.. Joop besloot echter alles op alles te petten. Hij wist de sleutel van de schuur te bemachtigen en verzekerde aan de tuinman van Van der Berg. dat zijn meester wel geen bezwaar zou maken. Zo waren beide jongens dan hun on derneming begonnen. Kort na de ope ning der garage meldde zich reeds de eerste klant. En toen zij een paar weken •an de slag waren, hadden zij volop werk. Zij staken de handen uit de mou wen en waren met het behaalde succes uiterst tevreden. Toch hing er een donkere schaduw ©ver hun geluk: Wat zou de heer Van der Berg zeggen over hun eigenmachtig brutaal optreden. Met angst en vreze zagen zij dan ook diens terugkeer te gemoet. Op een nacht werden zij gewaarschuwd dat op de straatweg een luxe wagen 'panne had gekregen. Joop zou wel even gaan helpen en begaf zich met zijn jeep op weg. De bestuurder van die wa gen bleek niemand anders te zijn dan de heer Van der Berg, eigenaar van bun „garage". Joop kreeg opdracht de wagen geheel in orde te maken en hem zo spoedig mogelijk af te leveren. En dan moesten de beide „firmanten" bij hun „huisbaas" maar eens op het mat je komen! Met sombere gevoelens begaven de jongens zich naar „Ruimzicht", de gro te villa, waar de heer Van der Berg woonde. In een groot vertrek moesten zij een tijd lang wachten. Aan de wand hingen prachtige schilderijen. De bewo ner van dit huis had daar een grote ver zameling van. Eindelijk trad de heer des huizes bin nen, gevolgd door zijn beide dochters. Hij monsterde de jongens en ging toen achter zij* bureau zitten. „Zo", zei hij, terwijl hij de jongens niet bepaald vriendelijk aankeek, „daar hebben we dus de beide firmanten. Mooie methoden houden dc heren er op na, dat moet ik zeggen. Maken gebruik van mijn afwezigheid om op een onoirbare wijze de sleutels van mijn tuinman los te krijgen. Een paar mooie exemplaren zijn jullie, dat moet ik zeggen. Weten jullie wel, dat ik maar even het gemeen tehuis behoef op te bellen en jullie zit ten achter slot en grendel? Dat kan jullie gevangenisstraf kosten, weten jul lie dat wel? Wederrechtelijk bezit nemen van eens andermans eigendom! 't Is fraai, dat moet ik zeggen!" Schuldbewust keken de beide jongens voor zich. Maar Joop kon zich ten les te niet meer inhouden. Hij hief zijn hoofd omhoog, zag de verbolgen man fier aan en antwoordde op rustige toon: „Ik erken, dat we ons schuldig hebben gemaakt aan een strafbaar feit. Wij heb ben er echter cprecht spijt van, mijn heer en wij willen u schadeloos stellen. Ziet u het voor ditmaal door de vin- gers en laat ons dit bedrijf, waèrin wij ©ns brood kunnen verdienen, behouden. Bovendien betekent een garage een aan winst in dit dorp. Wij zitten in uw schuur op een mooi punt en u hebt meer be lang bij een verhuurde schuur dan bij een leegstaande." Mijnheer Van der Berg keek nog eens naar de jongens en baste toen: „Is m'n wagen klaar?" „Jawel, mijnheer. Hij is helemaal in orde. bovendien doorgesmcerd en schoon gemaakt." „Mooi, de rekening.'" „Wij hebben gemeend, mijnheer", be lton Fred aarzelend, „deze reparatie als een schadeloosstelling „Niks geen schadeloosstelling!" brul de de man achter het bureau. „Ik be taal hetgeen ik schuldig ben!" „Wij hebben geen rekening uitgeschre ven. mijnheer", verduidelijkte Joop, „eh", voegde hij er enigszins schalks aan toe, „ik weet op het ogenblik zo pok niet te zeggen, hoe groot de kos ten zijn. Wij zullen u te zijner tijd wel een nota zenden, als u daar bepaald •p staat." „Zeker, daar sta ik op. Zo, dat is dus in orde. En nu de huur van mijn schuur. Ik heb hier een contract, dat per 1 Augustus is ingegaan. Het geldt telkens voor een jaar en zonder opzeg ging, drie maanden tevoren, wordt de overeenkomst automatisch weer voor een jaar verlengd. Eigenlijk had ik jullie er door een deurwaarder moeten laten uitzetten, maar als ik dat gedaan had, zou ik ruzie gekregen hebben met mijn dochters. Zij zijn eens naar jullie gara ge wezen kijken en aan haar heb je te danken, dat ik tenslotte maar besloten heb jullie de garage te laten houden. Nou, lees het contract maar eens na." Verheugd namen de jongens het vel papier van hem over en lazen het door. Ze konden hun ogen haast niet geloven. Zelf hadden ze in hun kamertje boven de schuur al eens een huurprijs geschat, maar de in het contract genoemde was nog minder dan de helft, welke zij ver wacht hadden!" „Daarmee gaan we volkomen accoord, mijnheer," antwoordde Fred, terwijl bij lachend zijn vriend aankeek. „Teken," beval de heer des huizes. Ze wilden hun humane huisbaas be danken, maar daarvan wilde hij niets we ten. „Ik zal van tijd tot tijd de garage komen bekijken en denk er om, dat jullie haar niet afbreken. Als er wat aan ge repareerd of verbouwd moet worden, zeg je het me maar. Ik wil niet, dat mijn huurders over me te klagen hebben." De jongens reden de gerepareerde auto in het koetshuis en stapten toen weer naar hun jeep om terug te rijden naar de garage, opgelucht en tevreden omdat ze in hun bedrijfje mochten blijven. „Zo, garagehouders, tevreden over het bereikte resultaat?" Van achter een boom waren de beide meisjes plotseling te voorschijn gekomen. „Nou, en of!" antwoordde Joop glun derend. „En daarvoor moeten wij U bei den eigenlijk bedanken, want zonder Uw hulp zou Uw vader misschien niet zo toegevend en vergevingsgezind geweest „U kent papa niet", zei het ene meis je, dat Greet heette, „hij moppert wel eens en toen hij pas hoorde, op welke wijze jullie in het bezit van de sleutels van de schuur gekomen bent, was hij niet te genieten, maar naderhand vond hij het een goede mop en is nu van mening, dat jullie niet meer weg mocht gaan. Wij hebben nu ook een auto, dus is een ga rage onmisbaar geworden in ons dorp." de kennismaking geweest met „Mijn trouwe vriendei mijnheer Van der Berg en zijn beide dochters Greet en Annie. De beide meisjes mochten de jongens wel. Dat waren tenminste kerels, die niet bij de pakken bleven zitten maar de handen uit de mouwen staken. Zij gin gen wel eens een kijkje in de garage ne men en genoten er dan van, dat dc jon gens 't steeds drukker kregen. Dag en nacht stonden zij klaar om hun klan ten te helpen en 't duurde niet lang of de garage van Doornenberg had overal een goede naam. Joop voelde zich vooral tot Greet aan getrokken en hij merkte spoedig, dat het meisje hem niet opgenegen was. Zy maakten samen een tochtje en Joop sprak haar van zijn liefde. En Greet van der Berg erkende, dat zij geen andere man wenste dan Joop van Kampen. Fred vond Annie veel aardiger, maar was te beschroomd het meisje te vragen. En zo bleven twee jonge mensen die elkaar oprecht beminden, toch geschei den. Joop vroeg zich telkens af wat dc rijke mijnheer Van der Ber£ wel zou zeggen als hij de hand van zijn dochter zou komen vragen. Maar in dat opzicht stelde Greet hem gerust. Haar vader was een man, die met hard werken tot welvaart was gekomen. En hij had meer respect voor durf en ondernemingsgeest dan voor geld en deftigheid. Neen, in dat opzicht behoefde Joop zich niet ongerust te maken. €E2B!B® Verder zeiden ze tot elkaar: „Wij handelen onbehoorlijk. Deze dag is een dag van goede tijding". 2 Kon. 7: 9a. f\E inwoners van het belegerde Samaria tuaren ten dode opge schreven. Men wachtte slechts op capitulatie. De honger spaarde nie mand. Ook de vier melaatsen niet, die tegen de muur kampeerden om daar de dood af te wachten. Ze besloten ten einde raad, eenvoudig naar het kamp van de Arameeërs te gaan, en te zien wat er verder gebeurde. Veel risico liepen ze niet, de dood dreigde van alle kanten. En deze mannen doen dan een ont dekking. Onder dekking van de nacht, trekken ze strompelend het vijandig kamp binnen. Een dag vroeger of later sterven maakt geen verschil. Maar er is nergens een vijand te vinden. Gods onzichtbaar wapen heeft ze alle in paniek op de vlucht gedreven. Met achterlating van alle have en bezit. Neen, deze stakkers zijn niet beter dan iemand van ons, ze gaan eerst voor zich zelf zorgen. Ze eten en drin ken tot ze niet meer kunnen. En gaan van de ene tent naar de andere. Niet één van hen denkt nu aan de dood, ze vergeten hun melaatsheid, en gaan voor de toekomst zorgen. Hier ligt van alles voor het grijpen. Goud en zilver en kleding worden goed verstopt. Dan in eens dringt het onbehoorlijke van hun gedrag tot hen door. Egoïsten zijn ze die zich aan Gods wonderen te goed doen, en aan hun stadgenoten dachten ze niet. Nu wordt er weer krijgsraad gehouden. Er geschiedt een tweede wonder, ze vinden zichzelf terug. Vier uitgestoten bacillendragers leren zien. dat God hen geroepen heeft tot een blijde taak. Gods daad moeten ze melden, en spoedig, aan de poort- xoachters en de vertwijfelde Samari tanen. Nauwelijks is de zon wakker, of ze staan hun blijde boodschap, met schorre stem omhoog te roepen. Het zondig zwijgen ioordt doorbroken. De Here heeft grote dingen gedaan. Kom en zie, dat Elisa's bespottelijk ge maakte boodschap, echt waar is. De geduchte vijanden zijn door Gods adem uiteengejaagd. De dreiging van de hongerdood is radicaal verdwenen. Eet en drinkt en weest blij met ons, de dag der bevrijding is aangebroken. De eerste helft van de bloeimaand zal voor ons Nederlanders wel tot m verre toekomst een eigen stempel blijven dragen. Er is dan zoveel om over na te denken. Hoe nu twaalf jaren geleden de Duitse weermacht onze grenzen overtrok, en in enkele dagen langs een weg van ruïnes en graven onze vrij heid roofde. Wie zal de vijf jaren van hun schrikbewind vergeten? Aan onze aandacht trekken de duizenden voor bij, die gedurende die tijd het slacht offer werden van hun onmenselijke wreedheid. Kort duurde hun heerschappij u-at zijn vijf jaren in de historie der vol keren? Wie zal de daq vergeten van de weerkeer der vryhetd, toen we uit geput in de bedehuizen samenkwamen om God te danken, dat we deze dag mochten beleven. Maar ook ons dreigt het gevaar van het zondig zwijgen. We mogen het vertellen aan komende geslachten, hoe de Almachtige uitkomst en red ding bracht, toen de nood op het hoogst leek. Zonder het volkomen te beseffen wellicht, hebben we een bladzijde uit de wereldgeschedenis be leefd, waarvoor wij ome God nooit genoeg kunnen dankbaar zijn. Zo worden we bewaard voor ont sierende excessen, gaan lettend op Zijn daden en gehoorzaam aan Zijn ordeJ ningen in geloofsvertrouwen de toe komst tegen. De Here heeft grote dingen aan ons gedaan, dies zijn we dankbaar en blij. Leidschendam. Ds. A. J, BOSS. En zo toog Joop andermaal naar „Ruim zicht". Hij werd er hartelijk ontvangen. „Ga zitten", zei Van der Berg joviaal, „en vertel eens, wat er aan de hand is". Joop zette zich in een der fauteuils naast het bureau, schraapte zijn keel, trok zün broekspijpen een eindje om hoog en frunnikte wat aan zijn das. Toen sprak hij: „Mijnheer Van der Berg. Greet en ik zijn het volkomen eens met elkaar. Ik vraag U bij deze uw toestem ming tot een officiële verloving. Als u er geen bezwaar tegen hebt, willen wij het volgend voorjaar trouwen." De heer Van der Berg legde zijn pijp uit de mond en schoof zijn bril omboog ..Wel wel" zei hü eindelijk, duidelijk van zijn verrassing blijk gevend, „daar hoor ik van op. Werkelijk, daar hoor ik van op. Dus jullie willen zich verloven Tja, wat moet ik daarop zeggen? Greet is een bijdehandje en jij bent ook niet op je mondje gevallen, dat weet ik, dus er zal weinig aan te doen zijn, denk ik. Als jullie van elkaar houden, welnu,,dan zal ik de laatste zün om een spaak in bet wiel te steken. Ik geef dan ook mijn toestemming. Weest gelukkig met elkan der, kinderen!" Tijdens het verlovingsfeest dat on der grote belangstelling werd gevierd kwam het in .Ruimzicht" tot een gewel dige opschudding. Op geheimzinnige wij ze bleek een aantal schilderijen gesto len. Joop zette de' dieven na tot in Am sterdam, waar in een oud pakhuis de kostbare verzameling werd gevonden. Terwijl een paarse streep in bet Oos ten het begin van de nieuwe dag aan kondigde, snelde Joop in zijn wagentje weer terug naar Doornenberg. Hij be greep, dat hü op een onmogelijk uur in het dorp zou aankomen en het leek hem maar het beste, om rechtstreeks naar bed te gaan. De Amsterdamse politie zou de burgemeester telefonisch op de 1-oogte stellen en deze zou de heer Van der Berg wel verwittigen. En dan boorde Greet het immers ook! Tegen ach,ten was hij voor de garage, die door zijn knecht al geopend was. Deze begroette hem bly en zei: „Er is al een paar malen opgebeld, mijnheer, van „Ruimzicht". Of U, zodra U m het dorp was, na3r „Ruimzicht" wilde rijden". Zuchtend kroop Joop weer achter het stuur. „Vooruit dan maar, hoewel ik anders doodop ben". „Ja", vervolgde de ander, „mijnbeer Van der Berg zei, dat hü wel begreep dat U naar uw bed zou verlangen, maar hij zou het toch erg op prijs stellen, als U eerst nog even kwam". „Nou", antwoordde Joop lachend, „een aanstaande schoonvader moet je tot vriend houden, hè? Dus gaan we maar". Het duurde maar enkele minuten en toen hij de oprijlaan van de villa bereikt had. stormde Greet al naar buiten, wui vend en lachend. Op dit ogenblik kwam ook dc oude heer Van der Berg aanlopen. .Joop. jongen, dank voor alles, wat je voor me gedaan hebt. De burgemeester heeft me al ingelicht en ik weet dus dat ik deze spoedige opsporing aan jouw kranig werk te danken hebEn zal ik eens wat vertellen? Jullie trouwen niet in bet komende voorjaar, maar vol gende maand. Er is in dit huis ruimte fenoeg en zodra we een bouwvergunning unnen krijgen, zetten we een huisje naast de garage neer. Waarom zouden jullie nog lang» wachten?" „Aangenomen!* riep Greet juichend uit en ze vloog haar vader om de hals. Joop drukte aangedaan de hand van zijn aanstaande schoonvader en de twee verloofden keken elkaar gelukkig aan. 't met Fred i i Annie ge- Die waren niet zo voortvarend als Joop en Greet en 't duurde dan ook nog een poosje eer op „Ruimzicht" andermaal een verlovingsfeest werd ge vierd. Zo hebben twee Hollandse joDgona, die de handen uit de mouwen wisten te steken, zich niet alleen een behoorlijke boterham maar tevens een lieVe vrouw weten te veroveren] ZONDAGSBLAD 17 MEI I9S2 2 —4 onz€ J€uqö-p&qïnó!f= Die knappe J~(ector T K ben een hond. Een héél gewone A hond. Ik ben hélemaal zwart, al leen op mijn kop, bij mijn ogen heb ik een witte vlek. En mijn staart is óók een beetje wit. Mijn baasje noemt me Hector. Ja, want ik heb een klein baasje en een gróte baas. En dan is er ook nog de vrouw van de grote baas. De grote baas en de vrouw zijn de vader en de moeder van het kleine baasje. En mijn kleine baasje heet Wim. Ja, dat wéét ik wel hoor! Want ik ben een knappe hond. Wil ik je eens vertellen hoé knap ik wel ben? Luister dan maar goed. Eens op een dag was ik helemaal alleen thuis. Wim was met de grote baas en de vrouw weg, héél ver weg. Ik wist wel waar ze naar toe waren hoor! Ze waren met de trein mee. Want de grote baas had gezegd: Dag Hector, wij gaan met de trein mee. Zul je goed op het huis passen en niet weglopen? Dat had de grote baas gezegd. En ik had met mijn kop geschud van „ja". Ja hoor, baas, betekende dat, ik zal goed oppassen. De vrouw had me over mijn kop geaaid en Wim had een groot bord eten voor me neergezet. Lekker hón- denelen. Omdat ik alleen op het huis moest passen. En toen waren ze alle drie wegge gaan. De grote baas, de vrouw en Wim. En ik moest thuis blijven. Maar ik ben een knappe hond. Want toen ze weg waren ben ik fijn in mijn mand gaan liggen in de keuken. En ik wilde nèt lekker gaan slapen, toen ik opééns wat hoorde! Wat was dat? Wat hóórde ik daar? Ik zette mijn oren recht overeind om beter te kunnen luisteren. Ja, ik hóór de wat in de tuin! Ik hóórde kinde ren in de tuin lopen! Maar dat mócht toch niet? De gro te baas had toch gezegd dat ik goed moest oppassen? O, die stoute kinde ren, ze móchten niet in de tuin! Ik moest ze gauw weer wegjagen. Ik was de hond. En ik sprong wip - wip gauw uit mijn mand en ik liep hard naar de luin. Ja, kijk, daar waren een paar kinderen in de tuin, zo maar in ónze tuin. En dat mócht niet! Ik ging héél hard blaffen: Woef, woef! Gaan jullie wég, uit onze tuin! Stouterds, gaan jullie wég! Woef! woef! Ik zal het tegen de grote baas zeggen hoor! Jullie mógen niet in ónze tuin. Woef! Woef! Ik moet op het huis passen' Woef, woef, woef! En de kinderen? Nou, ze schrokken héél erg van me en ze liepen hard weg uit onze tuin. En ik blafte maar. Woef! Woef! Ga maar gauw weg, hoor! Maar één jongen riep: Lelijke zwarte hond, lelijke hond! En hij gooide zo maar een steentje tegen mijn kop! Een steentje uit ónze tuin. Nou en toen werd ik echt boos en ik ging nog harder blaffen, want ik wilde die jongen gaan pakken! Hy mocht zomaar geen steentje tegen mijn kop gooien. Maar de jongenen de andere kinderen liepen hard weg, want toen waren ze wél bang van me geworden. En toen alle kinderen weer uit de tuin waren, ben ik teruggegaan naar mijn mand in de keuken. Toen kon ik weer een beetje gaan slapen. Maar wat deed mijn kóp toch zeer van dat steentje! Die lelijke jongen! Nu had ik een zieke kop. En wat moest ik nu doen? Ik kon toch niet met mijn zieke kop gaan slapen? Dat kón toch niet? Dat deed pijn! En ik dacht héél diep na. Was Wim er nu maar, die wist het vast wel. Wim hielp me altijd. Maar mijn baas je was er niet, mijn baasje was met de trein mee. Ik keek eens rond in de keuken. Zou in de kast daar niets liggen voor mijn zieke kop? Zou ik eens kijken? Maar ik zag alleen maar een heleboel potjes en flesjes. Nee, daar had ik niets aan. Wat moest ik daarmee beginnen? Dat wéét een hond immers niet! Ook niet zo'n knappe hond als ik ben. Maar kijk, ja, daar lag een doek. Een mooie witte doek. O, dat was fijn, een doek voor mijn zere kop. Als ik die doek om mijn kop deed, zou ik wel gauw beter zijn. Ik pakte de doek uit de kast, ja, en ik probeer de die met myn voorpoten om mijn kop te doen. O, o, wat was dat ver schrikkelijk moeilijk! De doek gleed telkens weer van mijn kop af. Maar dat mocht niet. Die doek moest om mijn zieke kop blijven zitten! Entoen ik het een héleboel keren geprobeerd had, gleed de doek er eindelijk niet meer van af. Nou, dat stond erg mooi. Iedereen kon zó maar zien dat ik een zieke kop had. En toen wilde ik gaan slapen in mijn mand. Maar wat was die mand hard. Dat was helemaal niet prettig voor mijn zieke kop. Hé, dacht ik, had ik nóu maar een bed. Een écht bed zoals Wim heeft, en geen honden- mand. Ik was zo ziek van mijn kop, want die deed zo'n pijn. Zou ik in het bed van Wim gaan liggen? Zo maar tus sen de witte lakens? Zou ik het doen? Dan was ik vast weer gauw beter. Vast wel hoor! En ja, heus, toen ben ik zomaar in het bed van mijn baasje gaan lig gen, tussen de witte lakens. O, wat lag ik toen fijn. En wat was dat bed lekker zacht! Mijn zieke kop lag zo heerlijk op het zachte kussen. En ik werd helemaal lekker warm. Ik trok met mijn poten de dekens nóg ver der over me heen. Helemaal tot mijn zieke kop. O, dacht ik, wat zal ik nu lekker slapen. Mijn ogen vielen langzaam dicht en toen ben ik zo maar in slaap geval len. Ja, en ik heb héél lang gesla pen. Net zolang tot Wim met de gro te baas en de vrouw weer terug wa ren van de reis. Maar toen ze in ons huis kwamen, konden ze me eerst niet vinden. En ze riepen: Hector! Hector! Waar ben je? Woef! Woef! blafte ik, ik ben hier! Ik lig lekker in het bed van Wim. Nou en eerst waren de grote baas en de vrouw wel een beetje boos toen ze me vonden. Maar toen ze mijn zieke kop zagen niet meer hoor. O, nee! De vrouw zei wel: Dat mag je toch niet, Hector. Foei, honden mogen toch niet in het bed van hun baasje kruipen. Honden moeten altijd in hun mand slapen. Maar ik blafte weer: Woef! Woef! Mijn kop deed zo'n pijn. En ik heb de kinderen toch weg gejaagd uit de tuin, ik alleen! Ben ik dan geen knappe hond? Toen zei Wim: Ja, hoor, je bent een knappe hond. En hij nam zo maar het kussen van zijn bed en legde dat in mijn mand. Dat mocht wel van de vrouw. Toen had ik tóch een zacht kussen voor mijn zieke kop. En met z'n drieën hebben ze me weer in mijn mand ge- onze BRievenBUS Beste nichten en neven, Er liggen heel wat papieren Chinezen voor me. Allemaal met een ruitjesbuik, waarin m'n nichten en neven de oplos sing van het kruis woord raadsel hebben ingevuld. Er staat: Italië, Kampen, K.S., tot ze, al, ij, aa, ld, al, om, ik, Takozijl, Amsterdam, lp, ie, eng, Haarlem, la. Heel wat meisjes en jongens hadden dit gevonden en daarom heb ik met m'n ogen dicht de prijs winnaars er uit getrokken. Daar komen ze: eerste prijs Hiet Loch en troostprijzen Dickie Ippel, Wim tian Tuyl en Marja de Vries. Ik wil jullie wel verklappen, dat ik reuze nieuws gierig ben naar de oplossingen van deze week. Ik hoop, dat ik heel wat mooie huizen zal binnen krijgen. Dat zijn heel wat jarigen bij jullie thuis Nellie Waljaard. Van harte gefeli citeerd allemaal hoor, en nog vele goede bracht. De grote baas, de vrouw en de kleine baas. Ze waren gelukkig niet boos meer hoor. O, nee! En de volgende morgen toen ik wakker werd was mijn kop weer helemaal beter. Toen deed mijn kop geen pijn meer. Vind je me nu geen knappe hond? ELLIS VAN DE BELD. Dit is een huis, al zou je het zo niet zeggen. En nu ia de opgave van deze week de volgende: eerst moet je de verschillende deeltjes uitknip pen, daarvan een huis zien te maken en dit opplakken cn dun het „huis kleuren. Dus drie dingen: knippen, plakken en kleuren. De prijzen liggen al te wachten jaren met elkaar. Ken de Koning heeft een schooltuintje en daar groeien radijsjes, spinazie, rode en groene kool. Verzorg je hoekje maar goed Kees. Je moet er ook eens een paar bloemen in zetten, dat staat zo feestelijk. Ineke Beishuizen schrijft me lets over een on derlinge wedstrijd, maar ik begrijp niet goed waar het om gaat Ineke. Is die wedstrijd op school gehouden of zo? Dini van Leeuwen vond het niets leuk dat ze verleden week niet in dc brieven bus stond. Dat kan ik me begrijpen, meiski*, maar ik heb al heel wat keertje» gezegd: we kunnen niet allemaal elke week een beurt krygen. Het heeft ge lukkig geregend hè Ike Bakker? Mis schien groeit alles nu beter. Hoe staat het met de asters in jullie tuin? Jy bent een geluksvogel Cer Goeman, on zo maar een nieuwe fiets te krygen. Jy hebt er al heel wat op gereden. Hef antwoord op jouw raadsel is geloof »k haring. Ha. hier heb ik weer eens een brief van Bertje van Wageningen. die ik wilde danken voor zijn feestelijke vlag. die hy me stuurde. Leuk joh. Ik ben wel wat laat Hans Krebs, maar nog van harte zeun. En ik hoop dat je je belofte, n.l. om mij veel te schrijven, in de toekomst houdt. Wat zag jouw rapport er mooi uit Ditty Trouw. Ben tien zie ik hier en zelfs negen achten. Keurig hoor Een pluim op je hoed. Pietje Schakel, jij kunt die prijs wel in ruilen. Stuur mij het boek maar gauw, dan krijg je een ander terug. Dus jullie hebben ailemaal zitten zweten op die schilder, Cornells van Veen. Mis schien kan je vader wel goed huizen bouwen en dan kan ik op myn beurt een prima oplossing van jou tegemoet zien. Kees Steur schrijft, dat hij hef maar „raar" vond. dat hij niet in de krant stond. Ach Kees er zijn raardere dingen op de wereld, geloof my maar. Heb ik het nu een beetje goed gemaakt? Als jouw aardbeien ryp zyn Kees de Pater, kom ik bü jouw eens een kijkje nemen. Ik ben dol op aardbeien moet je weten. Schrijf je me wanneer het zo ver is? Jouw tekening Harm Pool. met dat schietterTein, het transforma torgebouw en het schip was bijzonder duidelijk. Ik kon me precies voorstellen waar jullie 's Woensdagsmiddags naar toe trekken. Is het je eigen hond die je aan het dresseren bent? Binnenkort gaat de broer van Aris Bremer trouwen. Dat zal een feest worderi Aris. Ik wéne je nu vast een gezellige dag toe. Jannte van Kalkeren, je kunt het kruiswoordraadsel invullen, maar ook netjes opschrijven. Je doet maar wat Je het beste lijkt, al» ik het maar kan lezen. Wat een prachtige tekening heb jy mij gestuurd Dirk van Leeuwen. Ik zou best in „Mcrwelust" willen wo nen want ik ben erg graag op een boerdery. jij ook? Heel hartelijk be dankt. - Ja hoor ..Midvoor", ik ben wel eens in Haren geweest. Ik weet nog wel dat ik daar toen op een terrasje eens een ysje van myn vader heb ge kregen, maar hoe de weg heette waar deze „plechtigheid plaats had" weet ik niet meer. Het is ook al zo lang geleden. Dus jij hebt zes geiten Jaap Vonk. Hoe staat het met de jongste spruiten? Wil „het" nog al groeien? Hier heb ik weer eens twee briefjes van Lenie en Tanneke Vrocgindewey. Hoe is het niet jullie gezusters? Alles in „Meneersum" nog naar wens? Fijn Wim v. d. Jagt dat jouw zusje weer beter is en naar school mocht. Hoe is de eerste dag haar bevallen? Zo dus jy bent uit winkelen geweest Jok» Jurjaaas. Dordt is een gezellige stad he? Vooral op de Voorstraat vind ik het altyd zo prettig. Meisjes en jongens dit was weer onze brievenbus. Ook deze week vergeten we natuurlijk de nieuwelingen niet en daarom van harte welkom: Wim van der Bent. Emmie Prud'Homme van Reine. Jan van Dreunen, Albert Spaans en Tinie Plomp. JEn dan gaan we naar de speeltuin!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10