LYBIE
werelclreió van 3^ee«$ en reeó s^navel
op de drempel der zelfstandigheid
37. Jimmy en Willy zitten vijftig meter van
de Alligator vandaan op de grote weg. Ze heb
ben veel geleerd. Bijvoorbeeld dat je geen
dorpseenden naar een Alligator moet vragen.
Dat veroorzaakt in elk geval oponthoud: óf de
inboorling wil ^et naadje van de kous weten,
óf hij krijgt vermoeden, dat hij in de veiling
genomen wordt en komt nog met onredelijke
verwijten voor de dag. Ook de gemeentehuizen
en politiebureaux leveren enkel langdradige
misverstanden op, maar de Snaters blijven on
vindbaar.
Sft. Avond, zitten Jimmy en Willy een
kopie koffie Ie. genieten op de waranda voor
het hotel „De Pluimgraaf". „Stel eens," zegt
Willy mistroostig, „dat die twee verwenste
Snatersnuiters het allang opgegeven hebben
en weer in Waterland zitten. Dan jakkeren we
achter jouw onfeilbare intuïtie aan naar 't
andere eind van de wereld. Ik vind 't goed,
'n eend moet ergens wezen, maar of Slobber
het geval financiert, betwijfel ik.. „Maar kijk
nou eens!" valt hij zichzelf in de rede.. „Kijk
es om Jimmy.. Daar zijn ze.."
39. Inderdaad hebben Kees en Trees het
voornemen opgevat, weer eens in een hotel te
overnachten en ze zouden dus hun keuze op
„De Pluimgraaf' hebben bepaald. Maar nau
welijks hebben ze Willy en Jimmy ontdekt of
Kees geeft vol gas en de Alligator schiet als
een pijl uit de boog voorbij de herberg. Jimmy
en Willy, vast besloten hun prooi nu niet meer
te laten ontsnappen, rennen naar hun auto en
zitten weldra achter de vluchtelingen aan. Die
hebben geen schijn van kans meer, want de
cineasten kunnen heel wat meer gang maken.
40. Vol afgrijzen ontruimen de dorpelingen
de weg, waarop de dolle wedstrijd zich af
speelt. Willy staat rechtop in de auto als een
generaal, die gehuldigd moet worden en hij
probeert met alle macht de Snaters te bedui
den, dat ze stoppen moeten. Maar Trees kijkt
hardnekkig vóór zich en zodra Kees een gun
stig plekje heeft ontdekt, stuurt hij zijn kar
links de berm af en het water in. Terwijl Jim
my zo plotseling remt, dat Willy een duik-
sprong maakt over zijn apparaten, dobbert de
Alligator al op de onstuimige baren van de
41. Radeloos kijkt Willy toe; hij vergeet zelfs
de historische overtocht der Snaters voor het
witte doek vast te leggen. Maar Jimmy heeft
een roeiboot bij een aanlegsteigertje zien lig
gen en in een oogwenk is zijn besluit geno
men. Willy raadt ditmaal zijn plan en rent
achter hem aan. Even later trekken ze met
alle macht de boot tegen de sterke stroom op.
Toch zou de Alligator hen nogmaals ontsnapt
zijn wanneer de stoomboot „De Zwarte Zwaan"
er niet aan te pas gekomen was. Want de
kapitein koerst aan op de aanlegsteiger en
snijdt de Alligator de weg naar de overkant
42. (t't Is altijd door een mestkar, als je
overreden wordt," pruttelt Kees, als zijn
stoutmoedige poging om de kop van de boot
te passeren is mislukt. jPas op, Kees!" gilt
Trees, „die twee filmkerels uit Waterland zijn
al vlak bij.." Maar haar waarschuwing komt
te laat. Jimmy heeft de Alligator reeds geën
terd en een ogenblik later liggen de beide
vaartuigen zij aan zij. Maar het welkom klinkt
niet hartelijk, ,,'t Geeft jullie geen zier," roept
Kees nijdig, „we gaan toch niet mee terug.
Al bad je de hele politiemacht van Waterland
meegebracht, wy zetten onze reis door Hoe
ven we niet over te praten.. Punt.. Uit."
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 26 April 1952
Een land, waar alles goedkoop is,
maar van tijd en haast
heeft men er geen begrip
DE NEDERLANDSE CONSUL IS EEN ITALIAAN, DIE ENGELS SPREEKT
DE smalle weg naar onvruchtbaar Ly-
bië ligt bijna kaarsrecht in het rood
bruine zand. Op vele plaatsen is het
zand o^er de weg gewaaid en er nim
mer van verwijderd.
Van Tunis af hebben we her en der
op de weg resten van de hier gelever
de veldslagen gezien, waaronder nog ge
vaarlijk oorlogstuig. Eén van Rommels
vliegtuigbommen, kenbaar aan het Duit
se schrift, ligt onontploft te wachten op
een argeloze automobilist of een dom-
We rijden door tot een tolboom, wel
ke met een watertoren en een woon
huis tot de enige onderbreking in het
vlakke terrein behoort. De watertoren
is nimmer afgebouwd, vanwege de oor
log. Dus wel een zeer realistische fata-
morgana.
Wanneer inderdaad de eerste indruk
de juiste is, dan moeten de Arabische
inwoners van Lybië wel prg veel ver
schillen van hun Tunesische geloofsge
noten. Een uitermate beleefde douane
ambtenaar in schoon uniform komt ons
tegemoet. Zijn werk blijkt te bestaan in
het ophalen van de tolboom en het no
teren van het autonummer. Nogmaals
beleefd groetend beduidt hij ons, dat wij
kunnen doorrijden.
Nog 35 kilometers scheiden ons van de
eigenlijke grenspost, in het stadje Zuara.
De weg loopt nu langs de kust. maar
desondanks is de hitte ondraaglijk Wii
rijden zo hard mogelijk en met de
raampjes open om een beetje frisse
lucht in de wagen te krijgen.
Kennismaking met Zuara.
Zuara wordt bereikt. Het is een grote
oase. met een luchtig gebouwd stadje.
De huizen zien er prima onderhouden
uit, en ook de woningen der Oosterlin
gen zijn in moderne stijl en ruim ge
bouwd. Het schijnt dat de Italianen,
voorzover zij voldoende aandacht aan
hun koloniën besteedden, althans voor
de huisvesting al het nodige gedaan
hebben
Het douanekantoor bestaat eveneens
uit een fraai laag gebouw Het perso
neel echter zou nimmer geschikt zijn
voor een snelbuffet. De politieman, die
onze papieren moet controleren, blijkt
te slapen Niet hier. maar thuis. Zuara
is tamelijk uitgebreid En de politieman
woont juist zo heerlijk achteraan. Een
behulpzame Arabische jongeman is ite
gen betaling!! bereid de slaapkop te
waarschuwen. Zonder stempel wordt de
slagboom niet voor ons geopend.
Wij gaan een kopje koffie drinken,
dat we niet betalen kunnen, omdat we
alleen maar Franse koloniale francs
hebben. Een chauffeur helpt ons uit de
nood en wisselt een bedrag ter waarde
van de koffie voor ons in.
Ruim een uur verloopt voordat de ge
wassen en geschoren politieagent op
komt dagen. Heeft Lybië, dat als een
kind zo blij is met z'n halve vrijheid,
zich voorgenomen een gunstiger naam
in het buitenland te veroveren dan b.v.
Egypte? Het poogt zo voorkomend mo
gelijk aan iedere buitenlander tegemoet
te treden. „Tijd" is hier echter géén
begrip, nooit geweest trouwens. In het
Oosten heeft niemand haast. Ook in Ly
bië niet. Vanzelfsprekend vindt de Ly-
bische politieman, dat hij onmogelijk
met een onverzorgd uiterlijk voor de
dag kan komen. We vragen hem in
half-Engels, half-Frans, hoe het zou moe
ten gaan wanneer er constant aan auto
mobilisten de grens wilden passeren.
Want niet alleen het wachten op de
man, ook het vervullen van de forma
liteiten brengt, met zoeken naar potlood,
woordenboeken en stempelkussen, de no
dige tijd met zich mede. Verbaasd be
leefd antwoordt hij ons, dat we de eer
ste autoreizigers zyn sedert vier dagen!
Het uniform, dat de douane- en po
liticambtenaren dragen, is een Engelse
schepping. Khakibroek met dito hemd,
de alom bekende legerkoppel en een
groene veldmuts. Epauletten van de
zelfde kleur, waarop koperen knoopjes.
Stoer poseert een der leden met een
snor volgens Engelse snit voor de foto
graaf. Z'n veldmuts heeft hij thuis lig
gen, en omdat een Mohammedaan zich
niet gaarne zonder hoofddeksel vertoont,
heeft hij een zakdoek over z'n zwarte
haardos geknoopt.
Wat dat „Mohammedaan" aangaat,
de Lybiërs verschillen ook in hun ge
loof enigszins van hun resp. Ooster- en
Westerburen. Alhoewel Mohammedaans,
behoren zij tot een iets n*nder fanatie
ke sectc. de Senussi. Het kalotje «fez)
dat de Moslin dan ook draagt is in Tu
nis rood en in Lybië wit! Bij de Senussi
komt het ook veel meer voor, dat de
vrouwen het niet zo nauw nemen met
de sluier.
Tripolis: een schone stad.
Wat U van Tripolis zoudt verwachten,
is Tripolis met. Wat wii er ons van
voorstelden, is Tripolis ook niet. We ken
nen Algiers. Cairo, grote mooie steden
in Noord-Afrika.,Tripolis was ln onze
verbeelding niet meer dan een opeen
gehoopte weerspiegeling van het achter
land. Maar de werkelijkheid bleek heel
Afrika welke wij leer
den kennen als een
schone stad. Schoon om
de bouw en schoon om
het Nederlandse iaee:
netjes. Het lijkt
of de Italia
alle
der glo-
achterbuurten, zoals
ze zagen in Tunis en in
Cairo hebben afgebro
ken. In de piaats daar
van zyn keurige straten
verrezen, prachtige bou
levards met palmberlan-
ting. pleinen met fon
teinen en erebogen.
Tripolis is een verras
sing voor ons. In Tripolis
loopt een vuilnisman, die
de papiertjes van de straten opprikt De
Arabische koopman ruimt (verplicht?)
alle afval op, dat gewoonlijk achter
blijft aan het eind van de dag.
Een heerlijk gezicht, nu eens fris wa
ter te zien neerkletteren in een vergaar
bak met waterplanten. Niemand heeft
het jef er z'n voeten in te wassen, zo
als in elke andere N-Afrikaanse stad.
Even trots als de Duitsers op zichzelf,
waren hun Italiaanse buren. Pompeus,
imitatie-Romeins zijn vele kerken en
erebogen opgetrokken, standbeelden ge
plaatst en zuilen opgericht. Denk niet,
dat de Italiaanse fascistische
ningszuilen" en „bouwwerken
rie", versierd met Mussolini'
lictorenbundel, alle geslecht zijn Even
protserig vullen zij de pleinen der stad
als vóór '43. Ze storen schijnbaar nie
mand. Maar Tripolis, dat zelf te arm is
om aan het stadsschoen in die zin iets
te verrichten doet er nu zijn voordeel
ingen uit de laatste oor
log zijn reeds alle opgeruimd of her
steld. Het Britse militaire gezag, bijge
staan door civiele autoriteiten en de
Ver. Naties, hebben met krachtige
hand de zaak aangepakt. De wegenaan
leg, vooral in het binnenland, wordt
voortgezet door het Department of Pu
blic Works, dat haar bureau en maga
zijnen overal gevestigd heeft, kenbaar
aan een groot opschrift in de Engelse
taal
De Tripolitaanse haven is kunstma
tig, evenals die van Benghasi, de hoofd
stad van het departement Cyrenaica.
Weinig schepen doen de haven aan,
want een grote handel heeft Lybië niet.
Britse en Amerikaanse oorlogsschepen
brengen echter aan de kaden wat ver
tier.
De Amerikanen bezitten enorme ba
ses in Lybië Misschien komt het daar
door, dat Lybië (nog) niet zo veel te
kort komt Amerika, Engeland, Frank
rijk en de Ver. Naties steunen het ver
armde land met een soort privé-Mar-
shall-hulp.
Rechts: Richard Gütlich, de schrijver van tftt
artikel en zijn Amerikaanse collega, bij hun auto
waarmee zij Lybië doorkruisten.
Goed hotel voor weinig geld.
gerangschikt onder de tweede prijsklas
se Per dag. omgerekend in Nederlands
geld ƒ1.60. Een eerste klasser gaat niet
hoger dan ƒ2. Een goede kamer met
accommodatie als wij gewend waren
in Tunis, en zelfs beter onderhouden.
Vruchten zijn hier spotgoedkoop. Een
blikje Nederlandse gecondenseerde melk
is goedkoper dan in Holland; Australi
sche jam m blik kost 20 cent Zo kan
men doorgaan
De salariëring Iaat echter veel te wen
sen over, en is geenszins aanlokkelijk
voor b.v. buitenlandse technici of spe
cialisten, die menen in Lybië een werk
kring te vinden. De levensstandaard is
er erg laag; daarvan kan de bezoeker
profijt trekken. Kleding, fototoestellen
en films zijn hier goedkoper verkrijg
baar dan in het land van herkomst.
Wie voor deze deviezenpot opdraait,
wie zo goed is deze import te bekosti
gen, wie het er ook aan gelegen is Ly
bië „voor zich" te behouden., het is in
elk geval een zéér kostbare geschiede
nis. Engeland draagt als bezetter-bevrij
der en toeziend voogd vanzelfsprekend
de zorg over het welzijn van deze natie
in wording. Bovendien kunnen de Ame
rikanen geen betere bases voor marine
en luchtmacht wensen dan in een land
dat „alles goedvindt" (of: niets terug kun
zeggen) en waar niemand hen op d«
vingers kijkt.
Op bezoek by Giuseppe Cassar.
Wij zetten onze tocht voort. Wij zoe
ken iets: een adres. Wij informeren bij
een Europeaan, want Arabisch spreken
wij niet. In de hoop een Fransman t«
treffen, vinden wij een Italiaan. We zoe
ken naar een Italiaan, die Engels spreekt
We vinden een Duitser.. Ah, Duits spre
ken wij ook.
Als Julius Ccasar in zijn zegewagen
rukken we op naar het Nederlandse Con
sulaat. (We hebben n.l. voor een keer
een rijtuigje genomen en de wagen ge
parkeerd)
De Nederlandse Consul is een Italiaan,
die.. Engels spreekt. De Lybische re
gering zal steeds meer voor taalkundi
ge moeilijkheden komen te staan. De
consul Giuseppe Cassar. verwelkomt
ons met een glas sinaasappelsap, en ver
telt ons dat wij het tweede Nederlandse
bezoek in een jaar tljds zijn We behoe
ven dus niet te rekenen op Nederlands
contact. Allepn in de commissie der Ver.
Naties heeft de heer Van Pelt zitting,
doch jammer genoeg blijkt hij Juist met
vacantie naar Genève tc zijn. Signor
Cassars vader en grootvader waren
reeds consul in Nederlandse dienst (in
hetzelfde huis!) en signur Cassar is daar
trots op. Een foto van het Koninklijk
Paar hangt boven zijn bureau, maar al-
es bij elkaar is het cr nog nooit van
gekomen Nederland te bezoeken of maar
Nederlands te leren.
RICHARD G(.TLICH-