O, die heerlijke rust I
kabouter Prikkebaard
2
KORT VERHAAL VAN FERDINAND LANGEN
HET was de dag na ons trouwen.
De dag dat wij zuchtend en ver
moeid uitrustten van wekenlange in
spanningen, emoties, vergissingen..
-Ja, was oom Piet een week voor ons
eigenlijk huwelijk al niet op komen
dagen, compleet met zes melkbekers
en al, omdat hij de datum niet zo
goed had gevat. En omdat hij er
toch vijf uur voor in de trein had ge
zeten, hadden wij hem niet zonder
een klein voorproefje van het feest
weer kunnen laten gaan. Wij hebben
hem toen maar een bescheiden eten
tje in de stad aangeboden, maar
achteraf is gebleken dat dat niet zo'n
gelukkig idee is geweest, want het
steedse eten heeft hem niet goed ge
smaakt. Het begon al bij de huzaren-
schelp vooraf. Met een taaie hard
nekkigheid probeerde hij met zijn
mes door die schelp heen te komen-,
wat hem op verscheidene zweetdrup-
peltjes tussen de rimpels van zijn
.voorhoofd kwam te staan. Ik liet hem
eerst maar, want het is nu eenmaal
mijn vaste overtuiging, dat men bui
tenmensen in de stad het beste hun
".eigen gang kan laten gaan, maar
toen ik zag dat dc ober, bang voor de
inventaris van de zaak, op het punt
stond om toe te schieten, zei ik zacht
jes: „Die schelp kunt u beter héél
laten, oom." Waarop oom Piet, rood
in het gezicht, mij nijdig aankeek en
toesnauwde, „Aap, moet je alles weer
beter weten. Nou, trek heb ik toch al
niet meer hoor", en de schelp verach
telijk van zich schoof. Later, bij de
bloemkool, de kruimige aardappelen
en het vlees trok hij weer bij, maar
toen wij aan de zo onschuldig uitzien
de pudding begonnen, die echter een
hart had van het koudste ijs, was het
weer helemaal mis
Enfin, oom Piet was er geweest en
daarmee was de drukte voor ons pas
goed begonnen. Wij hadden een ruim
te gehuurd, waar vroeger een kolen-
opslagplaats was geweest, maar
waarvan een handige timmerbaas een
keurig flatje had weten te maken. Al
leen die geverfde muren, ja, die
smeekten nog om een fris kwastje.
Mijn vrouw die verstand van kleuren
heeft, besliste dat het heel licht rose
moest worden. Wit, gebroken door
een snuifje rood. Wij schaften ons een
pot witte muurverf aan plus wat sig
naal rood en hoe het gebeurd is weet
ik niet, maar een half uur later zag
ons flatje eruit alsof wij er juist een
koe hadden geslacht en 't bloed over
al in het rond was gespat. Het heeft
ons emmers water en uren werk ge
kost om de sporen daarvan weer uit
gewist te krijgen en toen hebben wij
het verder maar zo gelaten.
Wij zijn die week voor ons trouwen
tot diep in de nacht bezig geweest
om alles op tijd voor elkaar te krij
gen. En nog was het bij de Burger
lijke Stand bijna mis gegaan. Daar
had men de naam van mijn schoon
vader verkeerd gespeld, men had er
een n uit vergeten, en omdat mijn
schoonvader gewend is met zijn juiste
naam te ondertekenen, vergat hij de
n niet. Grote consternatie onder de
ambtenaren en een diepgaand over
leg of daardoor dc gehele actie niet
ongeldig was geworden, was daarvan
het gevolg. Een ogenblik vreesden
wij dat alles weer opnieuw beschre
ven moest worden, maar gelukkig
lieten de ambtenaren het erbij, al
werd ons wel op het hart gedrukt er
met niemand over te praten, want
eigenlijk was het toch fout. Waarvan
hier dan acte.
De kerkgang beleefden wij onge
stoord en verder was het de hele dag
een komen en gaan van bekenden,
minder bekenden en zelfs volslagen
onbekenden. Op den duur geraakten
wij zo gewend aan handen geven en
dankbaar in ontvangst nemen van fe
licitaties dat mijn vrouw en ik nog
een hele tijd met onze hand vooruit
stonden en met een stijve glimlach
om onze kaken, vóór wij beseften dat
alles al lang voorbij was.
Maar goed, nu was het toch wel
achter de rug. Ik was die eerste mor
gen na ons trouwen opgestaan met
de heerlijke gedachte, dat wij einde
lijk alleen waren, mijn vrouw en ik.
Ik had van mijn baas nog wat va-
cantie te goed en dat konden wij best
gebruiken om eens uit te rusten, voor
het eerst samen en alleen in ons
eigen huis.
De thee geurde verrukkelijk die
morgen en toen wij aan het ontbijt
zaten en ik mijn vrouw en mij een
kopje inschonk, zei ik: „Emmy, wat
was dat toch een verbazend slecht
idee van je."
„Wat?" vroeg mijn vrouw, lichte
lijk geschrokken.
„Nou ja", kalmeerde ik dadelijk,
„ik bedoel maar dat idee van je om
een huwelijksreis te gaan maken."
„O", zei ze, „bedoel je dat. Daar
zijn we het toch al weken geleden
over eens geworden. Wij zouden het
niet doen en wij hebben het ook niet
gedaan."
„Dat is zo", zei ik, „maar ik her
inner mij nog best hoe moeilijk jij
van dat plan af te brengen was. Je
had geloof ik, wel erg je zin er op
gezet, is 't niet? En stel je voor dat
wij in plaats van zoals nu heerlijk ge
nietend van onze rust in ons huisje,
bezig waren koffers te pakken, naar
het station te rennenOp dat
ogenblik werd er gebeld. „Ik zal wel
even kijken", zei ik. Ik zette mijn
kopje thee neer en slofte door de gang
naar de deur.
Bij de deur stond een net gekleed
manspersoon, die zich als Van Sta
veren voorstelde. Daarna dook hij
met zijn hand in zijn jas en haalde
een doorschijnend doosje te voor
schijn, dat een kleurige bloem bleek
te bevatten, hij keek mij aan, blijk
baar om mijn rea.cties te bespeuren,
maar omdat ik de bedoeling van die
bloem niet begreep, bleef mijn gezicht
neutraal. „Is hij niet prachtig", zei
hij toen zelf maar, en hij voer met
een door: „Van deze bloemen leve
ren wij u een schitterend bruidsboe
ket U hoeft maar.."
„Maar mijnheer.." wilde ik hem
onderbreken. Hij liet mij echter niet
aan 't woord komen.
„Ik weet wat u zeggen wilt", zei
hij, „en toch hebt u ongelijk. Wij pre
pareren onze bruidsboeketten zo, dat
zij wekenlang fris blijven en tóch zijn
het echte bloemen."
„Dat is prachtig", zei ik. maar.."
Hij liet mij echter niet zo gauw
weer los. „En om de prijs behoeft u
het werkelijk niet te laten", zei hij,
„vanaf tien gulden.."
„Maar ik ben gisteren al getrouwd"
beet ik eindelijk door.
Hij keek mij een ogenblik onderzoe
kend aan of ik hem mogelijk voor de
gek hield. Toen dat onderzoek blijk
baar ten gunste van mijn ernst was
beslist, lichtte hij even zijn hoed en
mompelde: „Excuseert u mij. Dan
heb ik zeker de verkeerde datum op
gekregen."
„Dat denk ik ook", zei ik. Ik deed
de deur dicht en slofte weer de gang
door.
„Wie was daar?" vroeg mijn vrouw
mij.
„Och", zei ik, „iemand die mij nu
nog een bruidsboeket wilde verkopen.
En nog wel een geprepareerde. Mos
terd na de maaltijd hoor!"
„Je thee is koud geworden", zei
mijn vrouw, „zal ik je nieuwe geven?
„Graag", antwoordde ik. Ik nam
een boterham, begon die te smeren
en vroeg: „Waar hadden wij het juist
toch ook over? O ja, over die heer
lijke rust hier. Stel jc voor dat wij op
dit ogenblik met overhaast gepakte
koffers naar de trein holden
„Nee Johan", zei mijn vrouw, „zo
was mijn plan niet. Dat weet je wel.
Ik wilde dadelijk na de receptie
gaan."
„Nog mooier", antwoordde ik.
„Denk je eens in dat wij gistermiddag
na die verschrikkelijk drukke recep
tie, doodmoe van al die mensen, in
de trein waren gestapt, urenlang op
die harde ongemakkelijke banken
hadden moeten zitten, om tenslotte
met stramme ledematen in het een
of ander hotel.. En in plaats daar
van.." Op dat ogenblik werd er op
nieuw gebeld.
„Dat is ook toevallig", zei ik, ik
had juist de eerste hap van mijn bo
terham gegeten, slikte die snel door
en slofte weer de gang in. Ditmaal
stond er een slordig geklede man bij
de deur met een bruine hoed op.
„Bent u zojuist met getrouwd?" vroeg
bij.
Ik knikte weinig toeschietelijk.
„Mag ik u dan nog van harte ge
lukwensen", zei hij voorkomend.
„Dank u", antwoordde ik afgeme
ten.
,,'t Is een hele verantwoordelijk
heid", ging hij voort, „zo'n huwelijk.
Nu bent u nog met uw vrouw alleen,
maar straks als er misschien kinde
ren komen.."
„Wat is er van uw dienst?" vroeg
ik.
„Onze levensverzekering." begon
hij en ik zag al aan zijn gezicht dat
het een lange zin zou worden.
„Ik bén al verzekerd", sneed ik
hem meteen de pas af.
„O zo", zei hij een weinig verbou
wereerd. En na even nagedacht te
hebben wist hij nog: „Maar onze
maatschappij heeft aparte tarieven
voor jonggehuwden."
„De mijne ook", trachtte ik hem
schaakmat te zetten.
Maar zo gauw liet hij zich nu ook
weer niet vangen. „Onze maatschap
pij is altijd voordeliger dan welke an
dere maatschappij ook," beweerde hij
boud.
Omdat ik zag dat ik niet gemak
kelijk van hem af zou komen, zei ik
maar: „Goed, daar valt over te pra
ten. Maar nu niet. Op 't ogenblik heb
ik geen 'tijd, begrijpt u."
Hij was met deze halve overwinning
zichtbaar tevreden. „Natuurlijk me
neer", antwoordde hij, „ik loop wel
eens weer aan. Schikt het u in de
loop van de volgende week?"
Ik knikte vaag. Ik sloot de deur en
ging weer naar binnen. Enige ogen
blikken later zat ik opnieuw aan de
ontbijttafel.
„Iemand van een verzekering", zei
ik, „niets bizonders." En ik dronk
mijn thee op, die weer koud was ge
worden. Daarna begon ik opnieuw:
„Waar waren wij ook alweer geble
ven? O ja, denk je nou toch eens in
Emmy, dat wij vanmorgen in plaats
van in ons eigen gezellig huisje ont
waakt waren in zo'n verschrikkelijk
kale en ongezellige hotelkamer. Dat
wij daarna aan het ontbijt hadden ge
zeten in een tjokvolle eetzaal, met
allemaal vreemde mensen om ons
heen.
„Nu overdrijf je toch werkelijk Jo
han", merkte mijn vrouw op. „Het
had helemaal geen tjokvol hotel be
hoeven te wezen. Mijn plan was juist
ergens naar een klein afgelegen berg-
hotelletje te gaan, waar niemand
komtMaar waar praten wij toch
eigenlijk over? Wij hebben nou een
maal besloten géén huwelijksreis te
maken. Laten wij over iets anders
gaan praten."
„Je hebt gelijk Emmy", zei ik,
„wij kunnen beter over iets anders
gaan praten. Als je.." Op dat ogen
blik ging de bel voor de derde maal.
Ik sprong op alsof ik gebeten werd.
„Nu moet het niet mooier worden",
zei ik. „Ik liep driftig de gang door
en wierp de deur open. „Meneer..",
begon ik dadelijk.
Een man van over de vijftig keek
mij met grijze ogen koeltjes aan.
„Kan ik uw vrouw misschien even
spreken", vroeg hij met een lichte
afkeuring in zijn stem over mijn per-
„Hm.. ja", zei ik, enigszins uit
het veld geslagen.
Ik ging weer naar binnen en zei:
„Emmy, het is voor jou dit keer."
Daarna begon ik, uit mijn humeur, een
nieuwe boterham te smeren. Toen ik
daarmee klaar was, kwam mijn
vrouw weer terug. „Nou", vroeg ik.
„Een man met stofzuigers", ant
woordde mijn vrouw.
Ik zuchtte. „Stofzuigers! Bruidsboe
ketten, verzekeringen, stofzuigers
waarmee zullen wij vanmorgen nog
meen lastig gevallen worden?"
„Ze weten natuurlijk allemaal dat
wij pas getrouwd zijn", zei mijn
vrouw, „en dan komen ze. Dat kan
nog wel een week zo voortduren. Bij
Ans.
„Ja laat Ans er nou maar buiten",
zei ik, „dat weet ik al. Die heeft toen
ze getrouwd is, een papier aan haar
deur gehangen met er op geschre
ven: Voorzien van stofzuigers radio's,
verzekeringen enzovoorts. Dat weet ik
al. Maar waar waren wij ook alweer
gebleven met ons gesprek? O ja, jij
wilde dus naar zo'n klein landelijk en
idyllisch berghotelletje. Nou, ik ken
ze hoor. Je staat 's morgens op en
je wilt je natuurlijk graag wassen.
Maar geen water. Water? Ja meneer,
dat moet u zelf beneden in het dal
uit de pomp halen. En dan maar sjou
wen. O zo idyllischEn kijk nou
eens hoe wij het hier hebben
Toen werd er voor de vierde maal
gebeld. Dat liep toch de spuigaten
uit.
„Ik doe niet meer open", 2ei ik
(Vervolg van pag. 1)
STAATSMIJNEN
in limBURQ
Geen wonder dan ook, dat de mij
nen in het algemeen en de Staats
mijnen in het bijzonder (hier werken
40.000 van de 50.000 personen, die aan
de mijnen hun brood verdienen) een
stempel hebben gedrukt op het le
ven in Limburg. Heerlen, waar het
„hoofdkwartier" van de Staatsmijnen
gevestigd is, telde in 1900 nog slechts
6000 inwoners. „In Limburg ligt de
stille plaats, die zo mijn hart be
koort" kon de dichter Dautzenburg
toen nog zingen. Nu is Heerlen een
stad met ongeveer 55.000 inwoners
en de lucht wordt er soms verduisterd
door de rook van de vier mijnen die
deze plaats omringen.
De bevolking draagt een cosmopo-
litisch karakter, want naast Nederlan
ders treft men onder de mijnwerkers
Polen aan en Tsjechen, Duitsers en
Slowaken. Zelden werden de verhou
dingen in een landelijk dorpje in zo
korte tijd zo ingrijpend gewijzigd. En
zo is het in de gehele mijnstreek.
Een primitieve kolenmijn uit dc
16e eeuw. In het midden: de hoofd
schacht met de ladders. Rechts: de
kolen worden met een lier aan de
oppervlakte gebracht. (Uit: W. W.
Reijs, Nederland zoals het was,
zoals het is.)
De hele bevolking zal dan ook op
de officiële feestdagen, op 9, 10 en
11 Mei het gouden jubileum van de
Staatsmijnen vieren. De mijnwerkers
van de Staatsmijnen krijgen een dag
extra vrij, er zullen tentoonstellingen
en sportwedstrijden zijn, vuurwerken
en optochten. Tijdens de jubileumvie
ring zal de film van de Staatsmij
nen, getiteld: „De Zwarte Stroom"
voor het eerst Worden vertoond en
door deze film zal men later ook el
ders in den lande kennis kunnen ne
men van de uiterst belangrijke posi
tie, die de bedrijven van de Staats
mijnen in Limburg innemen in het
gehele beeld van het Nederlandse
bedrijfsleven.
„Zal ik even kijken?" vroeg mijn
vrouw.
„Nee", zei ik, „dan doe ik 't zelf
wel. Maar 't is de laatste keer, dat
staat vast. 't Moet nu maar eens uit
zijn!"
Met dreunende stap liep ik door de
gang. Door het raampje van de bui
tendeur zag ik alweer een bruine
hoed. Ik werd daar nu toch meer dan
kriegelig van. Ik wierp de deur open
en ik raasde: „Meneer, ik ben van
alles voorzien! En maak asjeblieft
dat u zo gauw mogelijk wegkomt,
voor ik
Op c^t ogenblik werd ik het gezicht
onder de bruine hoed gewaar.Een
zeer verongelijkt gezicht. „Spreek je
zo je söhoonvader al aan", zei het,
„nadat je pas een dag getrouwd bent.
Nou 't is mooi."
„Ik zag het niet.." hakkelde ik,
„niet zo gauw
„Stil maar, ik ben al weg hoor jon-
gen", zei mijn schoonvader luchtig
met zijn hand waaiend, „van mij zul
je geen last hebben."
Ik bleef enige ogenblikken aan de
deur genageld staan. Toen riep ik in
de gang: „Emmy, pak de koffers
maar, in vredesnaam!"
„De koffers?" riep mijn vrouw
hoogst verbaasd terug.
„Ja", zei ik, „en haast je wat. We
gaan naar dat liefelijke berghotelle
tje van je. Laten we opschieten. We
moeten vanmorgen de trein nog ha-
En zo is het gebeurd. Een uurtje
later holden wij naar de trein en heb
ben een heerlijke huwelijksreis ge
maakt. Het berghotelletje viel best
mee. Wij werden door niemand ge
stoord en wij behoefden niet eens zelf
het water te pompen.
ZONDAGSBLAD 19 APRIL 1952
4 onze jeuqó-p&qin& f
EEN ONTMOETING MET
(Blot).
Wat was het mooi buiten. De vo
gels waren al aan 't tierelieren en
fluiten dat het een lieve lust was, en 't
klonk zo vrolijk, dat de juf en de kin
deren ook maar begonnen te zingen.
Een flink eind hadden ze gewan
deld, toen juf voorstelde om bij de
eerste uitspanning die ze tegen kwa
men, de meegebrachte boterhammen
op te eten, en dan tracteerde juf op
melk erbij.
Juf had dat gezegd omdat ze be
merkte dat Jetty Koning, een teer
meisje, er moe begon uit te zien. En
juf had wel juist gezien. Jetty was
moe, maar durfde het niet te zeggen.
Toen ze dan ook de uitspanning bin
nen kwamen, liet juf Jetty meteen zit
ten.
De andere kinderen gingen toen ze
de boterhammen en melk op hadden
naar buiten. Er waren schommels en
wippen in de tuin, en blijf dan maar
eens binnen.
Jetty vroeg aan juf, of ze nog even
mocht blijven zitten.
„Maar natuurlijk, kindje. Alleen,
wat zullen wij straks doen? Het is
nog te vroeg om al terug te gaan, en
jij bent te moe om verder mee te lo
pen. Is 't niet zo?"
„Laat U mij dan hier juf", vroeg
Jetty, „ik heb een heel mooi plekje
gezien toen wy wandelden. En een
heel" veld met boterbloempjes. Prach
tig was het er, en dan ga ik daar
wat rusten."
„Zouden we dat wel doen Jetty jou
zo maar achterlaten?", zei juf la
chend, „straks komt er nog een boze
kabouter en neerpt je mee."
„Die juf!" zei Jetty, „toe laat U
mij maar hier. Komt U als U terug
gaat mij dan weer halen?"
„Ja natuurlijk", grapte juf, „we
vergeten je heus niet hoor."
Juf bracht Jetty naar het grasveld
je, en ging toen met haar clubje ver
der; vrolijk nagewuifd door Jetty.
En nu gaan we weer terug naar
Piet, die zijn elfje zag. Hij krabde
zich eens achter zijn oren, en zei te
gen zichzelf: Piet, nu geen grapjes
uithalen hoor, dat elfje ziet er veel
te lief uit."
Hét elfje, dat natuurlijk Jetty was,
kwam al dichterbij. Nog een heel
klein stukje was ze van hem af. Piet
zag nu ook wel dat het een gewoon
meisje was, maar toch op een elfje
leek ze. Haar handen vol met boter
bloempjes, kwam 2e bij het plekje
waar Pietje lag.
„Ben jij een echter kabouter?"
vroeg ze, en hoe heet "je?"
„Ik heet kabouter Prikkebaard, en
Jij, ben jij een elfje? vroeg Pietje nu.
„Ik een elfje!" riep Jetty lachend
uit, „nee hoor, ik ben een gewoon
meisje. Maar mag ik naast je komen
zitten, dan zal ik je vertellen hoe het
komt dat ik hier ben."
En Jetty vertelde. Toen ze uitge-
(Voor de kleintje*).
De stoute kippetjes
Zes kleine stoute kippetjes
Die woonden in een hok.
En moesten eens van moeder Hen
Voor straf heel vroeg op stok.
„Wel foei toch!" kraaide vader Haan,
„Wat hebben jullie weer gedaan?"
„'t Kon zo niet langer gaan."
„Och manlief," zuchtte moeder Hen.
„Ze doen me zo'n verdriet."
„Ze pikten alle graantjes op"
„En dachten aan mjj niet."
„Ik zei het nog vanmorgen ja,"
„Neem toch een voorbeeld aan papa."
„Maar nee, dat doen ze niet."
Van alles wat
De eerste parapluic werd in 1731
naar Europa overgebracht door de En
gelsman James Harve, die dit nuttige
voorwerp in China had leren kennen ge
durende zijn verblijf in dat land.
Het ging tussen de duim en de gro
te teen. De duim meende namelijk lan
ger te zijn en riep het oordeel van zijn
eigenaar in.
Deze besliste in het nadeel van de
grote teen!
Toen er evenwel gemeten wer<£ bleek
de grote teen het te winnen.
Probeer het zelf maar eens.
sproken was, lachten ze alle twee, om
wat juf had gezegd over de kabouter.
„En ben jij een echte kabouter?"
vroeg Jetty nieuwsgierig.
„Ben je mal! een echte kabouter?
Nee hoor die ben ik ook niet. Maar
ik zal jou ook alles van mijzelf ver
tellen, en ook van de grapjes die ik
wel eens uithaal."
Toen hij uitverteld was, kwam hij
toch weer met een plannetje voor dc
dag. Hy begon weer een briefje te
schrijven, waarife stond: „Het elfje
heeft de kabouter gezien." Dat briefje
prikte hij aan een boom, en toen be
gon hy het bootje los te maken
Jetty zat onderwijl een krans van
boterbloempjes te vlechten, voor Piet
je en haarzelf.
Hoe het kwam wist Pietje zelf niet.
maar het bootje kreeg hij niet los.
En daardoor kwam het nu eens an
ders uit, dan hij gedacht had.
Juf was toch niet gerust dat ze
Jetty zo alleen had achtergelaten.
Daarom maakte ze de wandeling wat
korter, en kwam net op het ogenblik
aan dat Pietje bezig was met de boot.
„Ik moest eigenlijk heel boos op
jullie zijn", zei Juf, toen Piet was uit
gesproken. „Jetty weet heel goed, dat
ze niet zo ver weg mocht gaan. En
jij Piet, begreep heus wel, dat je haar
niet mocht meenemen en zeker niet
in zo'n wankel bootje."
Pietje verzette zijn muts en dacht:
wat zal cr nu komen? Maar het viel
gelukkig mee. De straf voor Pietje
was, dat hij Jetty mee moest ne
men naar boer Terlindens huis, en
dan zeggen, dat hij nooit .meer het
bootje zonder te vragen zou wegne
men. Dat beloofde Piet.
Juf hielp Jetty in 't bootje en zei
alweer op vriendelijke toon: „Ik had
toch gelijk hè Jetty, dat er wel eens
een kabouter kon komen die je mee
wilde nemen. En roei jij nu maar
vlug weg Piet, dan ga ik de andere
kinderen ophalen."
Maar vóór dat Piet wegroeide zei
hij: „En toch heeft Jetty een kabou
ter gezien, al is het geen echte."
R. STRUK—DEKKER
Goede Paasdagen
gehad allemaal? Wat
een heerlijk weer is
het geweest. Niets
geen weer om binnen
te zitten en ik had
zo'n idee, dat jullie
mij deze week wat
in de steek gelaten
zouden hebben. Maar
nee hoor, heel wat
kleurplaten zijn bin
nengekomen. 't Was
moeilijk om er de
mooiste uit te zoe
ken. Tenslotte heb ik
gedacht, dat L oeki
Krabbendam en Gerard de Ku\jper
elk een hoofdprijs moeten hebben en
dus krijgen deze nicht en neef deze
week een verrassing thuis. De twee
troostprijzen zijn voor Henk Schenk
en Gys Knijpers, terwijl Keesje Krol
ook een prijsje krijgt. Keesje, die nog
niet zo groot is. had erg zijn best
gedaan.
En nu de brievenbus!
Truus Waldekker, jullie weten wel, het
nichtje dat in het Sanatorium werd ver
pleegd, is weer thuis. Zij wil jullie alle
maal bedanken voor de felicitaties op de
jeugdpagina van de vorige weck. Nog
maals: het allerbeste er mee, mciske.
Arme Wytske Boersma. al zóveel keer
geschreven en nog nooit wat van Tante
Jos gehoord. Maar mijn kind, mijn neven
en nichten zijn al zo talrijk, dat ik ze
niet allemaal elke week kan beantwoor
den. Niet boos op me, hé? Hoe was het
<Bcsc*<«c6<jW»cSc*<aic0of<8cs<*<»<as<j<iiav3<»a8cK»cs<*<s^
Deze week weer zo'n gezellige vet
deelpuzzle. Misschien weten jullie nog
wel hoe je deze moet oplossen. Op de
tekening zie je allerlei figuren en deze
moet je door vijf rechte lijnen te trek
ken allemaal in een apart hokje zien
te krijgen. Gesnapt? Succes hoor
in Vlaardingen, Ineke Beishuizen? Naar
je zin gehad? Ik vond het niks erg, dat
ë- de kleurplaat niet had opgestuurd.
at je tóch een brief hebt geschreven,
was erg gezellig. Jij hebt me vcrwcndL
met Pasen, Ikc Bakker. Een Paasdienat
kan vaak zo mooi zijn, hé. Je brief kwam
net op tijd, Jan dc Bok, en dat je geen
notaris bent kon ik, eerlijk gezegd, zo
ook wel raden. Ga jij je zusje achterna,
Piet Waldekker? Truus schrijft ook altijd
van die mooie gedichten en dit van jou
was ook erg leuk. Dus toch familie van
de grote schaatsenrijder, Nellie Broek
man. Jammer, dat wy deze winter de
ijzers zo weinig hebben kunnen onder
binden. Volgend jaar beter, hoop ik!
Dat is mooi. Jaap Vonk! Zon bidrag al
bij elkaar. Vooral van Goudrinan vind
ik dit een enorme prestatie, t Is te ho
pen, dat de getroffen familie er zo wal
bovenop kan komen. Hoe is het met Ma*
rianneke, Ria Klandersmans? Weer hele
maal beter? Van harte het beste met
haar, hoor! Hebben jullie een gezellig
feest gehad, Willy den Otter? Wil je
Tante Cor nog van harte feliciteren? Niet
vergeten! Hier heb ik een nichtje, tlor
rie Leenman, die zelf nog niet schrijven
kan, maar toch de plaat heel mooi heeft
gekleurd. Over een poosje krijg ik nog
wel eens een briefje van jc. hé? Lui se
Hogenbeek gaat op de MULO en daar
heeft ze 't best naar de zin. Doe maar
goed je best en zodra je je eerste lap-
port hebt gekregen, moet je mij de cij
fers eens schrijven, daar bon ik erg be
nieuwd naar! Wat jammer, Martha Bui
telaar. dat de eitjes kapot zijn gegaan.
Misschien blijven zy het volgend voor
jaar heel. Dat is me een hele reis die je
moeder gaat ondernemen, Afke Berg una.
Dus jij gaat in Augustus naar haar toe.
nog een paar maandjes geduld dus Dat
was niet mis, Willy Blok. zo n mooi rap
port Twee negens er bij! Volhouden!
Tillie de Kwaadsteniet heeft op haar
verjaardag heel veel leuke cadeautjes
gekregen. De viooltjes zijn andcis maar
gauw gaan bloeien hoor! Ha. hier een
brief van Dick van Leenen. Hoe is 't met
jou. zeun! Wil je de groeten doen aan
Nellie en Ankie? Riet Loeh wil ik bij
zonder hartelijk danken voor de mooie
tekening die zij mij stuurde. Zij heeft
een ereplaatsjc gekregen hoor! Hrnnie
Fisscher wa£ erg bly met de kaarten, die
de nichten en neven haar hebben ge
stuurd en namens haar moet ik jullie
allemaal bedanken. Gelukkig gaat Hen-
nie op het ogenblik wat vooruit Het al
lerbeste, m'n kind!
Kinders. ik moet weer stoppen, maar
natuurlijk vergeten we ook 0eze week
de nieuwelingen niet. Hartelijk welkom
in onze kring. Annelicsje Gall, Petro
Grützner. Willy Jacobs, Otto van der
Heiden, Laury Plaizier, Taos de Jong,
Jopie Barendreeht, Keesje d< Pater,
Carla Pino en Kees Steur! Meisjes en
jongens, een héél prettig weekend alle
maal en tot de volgende keer, jullie
Ook deze juf geniet van 't heerlijke voorjaarsweer.
Even lachen
LOGICA
Zoontje: „Vader, zou de meester my ook
straf geven voor iets dat ik niet ge
daan heb?"
Vader: „Wel nee, jongen, wees daar maar
Zoontje: „Nou, dan maak ik mijn huis
werk niet."
AANMOEDIGEND
„Ik weet nog niet of ik schilder zal
worden of dichter."
„Ik zou gaan schilderen als ik jou was."
..Hoé kun je dat zeggen? Je hebt nog
nooit een schilderij van me gezien!
..Nee, maar ik heb gedichten van j*
gelezen