O, die heerlijke rust I kabouter Prikkebaard 2 KORT VERHAAL VAN FERDINAND LANGEN HET was de dag na ons trouwen. De dag dat wij zuchtend en ver moeid uitrustten van wekenlange in spanningen, emoties, vergissingen.. -Ja, was oom Piet een week voor ons eigenlijk huwelijk al niet op komen dagen, compleet met zes melkbekers en al, omdat hij de datum niet zo goed had gevat. En omdat hij er toch vijf uur voor in de trein had ge zeten, hadden wij hem niet zonder een klein voorproefje van het feest weer kunnen laten gaan. Wij hebben hem toen maar een bescheiden eten tje in de stad aangeboden, maar achteraf is gebleken dat dat niet zo'n gelukkig idee is geweest, want het steedse eten heeft hem niet goed ge smaakt. Het begon al bij de huzaren- schelp vooraf. Met een taaie hard nekkigheid probeerde hij met zijn mes door die schelp heen te komen-, wat hem op verscheidene zweetdrup- peltjes tussen de rimpels van zijn .voorhoofd kwam te staan. Ik liet hem eerst maar, want het is nu eenmaal mijn vaste overtuiging, dat men bui tenmensen in de stad het beste hun ".eigen gang kan laten gaan, maar toen ik zag dat dc ober, bang voor de inventaris van de zaak, op het punt stond om toe te schieten, zei ik zacht jes: „Die schelp kunt u beter héél laten, oom." Waarop oom Piet, rood in het gezicht, mij nijdig aankeek en toesnauwde, „Aap, moet je alles weer beter weten. Nou, trek heb ik toch al niet meer hoor", en de schelp verach telijk van zich schoof. Later, bij de bloemkool, de kruimige aardappelen en het vlees trok hij weer bij, maar toen wij aan de zo onschuldig uitzien de pudding begonnen, die echter een hart had van het koudste ijs, was het weer helemaal mis Enfin, oom Piet was er geweest en daarmee was de drukte voor ons pas goed begonnen. Wij hadden een ruim te gehuurd, waar vroeger een kolen- opslagplaats was geweest, maar waarvan een handige timmerbaas een keurig flatje had weten te maken. Al leen die geverfde muren, ja, die smeekten nog om een fris kwastje. Mijn vrouw die verstand van kleuren heeft, besliste dat het heel licht rose moest worden. Wit, gebroken door een snuifje rood. Wij schaften ons een pot witte muurverf aan plus wat sig naal rood en hoe het gebeurd is weet ik niet, maar een half uur later zag ons flatje eruit alsof wij er juist een koe hadden geslacht en 't bloed over al in het rond was gespat. Het heeft ons emmers water en uren werk ge kost om de sporen daarvan weer uit gewist te krijgen en toen hebben wij het verder maar zo gelaten. Wij zijn die week voor ons trouwen tot diep in de nacht bezig geweest om alles op tijd voor elkaar te krij gen. En nog was het bij de Burger lijke Stand bijna mis gegaan. Daar had men de naam van mijn schoon vader verkeerd gespeld, men had er een n uit vergeten, en omdat mijn schoonvader gewend is met zijn juiste naam te ondertekenen, vergat hij de n niet. Grote consternatie onder de ambtenaren en een diepgaand over leg of daardoor dc gehele actie niet ongeldig was geworden, was daarvan het gevolg. Een ogenblik vreesden wij dat alles weer opnieuw beschre ven moest worden, maar gelukkig lieten de ambtenaren het erbij, al werd ons wel op het hart gedrukt er met niemand over te praten, want eigenlijk was het toch fout. Waarvan hier dan acte. De kerkgang beleefden wij onge stoord en verder was het de hele dag een komen en gaan van bekenden, minder bekenden en zelfs volslagen onbekenden. Op den duur geraakten wij zo gewend aan handen geven en dankbaar in ontvangst nemen van fe licitaties dat mijn vrouw en ik nog een hele tijd met onze hand vooruit stonden en met een stijve glimlach om onze kaken, vóór wij beseften dat alles al lang voorbij was. Maar goed, nu was het toch wel achter de rug. Ik was die eerste mor gen na ons trouwen opgestaan met de heerlijke gedachte, dat wij einde lijk alleen waren, mijn vrouw en ik. Ik had van mijn baas nog wat va- cantie te goed en dat konden wij best gebruiken om eens uit te rusten, voor het eerst samen en alleen in ons eigen huis. De thee geurde verrukkelijk die morgen en toen wij aan het ontbijt zaten en ik mijn vrouw en mij een kopje inschonk, zei ik: „Emmy, wat was dat toch een verbazend slecht idee van je." „Wat?" vroeg mijn vrouw, lichte lijk geschrokken. „Nou ja", kalmeerde ik dadelijk, „ik bedoel maar dat idee van je om een huwelijksreis te gaan maken." „O", zei ze, „bedoel je dat. Daar zijn we het toch al weken geleden over eens geworden. Wij zouden het niet doen en wij hebben het ook niet gedaan." „Dat is zo", zei ik, „maar ik her inner mij nog best hoe moeilijk jij van dat plan af te brengen was. Je had geloof ik, wel erg je zin er op gezet, is 't niet? En stel je voor dat wij in plaats van zoals nu heerlijk ge nietend van onze rust in ons huisje, bezig waren koffers te pakken, naar het station te rennenOp dat ogenblik werd er gebeld. „Ik zal wel even kijken", zei ik. Ik zette mijn kopje thee neer en slofte door de gang naar de deur. Bij de deur stond een net gekleed manspersoon, die zich als Van Sta veren voorstelde. Daarna dook hij met zijn hand in zijn jas en haalde een doorschijnend doosje te voor schijn, dat een kleurige bloem bleek te bevatten, hij keek mij aan, blijk baar om mijn rea.cties te bespeuren, maar omdat ik de bedoeling van die bloem niet begreep, bleef mijn gezicht neutraal. „Is hij niet prachtig", zei hij toen zelf maar, en hij voer met een door: „Van deze bloemen leve ren wij u een schitterend bruidsboe ket U hoeft maar.." „Maar mijnheer.." wilde ik hem onderbreken. Hij liet mij echter niet aan 't woord komen. „Ik weet wat u zeggen wilt", zei hij, „en toch hebt u ongelijk. Wij pre pareren onze bruidsboeketten zo, dat zij wekenlang fris blijven en tóch zijn het echte bloemen." „Dat is prachtig", zei ik. maar.." Hij liet mij echter niet zo gauw weer los. „En om de prijs behoeft u het werkelijk niet te laten", zei hij, „vanaf tien gulden.." „Maar ik ben gisteren al getrouwd" beet ik eindelijk door. Hij keek mij een ogenblik onderzoe kend aan of ik hem mogelijk voor de gek hield. Toen dat onderzoek blijk baar ten gunste van mijn ernst was beslist, lichtte hij even zijn hoed en mompelde: „Excuseert u mij. Dan heb ik zeker de verkeerde datum op gekregen." „Dat denk ik ook", zei ik. Ik deed de deur dicht en slofte weer de gang door. „Wie was daar?" vroeg mijn vrouw mij. „Och", zei ik, „iemand die mij nu nog een bruidsboeket wilde verkopen. En nog wel een geprepareerde. Mos terd na de maaltijd hoor!" „Je thee is koud geworden", zei mijn vrouw, „zal ik je nieuwe geven? „Graag", antwoordde ik. Ik nam een boterham, begon die te smeren en vroeg: „Waar hadden wij het juist toch ook over? O ja, over die heer lijke rust hier. Stel jc voor dat wij op dit ogenblik met overhaast gepakte koffers naar de trein holden „Nee Johan", zei mijn vrouw, „zo was mijn plan niet. Dat weet je wel. Ik wilde dadelijk na de receptie gaan." „Nog mooier", antwoordde ik. „Denk je eens in dat wij gistermiddag na die verschrikkelijk drukke recep tie, doodmoe van al die mensen, in de trein waren gestapt, urenlang op die harde ongemakkelijke banken hadden moeten zitten, om tenslotte met stramme ledematen in het een of ander hotel.. En in plaats daar van.." Op dat ogenblik werd er op nieuw gebeld. „Dat is ook toevallig", zei ik, ik had juist de eerste hap van mijn bo terham gegeten, slikte die snel door en slofte weer de gang in. Ditmaal stond er een slordig geklede man bij de deur met een bruine hoed op. „Bent u zojuist met getrouwd?" vroeg bij. Ik knikte weinig toeschietelijk. „Mag ik u dan nog van harte ge lukwensen", zei hij voorkomend. „Dank u", antwoordde ik afgeme ten. ,,'t Is een hele verantwoordelijk heid", ging hij voort, „zo'n huwelijk. Nu bent u nog met uw vrouw alleen, maar straks als er misschien kinde ren komen.." „Wat is er van uw dienst?" vroeg ik. „Onze levensverzekering." begon hij en ik zag al aan zijn gezicht dat het een lange zin zou worden. „Ik bén al verzekerd", sneed ik hem meteen de pas af. „O zo", zei hij een weinig verbou wereerd. En na even nagedacht te hebben wist hij nog: „Maar onze maatschappij heeft aparte tarieven voor jonggehuwden." „De mijne ook", trachtte ik hem schaakmat te zetten. Maar zo gauw liet hij zich nu ook weer niet vangen. „Onze maatschap pij is altijd voordeliger dan welke an dere maatschappij ook," beweerde hij boud. Omdat ik zag dat ik niet gemak kelijk van hem af zou komen, zei ik maar: „Goed, daar valt over te pra ten. Maar nu niet. Op 't ogenblik heb ik geen 'tijd, begrijpt u." Hij was met deze halve overwinning zichtbaar tevreden. „Natuurlijk me neer", antwoordde hij, „ik loop wel eens weer aan. Schikt het u in de loop van de volgende week?" Ik knikte vaag. Ik sloot de deur en ging weer naar binnen. Enige ogen blikken later zat ik opnieuw aan de ontbijttafel. „Iemand van een verzekering", zei ik, „niets bizonders." En ik dronk mijn thee op, die weer koud was ge worden. Daarna begon ik opnieuw: „Waar waren wij ook alweer geble ven? O ja, denk je nou toch eens in Emmy, dat wij vanmorgen in plaats van in ons eigen gezellig huisje ont waakt waren in zo'n verschrikkelijk kale en ongezellige hotelkamer. Dat wij daarna aan het ontbijt hadden ge zeten in een tjokvolle eetzaal, met allemaal vreemde mensen om ons heen. „Nu overdrijf je toch werkelijk Jo han", merkte mijn vrouw op. „Het had helemaal geen tjokvol hotel be hoeven te wezen. Mijn plan was juist ergens naar een klein afgelegen berg- hotelletje te gaan, waar niemand komtMaar waar praten wij toch eigenlijk over? Wij hebben nou een maal besloten géén huwelijksreis te maken. Laten wij over iets anders gaan praten." „Je hebt gelijk Emmy", zei ik, „wij kunnen beter over iets anders gaan praten. Als je.." Op dat ogen blik ging de bel voor de derde maal. Ik sprong op alsof ik gebeten werd. „Nu moet het niet mooier worden", zei ik. „Ik liep driftig de gang door en wierp de deur open. „Meneer..", begon ik dadelijk. Een man van over de vijftig keek mij met grijze ogen koeltjes aan. „Kan ik uw vrouw misschien even spreken", vroeg hij met een lichte afkeuring in zijn stem over mijn per- „Hm.. ja", zei ik, enigszins uit het veld geslagen. Ik ging weer naar binnen en zei: „Emmy, het is voor jou dit keer." Daarna begon ik, uit mijn humeur, een nieuwe boterham te smeren. Toen ik daarmee klaar was, kwam mijn vrouw weer terug. „Nou", vroeg ik. „Een man met stofzuigers", ant woordde mijn vrouw. Ik zuchtte. „Stofzuigers! Bruidsboe ketten, verzekeringen, stofzuigers waarmee zullen wij vanmorgen nog meen lastig gevallen worden?" „Ze weten natuurlijk allemaal dat wij pas getrouwd zijn", zei mijn vrouw, „en dan komen ze. Dat kan nog wel een week zo voortduren. Bij Ans. „Ja laat Ans er nou maar buiten", zei ik, „dat weet ik al. Die heeft toen ze getrouwd is, een papier aan haar deur gehangen met er op geschre ven: Voorzien van stofzuigers radio's, verzekeringen enzovoorts. Dat weet ik al. Maar waar waren wij ook alweer gebleven met ons gesprek? O ja, jij wilde dus naar zo'n klein landelijk en idyllisch berghotelletje. Nou, ik ken ze hoor. Je staat 's morgens op en je wilt je natuurlijk graag wassen. Maar geen water. Water? Ja meneer, dat moet u zelf beneden in het dal uit de pomp halen. En dan maar sjou wen. O zo idyllischEn kijk nou eens hoe wij het hier hebben Toen werd er voor de vierde maal gebeld. Dat liep toch de spuigaten uit. „Ik doe niet meer open", 2ei ik (Vervolg van pag. 1) STAATSMIJNEN in limBURQ Geen wonder dan ook, dat de mij nen in het algemeen en de Staats mijnen in het bijzonder (hier werken 40.000 van de 50.000 personen, die aan de mijnen hun brood verdienen) een stempel hebben gedrukt op het le ven in Limburg. Heerlen, waar het „hoofdkwartier" van de Staatsmijnen gevestigd is, telde in 1900 nog slechts 6000 inwoners. „In Limburg ligt de stille plaats, die zo mijn hart be koort" kon de dichter Dautzenburg toen nog zingen. Nu is Heerlen een stad met ongeveer 55.000 inwoners en de lucht wordt er soms verduisterd door de rook van de vier mijnen die deze plaats omringen. De bevolking draagt een cosmopo- litisch karakter, want naast Nederlan ders treft men onder de mijnwerkers Polen aan en Tsjechen, Duitsers en Slowaken. Zelden werden de verhou dingen in een landelijk dorpje in zo korte tijd zo ingrijpend gewijzigd. En zo is het in de gehele mijnstreek. Een primitieve kolenmijn uit dc 16e eeuw. In het midden: de hoofd schacht met de ladders. Rechts: de kolen worden met een lier aan de oppervlakte gebracht. (Uit: W. W. Reijs, Nederland zoals het was, zoals het is.) De hele bevolking zal dan ook op de officiële feestdagen, op 9, 10 en 11 Mei het gouden jubileum van de Staatsmijnen vieren. De mijnwerkers van de Staatsmijnen krijgen een dag extra vrij, er zullen tentoonstellingen en sportwedstrijden zijn, vuurwerken en optochten. Tijdens de jubileumvie ring zal de film van de Staatsmij nen, getiteld: „De Zwarte Stroom" voor het eerst Worden vertoond en door deze film zal men later ook el ders in den lande kennis kunnen ne men van de uiterst belangrijke posi tie, die de bedrijven van de Staats mijnen in Limburg innemen in het gehele beeld van het Nederlandse bedrijfsleven. „Zal ik even kijken?" vroeg mijn vrouw. „Nee", zei ik, „dan doe ik 't zelf wel. Maar 't is de laatste keer, dat staat vast. 't Moet nu maar eens uit zijn!" Met dreunende stap liep ik door de gang. Door het raampje van de bui tendeur zag ik alweer een bruine hoed. Ik werd daar nu toch meer dan kriegelig van. Ik wierp de deur open en ik raasde: „Meneer, ik ben van alles voorzien! En maak asjeblieft dat u zo gauw mogelijk wegkomt, voor ik Op c^t ogenblik werd ik het gezicht onder de bruine hoed gewaar.Een zeer verongelijkt gezicht. „Spreek je zo je söhoonvader al aan", zei het, „nadat je pas een dag getrouwd bent. Nou 't is mooi." „Ik zag het niet.." hakkelde ik, „niet zo gauw „Stil maar, ik ben al weg hoor jon- gen", zei mijn schoonvader luchtig met zijn hand waaiend, „van mij zul je geen last hebben." Ik bleef enige ogenblikken aan de deur genageld staan. Toen riep ik in de gang: „Emmy, pak de koffers maar, in vredesnaam!" „De koffers?" riep mijn vrouw hoogst verbaasd terug. „Ja", zei ik, „en haast je wat. We gaan naar dat liefelijke berghotelle tje van je. Laten we opschieten. We moeten vanmorgen de trein nog ha- En zo is het gebeurd. Een uurtje later holden wij naar de trein en heb ben een heerlijke huwelijksreis ge maakt. Het berghotelletje viel best mee. Wij werden door niemand ge stoord en wij behoefden niet eens zelf het water te pompen. ZONDAGSBLAD 19 APRIL 1952 4 onze jeuqó-p&qin& f EEN ONTMOETING MET (Blot). Wat was het mooi buiten. De vo gels waren al aan 't tierelieren en fluiten dat het een lieve lust was, en 't klonk zo vrolijk, dat de juf en de kin deren ook maar begonnen te zingen. Een flink eind hadden ze gewan deld, toen juf voorstelde om bij de eerste uitspanning die ze tegen kwa men, de meegebrachte boterhammen op te eten, en dan tracteerde juf op melk erbij. Juf had dat gezegd omdat ze be merkte dat Jetty Koning, een teer meisje, er moe begon uit te zien. En juf had wel juist gezien. Jetty was moe, maar durfde het niet te zeggen. Toen ze dan ook de uitspanning bin nen kwamen, liet juf Jetty meteen zit ten. De andere kinderen gingen toen ze de boterhammen en melk op hadden naar buiten. Er waren schommels en wippen in de tuin, en blijf dan maar eens binnen. Jetty vroeg aan juf, of ze nog even mocht blijven zitten. „Maar natuurlijk, kindje. Alleen, wat zullen wij straks doen? Het is nog te vroeg om al terug te gaan, en jij bent te moe om verder mee te lo pen. Is 't niet zo?" „Laat U mij dan hier juf", vroeg Jetty, „ik heb een heel mooi plekje gezien toen wy wandelden. En een heel" veld met boterbloempjes. Prach tig was het er, en dan ga ik daar wat rusten." „Zouden we dat wel doen Jetty jou zo maar achterlaten?", zei juf la chend, „straks komt er nog een boze kabouter en neerpt je mee." „Die juf!" zei Jetty, „toe laat U mij maar hier. Komt U als U terug gaat mij dan weer halen?" „Ja natuurlijk", grapte juf, „we vergeten je heus niet hoor." Juf bracht Jetty naar het grasveld je, en ging toen met haar clubje ver der; vrolijk nagewuifd door Jetty. En nu gaan we weer terug naar Piet, die zijn elfje zag. Hij krabde zich eens achter zijn oren, en zei te gen zichzelf: Piet, nu geen grapjes uithalen hoor, dat elfje ziet er veel te lief uit." Hét elfje, dat natuurlijk Jetty was, kwam al dichterbij. Nog een heel klein stukje was ze van hem af. Piet zag nu ook wel dat het een gewoon meisje was, maar toch op een elfje leek ze. Haar handen vol met boter bloempjes, kwam 2e bij het plekje waar Pietje lag. „Ben jij een echter kabouter?" vroeg ze, en hoe heet "je?" „Ik heet kabouter Prikkebaard, en Jij, ben jij een elfje? vroeg Pietje nu. „Ik een elfje!" riep Jetty lachend uit, „nee hoor, ik ben een gewoon meisje. Maar mag ik naast je komen zitten, dan zal ik je vertellen hoe het komt dat ik hier ben." En Jetty vertelde. Toen ze uitge- (Voor de kleintje*). De stoute kippetjes Zes kleine stoute kippetjes Die woonden in een hok. En moesten eens van moeder Hen Voor straf heel vroeg op stok. „Wel foei toch!" kraaide vader Haan, „Wat hebben jullie weer gedaan?" „'t Kon zo niet langer gaan." „Och manlief," zuchtte moeder Hen. „Ze doen me zo'n verdriet." „Ze pikten alle graantjes op" „En dachten aan mjj niet." „Ik zei het nog vanmorgen ja," „Neem toch een voorbeeld aan papa." „Maar nee, dat doen ze niet." Van alles wat De eerste parapluic werd in 1731 naar Europa overgebracht door de En gelsman James Harve, die dit nuttige voorwerp in China had leren kennen ge durende zijn verblijf in dat land. Het ging tussen de duim en de gro te teen. De duim meende namelijk lan ger te zijn en riep het oordeel van zijn eigenaar in. Deze besliste in het nadeel van de grote teen! Toen er evenwel gemeten wer<£ bleek de grote teen het te winnen. Probeer het zelf maar eens. sproken was, lachten ze alle twee, om wat juf had gezegd over de kabouter. „En ben jij een echte kabouter?" vroeg Jetty nieuwsgierig. „Ben je mal! een echte kabouter? Nee hoor die ben ik ook niet. Maar ik zal jou ook alles van mijzelf ver tellen, en ook van de grapjes die ik wel eens uithaal." Toen hij uitverteld was, kwam hij toch weer met een plannetje voor dc dag. Hy begon weer een briefje te schrijven, waarife stond: „Het elfje heeft de kabouter gezien." Dat briefje prikte hij aan een boom, en toen be gon hy het bootje los te maken Jetty zat onderwijl een krans van boterbloempjes te vlechten, voor Piet je en haarzelf. Hoe het kwam wist Pietje zelf niet. maar het bootje kreeg hij niet los. En daardoor kwam het nu eens an ders uit, dan hij gedacht had. Juf was toch niet gerust dat ze Jetty zo alleen had achtergelaten. Daarom maakte ze de wandeling wat korter, en kwam net op het ogenblik aan dat Pietje bezig was met de boot. „Ik moest eigenlijk heel boos op jullie zijn", zei Juf, toen Piet was uit gesproken. „Jetty weet heel goed, dat ze niet zo ver weg mocht gaan. En jij Piet, begreep heus wel, dat je haar niet mocht meenemen en zeker niet in zo'n wankel bootje." Pietje verzette zijn muts en dacht: wat zal cr nu komen? Maar het viel gelukkig mee. De straf voor Pietje was, dat hij Jetty mee moest ne men naar boer Terlindens huis, en dan zeggen, dat hij nooit .meer het bootje zonder te vragen zou wegne men. Dat beloofde Piet. Juf hielp Jetty in 't bootje en zei alweer op vriendelijke toon: „Ik had toch gelijk hè Jetty, dat er wel eens een kabouter kon komen die je mee wilde nemen. En roei jij nu maar vlug weg Piet, dan ga ik de andere kinderen ophalen." Maar vóór dat Piet wegroeide zei hij: „En toch heeft Jetty een kabou ter gezien, al is het geen echte." R. STRUK—DEKKER Goede Paasdagen gehad allemaal? Wat een heerlijk weer is het geweest. Niets geen weer om binnen te zitten en ik had zo'n idee, dat jullie mij deze week wat in de steek gelaten zouden hebben. Maar nee hoor, heel wat kleurplaten zijn bin nengekomen. 't Was moeilijk om er de mooiste uit te zoe ken. Tenslotte heb ik gedacht, dat L oeki Krabbendam en Gerard de Ku\jper elk een hoofdprijs moeten hebben en dus krijgen deze nicht en neef deze week een verrassing thuis. De twee troostprijzen zijn voor Henk Schenk en Gys Knijpers, terwijl Keesje Krol ook een prijsje krijgt. Keesje, die nog niet zo groot is. had erg zijn best gedaan. En nu de brievenbus! Truus Waldekker, jullie weten wel, het nichtje dat in het Sanatorium werd ver pleegd, is weer thuis. Zij wil jullie alle maal bedanken voor de felicitaties op de jeugdpagina van de vorige weck. Nog maals: het allerbeste er mee, mciske. Arme Wytske Boersma. al zóveel keer geschreven en nog nooit wat van Tante Jos gehoord. Maar mijn kind, mijn neven en nichten zijn al zo talrijk, dat ik ze niet allemaal elke week kan beantwoor den. Niet boos op me, hé? Hoe was het <Bcsc*<«c6<jW»cSc*<aic0of<8cs<*<»<as<j<iiav3<»a8cK»cs<*<s^ Deze week weer zo'n gezellige vet deelpuzzle. Misschien weten jullie nog wel hoe je deze moet oplossen. Op de tekening zie je allerlei figuren en deze moet je door vijf rechte lijnen te trek ken allemaal in een apart hokje zien te krijgen. Gesnapt? Succes hoor in Vlaardingen, Ineke Beishuizen? Naar je zin gehad? Ik vond het niks erg, dat ë- de kleurplaat niet had opgestuurd. at je tóch een brief hebt geschreven, was erg gezellig. Jij hebt me vcrwcndL met Pasen, Ikc Bakker. Een Paasdienat kan vaak zo mooi zijn, hé. Je brief kwam net op tijd, Jan dc Bok, en dat je geen notaris bent kon ik, eerlijk gezegd, zo ook wel raden. Ga jij je zusje achterna, Piet Waldekker? Truus schrijft ook altijd van die mooie gedichten en dit van jou was ook erg leuk. Dus toch familie van de grote schaatsenrijder, Nellie Broek man. Jammer, dat wy deze winter de ijzers zo weinig hebben kunnen onder binden. Volgend jaar beter, hoop ik! Dat is mooi. Jaap Vonk! Zon bidrag al bij elkaar. Vooral van Goudrinan vind ik dit een enorme prestatie, t Is te ho pen, dat de getroffen familie er zo wal bovenop kan komen. Hoe is het met Ma* rianneke, Ria Klandersmans? Weer hele maal beter? Van harte het beste met haar, hoor! Hebben jullie een gezellig feest gehad, Willy den Otter? Wil je Tante Cor nog van harte feliciteren? Niet vergeten! Hier heb ik een nichtje, tlor rie Leenman, die zelf nog niet schrijven kan, maar toch de plaat heel mooi heeft gekleurd. Over een poosje krijg ik nog wel eens een briefje van jc. hé? Lui se Hogenbeek gaat op de MULO en daar heeft ze 't best naar de zin. Doe maar goed je best en zodra je je eerste lap- port hebt gekregen, moet je mij de cij fers eens schrijven, daar bon ik erg be nieuwd naar! Wat jammer, Martha Bui telaar. dat de eitjes kapot zijn gegaan. Misschien blijven zy het volgend voor jaar heel. Dat is me een hele reis die je moeder gaat ondernemen, Afke Berg una. Dus jij gaat in Augustus naar haar toe. nog een paar maandjes geduld dus Dat was niet mis, Willy Blok. zo n mooi rap port Twee negens er bij! Volhouden! Tillie de Kwaadsteniet heeft op haar verjaardag heel veel leuke cadeautjes gekregen. De viooltjes zijn andcis maar gauw gaan bloeien hoor! Ha. hier een brief van Dick van Leenen. Hoe is 't met jou. zeun! Wil je de groeten doen aan Nellie en Ankie? Riet Loeh wil ik bij zonder hartelijk danken voor de mooie tekening die zij mij stuurde. Zij heeft een ereplaatsjc gekregen hoor! Hrnnie Fisscher wa£ erg bly met de kaarten, die de nichten en neven haar hebben ge stuurd en namens haar moet ik jullie allemaal bedanken. Gelukkig gaat Hen- nie op het ogenblik wat vooruit Het al lerbeste, m'n kind! Kinders. ik moet weer stoppen, maar natuurlijk vergeten we ook 0eze week de nieuwelingen niet. Hartelijk welkom in onze kring. Annelicsje Gall, Petro Grützner. Willy Jacobs, Otto van der Heiden, Laury Plaizier, Taos de Jong, Jopie Barendreeht, Keesje d< Pater, Carla Pino en Kees Steur! Meisjes en jongens, een héél prettig weekend alle maal en tot de volgende keer, jullie Ook deze juf geniet van 't heerlijke voorjaarsweer. Even lachen LOGICA Zoontje: „Vader, zou de meester my ook straf geven voor iets dat ik niet ge daan heb?" Vader: „Wel nee, jongen, wees daar maar Zoontje: „Nou, dan maak ik mijn huis werk niet." AANMOEDIGEND „Ik weet nog niet of ik schilder zal worden of dichter." „Ik zou gaan schilderen als ik jou was." ..Hoé kun je dat zeggen? Je hebt nog nooit een schilderij van me gezien! ..Nee, maar ik heb gedichten van j* gelezen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10