LEXINGTON Maar wij denken er over DE OUDE NIEUWE LEIDSCHE COURANT 5 ZATERDAG 12 APRIL 1952 Alles goed en Wel (Ingezonden «tukken) die gen was uit een sanatorium. Na een ge sprek, waarin hij vertelde, tijdens zijn ziekte het geloof te hebben gevonden, kwam hij tot de volgende schrijnende conclusie: „God heeft mij genezen, God heeft mij na een tijd van retraite teruggeplaatst in de maatschappij. Maar wat heb ik er aande maatschappij wil mij niet Wat een beproeving! Was het God wel, die hem genezen had? Was zijn geloof realiteit, was het geen fictie, had hij zich maar niet iets ingebeeld? Dit probleem heeft twee zijden. In de eerste plaats, wat een beproe ving, wat een innerlijke strijd. In de tjweede plaats wat een Chris tenheid. Hij had alles geprobeerd. De werkge vers hadden hem vriendelijk ontvangen. „U krijgt nog wel bericht van ons". Wat een leugen! Hij kreeg nooit bericht. De vragen kwamen bij hem op, de twijfel, de vertwijfeling. God!zijn God? Begrijpt U zijn strijd? Hij dacht het Leven gevonden te hebben, maar het leven bande hem uit En de werkgevers? O ja. zeker, er wa ren verscheidene Christenen onder- Goede mensen. Misschien hebben ze zelfs wel eens iets gedaan voor sanatorium- patiënten met Kerstmis. En ze geloven, dat God een mensenleven leidt. Ze ge loven, dat die man daar voor hen door God tot het geloof gebracht is. Ze zijn er blij om, eerlijk. En ze geloven ook, dat God hem teftug geplaatst heeft in de maatschappij. Jaalleen liever niet in hun bedrijf. Nou ja, ze hebben er reden voor. De verantwoordelijkheid voor hun perso neel gebiedt het hun. God plaatste hem weer in het leven en zij, die in Gods leiding geloven plaats ten hem terug. Het staat hier zo een voudig gesteld, hoe eenvoudig gaat men er aan voorbij. Ach ja, ik weet het wel, het is niet overal zo. Gelukkig niet, maar het is wel héél veel zo! En dan dreigt alles, wat in de afgelopen jaren gezaaid en ontkiemd is, verloren te gaan. Het is moeilijk, als je al je plannen, die je in het sanatorium gemaakt hebt, in diggelen ziet vallen, vast te houden aan dat éne, dat zo vaag schijnt tegen de bittere werkelijkheid van het leven. Dit is vooral zo moeilijk, als je niemand hebt, om je nood bij uit te zeggen. Is dit probleemstellerij? Ik wilde, dat het enkel zo was. Het is helaas een schrijnend probleem, dat de huidige maatschappij nog niet heeft opgelost. Ook de niet-Christen heeft dit iets te zeggen. U bent allen begaan met iemand, die jaren moet liggen. En als de collec tebussen rammelen, geeft U, de één meer, de ander minder, maar U geeft. Dat kan. het is een onpersoonlijke daad. Het vraagt niet meer van U dan een munt- StMaar als zo'n patiënt straks bij U komt en U smeekt, om weer een plaatsje in de maatschappij te krijgen, dan wordt het anders. Wantnu moet U uw ouderwets vooroordeel opzij zetten. De huidiige tb-c.-bestrijding heeft overdui delijk aangetoond, dat U er naast bent, als U ook maar enigszins angst toom ton opzichte van een patiënt, die een ver klaring van de sanatorium-arts heeft, dat hij totaal onbesmettelijk is. Dit kan men helaas niet van ieder „gezond: bevooroordeeld" inens zeggen. De maatschappij geeft geld uit, om patiënten te genezenom ze te t stoten, als ze genezen zijn. Een grote tegenstrijdigheid, die moet verdwijnen. Laten we gezamenlijk onze schouders zetten onder dit grote probleem. Er is zoveel onnodig leed in deze wereld. H. D. VAN BEEK, Leiden Maredijk 25 Serieuze muziek welkom Met het in^rzonden stuk „De radio het gesproken woord" was ik het hoofdzaak eens. doch niet met de com mentaar der redactie. Hoorspelen, boekbesprekingen, tieke overzichten etc. acht ik zeei devol. Doch wanneer de begeerte naar lichte muziek wordt uitgesproken omdat men die onder het lezen van een boek 01 krant kan „consumeren" is daarmee aie lichte muziek zeer juist gekwalificeerd. Ze is niet belangrijk. Als het voorts waar zou zijn, dat brede lagen van ons volk geen serieuze muziek in de avonduren verlangen, zag het er treurig uit. Doch zowel bij jongeren als ouderen ontmoet men gelukkig nog veel waardering voor serieuze muziek. Met dat al betreur Ik de stimulans, die de redactie in de richting van de lichte muziek gaf. J. v. d. M.-B. „De speeltuin" onbenullig? Ik vind versjes als „De speeltuin" Aan de overkant van luilekkerland allesbehalve onbenullig. Iedereen heeft op z"n tijd immers behoefte aan een v" lijk liedje. Dat is de A.V.RO. zich lukkig bewust. Die lijdt niet aan Bach-manie. 'k Mag graag klassieke n ziek horen, maar 'k wil ook wel eens volle borst mee kunnen zingen. Net sta ik tegenover de gesproken-woord uitzendingen. Een culturele causerie kan ons jongeren boeien. Maar niet te veel op één dag. Wij houden van variatie. Wassenaar. E. C. C. de KEULENAAR, Santhorstlaan 51. Maatschappelijke wrakken Het opschrift „Maatschappelijke lukkelingen basis van Van Heutsz bataljon" op de voorpagina van de NLC van Zaterdag, boven het artikel van Alfred van Sprang, trok wel bijzonder mijn aandacht. Juist omdat „onze Al fred" het heeft geschreven, gaat het mijn pet te boven. Als lid van de 7-December- divisie ben ik in de tropen geweest en heb daar tot tweemaal toe Alfred van Sprang ontmoet, vandaar dat ik schrijf: „onze Alfred". Ik wil ndet ontkennen, dat de basis van het Van Heutsz-bataljon anders is, dan ons wordt voorgelicht. Maar „maat schappelijke wrakken" is wel wat te boud gesproken. En wat moet dit bete kenen voor de achter blij venden? Bij hen al is? Gaarne zou ik de mening van andere lezers horen, liefst ook van oud militairen. A. G. VAN EGMOND, Rijnsburg. Vliet N.Z. 83. (Er is geen enkele reden om een zo openbare onderneming als het uitzenden van een bataljon Nederlandse militairen naar Korea niet aan de grote klok te hangen. Het enige doel van het onthullen van deze feiten (die overigens slechts een fractie van de misstanden in en om het bataljon vertegenwoordigen) is de regering er toe te dwingen, haar politiek ten aanzien van het bataljon te wijzigen. Het gaat niet tegen degenen, die in het bataljon zitten, maar tegen hen, die ver antwoordelijk zijn voor de uitzending er van. Zij verstaan helaas alleen zeer boude taal Alfred van Sprang). Spanje Daar er verwarring over mijn giro nummer schijnt te zijn, moge ik belang stellenden langs deze weg meedelen, dat di. is 57752b, ten name van ondergete kende, Parklaan 3, Doorn. Op dit num mer kan men giften storten voor onze verdrukte geloofsgenoten in Spanje. Doorn. Prof. G. WISSE. Parklaan 3. Alleen de doodstraf Geachte vader uit Katwijk. Ik heb uw ingezonden stuk in de N.L.C. van 5 April gelezen. Ik kan mij echter niet onttrek ken aan de indruk, dat u dit stuk hebt geschreven zonder enige kennis zaken. Kennis, die nodig is om zulke vér strekkende oordelen aan het publiek be kend te maken. Het is een zeer delicate zaak, die u be spreekt. Ik kan me levendig indenken, dat u bent uitgegaan van de redenering: Het moet je eigen kind maar zijn. Maar waarom schrijft u, dat „velen" er zo denken en dat „men" zich afvraagt? Durft u zelf de verantwoordelijkheid niet aan? Voelt u niet, dat uw oordeel de achter grond" van de zaak niet raakt en dat het oordeel is ingegeven door een impuls? In het begin van uw stuk spreekt reeds over de haat ten opzichte van dader en die haat is aanleiding tot het uitspreken van de doodstraf. Hoe kan het anders? Men haatte Jezus ook, anders nen Hem niet aan het kruis gena geld. Uit haat kan nooit iets goeds ge boren worden. u rechter was, dan zou u zeker in poli- de eerste plaats willen weten, hoe om deze misdaad is gepleegd. Daar meer aan vast dan u wel denkt. Heeft u zich wel eens afgevraagd, hoe mens tot een misdaad kan komen? Ik geloof er niets van. En heeft u e anderen, uit wier naam u zegt te spreken, wel eens gehoord over zielkunde, retro- spectie en introspectie? Ik weet zeker van niet. Probeert u maar lectuur deze zaken te krijgen en bestudeert i maar. Doet u dat, dan ben ik er stellig van overtuigd, dat u zich niet voor de tweede keer zo zal laten gaan als in uw ingezonden stuk van 5 April. Let u wel, ik neem het niet voor de dader op, maar ik wil alleen maar waar schuwen tegen het uitspreken van een oordeel zonder enige kennis van zaken. J. P. VAN HOVE, Leiden, Damlaan 15. Alleen de doodstraf. Naar aanleiding van het door „Een vader" te Katwijk ingezonden stuk in verband met de monsterachtige misdaad te Hilvarenbeek wilde ik opmerken, het met deze vader volkomen eens te zijn vat de strafmaat betreft: de doodstraf, :oals bij elke opzettelijke moord trou- vens behoort te geschieden. Echter niet op grond van de misdaad als zodanig, maar op grond van Gods Woord. God, Die volkomen liefde, maar ook ten hoogste rechtvaardig is, eist het bloed van de moordenaar. Het vergoten bloed roept om wraak naar de hemel. In de heilige Schrift wordt dit voldoende aangetoond. Willen wij, dwaze en zondige mensi nu wijzer zijn dan God? Immers hier Nederland is de doodstraf afgeschaft verschillende drogredenen en op valse humanistische gronden, met al de schrikkelijke gevolgen van dien. Gerech tigheid (ook in de rechtzaken) verhoogt een volk, doch de zonde is een schand vlek der natie. Ook in deze rechtzaak zal wel het valse humanistische beginsel voren komen: Meer medelijden me moordenaar dan met de vermoorde Doch de rechterlijke macht van Nederland zal eenmaal voor de grote Rechter var mei en aarde verantwoording hebben af te leggen, hoe zij de misdaden gestraft heeft. Ook van haar zal het bloed der slachtoffers geëist worden, indien zij dit niet gedaan heeft op grond van Gods Woord. Voorschoten. B De huurverhoging In deze rubriek stond vorige week e zijn inderdaad besprekingen geweest verhoging der huren, maar het zal wel 1953 woEden. eer de beslissing zal De schrijfster kafc zich geruststellen. Het geld, dat zij meer moet opbrengen, is niet voor de huisbaas, maar ongeveer twee-derden er van wordt gebruikt voor de nieuwbouw De huisbaas mag de standjes en kwade gezichten incasseren ais belastingambtenaar fungeren. Er wordt bovendien van hem verwacht, dat hij nu eens goed zijn huizen zal laten repareren, verbouwen en bewoonbaar Indien men weet, dat de materialen, nodig voor de reparatie, van 600 tot 1400 procent zijn gestegen en de lonen met zeker 80 procent, dan kan men wel be grijpen, dat er van reparaties nóg niet veel terecht zal komen. JAC. DE BREE. Leiden. Nieuwe Rijn 114. De huurverhoging Met het ingezonden stuk van 5 April naar aanleiding van de huurverhoging ben ik het hartelijk eens. In oude hui zen wonen is heus niet voordeliger dan in nieuwbouw. Veel reparaties geschieden op rekening van de huurder. Goed, kapotte ruit of kraan willen we best betalen, maar die oude huizen hebben meer reparatie nodig. Méér dan de nieuw bouw, waaraan men soms jaren niets be hoeft te doen. Als er aan mijn huis re paratie nodig is en ik wend mij tot de huisbaas, wat doet hij dan? Niets. En ten slotte wordt het zo erg, dat men het zelf moet laten opknappen, op eigen rekening. Ruim drie jaar woon ik nu in zo'n huis. Als ik al die reparatiereke ningen bij elkaar leg, ho maar! Laat men liever de huishuren omhoog bren gen voor die huizen, die niet ouder zijn dan veertig jaar. Daar woont men toch voordeliger dan in nog oudere woningen. Het is niet eerlijk de huren van oudere huizen gelijk te stellen met die voor de nieuwbouw. Alphen aan den Rijn. VAN D. Trampersoneel Een conducteur is ruw uitgevallen te gen een Indonesische vrouw, omdat zij geen geld had voor haar kaartje. Heeft de conducteur het echter zo bedoeld? Zelf hoorde ik eens: „Verrek, ben jij het Jan? Hoe maak je het? Weer helemaal beter?" Daarin hoorde ik de warme langstelling van Hein de conducteur niet het woord „verrek" in zijn w betekenis. Hein heb ik ook eens spin nijdig een passagier achterna zien lopen, omdat deze er tussenuit wilde knijpen zonder te betalen. Als overwinnaar kwam hij terug. Wat hij toen zei, was geen Frans. En de mensen achter op de tram gaven hem groot gelijk en we hadden de grootste pret. Hiermee wil ik niet beweren, dat die juffrouw zonder beta ling wilde reizen; in geen geval. Weet u wat ik in zo'n geval doe? Dat ka voor die juf betalen. En de sok is af. U zult zeggen: Je kan me nog meer v< tellen. Toch is het zo. Eens naar Rotterdam reizende in trein, merkte ik een passagier op die de knoop zat. Hij was in Den Haag gestapt en dacht" in de trein een kaartje kopen. Door verkleding portemonnaie vergeten. Hoeveel heeft u nodig? Twee gulden, was het antwoord. Ik heb het netjes teruggekregen. Dat heb ik in Ant werpen geleerd. Daar werd mijn kaartje door een eenvoudige „sloeber" betaald, omdat mijn bezit bestond uit „Hollandse sengts". Hij kreeg een Hollands rokertje. Wat de redactie schreef over het per soneel van de „Blauwe" is juist. Een voorbeeld? Zaterdag 29 Maart met de tram van Oegstgeest naar Leiden stopte bij halte Vogelenbuurt door rijden vijftig meter verder zette de bestuurder de tram stil om een strom pelende vrouw te laten instappen. „Het mag wel niet, maar ja, ken ik die ziel nou laten staan?" Zo lang de „Blau we" nog dit soort mensen rijk is, zal het met hem wel loslopen. J. VAN LOEF. Leiden. Herenstraat 76. Oplegging der handen Er wordt de laatste tijd veel gesproken over genezing door oplegging der han den. schrijft J. G. Met hem ben ik ver blijd, dat de arbeid van de beide Blum- hardts opleeft. Wij hebben veel kunnen lezen over de samenkomsten in de Haag se Bethlehemkerk en in andere steden, alsmede over de opwekkings-samenkom- sten in het Duitse Wuppertal, oJ.v. Her mann Zaiss. J. G. stelt deze kwestie ech ter veel te eenvoudig. Inderdaad is het een feit, dat tijdens al die bijeenkomsten veel mensen van hun ziekten en kwalen zijn verlost, doch laten wij op dit ge bied toch voorzichtig zijn. Weest nuchter en waakt! Het is de vraag, of al die genezingen blijvend zijn. Suggestie kan ook een grote rol spelen. En het is ook een feit, dat niet alle zieken genezen. Nu is het een droevig verschijnsel, dat er mensen zijn, die beweren: Ais zieken door gebed of handoplegging niet ge nezen, wordt dit veroorzaakt door hun ongeloof. Zo'n redenering is door en door on-Christelijk. Paulus hield een doorn in het vlees; Timotheüs had veel last van zijn maag en van zijn voortdu rende ongesteldheden; Spurgeon en Wil liam Booth leden ook zeer van een kwaal. Zeker, veel ziekten morden veroor zaakt door gebrek aan geloof. Christen psychiaters weten daarvan mee te pra ten. Er zijn zeer veel gelovige zieken, die jarenlang lijden door een ongenees lijke kwaal. Waarom? De werken Gods kunnen hun openbaar worden (Joh. 9:3). Maar waarom zijn juist zij ziek en niet anderen? Teksten als Marcus 16: 17 en 18 en Jac. 514 brengen geen oplossing. Ik denk hier aan de tekst: Die de Here lief heef^, kastijdt hij. Geloof en lijden zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Als ons karretje zo rustig op de zandweg rijdt, dat we er zelfs een dutje in kun nen doen, dienen we ons wel ernstig af te vragen, hoe het met ons geloof staat. Gods wegen zijn niet uit te denken en niet na te meten. Maar in die vreemd heid is een troost, juist omdat ze alle verstand te boven gaan. Daarom kunnen wij maar een ding doen: de ogen sluiten en ons te laten vallen, opdat wij door God worden bevrijd en vrede vinden. Wie door genade op deze geloofshoogte is gekomen, voelt zich de handen opge- legd door God en belijdt met ds D. A. v. d. Bosch: Geloven is met gesloten ogen aan Gods hand lopen en dan niet onder tussen de ogen op een kiertje doen of Vader ons niet in een sloot laat lopen. ADR. VAN SPRANG. Noordwijk Binnen. Scheveningsestr. 21. Een buitenlandse reis in eigen land.-.. Zó zou men kunnen noemen een reis naar het Bijbels museum van oudheden te Amsterdam, Hemonylaan 19a. Immers, een uitgebreide collect» Palestina, Egypte en Mesopotamië geeft de °zoeker he: gevoel eens echt andere landen te zijn en te vertoeven in Oosterse sfeer Vooral door de aanwezigheid van ginele mummies en vele andere werpen uit pyramiden en rotsgTaven; 4000 jaar oude Babylonische kleitablet ten .met spijkerschrift, opgegraven Pa lestijns aardewerk (de Sichem-collectie) en de modellen van de tempel van rodes, de huidige Tempelberg (Omar- Moskee) te Jeruzalem. Dit alles geeft op illustratieve wij: een duidelijk beeld van de cultuur de godsdienst der Bijbelse volkeren, waartoe niet het minst bijdraagt verafgelegen riviertje, is bezig te verzinken in die bijzondere schemering, die de heldere avon den van het vroege voorjaar kenmerkt, wan neer uit de aarde een fijne nevel opstijgt, die de schaduwen van de bossen verdicht en de open vlakte bedekt met een zilverig-blauw waas. Alles is stil, droefgeestig, als het ware in gedachten verzonken. Het dorp ligt rustig te sluimeren. De arme lijke hutten steken nauwelijks met haar don kere omtrekken af tegen de omgeving; hier en daar flakkeren lichten op; van tijd tot tijd piept er een deur van een poort en klinkt het geblaf van een waakzame hond, dat daarna weer verstomt. Zo nu en dan doemen er ge stalten op uit de donkere massa van het zacht ruisende bos, gaat er een ruiter voorbij, klinkt het geknars van een slede: de bewoners van het eenzame dorpje maken zich op naar hun kerk om het Paasfeest te vieren. De kerk staat op een lage heuvel in het mid den van het dorp. De ramen plekken licht op, de oude, donkere klokketoren stijgt als een bergtop omhoog in de zwart-blauwe lucht. Daar kraken de treden van een trap.De oude klokkenluider Michéjitsj klimt naar bo ven naar het klokkenhuis, en weldra hangt zijn lantaarn in de ruimte als een ster die zweeft door de lucht. s hij ook versleten, zijn ogen zien slecht. Het is al tijd, al tijd van rusten voor de oude man, maar God stuurt hem de dood maar niet. Hij heeft zijn kinderen begraven, hij heeft ou de mensen op hun laatste gang begeleid, maar zelf toeft hij nog steeds onder de levenden. Moeilijk is het en zwaar!.. Vele malen heeft hij het Paasfeest al gevierd, hij is de tel kwijt geraakt hóe vele, en even zo vaak heeft hij hier op deze klokketoren het juiste ogenblik afgewacht. En nu heeft God hem weer hier heen geleid De oude man loopt naar het klokkengewelf ;n leunt met zijn armen op het hekje er om heen. Beneden, rondom de kerk, zijn de gra ven van het dorpskerkhof vaag in het duister te onderscheiden; het is of de oude kruisen met hun uitgestrekte armen ze beschermen. Hier en daar buigen nog kale wilgen over hen heen.Vandaar, van beneden, waait Michéjitsj de droefgeestige stilte tegen van de eeuwige slaap, gedragen door de geur van jong, ont luikend groen. Wat zal er over een jaar van hem gewor den zijn? Zal hij zich dan weer hierheen be geven, de toren op, onder de metalen klok, om met een dreunende slag de zachte slaap van de nacht stuk te slaan, of zou hij liggen daar, in een donker hoekje van het kerkhof onder een kruis? Dat weet God alleenHij i: bereid; maar vooralsnog heeft God hem gebo- door WLADIMIR KOROLJENKO den nóg een keer het Paasfeest in te luiden. „Uw wil geschiede!" prevelen de oude lip pen de bekende formule, en Michéjitsj kijkt op naar de hemel, waar millioenen sterren staan te schitteren, en slaat een kruis. „Michéjitsj, hé Michéjitsj!" roept van be neden een doffe, eveneens oude stem hem toe. De hoogbejaarde koster kijkt in de klokketoren omhoog, houdt zelfs zijn hand boven zijn knip perende, tranende ogen, maar kan Michéjitsj niet ontdekken. „Wat is er? Ik ben hier!" antwoordt de klok kenluider, en hij buigt voorover uit zijn klok kenhuis. „Zie" je me niet?" „Nee, ik zie niets.. Maar is het nog geen tijd om te gaan luiden? Wat denk je er van?" En beiden kijken zij naar de sterren. Duizen den lichtjes Gods zien twinkelend vanuit de hoogte op hen neer. De vurige Wagen staat al hoog aan de hemel.. Michéjitsj overweegt. „Nog niet, nog even wachten.. Ik weet 't Hij weet het. Hij heeft geen klok nodig: Gods sterren zeggen hem wanneer het tijd is.. De aarde en dfe hemel en de witte wolk die stil voorbijglijdt in het diepe blauw en het don kere dennenbos dat nauw hoorbaar daar bene den staat te fluisteren en het kabbelen van het riviertje dat onzichtbaar is in het duister dat alles is hem vertrouwd, dat alles is hem eigenNiet voor niets heeft hij zijn gehele leven hier doorgebracht EN het verre verleden komt hem voor de geest. Hij herinnert zich hoe hij voor de eerste maal samen met zijn vader deze zelfde klokketoren beklomHere, here, wat is dat lang geleden en., toch ook weer niet lang!.. Hij ziet zichzelf als een klein kereltje met lichtblond haar; zijn ogen stralen; de wind niet die welke het stof van de straat doet opstuiven, maar een heel bijzondere wind die hoog boven de aarde wiekt met zijn ge ruisloze vleugels waait zijn haar door de war.Beneden, ver, heel ver weg, lopen heel kleine mensjes, staan de huisjes van het dorp, ook heel klein, en het bos wijkt ver achter uit, en het ronde open veld, waarop het dorp ligt schijnt juist heel groot, bijna eindeloos. „En daar ligt het nog net zo!" denkt de oude grijze man met een glimlach, en hij kijkt op het kleine veldje neer. Zo gaat het ook met het leven.. Als je jong bent zie je het einde er niet van, noch de begrenzingmaar daar ligt het nu in zijn ge heel, als op de palm van een hand, van het begin af tot aan het kleine graf daar in de hoek van het kerkhof, dat hem in verband met zichzelf lief is geworden.. En nu. God zij dank!is het tijd om de rust in te gaan. De zware weg heeft hij als rechtschapen mens afgelegd, en de vochtige aarde zal hem een moeder ztjr... En gauw, al gauw!.. Maar nu is het tijd. Nog één keer kijkt Michéjitsj onderzoekend naar de sterren dan richt hij zien op, neemt zijn muts af. slaat een kruis en begint de touwen van de klok ken te verzamelen.'Na enkele ogenblikken dreunt een galmende slag docr de nachtlucht.. Een tweede, een derde, een vierde,., en de een na de ander vullen de machtige, volle, langgerekte, zingende tonen de zacht-sluime- rende Paasnacht. Het geluid zwijgt De dienst in de kerk be gint Vroeger liep Michéjitsj altijd langs de trap naar beneden en ging dan in een hoek je bij de deur staan om te bidden en te luis teren naar het gezang, maar nu blijft hij op zijn hoge post, nu valt het hem te moeilijk. Bovendien gevoelt hij een zekere moeheid in al zijn leden. Hij gaat op een bankje zitten, en luisterend naar de wegstervende galm van het wiegende koper, geraakt hij in gepeins verzonken. Waaraan denkt hij? Zelf zou hij nauwelijks op deze vraag kun nen antwoordenZwak verlicht zijn lantaarn het klokkenhuis. De dof nadreunende klokken zijn in het duister schuil gegaan; van bene den, uit de kerk, dringt van tijd tot tijd als een flauw gerommel het gezang tot hem door, en de nachtwind beweegt zachtjes de klokke- touwen heen en weer, die vastzitten aan de ijzeren harten der klokken.. gedachten komen bij hem op. „Nu zingen de lofzang!" denkt hij, en hij ziet zichzelf in de kerk als vroeger. In het koor weerklinken tientallen kinderstemmen, de oude priester, wij len Vader Naóem, spreekt hardop met zange rige stem de slotwoorden uit; honderden boe- renhoofden buigen voorover en richten zich weer op als rijpe korenaren in de wind. De boeren slaan een kruis.. Het zijn alle be kende gezichten en allen zijn zij nu al dood.. Daar is het strenge gezicht van zijn vader; daar, naast zijn vader, staat zijn oudste broer, die een kruis slaat en zucht. Daar is hijzelf ook, blozend, gezond en sterk, vervuld van een onbewust verlangen naar geluk, naar levens vreugde.. Waar is het, dat geluk?.. De gedachten van de oude man flikkeren op als de vlam van een uitgaande kaars, en dringen als een heldere, snelle lichtflits alle hoekjes binnen van het leven dat achter hem ligt.Arbeid boven zijn krachten, smart, zor gen. Waar is het, dat geluk? Het zware lot groeft rimpels in jonge gezichten, kromt de krachtige rug, en leert de mens zuchten, zo als zijn oudste broer.. Maar daar links, tussen de vrouwen uit het dorp, staat met stilgebogen hoofd zijn jonge vrouw. Hoe goed was zij, bij God, hoe goed! En hoeveel heeft zij niet moeten doorstaan, zijn geliefde.Gebrek en hard werken en oneindige smart maken de mooie vrouw dor en oud; haar ogen verliezen hun glans, en de voortdurende stompzinnige angst die er uit spreekt voor de onverwachte slagen van het leven, verdrijft de fiere schoonheid van haar jeugd.. Ja, waar is haar geluk?.. Eén zoon is hun nog gebleven, hun hoop en hun vreug de, en hèm heeft de menselijke onwaarachtig heid overmeesterd.. En daar staat ook hij, zijn rijke vijand, en knielt neer en vraagt om vergeving voor de tranen van zweet en bloed; ijverig slaat hij op zijn borst het teken des kruises en valt op de knieën, en beroert met het voorhoofd de grondEn het snijdt Michéjitsj door de ziel, en de donkere gelaten der ikonen kijken van de wanden neer op de jammer en de on waarachtigheid der mensen Dat is alles voorbij, dat ligt alles daar, ach ter hemNu is voor hem de hele wereld slechts deze donkere toren, waar de wind suizelt in het duister en de klokketouwen licht bewegen.. „God zal u richten!" fluistert de oude man en „Michéjitsj, hé Michéjitsj!.. Wat is er aan de hand, zit je te slapen?" wordt er van be neden geroepen. „Wat blief?" roept de oude man en springt haastig overeind. Here! hij is toch niet wer kelijk ingeslapen? Zulk een schande is hem nog nooit overkomen!.. En vlug grijpt Mi chéjitsj met behendige hand de touwen. Be neden krioelen de mensen als mieren dooreen; de kerkvaandels klapperen in de wind, glan zend van het goudbrocaatDaar beginnen de kerkgangers hun ommegang om de kerk en hun blijde roep klinkt tot Michéjitsj in de hoog te door: „Christus is opgestaan uit de doden!" En deze roep slaat als een golf op in het hart van de oude man.. En het komt Miché jitsj voor dat de lichtjes der waskaarsen hel derder vlammen in de duisternis, dat de men senmenigte heftiger is bewogen en de vanen krachtiger wapperen; en de ontwakende wind grijpt de golvende geluiden aan en stuwt ze met brede zwaai naar omhoog, en doet ze ver smelten met het luide, plechtige klokkengelui. EN nooit tevoren had de oude Michéjitsj zó de klokken geluid. Het was of zijn overvoll.e oude hart overgegaan was in het dode koper, en de klanken zongen en sidderden, lachten en weenden, en zich aaneenrijend tot een schoon snoer, stegen zij op naar de sterrenbezaaide hemel. En de sterren laaiden op, helderder fonkelend, en de klanken ontrolden zich trillend en vielen weer terug naar de aarde met een strelend-liefkozende galmDe grote bas beier de donker en zwaar, en goot zijn machtige tonen uit over hemel en aarde: „Christus is opgestaan". De twee tenoren, sidderend door de beurtelinge klop hunner ijzeren harten, zongen blij en met volle stem met hem mee: „Christus is opgestaan!" En de twee heel kleine discanten, die zich schenen te haasten om niet achter te blijven, mengden zich tussen de grote klokken, en zongen vrolijk, als kleine kinderen, om het hardst: „Christus is opgestaan!" En de oude klokketoren scheen te beven en te wankelen, en de wind, die het gezicht van de klokkenluider omwaaide, trilde met zijn machtige vleugels en herhaalde: „Christus is opgestaan!" En het oude hact\^tergat dat het leven vol zorgen was en vol ytenkingen, hij vergat, de oude klokkenluider. ^Pt y,oor hem het hele leven zich slechts 'frpéató^in deze sombere, lege toren, dat fty alu^n Was in de wereld, als een oude boomstronk, waarvan de stam is geveld door de storm En hij luistert naar de klanken die zingen en wenen, die opstijgen naar de hemelse verte en weer neervallen naar de aarde; en het is hem of hij omgeven is door zijn kinderen en kleinkinderen, dat dit hun blijde stemmen zijn, de stemmen van de groten en van de kleinen, die versmelten tot één koor en tot hem zingen van het geluk en de vreugde die hij nooit heeft gekend in zijn leven.. En de oude klokkenlui der trekt aan de touwen en de tranen lopen hem over de wangen, en de illusie van het geluk doortrilt zijn hart. En beneden luisterden de mensen toen en zeiden tegen elkaar dat de oude Michéjitsj nog nooit zó mooi had geluid als vandaag Maar plotseling trilde de grote klok weife lend en zweeg.. De in verwarring gebrach te begeleidende stemmen, welke juist midden in een triller waren, braken die ook af, als of ze luisterden naar de droevig-galmende. langgerekte toon, die trillend uitvloeide in de lucht, en weende, en langzaam vergleed.. De oude klokkenluider viel uitgeput op het bankje neer, en twee laatste tranen druppel den stil langs zijn bleke wangen.. Hé, laat een ander komen! De oude klok kenluider is uitgeluid. Advertentie WLADIMIR KOROLJENKO DE OUDE KLOKKENLUIDER meestbrb der russische vertelkunst. ieida C. Schot Poesjkin. GoitolJ. Lermontn Tsjechow, Gorjky, i 690 in de boekhar amsterdam grote model van de gouden tabernakel in de woestijn. Maak deze zomer uw reis hierheen. Geopend op werkdagen (behalve Donder dags) 1012 en 25 uur. Voor groepen gaarne tijdige afspraken aan het corres pondentie-adres: Stadhouderskade 137, Amsterdam-Zuid, tel. 26410. (In verband met een tentoonstelling te Breda zal het museum tot 19 Mei ge sloten zijn). A. OTTER. Amsterdam. directeur. Nieuwste Duitse „vinding" De Duitse ambassadeur heeft namens zijn regering een nota bij de Nederlandse regering ingediend, waarin schadeloos stelling wordt gevraagd voor Duitse bur gers, die na de oorlog gevangen hebben gezeten, o.a. voor Schreieder, die meer dan 70 parachutisten naar gevangenissen en concentratiekampen heeft laten drop pen, waarvan de meesten vermoord en dus niet zijn teruggekeerd. Voor Schreieder, die in wezen voor alles wat hij ons heeft aangedaan 6400 dagen had moeten zitten, wordt f 6400 gevraagd. Onze barmhartigheid tegen over dit soort van Duitsers wordt dus wel beloond, wanneer de Nederlandse regering of wetgeving ook hier zou moe ten intrappen. Tienduizenden Nederlanders zijn in de jaren 1940—1945 weggesleept, waaronder velen alleen maar, omdat zij verdacht werden illegaal werk te doen of een ge vaar werden geacht voor de toekomst, die onder heel wat slechter omstandig heden dan Schreieder cj., in tuchthui zen en concentratiekampen hebben geze ten. Duizenden daarvan zijn door ver hongering en mishandeling omgekomen. De tienduizenden die zijn teruggeko men, waarvan e. velen vief of vijf jaar hebben gezeten, kregen bij wijze van smartegeld of zoals men dat met een aardige rechtsterm uitdrukt, wegens ge mis aan ^vensvreugde, geen cent ver goed. De pensioenen, die ui'gekeetd wor den aan de nagelaten betrekkingen van gevallen verzetsstrijders en de uitkering via maatschappelijk hulpbetoon aan na gelaten betrekkingen van hen, die zo maar door de Duitsers zijn opgepikt, komen voor rekening van het Neder landse volk. En nu durft de Duitse re gering namens het „Herrenvolk", dat ons heeft uitgeroofd, dat tal van steden heeft uitgebrand en dat niet heeft opgezien tegen massa-moord, ons ook nog «ehade- vergoeding te vragen, omdat wij een aantal rpioonen en wat dies meer zij. die in ons land z.g.n. op bevel een misdadige rol hebben gespeeld, een tijdje hebben vastgehouden met ontslag van rechtsver volging, in plaats van hen als oorlogs misdadigers voor jaren te hebben op gesloten. Dat de Duitse regering dit spel durft te spelen, bevestigt opnieuw, dat de re geringsdepartementen vrijwel uitsluitend bezet en bestuurd worden door dezelfde Nazi's, die de wereld mee in brand heb ben gestoken, waarvan wij nu nog de naweeën moeten dragen. Het zijn deze Nazi's, die onze regering hebben ver plicht, om de Haagse rechtbank en mis schien nog een of ander hof. op te dra gen om na te gaan of wij aan de voor het gevoel van het Nederlandse volk krankzinnig gestelde schade-eisen moe ten voldoen. Is het niet erg, dat deze nieuwste vin ding van onze overweldigers in 1940 de prullemarvd Namens Expogé: K. R. VAN STAAL, Bronstee weg 47. De overheid, het wettig gezag, heeft U nodig. Treed toe tot de reserve-gemeentepolitie. DIE SJORS UIT ZWAMMERDAM Een 19-jarige jongeman ui* Zwam- merdam, Sjors van D., was vorig jaar voor de militaire dienst gekeurd. Toen hij enkele dagen geleden een dag naar de jaarbeurs wilde gaan, ontmoette hij in Bodegraven een aantal jongelui, die tegelijk met hem waren gekeurd en nu naar hun regiment gingen om te worden ingelijfd, zoals dat heet. In Utrecht aangekomen besloot Sjors met zijn vrienden mee te gaan naar de kazerne. Hij stapte met hen in de mili taire auto's, doe hen bü het station af haalden en werd naar de kazerne ge bracht. Nadat Sjors hier een poosje had rondgeneusd, ging hu maar weer eens opstappen om naar de jaarbeurs te gaan. De kazernewacht vroeg hem ec-bter, wat hij wel van plan was te doen. De man dacht natuurluk een deserteur voor zich te hebben. Sjors vertelde hem echter, dat hij nog geen oproeping had ontvan- ïn alleen maar met zijn vrienden was meegegaan. De kazerne-commandant kwam er aan pas. veel instanties, oa. de gemeente er et an e in Zwammerdam, werden af gebeld en toen bleek emdeiuk. dat Sjors geen deserteur was. Hü kroeg een flinke uitbrander en kon gaan. Van zijn plan, de jaarbeurs met een bezoek te ver^ «ren, zag hü maar af.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 5