iSjoaê.
n
NEKKRAMP
O wonderbare liefde
DE WEG DIE
ZIJ GINGEN
4
ZONDAGSBLAD 29 MAART 1952
Links: het opheft en van de Thorarol door de voorlezer. Rechts: Thorarol
ingepakt in foudraal.
BEZOEK AAN DE
Voortzetting van de
oude tempeldienst
ZATERDAGMORGEN tegen half
tien. Wij zijn op weg naar de sy
nagoge of sjoel om een dienst in de
„Jodenkerk" bij te wonen. Enkele
zonen en dochteren van 't oude volk
zijn met hetzelfde doel op weg.
De stijlvolle synagoge is in de oor
logsjaren verwoest. Thans doet een
vroeger pakhuis als sjoel dienst. Bo
ven de ingang prijkt een Davidsster,
wel bekend uit de al weer zo lang
achter ons liggende bezettingstijd.
Wij treden het gebouwtje binnen.
En zodra heeft de sjamasj ons ont
dekt, of hij wijst ons een zitplaats
aan. We hebben hier een mooie gele
genheid om eens rustig rond te kij
ken.
Tegen de achtermuur zien wij een
soort kast, afgesloten door gordijnèn.
Daar achter wordt de Thora bewaard-
perkamenten rollen, waarop met ein
deloos geduld uit de hand in he
breeuwse letters de vijf boeken van
Mozes zijn geschreven.
Om deze Thorarollen concentreert
zich de hele eredienst in de sjoel. De
Joden aanbidden de onzichtbare God,
die zich aan hen heeft geopenbaard
en die hun deze wet door de hand
van Mozes gaf; doch de stoffelijke
verschijning waarin deze wet tot hen
komt, wordt door hen evenzeer ver
eerd. Zij is een heilig voorwerp van
vrome verering. Daarom heet de
kast, waarin deze rollen bewaard
worden de heilige ark.
De kleine lamp, die voor de ark
hangt en altijd branden moet, heet
de eeuwige lamp, herinnerend aan
de kandelaren in de tempel, welke
©ok niet uitgeblust mochten worden.
Als wij verder rondzien valt ons op,
dat de mannen allen hun hoofd be
dekt houden en over hun kleding een
soort witte doek dragen, welke voor
zien is van blauwe of zwarte strepen
en van franje of kwasten. (Num 15:
38/39.)
De vrouwen zien wij niet, doch zij
zijn er wel. Evenals in de tempel een
aparte voorhof der vrouwen was, heb
ben zij ook in de synagoge afzonder
lijke plaatsen op een soort galerij
met gaas afgescheiden. Als de Jood
zijn aandacht op de heilige dingen
moet concentreren, mag hij door de
vrouwen niet worden afgeleid.
Het eigenlijke liturgische centrum
bevindt zich in het midden van het
lokaal. Daar zien wij een enige tre
den hoger liggend platvorm, de „bi-
ma", hetwelk aan twee kanten door
een trapje is te bereiken. Het is om
geven door een balustrade, waarvan
op de twee hoeken een kandelaar is
aangebracht met kaars of electrische
verlichting.
Op het platvorm is het een druk
gedoe. Er bevinden zich vier man
nen, allen geschaard om een grote ta
fel waarop de Thorarol is uitge
spreid. Een van hen, de voorlezer of
„koree" leest uit de rol het aan de
©rde zijnde gedeelte overluid voor;
hij gebruikt daarbij een zilveren aan
wijzer. De drie anderen kijken aan
dachtig toe en volgen het gelezene
met de ogen. Deze drie worden af en
toe verwisseld door andere personen,
daartoe door de sjamasj uitgenodigd.
Als de lezing uit de Thora is afge
lopen, wordt de rol alvorens te wor
den opgeborgen, door de voorlezer
met uitgebreide armen aan de ge
meente getoond, waarop deze ant
woordt met de worden uit Spreuken
3 18, 17 en 16, voorafgegaan door de
ze inleiding: „Dit is de leer, die Mo
zes de kinderen Israels voorgelegd
heeft op bevel des Heeren."
OP SJABBES
Nu wordt de rol in een fraai ge
borduurde fluwelen foudraal gewik
keld, op de staven een koperen kroon
geplaatst, en terwijl alle mannen zich
van hun zitplaatsen verheffen wordt
zij met enige plechtigheid naar de
Ark gebracht. Men verdringt zich bij
het passeren om de rol met de kwas
ten van de gebedsmantel aan te ra
ken.
Ook hieruit blijkt welk een grote
verering de Jood voor deze Thorarol
koestert.
In de dienst, welke wij bijwoonden,
werd ook een 13-jarige jongen, „voor
de Thora" geroepen. Dit is de leef
tijd, waarop een Joodse jongen wij
zouden zeggen kerkelijk meerderja
rig wordt. Zijn ouders hebben in re
ligieuze zaken geen verantwoording
meer voor hem; hij treedt zelfstandig
op. Hij moet daartoe in de Synagoge
een gedeelte uit de Thora voorlezen,
terwijl de oudere mannen toezien of
hij het goed doet. Na afloop van de
dienst wordt hij door de voorlezer in
het Nederlands toegesproken, ont
vangt de gelukwensen der Synagoge
en tenslotte de Aarontische zegen op
het hoofd.
De dienst in de Synagoge is echter
nog niet afgelopen. Na de Thorale
zing volgt nog de lezing uit andere
bijbelboeken, de Psalmen of een der
Profeten. Zo het gebeden zijn, wor
den deze door de gemeente mede-
0
VI.
HET eerste slachtoffer sloeg er zich
kranig doorheen. Heel vlot zong
ze het gevraagde toonladdertje van
C, een toontje hoger, nog twee toon
tjes hoger, juist, een helder sopraan-
tje. „Mooi zo, hoe is uw naam?"
„Zuster Bouma". „Fijn, dank u wel,
wie volgt?"
Ik vroeg de blocnote, scheurde er
twee vellen van af, zette op ieder een
dikke 'P bovenaan, de ene links, de
andere rechts in de hoek en verdeel
de de vlakken in vier kolommen: so
pranen, alten, tenoren en bassen. De
„linkse" lijst werd geopend met Bou
ma onder sopranen.
Inmiddels stond de volgende can
didate reeds naast me. Nogal dicht
naast me ook! Het was gelukkig een
verpleegster, want van een aspiran-
te voor de rechtse lijst had ik het
minder prettig gevonden. Ze maakte
nog een naderende beweging en ver
trouwde me toe veel aan songs ge
daan te hebben. Ze mocht één toon
laddertje naar beneden zingen, haar
naam zeggen en toen weer gaan zit
ten.
Nummer drie stelde zich voor als
Juffrouw Brebis. Ze was minstens een
meter negentig met de daarbij beho
rende omvang. Ze kwam alleen maar
even zeggen, dat ze wel lid wilde wor
den maar in geen geval voorzong.
Daarna draaide ze zich om en ver
dween ijlings naar haar plaats. Van
uit de verte vroeg ik of ze hoog of
laag was. „Hoog, meneer". Wel, zo
op het oog klopte het en Juffrouw
Brebis behoorde dan in ieder geval
opgezegd. De lezing geschiedt uit ge
drukte boeken, waaruit nogmaals het
verschil blijkt dat men maakt tussen
de Wet en de Profeten. De meeste
mannen volgen het voorgelezene uit
een boek, dat zij voor zich hebben,
zingen af en toe mede of spreken een
of andere tekst overluid uit. (Amen!
of: Geloofd zij de Heer!)
Ofschoon een synagogedienst na
tuurlijk een heel ander karakter
draagt dan een protestantse gods
dienstoefening, toch kan men wel be
grijpen wat er plaats vindt, vooral
als men probeert in de Joodse ge-
tot de „rechtse" sopranen, dat kon
niet missen.
De volgende twee bleken verpleeg
sters in gewone burgerkleren. Ai, dat
maakte de zaak eensklaps veel inge
wikkelder. Tenslotte kon ik niet aan
de neuzen van mijn zangeressen de
toestand van hun geestelijke vermo
gens aflezen, niet waar? En wanneer
ze hun naam noemden en verzuim
den er hun functie bij te vermelden,
zou ik op eigen initiatief de zanglus
tige schare in mensen en personeel
moeten indelen. Een ogenblik over
woog ik, Zuster Den Hertogh erbij
te halen, maar dan zat mijn vrouw
alleen. En naar ik hoopte was het
personeel wel zo verstandig mij hier
in behulpzaam te zijn, want je kon
toch moeilijk in een twijfelachtig ge
val gaan vragen: „Moet ik u op de
lijst van de normalen plaatsen of is
u misschien
Zo legden achtereenvolgens al de
vrouwen een min of meer geslaagde
proeve van bekwaamheid af, in dub
bele betekenis. De geüniformeerden
leverden in het algemeen geen moei
lijkheden op. Trouwens, ook de mees
te patiënten gedroegen zich zo ver
rassend normaal, dat de keuze:
links of rechts meermalen een kwes
tie van goed geluk werd.
Ze kwamen meestal alleen, doch
bij sommigen stond ineens aan
weerszijden een verpleegster quasi
belangstellend toe te kijken. De eer
ste keer voelde ik weer onmiddellijk
de angst van Woensdagmiddag terug
keren, maar toen er hoegenaamd
niets gebeurde, deed ik maar alsof
ik het heel gewoon vond.
dachtengang in te dringen. Een dienst
in de Synagoge is voor de gelovige
Jood een voortzetting van de oude
tempeldienst. Men vereert Jahweh in
de Thorarol; men offert Hem het on
bloedige offer der gebeden, en prijst
Hem met psalmen. Want, er wordt
ook gezongen. De psalmen worden,
zonder begeleiding, uitsluitend door
de voorzanger aangeheven en door
de gemeente meegezongen.
Helaas, in de synagoge weet men
er niet van ere te brengen aan het
Lam, Die onze zonden op zich nam
en Wiens bloed ons heeft geheiligd.
Een weigerde pertinent naar1 voren
te komen en verweerde zich met een
paar heftige gebaren toen er enige
aandrang op haar werd uitgeoefend.
Nadat er alweer twee nieuwe leden
waren gestemd stond ze echter plot
seling vrijwillig op, kwam naar de
piano, keek nog even woedend naar
de verpleegster, die had getracht haar
van haar plaats te krijgen en zette
dan met prachtige volle alt Cesar
Franck's Panis Angelicus in.
Haastig zocht ik de goede toonsoort,
notabene precies de originele en be
geleidde zo goed en zo kwaad uit
het hoofd als mogelijk was. Ze zong
een twintig maten, hield dan plotse
ling op, knikte een paar maal plecht
statig naar me om vervolgens ma
jestueus terug te schrijden.
Ik herinner mij nog een vrouw van
ondefinieerbare leeftijd, die volkomen
tevergeefs trachtte aan te leggen op
de toon die ik voorspeelde. Ze zag er
uit als een man met een rok en kou
sen aan en bracht alleen een soort
van onderaards gebrom voort. „Wel
dames en heren, daar hebben we de
eerste bas", riep ik het gespannen
luisterende gezelschap toe, meer spon
taan dan doordacht. Iedereen lachte
echter en de „bas" bleek gelukkig
nogal trots op haar prestatie.
Als laatste van de afdeling dames
kwam, tot grote vreugde van alle aan
wezigen Zuster Den Hertogh aan de
beurt. „Oh, jakkes, wat eng", zei ze
zo duidelijk hoorbaar, dat de vrolijk
heid nog snel enige graden steeg. De
forse vrouw bleek over een hoog,
maar bescheiden sopraanstemmetje
te beschikken. Ook zij kreeg een har
telijk applaus, waarna tot mijn op
luchting, eindelijk de pauze werd
aangekondigd.
We dronken voor, in het knusse
kantoortje, onze drie koppen thee,
persoonlijk ingeschonken door de
hoofdverpleegster, die telkens weer
herhaalde, dat alles tot nu toe zo echt
boven verwachting vlot was verlo
pen. „U gaat met ze om alsof u het
al jaren doet", zei ze met naïeve ver
bazing, „menig gediplomeerde zou er
een voorbeeld aan kunnen nemen".
Of dit nu helemaal eerlijk gemeend
was of een psychologische streling
van mijn stellig aanwezige ijdelheid,
of beide, in ieder geval verzocht ik
heel opgewekt „even de tweede helft
te gaan afwerken", waarna ik de da
mes voorging naar de therapiezaal.
Ook daar had men de thee inmid
dels genuttigd en het vertrek stond
blauw van de rook. De sigaretten en
een enkele sigaar werden echter snel
gedoofd en de eerste man, uitgere
kend de woest uitziende kerel met
z'n grote snor, kwam op me af. Door
de gelijktijdig invallende stilte was
de spanning dus meteen alweer in
voldoende mate aanwezig! Hij stelde
zich voor als Meneer Jonktoeter, gaf
me een warme, en voor zo'n sterke
kerel wonderlijk weke hand, boog zich
met een zeer onfrisse adem dicht
over mij heen en deelde mee dat hij
maar vast gekomen was om de gang
er weer een beetje in te krijgen!
J. N. VAN DER WAART.
Noem d'overtreding mij, die Gij begaan hebt,
het kwaad, gekruiste Heer, dat Gij gedaan hebt
waaraan Uw volk U schuldig heeft bevonden,
noem mij Uw zonden.
Gy wordt gegeseld en gekroond met doornen,
geminacht als de minste der verloornen,
en als een booswicht die zijn straf moet dragen,
aan 't kruis geslagen.
Zeg mij, waarom men U aldus gehoond heeft,
U dus, mijn Vorst, gescepterd en gekroond heeft!
Om voor mijn schuld verzoening te verwerven,
moest Gij dus sterven?
Hoe vreemd, dat voor de schapoi Zijner weide
de Herder Zelf ter slachtbank Zich liet leiden,
de Heer Zich voor de schulden Zijner knechten
aan 't kruis liet hechten.
O wonderbare liefde, die ons denken
te boven gaat, wat kan mijn liefd' U schenken,
wat ooit bereiken d'arbeid mijner dagen,
dat U behage?
O Liefde, voor dit offer van Uw leven,
wat kan ik, dan mijzelf ten offer geven,
opdat ik nooit, hetzij ik leev' of sterve,
Uw liefde derve!
JACQUELINE VAN DER WAALS
je nog zingen
AFWERKING VAN DE EERSTE HELFT
ZONDAGSBLAD 29 MAART 1952
5
Moderne geneesmiddelen voor
(Van onze medische medewerker)
H" was twaalf jaar oud. Tot nu toe
was hij zeer voorspoedig opge
groeid. Aan enkele kinderziekten zo
als mazelen en rode hond was hij niet
ontkomen. Overigens was hij nooit
echt ziek geweest. Op school kon hij
uitstekend mee. Ook lichamelijk ont
wikkelde hij zich vrij snel. Hij was de
trots van zijn ouders, die behalve hem
nog twee meisjes rijk waren.
Vrijdag was hij nog volkomen ge
zond geweest. Zaterdagochtend zijn
gewone ontbijt gebruikt. In school
was hij niet lekker geworden. Geluk
kig was het op hef einde van de mor
gen. Hij kreeg hoofdpijn, werd misse
lijk en rillerig. Toen hij thuis kwam
had hij niet gegeten, maar was direct
naar boven gegaan. Hij was diep onder
de dekens gekropen, zo'n kou had hij!
Zijn hoofdpijn werd al erger. Een paar
keer moest hij braken.
Gekmaar hij kon haast niet lopen
van de duizeligheid en slapte in zijn
benen toen hij naar toilet wilde. Alles
deed hem zeer: zijn huid, zijn spieren,
zijn gewrichten, het bewegen van zijn
rood doorlopen ogen, zijn nek, zijn
rugspieren. In zulk een mate had hij
nog nooit de griep gehad.
Zijn moeder bracht hem een glas
warme kwast en een aspirientje. Nau
welijks had h\j ze binnen of ze kwa
men er weer uit. Tegen de avond werd
het beeld alarmerend. De hoofdpijn
werd allerheftigst. Hij lag steeds op
zijn zij in bed, de nek achterover ge
bogen. Zijn bewustzijn werd omfloerst.
Nu en dan was hij in de war.
Aanvankelijk dachten zijn ouders,
dat hij door de hoge koorts ijlde. Ze
waren er echter niet gerust op en be
sloten de huisarts een boodschap te
sturen. De dokter had zijn vrije week
end en was niet thuis. De waarnemers
waren kennelijk druk bezet, want na
veel moeite had men er eindelijk een
opgespoord. Het was al laat in de
avond eer hij aan het ziekbed van de
jonge man kwam. De diagnose was
spoedig gesteld: nekkramp.
U weet, dat dit een besmettelijke
vorm van hersenvliesontsteking is. De
ziekte is eigenlijk pas goed bekend ge
worden in het begin van de vorige
eeuw, toen epidemieën in centraal
Europa en Noord-Amerika voorkwa
men. In 1887 heeft men de verwekker
van deze ernstige ziekte ontdekt. Het
is een wbacterie, die voorkomt in de
witte bloedcellen van het ruggemergs-
vocht. Het zijn weer de geïnfecteerde
speekseldruppeltjes, die de ziekte van
de ene persoon op de andere over
brengen. Soms zijn het gezonde men
sen, die deze bacterie in de keel her
bergen en door hoesten of niezen om
zich heen verspreiden. Blijkbaar heb-
De directeur, die al die tijd met
haar had staan praten, liet haar vrij
en wenste haar sterkte en succes.
Ze hoorde het amper. Ze liep naar de
zaal en tuurde overal. Hij was ner
gens meer te vinden. Misschien was
hij wel naar huis gegaan. Maar nee,
dat kon niet. Hij moest straks im
mers nog een woordje spreken?
Toen klonk plotseling een stem ach
ter haar.
„Josje!"
Met een mengeling van schrik en
blijdschap keerde ze zich om. Ze
had zijn stem herkend.
Ger zag haar ogen en vreemd, het
gaf hem een schok van blijdschap.
Zijn blik ontmoette de hare en het
was net als de eerste keer, nu bijna
vier jaren geleden. Of vergiste hij
zich? Zonder dat hij er erg in had,
stak hij zijn hand uit, net als toen
bij die kennismaking. Ze greep die
met haar beide handen en ze kneep
er zo stevig in, dat hij niet wist hoe
hij het had. De mensen keken naar
hen, maar ze letten er niet op.
„Ger," fluisterde Josje, „ik zou het
vanavond weer zo graag helemaal
goed maken tussen ons. Wil je me
alles vergeven, alles wat ik je de
gekoesterd. Men meent optimist
dezulke te mogen hebben, wan
neer de gezamenlijke jaren van
bruid en bruidegom verre boven
de honderd uitkomen. Laat menig
jong echtpaar na afloop van kort
stondige wittebroodsweken kennis
geven van een oprecht leedwezen
omtrent hun dwalende keuze
van meer bejaarden verwacht men
dat anders. Zij hebben ervaring in
huwelijksaangelegenheden. Zij we
ten dat de rozen verwelken en de
maan ondergaat. Zij kiezen als
succeslied bij de bruiloft iets an
ders den dat, hetwelk de zinsnede
bevat loop ik met gesloten ogen
naar het onbekende landeen
lied 4rouwêns, dat over gans andere
dingen wenst te gaan dan over een
huwelijk, maar dichters worden nu
Uit de
VOLKSWIJK
eenmaal vaak misverstaan. Boven
dien: hun ervaring brengt mee dat
ze een toekomstige partner criti-
scher beschouwen dan de prille
jeugd pleegt te doen. Ze letten meer
op vereelte handen dan op een lief
snoetje; meer op afwezigheid van
chagrijn dan op aanwezigheid van
gepermanente krullen nj tapdans
kwaliteiten. Zodat deze mededeling
van Jodocus ons diep leed deed en
we uitriepen: „Maar Jodocus? Al
leen? Waar is je vrouw dan?"
„Weg", zei Jodocus. „Helemaal
weg; ze deugde nietHij zei
het blijmoedig en enthousiast alsof
het een kwade zweer gold, die
plotsklaps verdwenen was. En uit
zijn verder relaas, dat we met in
spanning van vele krachten uit hem
loskregen, kwam vast te staan dat
Jodoca inderdaad een boze factor
in zijn stralend leven betekend had.
Dit was wat wij vernamen. We
zeggen het maar in onze eigen
tooorden, ivant Jodocus pleegt van
ben deze bacillendragers zoveel weer
stand tegen de bacterie, dat de ziekte
zich niet ontwikkelt.
Bekend is echter, dat nekkramp
zich bij voorkeur snel uitbreidt als
veel jeugdige personen in bepaalde
inrichtingen nauw met elkaar in con
tact staan, zoals bijvoorbeeld in ka-
Het vroege voorjaar met zijn slijm-
vliescatarrhen schept gunstige voor
waarden voor de bacil om zich te ont
wikkelen in de neuskeelholte en zich
vandaar in het bloed te verspreiden
en zich te vestigen op de hersenvlie
zen, die etterig ontstoken raken.
Soms ontstaan er plaatselijke ontste
kingsprocessen in de hersenen zelf,
waardoor verlammingen kunnen ont
staan. De meningococ, zo heet de ver
wekker, kan zich ook elders in het
lichaam nestelen en aanleiding geven
tot gewrichtsontstekingen, borstvlies
ontsteking, enz. Soms wordt ook de
binnenbekleding van het hart aange-
(Vervolg van pag. 2)
laatste tijd heb aangedaan. Ik zou zo
graag als goede vr.."
Hier stokte haar stem. Ook in Ger
zijn keel schoot een brok. Hij zweeg.
Toen even later de lichten in de
zaal uitgingen en het tweede bedrijf
een aanvang nam, zat Ger weer op
zijn plaats. Wat er die avond nog
meer gebeurde, het was ineens alle
maal erg onbelangrijk geworden.
Na nog wat zang en muziek kwam
het einde. Eerst sprak de directeur
woorden van afscheid tot zijn schei
dende leerlingen, die allemaal op het
podium stonden. Daarna was het
woord aan Ger van Leeuwen, die na
mens de vierde klassers nog iets te
zeggen heeft. Zo diende de „baas"
hem aan.
Ger kwam naar voren en deed erg
zenuwachtig, iets wat niemand van
hem verwacht had. Maar hij bracht
het er nogal aardig af. Trouwens, al
les uit je hoofd, dat viel nog niet
Ger was bijna klaar en hij wacht
te even. Toen vervolgde hij: „..en
er was ook veel verkeerds. Zowel in
onze verhouding ten opzichte van de
leraars, als tegenover elkaar. Wij
zullen trachten alleen het goede en
daan. Kortom, nekkramp is een ern
stige ziekte, die vroeger met allerlei
verwikkelingen kon verlopen en vaak
eindigde met de dood.
Thans is dit door moderne genees
middelen zelden het geval. De jongen,
over wie ik hierboven schreef, kwam
laat in de avond met een auto van de
Gemeentelijke Geneeskundige Dienst
naar het ziekenhuis. Hij vertoonde alle
verschijnselen van een ernstige menin
gitis, de vreemde naam voor hersen
vliesontsteking. Bovendien was hij
volkomen bewusteloos. Enkele tien
tallen jaren geleden zou deze jong
man zeker aan zijn ouders ontrukt
zijn. Nu werd hij op moderne tvpo
behandeld. In de loop van de vokgr>
de morgen keerde zijn bewustzijn
leidelijk terug. Hij is volkome* h>»»
steld en kon enige weken later 2t
zijn moeder wandelend het ziekmtaft
verlaten.
prettige te onthouden en het verkeer
de te vergeven en te vergeten."
Het jubelde in Josje's hart. Ze wist
het. Dit was zijn antwoord, vooral
aan haar adres gericht.
Nog even nam de directeur het
woord en bedankte Ger voor zijn
woorden. Het had hem goed gedaan,
zei hij.
Toen kwam het einde.
Na afloop wilden ze allemaal eerst
Ger naar het station brengen, maar
Josje gooide roet in het eten.
„Nee lui, als Ger er geen bezwaar
tegen heeft, breng ik hem alleen naar
de trein. Laten we hier afscheid ne-
Zo kwamen ze samen bij het sta
tion.
„Ik breng je op het perron," zei
Josje.
Toen Ger een perronkaartje ge
kocht had en weer bij haar terug
kwam, vroeg ze: ,,Is alles nu weer
goed tussen ons?"
Ger knikte. Ze gingen het perron
op. Juist kwam de trein binnen. Ze
keken elkaar aan, te lang. De sta
tionschef was. onverbiddelijk. Hij
glimlachte en zei:
„Vlug een beetje met dat zoentje.
We gaan rijden!"
Van schrik keerde Ger zich om en
schoot de trein in. De chef gaf het
teken. Toen reed Ger de wereld in
en Josje bleef alleen achter op een
leeg perron. Stil ging ze even later
naar huis, stil maar gelukkig.
De volgende dag. De remmen knars
ten en de trein stond met een schok
stil. Ger kwam tot de werkelijkheid
terug en begreep dat hij er uit moest.
Dat ging nogal vlug. Iedereen ging
vrijwillig voor hem opzij, toen ze za
gen hoe hij was. Nu vlug naar de
uitgang, daar zou Josje wachten. Ten
minste als ze zijn telegram had ont
vangen. Ze moesten dan eerst maar
naar het gebouw waar ze gisteravond
hun afscheid gevierd hadden en waar
hij zijn tas had laten staan.
Ongeduldig dribbelde hij achter de
'mensenmenigte aan. Eindelijk! Hij
liet zijn weekkaart zien en snelde zo
vlug hij kon naar buiten. Maar hij
liep te ver, daardoor zag hij Josje
niet. Hij keek links en rechte, maar
kon ze niet ontdekken.
Toen klonk ineens een stem achter
„Ger!"
„O Josje, ben je toch gekomen?"
Het bleef eerst even stil. Ineens
dacht Ger aan de stationschef..
Ze moesten er allebei, een beet
je verlegen nog, om lachen. Toen leg
de Ger zijn arm rond haar schouder
en blij en gelukkig stapten ze samen
het leven in...
niet, dat je het geheim wilde houden.
ROZEN ZONDER GEUR
Nu Jodocus weer boven water
gekomen is, zierl we hem dag
aan dag opdagen. Het is als in een
advertentie: „Een dag zonder Jo
docus, is een dag zonder vreug
deMaar de vreugde is er naar.
Die eerste avond is het niet tot
een volledige uitwisseling van ge
dachten en herinneringen gekomen.
Te veel andere mensen en activi
teiten vergden toen onze aandacht.
Maar de volgende morgen hebben
we onze scha ingehaald, want voor
dat we het wisten, zat Jodocus
tegenover ons en luchtte zijn hart.
,Jk kom voortaan hier weer op de
wijkavonden.begon hij zijn
gesprek. Hij zei het op de manier
waarop een nog immer niet gevon
den lezer ons zou kunnen toever
trouwen dat h\j des zins en willens
was om met ingang van heden eens
per week een cheque van honderd
gulden over te maken voor de
Volkswijk. Zo moet eenmaal
Maecenas zijn toegewijde lieve
lingskunstenaars verzekerd hebben
van zijn voornemen om hen levens
lang te onderhouden! Met dit ver
schil dat Jodocus ons aanzienlijk
meer zal kosten dan inbrengen.
Nochtans, we waren verheugd
en bekenden dit. „Fijn, Jodocus",
zeiden we en we huichelden die
blijdschap geenszins. Met al zijn
streken en buitenissigheden is hij
ons niettemin in het verleden dier
baar geworden; wij juichten de
hernieuwde kennismaking daarom
toe. Er zit in die Volkswijk iets van
een groot gezin: wie vertrekt, laat
een leegte achter. En een leegte
schrijnt, zelfs als men er door be
spaart en bovendien er door be
spaard wordt voor rozengeur tot
de zoveelste macht, sputters en aan-
eenklevende handdrukken. Dus:
„Fijn, Jodocus.1"
,Ja", zegt Jodocus, „dat doe ik,
want ik zit tegeswoordig toch maar
weer alleen". Met die mededeling
sloeg Jodocus vele idealen onzer
zijds de bodem in. We hadden hern
en zijn vrouw immers eens op later
leeftijd getrouwd en we hadden
daar bepaald? verwachtingen over
Rotterdam naar Den Haag te rei
zen via Vlissingen en Delfzijl met
een uitstapje naar Moskou en
Washington daartussen en om al
zijn zijsprongen te verslaan zouden
we een heel Zondagsblad nodig
hebben. Maar dit was het korte
resumé.
Toen ze inderdaad getrouwd wa
ren, was Jodoca in het gebruik
danig tegengevallen. Om iets te
noemen: ze ontzegde by tijden Jo
docus niet enkel tafel en bed, maar
ook huis en hof. Ze schold hem uit
voor al wat lelijk was en 'ze had
een buitengewoon rijke taalschat
om deze vlagen van antipathie
onder woorden te brengen. Het ge
volg was geweest dat Jodocus
scheiding had aangevraagd. De
pampieren daarvan kon Jodocus
ons nog overleggen, maar hy had
ze niet bij zich omdat hij immers
toch niet lezen kon. Nadat die
scheiding was uitgesproken, was
Jodoca echter by hem teruggekeerd
zoals de compasnaald altijd het
Noorden zoekt. „Ach ja", zei Jodo
cus dienaangaande, „Ach ja, ze wist
wat ze aan me had hè en vrouwen
zijn nu eenmaal altijd op centen
uit.Hetgeen ten onrechte de
mening zou kunnen doen rijzen dat
Jodocus kapitalist was. Om kort te
gaan, ze hertrouwden na verloop
van tijd, maar toen kwamen met
een ook weer de spraakwatervallen
van Jodoca terug. Lief zolang ze
geen vastigheid hadboos zodra ze
zeker was van haar prooi. Maar
wat zal men daar tegen doen? ,Jc.
ken toch ook niet samen zitten te
leven", concludeerde Jodocus kuis
'ofschoon met leedwezen Maar de
inderdaad hoger staande mogelijk
heid van een huwelijk bleek ten
tweeden male een mislukking, en
dus waren ze opnieuw uiteen ge
gaan. En dezelfde advocaat be
moeide er zich weer mee.„Als
je maar weet dat je maar één keer
met elkaar kunt hertrouwen",
waarschuwde ik. Maar Jodocus zei.
„Dat was al één keer te veel....''
VfIJKPREDIKANT.