Haar wij denken er zó over
Nood der kamerverhuurders'
NIK UWE LEIDSCHE COURANT
4
ZATERDAG 22 MAART 1952
Alles
goed
en wel...
(Ingezonden stokken)
Melksanering I
Naar aanleiding van uw artikel Ge
vaarlijke Wegen (melksanering) wilde ik
graag enige woorden tot u richten.
Steeds weer heb ik de gedachte, dat de
burgerij en ook u denkt, dat wij melk
handelaren alleen maar willen sar
om in het vervolg heerlijk vroeg klaar
te zijn en er een lui leventje op r
gaan houden. Maar dat is niet waar
een zaak niet goed gaat en het gaat
in de melkhandel de laatste jaren niet
goed dan moet er wat gedaan
den. En nu is de sanering één va
mogelijkheden om uit de moeilijkheden
te komen. Immers, zij zal op alle gebied
een geweldige besparing geven. Dus
helemaal eigen belang, zult u zeggen.
Goed. maar tot op zekere hoogte.
De steden en dorpen, die al enige jaren
gesaneerd zijn, kunnen ons daarvan over
tuigen. Daar kan men het aan de melk
boer merken, wat betreft zijn materiaal,
o.m. bakfiets, wagen, bussen en kleding,
ook in de zaken. Er zijn gemeenten, die
al zo ver zijn. dat men'gezamenlijk
mooie koelkast heeft kunnen kopen.
Apeldoorn en Alphen aan den Rijn zijn
coöperatief gesaneerd. Men heeft er één
grote zaak van gemaakt. Ieder heeft zijn
aandeel. In Apeldoorn hebben de melk
handelaren bereikt dat zij een n
melkfabriek in eigendom hebben. In de
afgelopen vacantie heb ik met een brom
fiets Nederland doorkruist. Overal werd
met veel lof over de sanering gesproken.
Nooit ontmoette ik een collega, die er
spijt van had. En wat het publiek be
treft: na een maand geen klacht mee
Dan is er nog het vraagstuk vai
wanbetaling. In alle lagen van de bevol
king neemt dit euvel hoe langer hoe
meer toe. Van de sanering hopen wij ook
in dit opzicht veel nut te hebben. Wees
er van overtuigd, wij zullen de klant bij
sanering niet ontkronen. Integendeel, wü
zullen er keizers van maken. De melk
boer zal zeker extra zijn best doen. als
hij in het vervolg op één en dezelfde
route is aangewezen. Hij kan dan immers
niet meer denken: voor jou een ander
Hij zal zijn best doen met alle klanten
goede vrienden te blijven. Het zoi
heel dom zijn oneerlijk, brutaal of
ffis te zijn.
Ook voor de vrouw van de melkboer
zal de sanering een uitkomst wezen
zijn vele vrouwen (moeders) in de zaak
bezig tot vijf zes uur, omdat de
niet thuis is. Zij kunnen anders, zoals
andere moeders, meer aandacht aan haar
gezin besteden, waarop deze vrouw zeker
ook recht heeft.
Melksanering II
In de N. L. C. van 12 Maart las ik het
hoofdartikel Gevaarlijke Weg. Ik
dat u gevaren ziet, waar deze in werke
lijkheid niet bestaan.
In de eerste plaats wordt de melksa
nering m 1 nog al te veel beschouwd als
een uiting van gemakzucht of
machtswellust van de melkhandel. Niets
is minder waar. De winstmarge, die door
de regering wordt vastgesteld, houdt
rekening met economisch goed gelelde
bedrijven. Van een verhoging der marge
ter wille van de economisch slecht wer
kende bedrijven kan geen sprake zijn,
dus is de melkhandel genoodzaakt, orde
op zaken te stellen of gedeeltelijk ten
onder te gaan vla faillissement of an
derszins. Er moet dus gerationaliseerd
worden en een belangrijk deel hiervan is
de sanering. Over de grote voordelen, die
hierin voor de melkhandel liggen, wil ik
het nu niet hebben; zij raken de verbrui
kers slechts ten dele.
Wat de bezorgdheid ten opzichte
de klant betreft, kan ik u echter volle
dig geruststellen. Een „gesaneerde" melk
boer heeft een afgebakend gebied, waar-
In hij zijn bestaan zal moeten vinden.
Wanneer hij in zijn taak tekort schiet,
zal hij zijn klachten verliezen en daar
door zijn omzet, die hij elders niet kan
terugwinnen Hij zal dus nog meer dan
tot nu toe zijn best moeten doen om zijn
klanten naar voldoening te bedienen. Dit
houdt o.m. ook in, dat hij die produc
ten zal verkopen, waarnaar het publiek
het meest vraagt. Bij de thans bestaan
de toestand kan een „slechte" melkboer
evenals alle andere kwade lieden zijn ar
beidsterrein verplaatsen en telkens weer
nieuwe slachtoffers maken. De melkboer,
die er tegenop ziet, of zichzelf onbe
kwaam voelt om een wijk naar behoren
te bedienen, zal dus zeker niet voor sa
nering stemmen.
Nu wat de melkhandelaar zelf betreft.
Een actieve, ondernemende melkhande-
laar heeft doorgaans al een goede zaak.
Wil hij deze aanzienlijk uitbreiden, dan
zal hij toch voor het feit komen te staan,
dat hij de grens van zijn persoonlijk ver
mogen bereikt. Gaat hij deze grens over
schrijden, dan zal dit met zodanige kos
ten van personeel, materiaal en andere
lasten gepaard gaan. dat de resultaten
eerder negatief dan positief zullen zijn.
Het mag waar zijn, dat hij langs een
afgebakend pad moet gaan (maar dan een
kort pad), daartegenover staat, dat hij
geen concurrentie (ook geen oneerlijke)
van buitenaf ondervindt. De klant moet
koning blijven, daar is niets op tegen,
want een"goede koning dient men gaarne
Echter legt ook het koningschap plichten
op en ik durf niet te beweren, dat elk
schepsel de eigenschappen bezit een goe
de koning te zijn.
De sanering brengt een Ingrijpende
verandering teweeg in bestaande ver
houdingen en ik ben er van overtuigd,
dat zij ons het paradijs op aarde niet zal
brengen. Wanneer men echter voor- en
nadelen tegen elkaar heeft afgewogen,
moet men zijn besluit nemen en in dat
geval gaan saneren. Dan verlaat men de
..gevaarlijke weg", die men tot nu toe
heeft gevolgd en die voor velen naar de
ondergang leidt
Leiden. S. J. VAN EGMOND,
Tesselschadestraat 8.
Amerika over onze marine
Nu het dezer dagen tien jaar geleden
was, dat de Slag op de Javazee plaats
vond, waar zovele dappere marine-n
s< hun leven offerden voor de zaak
Groter Nederland, om de brute Japanse
aanvaller te weerstaan, moge ik
d ch* vestigen op de mening
buitenlander over de wereldschokkende
ibeurtenissen van toen. Ik bedoel prof.
S E. Morison van de Harvard Univers -
.t in de Ver. Staten. Speciaal wat hij
schrijft over de gebeurtenissen in de
Oost-Indische Archipel is voor ons Ne
derlanders interessant, maar ook sohok-
k.-nd voor onze trots als nazaten van De
Ruyter, Tromp en zovele andere zeehel
den. Hier volgen enkele alinea's uit zijn
boeic „The Rising Sun in the Pacific" Ik
ben benieuwd hoe de reactie van marine
kringen is op de blaam, die hier op vice-
admiraal Doorman e.a wordt geworpen.
Onde. de ironische titel „Dutch courage
and caution" („Hollandse moed en voor
zichtigheid") zegt hij o.a. het volgende:
„Dus, om buiten schot te blijven, bleef
de Nederlandse admiraal op zijn vlagge-
schip De Ruyter westwaarts varen lar-'
de Zuidkust van Java Admiraal Hart
(voorganger van Helffrich), verontwaar
digd over deze terugtocht, dacht
stir over, deze voorzichtige e>
dant van zijn post te ontheffen
gelastte Doorman naar Tjilatjap terug
te keren en ontmoette hem daar de 8ste
FebruariAdmiraal Doormans
valsplan hield de keuze in van een plaats
om nieuwe brandstof in te nemen onge
veer 300 mijl bezuiden de Maleise bar
rière, geheel buiten bereik van de vjj
and en in wateren, die te ruw waren on
het innemen van brandstof op zee moge
lijk te maken. Admiraal Hart bevond
zich in de moeilijke positie, dat hij ge
noodzaakt was, de commandant
gevechtseskader tot verantwoording te
moeten roepen voor zijn daden
Admiraal Doorman verklaarde
over admiraal Hart te verwachten, dat
de historie hem voor de terugtocht z
veroordelen. Dit zal de Historie echter
e geval niet doen; maar opgemerkt
moet worden, dat enkele Nederlandse
vlootvoogden in Indaë de voornaamste les
niet hadden geleerd, dat verdediging
mogelijk is, wanneer men niet een offen
sieve houding aanneemtDoormans
voorzichtigheid deed Harts hardnekkige
pogingen, om op de vijand hard en op
het juiste ogenblik toe te slaan, teniet"
Enfin, zo gaat het nog even door in dat
Amerikaanse boek. We krijgen de indruk
d't de Nederlandse marine-commandan
ten het Indische vaarwater niet eens
goed kennen en dat de Amerikaanse oor
logsbodem „Houston" en de beroemde
„fourstackers" eigenlijk het vuile werkje
opgeknapt hebben, dat de „Tromp" ook
nog z'n „littiebit" deed. En de comman
danten van Nederlandse motortorpedo
boten zijn eigenlijk maar lafaards: „De
beraamde derde phase, die van de vijf
Nederlandse motortorpedoboten, was
(verliep) nog al merkwaardig. Zij be
weerden, dat ze de hele straat (van Ban
doeng» waren doorgevaren, maar niets
rez'::n hadden".
Ziezo, daar kunnen we het mee doen.
Moeten we dit volk nog wel een klok
kenspel aanbieden?
Recht of onrecht?
In de N.L.C. van Dinsdag 18 Maart
las ik een bericht onder de kop: Jon
geman 2 jaar in R.W.I. Liften Is bede
larij, vond de rechter.
Na het lezen van dit bericht heb ik
:rst "ekeken of het geen oude krant
as uit de Duitse tijd. die ik las,
daarna heb ik mij afgevraagd, of deze
rechtspraak hier in Nederland dan wel
ergens achter het ijzeren gordijn had
plaats gevonden. Het feit, dat e
derlandse rechter een jongeman
jaar veroordeelt om twee jaar door te
brengen tussen bedelaars, landlopers en
politieke delinquenten, omdat hij. geen
geld bezittende, heeft gevraagd te mo
gen meerijden om werk te zoeken, la
toch belangrijk genoeg om ons af
vragen, of er onder het mom van recht
geer gruwelijk onrecht word; gepleegd
in bet Nederland van na 1945.
S., EEN VERONTWAARDIGDE
LEZER.
Waartoe dit onderscheid?
Met ontzetting en afschuw las ik In
de N.L.C., dat een jongeman probeerde
met liften werk te krijgen. Nu ls deze
man veroordeeld, wat bij mij en velen
verontwaardiging heeft gewekt. Hoe
staat het namelijk met anderen, studen
ten bij voorbeeld, die in hun gehele
vacantie liften naar het buitenland? Zo
ken ik er tientallen. Is dat nu demo
cratisch: de een rustig laten liften, de
ander in de R.W.I. stoppen? Ik protes
teer fel en zal al het mogelijke doen
om deze jongeling vrij te krijgen. Zelf
heb ik diep respect voor jonge
die werken willen en alles doen om
werk te krijgen. Waarom al dit onder
scheid?
Uw aibonné:
Orgelkunst I
In uw Zondagsblad van 23 Februari
komt een artikel voor over „Pleidooi
voor het kerkorgel en de orgelkunst".
Als muziekminaar, ook van goede kerk-
orgelmuziek vond ik dat artikel zeer le
zenswaardig, maar ik vrees dat de
schrijver van een te groot optimisme is
vervuld als hij schrijft: „Het Calvinisme
is één van de stimulerende krachten
voor de ontwikkeling van de orgel
kunst". Daarover heb ik een geheel an
dere mening. Ik heb dikwijls medelijden
met de organist in de Geref. Kerk als
hü voor of na de dienst mooi orgelspel
geeft en niemand luistert. Kan er niet
afgekondigd worden, wat er vóór of na
de dienst gespeeld wordt? Een predi
kant schreef eens: Het orgelspel dient
alleen maar voor begeleiding
psalmgezang en moet vooral
dig" zijn. Zolang het kerkgebouw pas
Godshuis is als ouderlingen en predi
kant binnenkomen, zolang gaat het
gelspel verloren in het gepraat en geven
de orgelklanken alleen wat „sfeer'. Het
is m.L juist het Calvinisme dat een rem
mende invloed heeft op het orgelspel,
daar het immers van de gelovigen uit
sluitend aandacht voor het Woord vergt.
Maar de Schepper heeft de mens boven
dien ontvankelijk doen zijn voor schone
muziek en beeldende kunst, mede ter
verheerlijking van hem in de godsdien
stige samenkomsten. Voorlopig kan eer
goed organist zijn muzikale drang nog
niet uitleven in de Geref. Kerk.
H. J. W.
Orgelkunst II
In uw Zondagsblad van 23 Februari
stond een zeer lezenswaardig artikel
de heer Basoski over kerkorgels. Wat
deze heer hierover schrijft is zeer zeker
juist en de door hem aangestipte feiten
zijn betreurenswaardig. Maar zijn die niet
een gevolg van de houding van heren
organisten en van de programmamensen
van de omroepverenigingen? We hebben
toch een aantal prachtige instrumenten,
die absoluut onvervangbaar zijn. Hoe
was echter de beveiliging van deze in
strumenten in de laatste oorlog? En dan,
hoe reageren de meeste organisten als
men belangstelling voor bun instrument
toont? In de Westerkerk te A'dam vroeg
ik de koster het orgel eens te mogen be
zichtigen, maar ik kreeg geen kans, daar
de organist zich daarmee niet kon bezig
houden. Verder: hoe wordt er door eer
groot aantal organisten geoordeeld ovei
de navolgers van Jan Zwart, die zijn in
strument zeer heeft gepropageerd? Die
organisten vinden dat maar niks, doch
zelf plagen ze het publiek met moderne
stukken of „eigen werken". En tenslot
te de radio? Wanneer horen we nu eens
een goed orgel behalve dan via de N.C.
R.V.? H. C. K.
(De heer W. ziet op het orgelspel eer,
remmende invloed uitgaan van het Cal
vinisme. Er is inderdaad wel eens strijd
geweest over het orgel in de kerk,
deze strijd ging eigenlijk meer tegen het
misbruiken van het orgel tijdens de
dienst. Op dit gebied waren er vroeger
wantoestanden. Doch de geachte inzen
der zal niet kunnen ontkennen nis hij
de geschiedenis eens naleest dat er
juist door het Calvinisme muziekuitvoe
ringen in de kerk mogelijk zijn gewor
den. De R.K. Kerk heejt die in ons land
steeds geweerd. Tijdens de eredienst
heeft de organist echter een uitsluitend
dienende functie, daar niet de muziek
maar het Woord van God het belangrijk
ste moet zijn. Als de Geref. organist zijn
muzikale drang in de eredienst gaat
leven, zoals inzender wenst, zal men
ker weer tot wantoestanden komen. Hij
komt niet in de kerk als musicus, maai
als gemeentelid om de gemeenschap dei
heiligen te beoefenen. De heer K. mag
klagen over de beveiliging der instru
menten, maar we geloven dat er tijdens
de oorlog toch niets veilig was
verschrikkelijke bommen. Het oordeel
van een aantal organisten over de na
volgers van Jan Zwart is naturlijk zeer
relatief. We hopen, dat zij allen even ac
tief zijn als Zwart om het orgel geliefd
te maken. De radio doet inderdaad te
weinig op dit gebied, ook de N.C.R.V., die
het orgel zelf weer laat gebruiken voor
allerlei onartistieke experimenten door
iet van Egmond. Red. N.L.C.).
Reclame en stadsschoon
Aan mijn gevel hing ongeveer zeven
maanden een thermometer, waarop da
gelijks veel mensen keken. De keurig
uitgevoerde thermometer was geplaatst
door een verzekeringsmaatschappij en
vormde tevens een reclame voor mijn
zaak. Toen mijn gevel werd .geschilderd,
kwam er een ambtenaar bij óm de kleur
de verf te bepalen wat ik goed
vind. Het duurde wel anderhalf uur voor
de kleur, waar de Hogewoerd van op
knapte. was vastgesteld. Toen zag de
ambtenaar plotseling de thermometer en
vroeg, of ik daar vergunning voor had.
Ik keek hem aan, omdat ik dacht, dat
hij mij voor de gek hield, maar dat was
Laat hem maar zitten, was zijn ant
woord. Je vraagt de vergunning aan en
dan is alles goed.
Toen dacht ik: die ambtenaar is zo
kwaad nog niet. Maar een maand gele
den kreeg ik een schrijven van de ge
meente, waarin stond, dat de thermo
meter er binnen drie weken af moest
zijn. Zo niet, dan zou het apparaat er
door gemeente-arbeiders op mijn kosten
worden afgehaald. Ik haalde de thermo
meter natuurlijk snel van mijn gevel af.
Alleen zit er nu een vuile plek. maar
dat schijnt voor het stadsschoon een
sieraad te zijn.
Nu is mijn opmerking: stadsschoon is
goed, maar dan overal. De reclame in zo
veel andere straten en bij het station
ook geen schoonheid. Mogen al
die reclame-voorwerpen en -platen daar
wel blijven hangen?
Leiden. C. VAN LEEUWEN,
Hogewoerd 117.
(Door ons bekort red. N.L.C.).
De vondeling uit Den Haag
Met instemming las ik uw „open brief"
in een onbekende moeder, die haar
kindje te vondeling heeft gelegd. Zoudt
u misschien ook een open brief willen
schrijven aan de onbekende vader? Zou
een vrouw wei tot een dergelijke daad
komen als ze de steun, al was 't maar de
morele steun, van de vader in kwestie
had? Mannen, hoewel gelukkig niet aLle,
zijn ln dergelijke gevallen veelal 1 a f,
en hun handen graag in onschuld en
leven door gebrek aan verantwoordelijk
heidsgevoel, onder het motto: „Alsjeblieft
geen soesah".
MEVR. M.-H.
Zó gaat het noü...
In de Nieuwe Leidsche van 15 Maart
las ik het ingezonden stuk ,.Een fel
pro:est". Daarin las ik iets over de
enorme belastingopbrengst. Ja. v
voor is deze belastingopbrengst ge
bruikt? Dat weet niemand. Nu. ik meen,
dat er duidelijk genoeg in de kranten
gemeld is, da: de belastingopbrengst ge
bruikt is om aan Polynorm een slor
dige 20 millioen te geven. En toen dat
weg was, werden de mensen ontslagen.
Wie bleef werken, moest voor een heel
laag loon werken. Maar de millioenen
zijn weg en de werkloosheid vermeer
dert. Zo gaat het met onze zuur ver
diende belastinggelden.
Welke knuppel staat er nu voor Po
lynorm achter de deur? Voor de belas
tingbetaler staat hij al klaar, voordat
hij het loon heeft verdiend, zoals lk In
1951 heb meegemaakt. Ik ben een
geschoolde grondwerker eij woo
een derde-klas-gemeente. In Juni 1951
kreeg ik een aanslagbiljet van f39 over
1951, dus moest lk nog een half j;
werken Hoe gemakkelijk had ik ziek
of werkloos kunnen worden, dan had
er weer zo veel extra werk gedaan
moeten worden om die zaak wee
orde te brengen. Een ieder heeft wel
gelezen, dat de belastingformulieren
voor een zekere datum in April moeten
zijn ingeleverd Zo niet, dan is men
strafbaar. Is Polynorm nu ook strafbaar?
Ik lees er niets van en meen. dat
voor zulke dingen eerder straf mc...
worden gege- n. Met het laatste deel
var het stykje ben lk het volkomen
eens: de arbeiders wordt het werk ont
houden en zodoende komen er ooH
geen woningen voor de arbeiders er.
worden duizenden guldens uitgegeven
aan oyerbruggingsultkering Aan
sen, die graag willen werken.
Ten slotte heb ik mij wel eens afge
vraagd, of er nu alleen maar strafbe
palingen zijn voor de betalers en niet
voor de ambtenaren, die fouten maken,
waarvan de betalers een hoop last heb
ben. Ze kunnen die fouten rustig ln
werirtijc' veranderen; dat kost ook weer
tijd en geld. Ik zou daar ook wel eens
een strafartikel voor willen zien. Dan
zouden er misschien wel minder fouten
gemaakt worden.
Noordwijk aan Zee. L. VAN D.
Advertentie
-m
SPROETEN-*-
komen vroeg in 't voorjaar
Koop tijdig SPRUTOL
Geheimen
Het is mij niet duidelijk, waarom er
télkens in de couranten mededelingen
verschijnen over de legersterkten, het
aantal vliegtuigen, een kazerne hier en
kazerne daar. Worden zulke berich-
niet gerangschikt onder „legergehei-
...v-.i"! En waarom moest die dominee,
dei pas uit Korea terugkeerde, in het
openbaar vertellen, dat wij in Korea
veel te weinig soldaten hebben? Waar
om vestigde hij niet uitsluitend de aan
dacht der autoriteiten op deze kwestie?
Ik acht het juister, wanneer de bladen
er de nodige ophef van maken, dat we
in ons land over duizend stukken af
weergeschut beschikken en dat als het
moet niet één vijandelijk vliegtuig bo
ven ons grondgebied kan binnendringen.
A. B.
Waarom geen halsbandje
voor kinderen
De Ned. Radio Unie besloot dus
naar de N.L.C. meldde geen berichten
over vermiste honden rond te roe
pen en adviseert hondenbezitters, de die
ren een halsbandje om te doen, waaraan
een plaatje met naam en adres van de
eigenaar is bevestigd. Zou zulk een
advies ook niet gegeven kunnen worden
voor de vele kinderen, die 's zomers op
het strand plegen te verdwalen? Soms
100 a 300 per dag! Hierdoor toch worder.
tal van politiemannen tot kindermeisjes
„gepromoveerd." Deze politiemannen
zouden hun tijd beter kunnen besteden
v. door jacht te maken op de vele
dierenbeulen en -beultjes, die ons land
bevolken. De gevallen van dierenmis
handeling zijn nog legio!
Hoe komt het toch, dat in mijn jeugd
het verdwalen van één of twee kinde-
op het strand een „gebeurtenis" was,
terwijl het nu schering en inslag is?
MEVR. W. P.
Nationale woningbouw.
In deze rubriek, die Ik altijd met veel
genoegen lees, zou ik gaarne de natio
nale woningbouwlening aanroeren.
Dat het woningtekort in Nederland
schrikbarend is en dat daar zo spoedig
mogelijk verandering in dient te komen,
daarover ls wel Iedere Nederlander het
Ook met de strekking van de pas
uitgeschreven nationale woningbouw
lening. Dat lenigt de nood en verschaft
werk aan vele bouwvakarbeiders.
Er ls echter aan deze actie een grote
„maar" verbonden. De kwaliteit van het
gebouwde is ronduit slecht te noemen.
Al zijn er ook vele aannemers, die be
hoorlijk werk afleveren, velen denken:
„Als het maar dicht is". Zij hebben bun
geld verdiend en de toestand waarin de
woningen over 20 Jaar zullen zijn, deert
hun niet.
Er wordt in de brochure betreffende
de lening gesproken over onze kinderen
en het nageslacht. Ove hoogstens 20 Jaar
zijn echter de thans gebouwde wonin
gen bouwvallen. Als een schande voor
de Nederlandse bouwnijverheid zullen
zij langs de wegen staan. Voldoende
voedsel voor de heren van de Prawda,
het beruchte blad van de mannen van
Moskou. Stond er niet kort geleden ln
de N.L.C dat de heren achter het Ijze
ren gordijn de woningtoestanden hier
ten hemel schreiend hadden genoemd?
Het moet toch mogelijk zijn zodanig
toezicht bij het bouwen uit te oefenen,
dat er go:de huizen worden neergezet
en geen afbraak? Er zijn er op het ogen
blik, waarin men niet tegen een binnen
muur moet leunen, want dan valt die
Gaarne zou lk ook de mening
anderen in deze rubriek vernemen. Wie
volgt?
Katwijk VAN D.
Knock out
tussen de
ronden
De arts en zijn broer
Naar aanleiding van het artikel, datr
prof. dr R. Schippers in uw blad schreef
over Euthanasie, kan ik niet anders dan
een S.O.S. geven uit de praktijk van „Het
leven met lijden." Natuurlijk bedoel ik
hier niet mee prof. Schippers te repli
ceren. Maar alléén wil ik trachten aan te
tonen, dat. wie gezond is, véél gemak
kelijker de door hem vastgestelde juri
dische en ethische kant van het eutba-
nasie-vraagstuk kan aanvaarden, dan zij,
die met ziekte èn zorg belast zijn.
In 1947 las ik in „In Gods Waagschaal"
van Kaj Munk „dat het zéér de vraag is,
of het wel barmhartigheid is, wanneer
men ongeneselijk lijdenden in leven
houdt." In 1950 knipte ik een kranten
artikel uit, waarin vermeld werd, dat een
Engelse bisschop van de Staatskerk zien
vóór euthanasie verklaard had. En dat
dit veel verontwaardiging wek'e bij
gelovigen en ongelovigen. Zelf ben ik
sinds (nog maar) vier jaar lijdende aan
een ruggemergsziekte, die ik actief tracht
te aanvaarden als zijnde Gods wiL
En ik wéét, dat ik veel voorrechten heb
te waarderen.
In de eerste plaats de hulp der artsen,
die strijden om mijn lijden te verlichten,
zo mogelijk tot staan te brengen en die
moreel steun geven waar dat enigszins
kan. Ik krijg bezoeken van welgestelde
„officiële Christenen", die een kwartier
of twee uur offeren voor een zieke, voor
al n ie t informeren naar lijden of zorgen,
maar met wat bloemen of fruit komen
en gaan naar hun eigen veilige ge
noeglijkheid en vanzèlfsprekende luxe.
waarin zij zo snel mogelijk de hulpe
loosheid der zieke vergeten kunnen
om van lijden niet te spréken.
Bovendien" zijn er nog Barmhartige
Samaritanen, die zich moreel verplicht
voelen uit persoonlijke genegenheid óf
om Christus' wil, te informeren, te delen
in zorg en lijden alles, doen om dit te
helpen dragen en strijden om althans
het materiële te helpen dóór-worstelen.
Dit zag ik ook altijd als blijken van Gods
Liefde dóór alle leed heen.
Toen ik echter las van die daad van
die arts uit Eindhoven, was mijn eerste
gedachte: „Waar komt deze daad uit
voort? Hij wist aan welke oordelen (of
vooroordelen) hy zich bloot stelde, ter-
wille van zijn lijdende broer." Ik vond
geen ander antwoord dan dit: „Zuiver
mededogen en liefde voor zijn broer."
En ik gelóóf niet, dat deze liefde ver
keerd kan zijn. Het was een moedige
liefde die drijfveer werd tot de daad.
Ook weet ik, dat ik spontaan verlangde,
óók zo'n broer te hebben en dat dit ver
langen telkens weerkeert als lk uit
menselijk oogpunt bekijk wat achter mij
ligt, aan lijden èn strijden om te bestaan
in deze harde wereld met schijh-moraal.
En óók als ik denk aan wat nog voor
mij verborgen is iri de toekomst èn: hoe
barmhartig.voor een eenzaam be
staan èn lijden een oplossing gevonden
kan worden.
De primitieve volken laten zieken of
ouden van dagen, die tot last der familie
of gemeenschap zijn, achter in bossen en
trekken verder. De cultuur-Christenen
doen dat nu nog, maar op een „nette
manier, zo dat niet iedereen het merkt en
zij nog tevreden over zichzelf kunnen
zijn. De daad-Christenen onderzoeken en
ontwijken géén moeite, géén bijstand,
maar dat zijn vooral in de wereld-van
.de grote uitzonderingen...." Zou men
niet iets kunnen zien van Gods barm
hartigheid, ook in de euthanasie die de
arts aan zijn broer schonk?
EEN PATIëNTE.
Kinderroof
Onder het opschrift „Bij de open brief"
lazen we onder meer het volgende: Mij
is bekend, dat er ouders zijn, die goed
voor hun kinderen waren. Door leugens
en laster zijn die kinderen hun ontno
men geworden en als de ouders onver
mogend zijn, dan geen advocaat.
De gedachten, hierin neergelegd, vin
den we vaak bij mensen, aan wie zelf
de kinderen ontnomen zijn. Zij kunnen
en willen maar niet begrijpen waarom.
Wanneer we het artikel van R. lezen, dan
is het zo, dat brave ouders maar even
belasterd behoeven te worden en de
„hyena's der maatschappij" roven hun
kinderen weg. En de inrichtingen spelen
mooi weer met kinderen, welker ouders
geen andere ondeugd hadden dan dat
te arm waren om een advocaat te nem«
Ouders, weest gerust, zoiets gebeurt
nooit. Wat gebeurt dan wel? In gevallen
als door R. bedoeld, gaat het gewoonlijk
zo. In een behoorlijke straat woont een
zeer vuil gezin, kinderen vies en half
gekleed, moeder niet om aan te raken.
Ze halen de nette straat omlaag. Moe
ders verbieden hun nette kinderen om
met die vieze kinderen van hiernaast te
spelen. De kinderen vergeten dit gebod
en komen met ongedierte thuis. Er gaan
rare praatjes door de straat: „de vieze
kinderen" vertellen gekke dingen van
moeder. Vader loopt zo maar bij zijn baas
weg. De buren gaan klagen. Er komt een
brief op het politiebureau. Het apparaat
kinderbescherming komt-in actie. Eerst
een grondig-onderzoek in het vieze hui3,
tevens in de buurt, enz. De voogdij komt
eens neuzen en Pro Juventute komt ook
al kyken. Rapporten worden opgemaakt
en verzonden naar de kinderrechter
Blijkt dat alle rapporten slecht zijn, dan
komen de ouders voor de kinderrechter.
Getuigen worden gehoord en als de toe
stand werkelijk ernstig is| dan grijpt de
kinderrechter in.
Toch krijgen deze ouders nog een goede
kans. Er komt een gezinsvoogdes. Zy,
een vrouw van ervaring, krijgt tot taak
om het gezin een jaar lang te helpen
Zijn de rapporten van de voogdes gun
stig, dan is na een jaar het gezin ont
heven van toezicht. Soms wordt dit ook
met een jaar verlengd. Men doet in
ieder geval al het mogelijke om het ge
zin bij elkaar te houden. Soms is zo'n
gezin niet te redden. Het eind is dan,
dat de kinderrechter gelast de kinderen
naar een inrichting over te brengen.
Ook dit is nooit onherroepelijk. De
kinderen, die hierna geboren worden,
blijven gewoon thuis. De ouders hebben
weer een kans. Slagen zij in die kans.
dan mogen ze de kinderen terugvragen.
Als blijkt, dat zij er nu misschien beter
voor zorgen, dan komen ze thuis, zy het
nog onder toezicht Hiervoor is geen
advocaat nodig. Zij vragen het maar aan
de voogdij en het hele apparaat komt
weer in werking.
Ziehier, mijnheer R., zo „rooft" men
kinderen.
De wyze waarop mr Bentinck in zijn
stuk, geplaatst in de N.L.C. van Zaterdag
1 Maart j.L, heeft gemeend „de nood van
de kamerbewoners" te moeten beklagen,
heeft de verontwaardiging van vele bona-
kamerverhuurders opgewekt, omdat
Bentinck generaliseert. Hoe deze ba-
over plagerijen van de hoofdbewoners
durft schrijven is wel verregaand.
Boekdelen zou het bestuur van onze
Koninklijk goedgekeurde vereniging kun
nen schrijven over de ellende en bana
liteiten die bonafide verhuurders soms
meemaken. Ik ontken niet, dat hij en
kele bepalingen van de Huurwet 1951
juist heeft verklaard, maar de gevolgtrek
kingen die hy maakt, zijn uitermate
nonsensicaal.
Zo is toch al te dol het door hem ver
melde voorbeeld dat de kamerbewoner,
indien hij een klap in zijn gezicht van
de kamerverhuurder krijgt, niet mag
terug slaan omdat anders de verhuurder
op grond van overlast ontruiming van de
kamer zou kunnen eisen.
De inhoud van het door mr Bentinck
vermelde vonnis van de kantonrechter
grote steden waarom
niet de naam, plaats en datum vermeld
is maar zeer oppervlakkig.
Algemeen bekend is, dat de kanton
rechters geneigd zijn de kamerbewoners
in bescherming te nemen dit is toch
de gehele opzet van de Huurwet en daar-
het Huurbeschermingsbesluit
1941 ingesteld door bet satanisch wan
beheer van Seyss-Inquart.
Mr Bentinck spreekt over huurwoeker
het stuk maakt de indruk, dat alle
kamerverhuurders zich d^raan schuldig
maken. Hier is een halve voorlichting ge
geven en dat is, algemeen bekend, ge
vaarlijke voorlichting en nog vaker on
juiste voorlichting.
Het argument, dat de kamerbewoner
wel gedwongen is. het geplaag van de
verhuurder lijdzaam te ondergaan omdat
hij nergens anders een kamer kan vinden,
gaat althans voor Leiden niet op, omdat
in ons register ongeveer 50 onbezette
kamers zijn genoteerd. Daarom wórdt het
hoog tijd, dat de gemeente de gebouwen,
die aan studerenden zijn verhuurd, voor
woningruimte beschikbaar stelt en de
studerenden de leegstaande kamers be
trekken.
Onjuist is voorts de mededeling van mr
Bentinck als zou de kamerbewoner, die
hoge prijs betaalt, direct r
zonder tussenkomst van wie ook zijn
huur kunnen verlagen tot het wettelijk
maximum. Des te gevaarlijker is deze
mededeling, omdat hierdoor het eigen
rechter spelen in de hand gewerkt wordt,
iets wat een jurist als mr Bentinck had
moeten begrijpen. De wettelijke bepalin
gen zijn nu eenmaal zo, dat indien de
kamerbewoner van mening is, dat de door
hem met de verhuurder afgesproken
huurprijs te hoog is en de partijen hier
omtrent niet tot overeenstemming kunnen
komen, hij de op hem rustende betalings
verplichting door de kantonrechter kan
laten vaststellen, waarbij dan het advies
van de Huuradviescommissie onontbeer
lijk is. Eerst wanneer dit gebeurd is, be
hoeft de kamerbewoner de maximaal toe
laatbare huur te betalen.
Zo kan ik nog wel andgre bezwaren
tegen het stuk van mr Bentinck naar
voren brengen, doch dit zou te veel van
uw plaatsruimte vergen. Wel wil ik nog,
nu wjj het toch over.de „nood" van een
grpep mensen hebben, vermelden, dat
men eerder kan spreken van „nood"
bepaalde categorieën van kamerverhi
ders. De goede al lang werkende kamer
verhuurders hadden vóór dë oorlog, toen
de prijsvorming nog vrij was.
paald tarief, waarvan zij een n
bestaan hadden. Tijdens de oorlog "zijn
deze prijzen enigszins gestegen, maar niet
in die mate, dat het bestaan behoorlijk
werd. Immers de kosten van-levensonder
houd en het onderhoud van het bedrijf
stegen enorm.
By de invoering van de Huurwet 1951
is aan deze door do algemene prijsstijging
nodig gebleken kamerprijsvrhoging
abrupt een eind gekomen Zy zijn nu ge-
|HjM Bentinck terecht
noodzaakt, zoals
voorrekent, om zoveel huur te vragen
van de bewoners als dezen aan woon
ruimte, vergeleken met het gehele pand,
gebruik hebben.
Komen nog bij de verhogingen van 20
procent indien de verbuurder zelf in het
pand woont en 20 procent van de ver
koopwaarde van de inboedel en stoffering
wegens het in gebruik geven hiervan.
De kamerverhuurder-niet eigenaar heeft
geen winstmarge in de huurverhogingen
van 15 procent en van maximaal 13 pro
cent wegens meervoudigè bewoning. Hij
dient dit immers ook aan de verhuurder
het gehele huis te betalen. Het onder
houd binnenshuis met in de regel het
onderhoud van oude en aanschaf nieuwe
inboedel alsmede sanitair is sedert 1940
met ongeveer 300 procent gestegen.
Eén inkomstenbron is dus nog over
gebleven: het bedrag dat hem kan worden
toegeschat wegens het verlenen van de
ce. Indien de kamerverhuurder
daarbij de hulp van een dienstbode be
hoeft, blijft ook daarvan niets over.
Bij besprekingen hieromtrent op het
departement is ook officieus toegegeven,
n bU de overhaaste vaststelling
Huurwet en de uitvoeringsbeslui
ten op dit probleem der bonafide kamer
verhuurders niet voldoende heeft gelet.
De kamerverhuurders zitten er echtor
Momenteel is het zo, dat de gemiddelde
bonafide kamerverhuurder nauwelijks het
hoofd boven water kan houden en dat is
grote wantoestand (lie het eerst dient
verholpen te worden.
Het is dringend nodig, dat het depar
tement en andere instanties hierin zeer
snel voorzien.
A. EIKELENBOOM,
secretaris van de afd. Leiden
Ned. Fed. Ver. van Pension-,
Rusthuis- en Kamerverhuur
bedrijven.
Kort commentaar
Ten behoeve van een juiste vóórlich
ting wil ik gaarne voldoen aan het ver
zoek van de redactie om een kort com
mentaar te geven op het ingezonden
stuk van de heer Eikelenboom. Ik- moge
mij hierbij beperken tot de twee con
crete stellingen, waarmee de heer Eike
lenboom de juistheid bestrijdt van mijn
artikel „De nood der kamerbewoners".
1. De huurwet bescherm-* de huur
ders tegen ontruiming. Slechts ln enkele
met name genoemde, gevallen kan de
verhuurder ontruiming eisen, o.a. indien
wegens ernstige overlast, de verhuur
der aangedaan, van deze niet kan wor
den gevergd, dat de huurder nog Lan
ger in het genot van het gehuurde blijft.
Nu is „ernstige overlast" een rekbaar
begrip. Wat daaronder moet worden
verstaan, is aan het oordeel van de
rechter overgelaten. Zo heeft de kan
tonrechter te Den Haag op 5 October
1949 beslist, dat onder ernstige overlast,
de verhuurder aangedaan, ook vallen:
plagerijen over en weer tussen hem en
-e huurder, zodat aan de samenwoning
een einde moet komen. Indien plage
rijen over en weer ernstige overlast op
leveren. dan zullen mJ. „klappen over
en weer" dat ook kunnen doen. Indien
dus een geplaagde- of geslagen, huurder
terugplaagt of terugslaat, dan geeft hij
de verhuurder een kans om met suc
ces ontruiming te eisen.
2. De huurwet geeft I: bepaalde nor
men voor de berekening van .de huur
prijzen. Geldig zijn nlleerr de iiuurpry-
zen, die volgens de: wettelijke normen
berekend zijn, voorzover partijen niet
na 1 Januari 1951. lagere prijzen over
eengekomen zijn. Is een hogere prijs
overeengekomen, dan is -dëze niet wet
tig en de huurder niet verpHcht die
hogere prijs te betalen. De huurder kan
dus direc zonder tussenkomst van
wie ook zijn huur verlagen tot het
wettelijke maximum. Wel verdient het
aanbeveling, het advies in te winnen
van de huuradviescommissie Indien de
huurder niet by machte is zelf de huur
Droevig en treurig
Hoe mooi de radio ook is, ik ben verre
in bewonderaar van de diverse pro
gramma's, die worden uitgezonden. Als
bijv. tien maal de radio aanzet; kan
van zeker meer dan de helft tevoren
berekenen, dat het wel weer een „ge
sproken woord" of een armzalige jazz
zal zijn. Het gesproken woord gaat dan
bovendien nog meestal over politiek of
oorlogszegeningen. De massa schijnt'wel
in die richting bewerkt te moeten wor
den Ik verfoei die stroming en vraag
mij steeds af: waar gaan wy been?
Tot ir. den treure wordt bij iedere ge
legenheid en door tal van richtingen
gepleit voor verheffing van de mens en
verbetering van de jeugd. Maér wie Za
terdagavond of Maandagmorgeij de radio
aangehad, toen de VARA het hoorspel
„Onder de pannen" uitbraakte, die moet
zich wel hebben afgevraagd of dat nog
olrbaar genoemd kan worden? Het stuk
was doorspekt met laten we maar
zeggen ..minder fraaie" uitdrukkin
gen. Een schepping van Willem van Ka
pellen! Ik vind het meer dan droevig
en treurig. Om van opvoedend maar niet
te spreken.
Lelden. DIXI.
Lichamelijke oefening XII
Naar aanleiding van de ingezonden
s'ukken over lichamelijke oefening zou
ik nog het volgende willen opmerken.
Ik zie heel weinig nut ln lichamelijke
oefeningen Het wordt namelijk meestal
z5 opgeschroefd, dat er voor het geeste
lijk leven niets meer over blijft. Op de
Zondagen wordt er naar mijn over
tuiging niet dan over sport en spel
gesproken. Niet alleen onder jonge men
sen. maar ook onder ouderen. Hierover
ls ondergetekende het zo roerend eens
met de inzenders Kaptein. Haak en Aaf-
ting: „Lichamelijke oefening is tot wei
nig nut. maar de Godzaligheid is tot alle
dingen rut" Die God hebbtm gevonden
Ir de Here Jezus Christus, die zullen
geen lust hebben in lichamelijke oefe
ningen, en zeker niet in sport of spel.
Zij zullen het zoeken in geestelijke oefe
ningen.
De natuurlijke mens zoekt de dingen
des geestes niet: ze zijn hem een dwaas
heid Maar als God de mens opnieuw
voortbrengt, dan gebeurt dat eeuwig
wonder, dat de mens naar God gaat vra
gen en dan bekommert hij zich niet
meer om lichamelijke oefeningen. Het
geloof in de Here Jezus Christus alleen
brenet ons door de deur heen.
Mag ik ten overvloede nog op wij
zen. dat lk niet de onbekende schrijver
van het eerste ingezonden stuk over
lichamelijke oefeningen was?
A. v: d. BOSCH,
Rijnsburg.- Langevaart 39.
Lichamelijke oefening XIII
de ingezonden stuk-
Zaterdag 15 Maart
Het karakter va
ken in de N. L. C.
van dien aard, dat ik
weerwoord niet mag uitblijven. De lezers
kring van de N. L. C. is waarschijnlijk
een bonte verscheidenheid. Verschei
denheid dan in kerkelijke zin. Velen, en
hen ondergetekende, zullen zich on
getwijfeld niet kunnen vinden in de theo
logische beschouwingen van de opposan
ten Van der Haak en Aaftlnk c.s. Het
heeft echter geen zin hierover te gaan
twisten. Maar als men dan met de Bij
bel in de hand tot absurde conclusies
komt t.a.v. de lichamelijke oefening, dan
ls het oppassen geblazen. Want dan
wordt hier een voorstelling van zaken
gegeven, die met diezelfde Bijbel in flag
rante strijd ls. Mijn geachte oudere col
lega De Bruin uit Leiden heeft over 1
Tim. 48 reeds datgene gezegd, wat hier-
r gezegd moet worden. Afgezien daar-
i, hoe is het mogelijk, dat men een be
grip lichamelijke oefening uit een tijd
perk, dat bijna 2000 jaar achter ons ligt
waarin slechts een zeer decadente
sportbeoefening werd bedreven, zo maar
toepast op een gymnasttekuitvoering van
het N.C.G.V. in Rijnsburg in 1952?
En als de heer Aaftink schrijft, dat
Gods Woord leert, dat lichamelijke oefe
ning van weinig of geen nut is. zou ik
precies het tegenovergestelde willen be-
n, nog verder willen gaan zelfs en
zeggen, dat God van ons vraagt ook op
dit gebied te doen, wat onze hand vindt
te doen. Als we nu spreken over de
lichamelijke oefening, dan moeten we het
niet hebben over de uitwassen in de
sportwereld, want uitwassen vindt men
op alle terreinen des levens, zelfs op het
gebied van theologie en godsdienst.
Naar mijn mening verliezen de oppo
santen de ondeelbaarheid van de mens
uit het oog. Zij geven blijk de mens nog
steeds te beschouwen als bestaande uit
twee delen: iets lagers (lichaam) en iets
m hogere orde (geest).
Deze gedachte is heidens en stanrt uit
de Griekse filosofie. De mens is echter
ondeelbare totaliteit, bovendien
„beelddrager Gods", want „God schiep
nens naar zijn beeld en gelijkenis".
De heer Aaftink citeert een gedeelte uit
het doopformulier, waar staat, dat wij
God hebben te diener. met alle krachten,
jns zijn geschonken. Dit slaat dus op
geestelijke activiteit. Maar deze to
tale dienst aan God, deze geestelijke ac
tiviteit, moet vorm en gestalte aanne
men door middel van onze lichamelijke
verschijningsvorm. De zin van het li
chaam is dus: God er mee te eren, te
danken en te aanbidden. Het lichaam is
uitdrukkingsveld van de geest.
Als we het lichaam zo mogen bezien,
komt ook de lichamelijke oefening, beter:
de lichamelijke opvoeding, in een ander
licht te staan. Dan zal de lichamelijke
oefening dienstig zijn aan de vorming
van de mens als totaliteit, die zijn talen
ten in gaven van hoofd, hart en hand niet
mag begraven, maar tot ontwikkeling
moet brengen tot meerdere glorié van
zijn Schepper. Dan pas kan men God
dienen naar Zijn eis met alle krachten,
die ons zijn geschonken.
1 Cor. 27, door de heer Aaftink aan
gehaald, is een bevestiging van wat hier
boven werd neergeschreven. Geen ver
wekelijking of degeneratie van de licha
melijke functies, maar sterk ze, opdat ze
eerst recht uitdrukkingsveld kunnen wor
den van het geestelyk bezit. Want heeft
een bekend paedagoog niet gezegd: hoe
zwakker het lichaam des te meer het
beveelt hoe sterker, des te meer het
gehoorzaamt?
Alphen aan den Rijn.
P. C. van MuUen,
Vermeerstraat 10.
(De discussie over dit onderwerp wordt
thans gesloten. Red. N.L.C.).
te berekenen. Op het kompas van de
huuradviescommissie kan de huurder
veilig varen. Is de verhuurder het niet
eens mat het advies van de huuradvies
commissie. dan kan hy de kantonrech
ter verzoeken te verklaren, welke de
betalingsverplichting van de huurder
is.
Ten overvloede worde er hier nög op
gewezen, dat zowel de huuradvlescom*
missie als de kantonrechter bij de be
rekening van de huurprijs uitsluitend
de in de huurwet gestelde normen toe
passen
Mr C. A. BARON BENTINCK,
Bezuidenhout 375, Den Haag.