Haar wij denken er zó over Nood der kamerverhuurders' NIK UWE LEIDSCHE COURANT 4 ZATERDAG 22 MAART 1952 Alles goed en wel... (Ingezonden stokken) Melksanering I Naar aanleiding van uw artikel Ge vaarlijke Wegen (melksanering) wilde ik graag enige woorden tot u richten. Steeds weer heb ik de gedachte, dat de burgerij en ook u denkt, dat wij melk handelaren alleen maar willen sar om in het vervolg heerlijk vroeg klaar te zijn en er een lui leventje op r gaan houden. Maar dat is niet waar een zaak niet goed gaat en het gaat in de melkhandel de laatste jaren niet goed dan moet er wat gedaan den. En nu is de sanering één va mogelijkheden om uit de moeilijkheden te komen. Immers, zij zal op alle gebied een geweldige besparing geven. Dus helemaal eigen belang, zult u zeggen. Goed. maar tot op zekere hoogte. De steden en dorpen, die al enige jaren gesaneerd zijn, kunnen ons daarvan over tuigen. Daar kan men het aan de melk boer merken, wat betreft zijn materiaal, o.m. bakfiets, wagen, bussen en kleding, ook in de zaken. Er zijn gemeenten, die al zo ver zijn. dat men'gezamenlijk mooie koelkast heeft kunnen kopen. Apeldoorn en Alphen aan den Rijn zijn coöperatief gesaneerd. Men heeft er één grote zaak van gemaakt. Ieder heeft zijn aandeel. In Apeldoorn hebben de melk handelaren bereikt dat zij een n melkfabriek in eigendom hebben. In de afgelopen vacantie heb ik met een brom fiets Nederland doorkruist. Overal werd met veel lof over de sanering gesproken. Nooit ontmoette ik een collega, die er spijt van had. En wat het publiek be treft: na een maand geen klacht mee Dan is er nog het vraagstuk vai wanbetaling. In alle lagen van de bevol king neemt dit euvel hoe langer hoe meer toe. Van de sanering hopen wij ook in dit opzicht veel nut te hebben. Wees er van overtuigd, wij zullen de klant bij sanering niet ontkronen. Integendeel, wü zullen er keizers van maken. De melk boer zal zeker extra zijn best doen. als hij in het vervolg op één en dezelfde route is aangewezen. Hij kan dan immers niet meer denken: voor jou een ander Hij zal zijn best doen met alle klanten goede vrienden te blijven. Het zoi heel dom zijn oneerlijk, brutaal of ffis te zijn. Ook voor de vrouw van de melkboer zal de sanering een uitkomst wezen zijn vele vrouwen (moeders) in de zaak bezig tot vijf zes uur, omdat de niet thuis is. Zij kunnen anders, zoals andere moeders, meer aandacht aan haar gezin besteden, waarop deze vrouw zeker ook recht heeft. Melksanering II In de N. L. C. van 12 Maart las ik het hoofdartikel Gevaarlijke Weg. Ik dat u gevaren ziet, waar deze in werke lijkheid niet bestaan. In de eerste plaats wordt de melksa nering m 1 nog al te veel beschouwd als een uiting van gemakzucht of machtswellust van de melkhandel. Niets is minder waar. De winstmarge, die door de regering wordt vastgesteld, houdt rekening met economisch goed gelelde bedrijven. Van een verhoging der marge ter wille van de economisch slecht wer kende bedrijven kan geen sprake zijn, dus is de melkhandel genoodzaakt, orde op zaken te stellen of gedeeltelijk ten onder te gaan vla faillissement of an derszins. Er moet dus gerationaliseerd worden en een belangrijk deel hiervan is de sanering. Over de grote voordelen, die hierin voor de melkhandel liggen, wil ik het nu niet hebben; zij raken de verbrui kers slechts ten dele. Wat de bezorgdheid ten opzichte de klant betreft, kan ik u echter volle dig geruststellen. Een „gesaneerde" melk boer heeft een afgebakend gebied, waar- In hij zijn bestaan zal moeten vinden. Wanneer hij in zijn taak tekort schiet, zal hij zijn klachten verliezen en daar door zijn omzet, die hij elders niet kan terugwinnen Hij zal dus nog meer dan tot nu toe zijn best moeten doen om zijn klanten naar voldoening te bedienen. Dit houdt o.m. ook in, dat hij die produc ten zal verkopen, waarnaar het publiek het meest vraagt. Bij de thans bestaan de toestand kan een „slechte" melkboer evenals alle andere kwade lieden zijn ar beidsterrein verplaatsen en telkens weer nieuwe slachtoffers maken. De melkboer, die er tegenop ziet, of zichzelf onbe kwaam voelt om een wijk naar behoren te bedienen, zal dus zeker niet voor sa nering stemmen. Nu wat de melkhandelaar zelf betreft. Een actieve, ondernemende melkhande- laar heeft doorgaans al een goede zaak. Wil hij deze aanzienlijk uitbreiden, dan zal hij toch voor het feit komen te staan, dat hij de grens van zijn persoonlijk ver mogen bereikt. Gaat hij deze grens over schrijden, dan zal dit met zodanige kos ten van personeel, materiaal en andere lasten gepaard gaan. dat de resultaten eerder negatief dan positief zullen zijn. Het mag waar zijn, dat hij langs een afgebakend pad moet gaan (maar dan een kort pad), daartegenover staat, dat hij geen concurrentie (ook geen oneerlijke) van buitenaf ondervindt. De klant moet koning blijven, daar is niets op tegen, want een"goede koning dient men gaarne Echter legt ook het koningschap plichten op en ik durf niet te beweren, dat elk schepsel de eigenschappen bezit een goe de koning te zijn. De sanering brengt een Ingrijpende verandering teweeg in bestaande ver houdingen en ik ben er van overtuigd, dat zij ons het paradijs op aarde niet zal brengen. Wanneer men echter voor- en nadelen tegen elkaar heeft afgewogen, moet men zijn besluit nemen en in dat geval gaan saneren. Dan verlaat men de ..gevaarlijke weg", die men tot nu toe heeft gevolgd en die voor velen naar de ondergang leidt Leiden. S. J. VAN EGMOND, Tesselschadestraat 8. Amerika over onze marine Nu het dezer dagen tien jaar geleden was, dat de Slag op de Javazee plaats vond, waar zovele dappere marine-n s< hun leven offerden voor de zaak Groter Nederland, om de brute Japanse aanvaller te weerstaan, moge ik d ch* vestigen op de mening buitenlander over de wereldschokkende ibeurtenissen van toen. Ik bedoel prof. S E. Morison van de Harvard Univers - .t in de Ver. Staten. Speciaal wat hij schrijft over de gebeurtenissen in de Oost-Indische Archipel is voor ons Ne derlanders interessant, maar ook sohok- k.-nd voor onze trots als nazaten van De Ruyter, Tromp en zovele andere zeehel den. Hier volgen enkele alinea's uit zijn boeic „The Rising Sun in the Pacific" Ik ben benieuwd hoe de reactie van marine kringen is op de blaam, die hier op vice- admiraal Doorman e.a wordt geworpen. Onde. de ironische titel „Dutch courage and caution" („Hollandse moed en voor zichtigheid") zegt hij o.a. het volgende: „Dus, om buiten schot te blijven, bleef de Nederlandse admiraal op zijn vlagge- schip De Ruyter westwaarts varen lar-' de Zuidkust van Java Admiraal Hart (voorganger van Helffrich), verontwaar digd over deze terugtocht, dacht stir over, deze voorzichtige e> dant van zijn post te ontheffen gelastte Doorman naar Tjilatjap terug te keren en ontmoette hem daar de 8ste FebruariAdmiraal Doormans valsplan hield de keuze in van een plaats om nieuwe brandstof in te nemen onge veer 300 mijl bezuiden de Maleise bar rière, geheel buiten bereik van de vjj and en in wateren, die te ruw waren on het innemen van brandstof op zee moge lijk te maken. Admiraal Hart bevond zich in de moeilijke positie, dat hij ge noodzaakt was, de commandant gevechtseskader tot verantwoording te moeten roepen voor zijn daden Admiraal Doorman verklaarde over admiraal Hart te verwachten, dat de historie hem voor de terugtocht z veroordelen. Dit zal de Historie echter e geval niet doen; maar opgemerkt moet worden, dat enkele Nederlandse vlootvoogden in Indaë de voornaamste les niet hadden geleerd, dat verdediging mogelijk is, wanneer men niet een offen sieve houding aanneemtDoormans voorzichtigheid deed Harts hardnekkige pogingen, om op de vijand hard en op het juiste ogenblik toe te slaan, teniet" Enfin, zo gaat het nog even door in dat Amerikaanse boek. We krijgen de indruk d't de Nederlandse marine-commandan ten het Indische vaarwater niet eens goed kennen en dat de Amerikaanse oor logsbodem „Houston" en de beroemde „fourstackers" eigenlijk het vuile werkje opgeknapt hebben, dat de „Tromp" ook nog z'n „littiebit" deed. En de comman danten van Nederlandse motortorpedo boten zijn eigenlijk maar lafaards: „De beraamde derde phase, die van de vijf Nederlandse motortorpedoboten, was (verliep) nog al merkwaardig. Zij be weerden, dat ze de hele straat (van Ban doeng» waren doorgevaren, maar niets rez'::n hadden". Ziezo, daar kunnen we het mee doen. Moeten we dit volk nog wel een klok kenspel aanbieden? Recht of onrecht? In de N.L.C. van Dinsdag 18 Maart las ik een bericht onder de kop: Jon geman 2 jaar in R.W.I. Liften Is bede larij, vond de rechter. Na het lezen van dit bericht heb ik :rst "ekeken of het geen oude krant as uit de Duitse tijd. die ik las, daarna heb ik mij afgevraagd, of deze rechtspraak hier in Nederland dan wel ergens achter het ijzeren gordijn had plaats gevonden. Het feit, dat e derlandse rechter een jongeman jaar veroordeelt om twee jaar door te brengen tussen bedelaars, landlopers en politieke delinquenten, omdat hij. geen geld bezittende, heeft gevraagd te mo gen meerijden om werk te zoeken, la toch belangrijk genoeg om ons af vragen, of er onder het mom van recht geer gruwelijk onrecht word; gepleegd in bet Nederland van na 1945. S., EEN VERONTWAARDIGDE LEZER. Waartoe dit onderscheid? Met ontzetting en afschuw las ik In de N.L.C., dat een jongeman probeerde met liften werk te krijgen. Nu ls deze man veroordeeld, wat bij mij en velen verontwaardiging heeft gewekt. Hoe staat het namelijk met anderen, studen ten bij voorbeeld, die in hun gehele vacantie liften naar het buitenland? Zo ken ik er tientallen. Is dat nu demo cratisch: de een rustig laten liften, de ander in de R.W.I. stoppen? Ik protes teer fel en zal al het mogelijke doen om deze jongeling vrij te krijgen. Zelf heb ik diep respect voor jonge die werken willen en alles doen om werk te krijgen. Waarom al dit onder scheid? Uw aibonné: Orgelkunst I In uw Zondagsblad van 23 Februari komt een artikel voor over „Pleidooi voor het kerkorgel en de orgelkunst". Als muziekminaar, ook van goede kerk- orgelmuziek vond ik dat artikel zeer le zenswaardig, maar ik vrees dat de schrijver van een te groot optimisme is vervuld als hij schrijft: „Het Calvinisme is één van de stimulerende krachten voor de ontwikkeling van de orgel kunst". Daarover heb ik een geheel an dere mening. Ik heb dikwijls medelijden met de organist in de Geref. Kerk als hü voor of na de dienst mooi orgelspel geeft en niemand luistert. Kan er niet afgekondigd worden, wat er vóór of na de dienst gespeeld wordt? Een predi kant schreef eens: Het orgelspel dient alleen maar voor begeleiding psalmgezang en moet vooral dig" zijn. Zolang het kerkgebouw pas Godshuis is als ouderlingen en predi kant binnenkomen, zolang gaat het gelspel verloren in het gepraat en geven de orgelklanken alleen wat „sfeer'. Het is m.L juist het Calvinisme dat een rem mende invloed heeft op het orgelspel, daar het immers van de gelovigen uit sluitend aandacht voor het Woord vergt. Maar de Schepper heeft de mens boven dien ontvankelijk doen zijn voor schone muziek en beeldende kunst, mede ter verheerlijking van hem in de godsdien stige samenkomsten. Voorlopig kan eer goed organist zijn muzikale drang nog niet uitleven in de Geref. Kerk. H. J. W. Orgelkunst II In uw Zondagsblad van 23 Februari stond een zeer lezenswaardig artikel de heer Basoski over kerkorgels. Wat deze heer hierover schrijft is zeer zeker juist en de door hem aangestipte feiten zijn betreurenswaardig. Maar zijn die niet een gevolg van de houding van heren organisten en van de programmamensen van de omroepverenigingen? We hebben toch een aantal prachtige instrumenten, die absoluut onvervangbaar zijn. Hoe was echter de beveiliging van deze in strumenten in de laatste oorlog? En dan, hoe reageren de meeste organisten als men belangstelling voor bun instrument toont? In de Westerkerk te A'dam vroeg ik de koster het orgel eens te mogen be zichtigen, maar ik kreeg geen kans, daar de organist zich daarmee niet kon bezig houden. Verder: hoe wordt er door eer groot aantal organisten geoordeeld ovei de navolgers van Jan Zwart, die zijn in strument zeer heeft gepropageerd? Die organisten vinden dat maar niks, doch zelf plagen ze het publiek met moderne stukken of „eigen werken". En tenslot te de radio? Wanneer horen we nu eens een goed orgel behalve dan via de N.C. R.V.? H. C. K. (De heer W. ziet op het orgelspel eer, remmende invloed uitgaan van het Cal vinisme. Er is inderdaad wel eens strijd geweest over het orgel in de kerk, deze strijd ging eigenlijk meer tegen het misbruiken van het orgel tijdens de dienst. Op dit gebied waren er vroeger wantoestanden. Doch de geachte inzen der zal niet kunnen ontkennen nis hij de geschiedenis eens naleest dat er juist door het Calvinisme muziekuitvoe ringen in de kerk mogelijk zijn gewor den. De R.K. Kerk heejt die in ons land steeds geweerd. Tijdens de eredienst heeft de organist echter een uitsluitend dienende functie, daar niet de muziek maar het Woord van God het belangrijk ste moet zijn. Als de Geref. organist zijn muzikale drang in de eredienst gaat leven, zoals inzender wenst, zal men ker weer tot wantoestanden komen. Hij komt niet in de kerk als musicus, maai als gemeentelid om de gemeenschap dei heiligen te beoefenen. De heer K. mag klagen over de beveiliging der instru menten, maar we geloven dat er tijdens de oorlog toch niets veilig was verschrikkelijke bommen. Het oordeel van een aantal organisten over de na volgers van Jan Zwart is naturlijk zeer relatief. We hopen, dat zij allen even ac tief zijn als Zwart om het orgel geliefd te maken. De radio doet inderdaad te weinig op dit gebied, ook de N.C.R.V., die het orgel zelf weer laat gebruiken voor allerlei onartistieke experimenten door iet van Egmond. Red. N.L.C.). Reclame en stadsschoon Aan mijn gevel hing ongeveer zeven maanden een thermometer, waarop da gelijks veel mensen keken. De keurig uitgevoerde thermometer was geplaatst door een verzekeringsmaatschappij en vormde tevens een reclame voor mijn zaak. Toen mijn gevel werd .geschilderd, kwam er een ambtenaar bij óm de kleur de verf te bepalen wat ik goed vind. Het duurde wel anderhalf uur voor de kleur, waar de Hogewoerd van op knapte. was vastgesteld. Toen zag de ambtenaar plotseling de thermometer en vroeg, of ik daar vergunning voor had. Ik keek hem aan, omdat ik dacht, dat hij mij voor de gek hield, maar dat was Laat hem maar zitten, was zijn ant woord. Je vraagt de vergunning aan en dan is alles goed. Toen dacht ik: die ambtenaar is zo kwaad nog niet. Maar een maand gele den kreeg ik een schrijven van de ge meente, waarin stond, dat de thermo meter er binnen drie weken af moest zijn. Zo niet, dan zou het apparaat er door gemeente-arbeiders op mijn kosten worden afgehaald. Ik haalde de thermo meter natuurlijk snel van mijn gevel af. Alleen zit er nu een vuile plek. maar dat schijnt voor het stadsschoon een sieraad te zijn. Nu is mijn opmerking: stadsschoon is goed, maar dan overal. De reclame in zo veel andere straten en bij het station ook geen schoonheid. Mogen al die reclame-voorwerpen en -platen daar wel blijven hangen? Leiden. C. VAN LEEUWEN, Hogewoerd 117. (Door ons bekort red. N.L.C.). De vondeling uit Den Haag Met instemming las ik uw „open brief" in een onbekende moeder, die haar kindje te vondeling heeft gelegd. Zoudt u misschien ook een open brief willen schrijven aan de onbekende vader? Zou een vrouw wei tot een dergelijke daad komen als ze de steun, al was 't maar de morele steun, van de vader in kwestie had? Mannen, hoewel gelukkig niet aLle, zijn ln dergelijke gevallen veelal 1 a f, en hun handen graag in onschuld en leven door gebrek aan verantwoordelijk heidsgevoel, onder het motto: „Alsjeblieft geen soesah". MEVR. M.-H. Zó gaat het noü... In de Nieuwe Leidsche van 15 Maart las ik het ingezonden stuk ,.Een fel pro:est". Daarin las ik iets over de enorme belastingopbrengst. Ja. v voor is deze belastingopbrengst ge bruikt? Dat weet niemand. Nu. ik meen, dat er duidelijk genoeg in de kranten gemeld is, da: de belastingopbrengst ge bruikt is om aan Polynorm een slor dige 20 millioen te geven. En toen dat weg was, werden de mensen ontslagen. Wie bleef werken, moest voor een heel laag loon werken. Maar de millioenen zijn weg en de werkloosheid vermeer dert. Zo gaat het met onze zuur ver diende belastinggelden. Welke knuppel staat er nu voor Po lynorm achter de deur? Voor de belas tingbetaler staat hij al klaar, voordat hij het loon heeft verdiend, zoals lk In 1951 heb meegemaakt. Ik ben een geschoolde grondwerker eij woo een derde-klas-gemeente. In Juni 1951 kreeg ik een aanslagbiljet van f39 over 1951, dus moest lk nog een half j; werken Hoe gemakkelijk had ik ziek of werkloos kunnen worden, dan had er weer zo veel extra werk gedaan moeten worden om die zaak wee orde te brengen. Een ieder heeft wel gelezen, dat de belastingformulieren voor een zekere datum in April moeten zijn ingeleverd Zo niet, dan is men strafbaar. Is Polynorm nu ook strafbaar? Ik lees er niets van en meen. dat voor zulke dingen eerder straf mc... worden gege- n. Met het laatste deel var het stykje ben lk het volkomen eens: de arbeiders wordt het werk ont houden en zodoende komen er ooH geen woningen voor de arbeiders er. worden duizenden guldens uitgegeven aan oyerbruggingsultkering Aan sen, die graag willen werken. Ten slotte heb ik mij wel eens afge vraagd, of er nu alleen maar strafbe palingen zijn voor de betalers en niet voor de ambtenaren, die fouten maken, waarvan de betalers een hoop last heb ben. Ze kunnen die fouten rustig ln werirtijc' veranderen; dat kost ook weer tijd en geld. Ik zou daar ook wel eens een strafartikel voor willen zien. Dan zouden er misschien wel minder fouten gemaakt worden. Noordwijk aan Zee. L. VAN D. Advertentie -m SPROETEN-*- komen vroeg in 't voorjaar Koop tijdig SPRUTOL Geheimen Het is mij niet duidelijk, waarom er télkens in de couranten mededelingen verschijnen over de legersterkten, het aantal vliegtuigen, een kazerne hier en kazerne daar. Worden zulke berich- niet gerangschikt onder „legergehei- ...v-.i"! En waarom moest die dominee, dei pas uit Korea terugkeerde, in het openbaar vertellen, dat wij in Korea veel te weinig soldaten hebben? Waar om vestigde hij niet uitsluitend de aan dacht der autoriteiten op deze kwestie? Ik acht het juister, wanneer de bladen er de nodige ophef van maken, dat we in ons land over duizend stukken af weergeschut beschikken en dat als het moet niet één vijandelijk vliegtuig bo ven ons grondgebied kan binnendringen. A. B. Waarom geen halsbandje voor kinderen De Ned. Radio Unie besloot dus naar de N.L.C. meldde geen berichten over vermiste honden rond te roe pen en adviseert hondenbezitters, de die ren een halsbandje om te doen, waaraan een plaatje met naam en adres van de eigenaar is bevestigd. Zou zulk een advies ook niet gegeven kunnen worden voor de vele kinderen, die 's zomers op het strand plegen te verdwalen? Soms 100 a 300 per dag! Hierdoor toch worder. tal van politiemannen tot kindermeisjes „gepromoveerd." Deze politiemannen zouden hun tijd beter kunnen besteden v. door jacht te maken op de vele dierenbeulen en -beultjes, die ons land bevolken. De gevallen van dierenmis handeling zijn nog legio! Hoe komt het toch, dat in mijn jeugd het verdwalen van één of twee kinde- op het strand een „gebeurtenis" was, terwijl het nu schering en inslag is? MEVR. W. P. Nationale woningbouw. In deze rubriek, die Ik altijd met veel genoegen lees, zou ik gaarne de natio nale woningbouwlening aanroeren. Dat het woningtekort in Nederland schrikbarend is en dat daar zo spoedig mogelijk verandering in dient te komen, daarover ls wel Iedere Nederlander het Ook met de strekking van de pas uitgeschreven nationale woningbouw lening. Dat lenigt de nood en verschaft werk aan vele bouwvakarbeiders. Er ls echter aan deze actie een grote „maar" verbonden. De kwaliteit van het gebouwde is ronduit slecht te noemen. Al zijn er ook vele aannemers, die be hoorlijk werk afleveren, velen denken: „Als het maar dicht is". Zij hebben bun geld verdiend en de toestand waarin de woningen over 20 Jaar zullen zijn, deert hun niet. Er wordt in de brochure betreffende de lening gesproken over onze kinderen en het nageslacht. Ove hoogstens 20 Jaar zijn echter de thans gebouwde wonin gen bouwvallen. Als een schande voor de Nederlandse bouwnijverheid zullen zij langs de wegen staan. Voldoende voedsel voor de heren van de Prawda, het beruchte blad van de mannen van Moskou. Stond er niet kort geleden ln de N.L.C dat de heren achter het Ijze ren gordijn de woningtoestanden hier ten hemel schreiend hadden genoemd? Het moet toch mogelijk zijn zodanig toezicht bij het bouwen uit te oefenen, dat er go:de huizen worden neergezet en geen afbraak? Er zijn er op het ogen blik, waarin men niet tegen een binnen muur moet leunen, want dan valt die Gaarne zou lk ook de mening anderen in deze rubriek vernemen. Wie volgt? Katwijk VAN D. Knock out tussen de ronden De arts en zijn broer Naar aanleiding van het artikel, datr prof. dr R. Schippers in uw blad schreef over Euthanasie, kan ik niet anders dan een S.O.S. geven uit de praktijk van „Het leven met lijden." Natuurlijk bedoel ik hier niet mee prof. Schippers te repli ceren. Maar alléén wil ik trachten aan te tonen, dat. wie gezond is, véél gemak kelijker de door hem vastgestelde juri dische en ethische kant van het eutba- nasie-vraagstuk kan aanvaarden, dan zij, die met ziekte èn zorg belast zijn. In 1947 las ik in „In Gods Waagschaal" van Kaj Munk „dat het zéér de vraag is, of het wel barmhartigheid is, wanneer men ongeneselijk lijdenden in leven houdt." In 1950 knipte ik een kranten artikel uit, waarin vermeld werd, dat een Engelse bisschop van de Staatskerk zien vóór euthanasie verklaard had. En dat dit veel verontwaardiging wek'e bij gelovigen en ongelovigen. Zelf ben ik sinds (nog maar) vier jaar lijdende aan een ruggemergsziekte, die ik actief tracht te aanvaarden als zijnde Gods wiL En ik wéét, dat ik veel voorrechten heb te waarderen. In de eerste plaats de hulp der artsen, die strijden om mijn lijden te verlichten, zo mogelijk tot staan te brengen en die moreel steun geven waar dat enigszins kan. Ik krijg bezoeken van welgestelde „officiële Christenen", die een kwartier of twee uur offeren voor een zieke, voor al n ie t informeren naar lijden of zorgen, maar met wat bloemen of fruit komen en gaan naar hun eigen veilige ge noeglijkheid en vanzèlfsprekende luxe. waarin zij zo snel mogelijk de hulpe loosheid der zieke vergeten kunnen om van lijden niet te spréken. Bovendien" zijn er nog Barmhartige Samaritanen, die zich moreel verplicht voelen uit persoonlijke genegenheid óf om Christus' wil, te informeren, te delen in zorg en lijden alles, doen om dit te helpen dragen en strijden om althans het materiële te helpen dóór-worstelen. Dit zag ik ook altijd als blijken van Gods Liefde dóór alle leed heen. Toen ik echter las van die daad van die arts uit Eindhoven, was mijn eerste gedachte: „Waar komt deze daad uit voort? Hij wist aan welke oordelen (of vooroordelen) hy zich bloot stelde, ter- wille van zijn lijdende broer." Ik vond geen ander antwoord dan dit: „Zuiver mededogen en liefde voor zijn broer." En ik gelóóf niet, dat deze liefde ver keerd kan zijn. Het was een moedige liefde die drijfveer werd tot de daad. Ook weet ik, dat ik spontaan verlangde, óók zo'n broer te hebben en dat dit ver langen telkens weerkeert als lk uit menselijk oogpunt bekijk wat achter mij ligt, aan lijden èn strijden om te bestaan in deze harde wereld met schijh-moraal. En óók als ik denk aan wat nog voor mij verborgen is iri de toekomst èn: hoe barmhartig.voor een eenzaam be staan èn lijden een oplossing gevonden kan worden. De primitieve volken laten zieken of ouden van dagen, die tot last der familie of gemeenschap zijn, achter in bossen en trekken verder. De cultuur-Christenen doen dat nu nog, maar op een „nette manier, zo dat niet iedereen het merkt en zij nog tevreden over zichzelf kunnen zijn. De daad-Christenen onderzoeken en ontwijken géén moeite, géén bijstand, maar dat zijn vooral in de wereld-van .de grote uitzonderingen...." Zou men niet iets kunnen zien van Gods barm hartigheid, ook in de euthanasie die de arts aan zijn broer schonk? EEN PATIëNTE. Kinderroof Onder het opschrift „Bij de open brief" lazen we onder meer het volgende: Mij is bekend, dat er ouders zijn, die goed voor hun kinderen waren. Door leugens en laster zijn die kinderen hun ontno men geworden en als de ouders onver mogend zijn, dan geen advocaat. De gedachten, hierin neergelegd, vin den we vaak bij mensen, aan wie zelf de kinderen ontnomen zijn. Zij kunnen en willen maar niet begrijpen waarom. Wanneer we het artikel van R. lezen, dan is het zo, dat brave ouders maar even belasterd behoeven te worden en de „hyena's der maatschappij" roven hun kinderen weg. En de inrichtingen spelen mooi weer met kinderen, welker ouders geen andere ondeugd hadden dan dat te arm waren om een advocaat te nem« Ouders, weest gerust, zoiets gebeurt nooit. Wat gebeurt dan wel? In gevallen als door R. bedoeld, gaat het gewoonlijk zo. In een behoorlijke straat woont een zeer vuil gezin, kinderen vies en half gekleed, moeder niet om aan te raken. Ze halen de nette straat omlaag. Moe ders verbieden hun nette kinderen om met die vieze kinderen van hiernaast te spelen. De kinderen vergeten dit gebod en komen met ongedierte thuis. Er gaan rare praatjes door de straat: „de vieze kinderen" vertellen gekke dingen van moeder. Vader loopt zo maar bij zijn baas weg. De buren gaan klagen. Er komt een brief op het politiebureau. Het apparaat kinderbescherming komt-in actie. Eerst een grondig-onderzoek in het vieze hui3, tevens in de buurt, enz. De voogdij komt eens neuzen en Pro Juventute komt ook al kyken. Rapporten worden opgemaakt en verzonden naar de kinderrechter Blijkt dat alle rapporten slecht zijn, dan komen de ouders voor de kinderrechter. Getuigen worden gehoord en als de toe stand werkelijk ernstig is| dan grijpt de kinderrechter in. Toch krijgen deze ouders nog een goede kans. Er komt een gezinsvoogdes. Zy, een vrouw van ervaring, krijgt tot taak om het gezin een jaar lang te helpen Zijn de rapporten van de voogdes gun stig, dan is na een jaar het gezin ont heven van toezicht. Soms wordt dit ook met een jaar verlengd. Men doet in ieder geval al het mogelijke om het ge zin bij elkaar te houden. Soms is zo'n gezin niet te redden. Het eind is dan, dat de kinderrechter gelast de kinderen naar een inrichting over te brengen. Ook dit is nooit onherroepelijk. De kinderen, die hierna geboren worden, blijven gewoon thuis. De ouders hebben weer een kans. Slagen zij in die kans. dan mogen ze de kinderen terugvragen. Als blijkt, dat zij er nu misschien beter voor zorgen, dan komen ze thuis, zy het nog onder toezicht Hiervoor is geen advocaat nodig. Zij vragen het maar aan de voogdij en het hele apparaat komt weer in werking. Ziehier, mijnheer R., zo „rooft" men kinderen. De wyze waarop mr Bentinck in zijn stuk, geplaatst in de N.L.C. van Zaterdag 1 Maart j.L, heeft gemeend „de nood van de kamerbewoners" te moeten beklagen, heeft de verontwaardiging van vele bona- kamerverhuurders opgewekt, omdat Bentinck generaliseert. Hoe deze ba- over plagerijen van de hoofdbewoners durft schrijven is wel verregaand. Boekdelen zou het bestuur van onze Koninklijk goedgekeurde vereniging kun nen schrijven over de ellende en bana liteiten die bonafide verhuurders soms meemaken. Ik ontken niet, dat hij en kele bepalingen van de Huurwet 1951 juist heeft verklaard, maar de gevolgtrek kingen die hy maakt, zijn uitermate nonsensicaal. Zo is toch al te dol het door hem ver melde voorbeeld dat de kamerbewoner, indien hij een klap in zijn gezicht van de kamerverhuurder krijgt, niet mag terug slaan omdat anders de verhuurder op grond van overlast ontruiming van de kamer zou kunnen eisen. De inhoud van het door mr Bentinck vermelde vonnis van de kantonrechter grote steden waarom niet de naam, plaats en datum vermeld is maar zeer oppervlakkig. Algemeen bekend is, dat de kanton rechters geneigd zijn de kamerbewoners in bescherming te nemen dit is toch de gehele opzet van de Huurwet en daar- het Huurbeschermingsbesluit 1941 ingesteld door bet satanisch wan beheer van Seyss-Inquart. Mr Bentinck spreekt over huurwoeker het stuk maakt de indruk, dat alle kamerverhuurders zich d^raan schuldig maken. Hier is een halve voorlichting ge geven en dat is, algemeen bekend, ge vaarlijke voorlichting en nog vaker on juiste voorlichting. Het argument, dat de kamerbewoner wel gedwongen is. het geplaag van de verhuurder lijdzaam te ondergaan omdat hij nergens anders een kamer kan vinden, gaat althans voor Leiden niet op, omdat in ons register ongeveer 50 onbezette kamers zijn genoteerd. Daarom wórdt het hoog tijd, dat de gemeente de gebouwen, die aan studerenden zijn verhuurd, voor woningruimte beschikbaar stelt en de studerenden de leegstaande kamers be trekken. Onjuist is voorts de mededeling van mr Bentinck als zou de kamerbewoner, die hoge prijs betaalt, direct r zonder tussenkomst van wie ook zijn huur kunnen verlagen tot het wettelijk maximum. Des te gevaarlijker is deze mededeling, omdat hierdoor het eigen rechter spelen in de hand gewerkt wordt, iets wat een jurist als mr Bentinck had moeten begrijpen. De wettelijke bepalin gen zijn nu eenmaal zo, dat indien de kamerbewoner van mening is, dat de door hem met de verhuurder afgesproken huurprijs te hoog is en de partijen hier omtrent niet tot overeenstemming kunnen komen, hij de op hem rustende betalings verplichting door de kantonrechter kan laten vaststellen, waarbij dan het advies van de Huuradviescommissie onontbeer lijk is. Eerst wanneer dit gebeurd is, be hoeft de kamerbewoner de maximaal toe laatbare huur te betalen. Zo kan ik nog wel andgre bezwaren tegen het stuk van mr Bentinck naar voren brengen, doch dit zou te veel van uw plaatsruimte vergen. Wel wil ik nog, nu wjj het toch over.de „nood" van een grpep mensen hebben, vermelden, dat men eerder kan spreken van „nood" bepaalde categorieën van kamerverhi ders. De goede al lang werkende kamer verhuurders hadden vóór dë oorlog, toen de prijsvorming nog vrij was. paald tarief, waarvan zij een n bestaan hadden. Tijdens de oorlog "zijn deze prijzen enigszins gestegen, maar niet in die mate, dat het bestaan behoorlijk werd. Immers de kosten van-levensonder houd en het onderhoud van het bedrijf stegen enorm. By de invoering van de Huurwet 1951 is aan deze door do algemene prijsstijging nodig gebleken kamerprijsvrhoging abrupt een eind gekomen Zy zijn nu ge- |HjM Bentinck terecht noodzaakt, zoals voorrekent, om zoveel huur te vragen van de bewoners als dezen aan woon ruimte, vergeleken met het gehele pand, gebruik hebben. Komen nog bij de verhogingen van 20 procent indien de verbuurder zelf in het pand woont en 20 procent van de ver koopwaarde van de inboedel en stoffering wegens het in gebruik geven hiervan. De kamerverhuurder-niet eigenaar heeft geen winstmarge in de huurverhogingen van 15 procent en van maximaal 13 pro cent wegens meervoudigè bewoning. Hij dient dit immers ook aan de verhuurder het gehele huis te betalen. Het onder houd binnenshuis met in de regel het onderhoud van oude en aanschaf nieuwe inboedel alsmede sanitair is sedert 1940 met ongeveer 300 procent gestegen. Eén inkomstenbron is dus nog over gebleven: het bedrag dat hem kan worden toegeschat wegens het verlenen van de ce. Indien de kamerverhuurder daarbij de hulp van een dienstbode be hoeft, blijft ook daarvan niets over. Bij besprekingen hieromtrent op het departement is ook officieus toegegeven, n bU de overhaaste vaststelling Huurwet en de uitvoeringsbeslui ten op dit probleem der bonafide kamer verhuurders niet voldoende heeft gelet. De kamerverhuurders zitten er echtor Momenteel is het zo, dat de gemiddelde bonafide kamerverhuurder nauwelijks het hoofd boven water kan houden en dat is grote wantoestand (lie het eerst dient verholpen te worden. Het is dringend nodig, dat het depar tement en andere instanties hierin zeer snel voorzien. A. EIKELENBOOM, secretaris van de afd. Leiden Ned. Fed. Ver. van Pension-, Rusthuis- en Kamerverhuur bedrijven. Kort commentaar Ten behoeve van een juiste vóórlich ting wil ik gaarne voldoen aan het ver zoek van de redactie om een kort com mentaar te geven op het ingezonden stuk van de heer Eikelenboom. Ik- moge mij hierbij beperken tot de twee con crete stellingen, waarmee de heer Eike lenboom de juistheid bestrijdt van mijn artikel „De nood der kamerbewoners". 1. De huurwet bescherm-* de huur ders tegen ontruiming. Slechts ln enkele met name genoemde, gevallen kan de verhuurder ontruiming eisen, o.a. indien wegens ernstige overlast, de verhuur der aangedaan, van deze niet kan wor den gevergd, dat de huurder nog Lan ger in het genot van het gehuurde blijft. Nu is „ernstige overlast" een rekbaar begrip. Wat daaronder moet worden verstaan, is aan het oordeel van de rechter overgelaten. Zo heeft de kan tonrechter te Den Haag op 5 October 1949 beslist, dat onder ernstige overlast, de verhuurder aangedaan, ook vallen: plagerijen over en weer tussen hem en -e huurder, zodat aan de samenwoning een einde moet komen. Indien plage rijen over en weer ernstige overlast op leveren. dan zullen mJ. „klappen over en weer" dat ook kunnen doen. Indien dus een geplaagde- of geslagen, huurder terugplaagt of terugslaat, dan geeft hij de verhuurder een kans om met suc ces ontruiming te eisen. 2. De huurwet geeft I: bepaalde nor men voor de berekening van .de huur prijzen. Geldig zijn nlleerr de iiuurpry- zen, die volgens de: wettelijke normen berekend zijn, voorzover partijen niet na 1 Januari 1951. lagere prijzen over eengekomen zijn. Is een hogere prijs overeengekomen, dan is -dëze niet wet tig en de huurder niet verpHcht die hogere prijs te betalen. De huurder kan dus direc zonder tussenkomst van wie ook zijn huur verlagen tot het wettelijke maximum. Wel verdient het aanbeveling, het advies in te winnen van de huuradviescommissie Indien de huurder niet by machte is zelf de huur Droevig en treurig Hoe mooi de radio ook is, ik ben verre in bewonderaar van de diverse pro gramma's, die worden uitgezonden. Als bijv. tien maal de radio aanzet; kan van zeker meer dan de helft tevoren berekenen, dat het wel weer een „ge sproken woord" of een armzalige jazz zal zijn. Het gesproken woord gaat dan bovendien nog meestal over politiek of oorlogszegeningen. De massa schijnt'wel in die richting bewerkt te moeten wor den Ik verfoei die stroming en vraag mij steeds af: waar gaan wy been? Tot ir. den treure wordt bij iedere ge legenheid en door tal van richtingen gepleit voor verheffing van de mens en verbetering van de jeugd. Maér wie Za terdagavond of Maandagmorgeij de radio aangehad, toen de VARA het hoorspel „Onder de pannen" uitbraakte, die moet zich wel hebben afgevraagd of dat nog olrbaar genoemd kan worden? Het stuk was doorspekt met laten we maar zeggen ..minder fraaie" uitdrukkin gen. Een schepping van Willem van Ka pellen! Ik vind het meer dan droevig en treurig. Om van opvoedend maar niet te spreken. Lelden. DIXI. Lichamelijke oefening XII Naar aanleiding van de ingezonden s'ukken over lichamelijke oefening zou ik nog het volgende willen opmerken. Ik zie heel weinig nut ln lichamelijke oefeningen Het wordt namelijk meestal z5 opgeschroefd, dat er voor het geeste lijk leven niets meer over blijft. Op de Zondagen wordt er naar mijn over tuiging niet dan over sport en spel gesproken. Niet alleen onder jonge men sen. maar ook onder ouderen. Hierover ls ondergetekende het zo roerend eens met de inzenders Kaptein. Haak en Aaf- ting: „Lichamelijke oefening is tot wei nig nut. maar de Godzaligheid is tot alle dingen rut" Die God hebbtm gevonden Ir de Here Jezus Christus, die zullen geen lust hebben in lichamelijke oefe ningen, en zeker niet in sport of spel. Zij zullen het zoeken in geestelijke oefe ningen. De natuurlijke mens zoekt de dingen des geestes niet: ze zijn hem een dwaas heid Maar als God de mens opnieuw voortbrengt, dan gebeurt dat eeuwig wonder, dat de mens naar God gaat vra gen en dan bekommert hij zich niet meer om lichamelijke oefeningen. Het geloof in de Here Jezus Christus alleen brenet ons door de deur heen. Mag ik ten overvloede nog op wij zen. dat lk niet de onbekende schrijver van het eerste ingezonden stuk over lichamelijke oefeningen was? A. v: d. BOSCH, Rijnsburg.- Langevaart 39. Lichamelijke oefening XIII de ingezonden stuk- Zaterdag 15 Maart Het karakter va ken in de N. L. C. van dien aard, dat ik weerwoord niet mag uitblijven. De lezers kring van de N. L. C. is waarschijnlijk een bonte verscheidenheid. Verschei denheid dan in kerkelijke zin. Velen, en hen ondergetekende, zullen zich on getwijfeld niet kunnen vinden in de theo logische beschouwingen van de opposan ten Van der Haak en Aaftlnk c.s. Het heeft echter geen zin hierover te gaan twisten. Maar als men dan met de Bij bel in de hand tot absurde conclusies komt t.a.v. de lichamelijke oefening, dan ls het oppassen geblazen. Want dan wordt hier een voorstelling van zaken gegeven, die met diezelfde Bijbel in flag rante strijd ls. Mijn geachte oudere col lega De Bruin uit Leiden heeft over 1 Tim. 48 reeds datgene gezegd, wat hier- r gezegd moet worden. Afgezien daar- i, hoe is het mogelijk, dat men een be grip lichamelijke oefening uit een tijd perk, dat bijna 2000 jaar achter ons ligt waarin slechts een zeer decadente sportbeoefening werd bedreven, zo maar toepast op een gymnasttekuitvoering van het N.C.G.V. in Rijnsburg in 1952? En als de heer Aaftink schrijft, dat Gods Woord leert, dat lichamelijke oefe ning van weinig of geen nut is. zou ik precies het tegenovergestelde willen be- n, nog verder willen gaan zelfs en zeggen, dat God van ons vraagt ook op dit gebied te doen, wat onze hand vindt te doen. Als we nu spreken over de lichamelijke oefening, dan moeten we het niet hebben over de uitwassen in de sportwereld, want uitwassen vindt men op alle terreinen des levens, zelfs op het gebied van theologie en godsdienst. Naar mijn mening verliezen de oppo santen de ondeelbaarheid van de mens uit het oog. Zij geven blijk de mens nog steeds te beschouwen als bestaande uit twee delen: iets lagers (lichaam) en iets m hogere orde (geest). Deze gedachte is heidens en stanrt uit de Griekse filosofie. De mens is echter ondeelbare totaliteit, bovendien „beelddrager Gods", want „God schiep nens naar zijn beeld en gelijkenis". De heer Aaftink citeert een gedeelte uit het doopformulier, waar staat, dat wij God hebben te diener. met alle krachten, jns zijn geschonken. Dit slaat dus op geestelijke activiteit. Maar deze to tale dienst aan God, deze geestelijke ac tiviteit, moet vorm en gestalte aanne men door middel van onze lichamelijke verschijningsvorm. De zin van het li chaam is dus: God er mee te eren, te danken en te aanbidden. Het lichaam is uitdrukkingsveld van de geest. Als we het lichaam zo mogen bezien, komt ook de lichamelijke oefening, beter: de lichamelijke opvoeding, in een ander licht te staan. Dan zal de lichamelijke oefening dienstig zijn aan de vorming van de mens als totaliteit, die zijn talen ten in gaven van hoofd, hart en hand niet mag begraven, maar tot ontwikkeling moet brengen tot meerdere glorié van zijn Schepper. Dan pas kan men God dienen naar Zijn eis met alle krachten, die ons zijn geschonken. 1 Cor. 27, door de heer Aaftink aan gehaald, is een bevestiging van wat hier boven werd neergeschreven. Geen ver wekelijking of degeneratie van de licha melijke functies, maar sterk ze, opdat ze eerst recht uitdrukkingsveld kunnen wor den van het geestelyk bezit. Want heeft een bekend paedagoog niet gezegd: hoe zwakker het lichaam des te meer het beveelt hoe sterker, des te meer het gehoorzaamt? Alphen aan den Rijn. P. C. van MuUen, Vermeerstraat 10. (De discussie over dit onderwerp wordt thans gesloten. Red. N.L.C.). te berekenen. Op het kompas van de huuradviescommissie kan de huurder veilig varen. Is de verhuurder het niet eens mat het advies van de huuradvies commissie. dan kan hy de kantonrech ter verzoeken te verklaren, welke de betalingsverplichting van de huurder is. Ten overvloede worde er hier nög op gewezen, dat zowel de huuradvlescom* missie als de kantonrechter bij de be rekening van de huurprijs uitsluitend de in de huurwet gestelde normen toe passen Mr C. A. BARON BENTINCK, Bezuidenhout 375, Den Haag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 4