Avonds tem min g
CHUfillEP
Als een lam..
f onze j€uqó-p&qin& f
5-let ótoute ^^ÏÖipótaartjc^
ZONDAGSBLAD 22 MAART 1952
Een handelsstad tijdens Salomo
VRACHTBRIEVEN OP POTSCHERVEN 60UD VAN OFIR
De duistere contouren van de stee
liggen in schemer weggedoken. -
De avondwind is opgestoken
en 't dorre riet wuift rits'lend mee.
Het water murmelt zacht tevreê,
en als in schone, oude sproken
komt 't maanlicht door het floers gebroken
en danst op 't water als een fee.
ROBBIE RADAR
r
„Als een Jam werd Hij ter slach
ting geleid en als een schaap, dut
stom is voor het aangezicht
zijner scheerders, alzo deed Hij
Zijn mond niet open".
Jes. 537.
H'i deed Zijn mond niet open.
Neen, dat was toen ook niet meer
nodig. Het grote lijden had een aan
vang genomen. Wanneer Hij in deze
tijd Zijn mond nog zal openen, dan
zal het niet meer zijn om Zich bekend
te maken, en zeker niet om Zich te
beklagen over alles, wat boze mensen
Hem aandoen.
Er is een tijd geweest, dat de Here
Jezus niet zweeg. Welk een machtig
stemgeluid moet dat geweest zijn,
waarmee Hij Lazarus riep uit het graf.
Welk een onweerstaanbaar stemgeluid
was het, waarmee Hij Zijn jongeren
riep: „Volg Mij!" Welk een tegenstelling
dan. wanneer op zekere dag vervuld
wordt het woord van Jesaja: „als een
schaap, dat stom is.... alzo deed Hij
Zijn mond niet open." Jezus' stem
was machtig, onweerstaanbaar voor
mensen, duivelen en dood. Maar
machtiger is Hij in Zijn stemmeloos-
heid. Dat geldt ook wel eens voor ons
in het gewone leven. Vaak is het be
ter te zwijgen, dan te spreken.
Doch het zwijgen waarvan onze
tekst spreekt, belicht de Goddelijke
majesteit van de Zoon van God. Dit
zwijgen treft ons wellicht nog meer
dan Zijn spreken. Gelijk een lam, dut
geen weerstand biedtwerd H\j ter
slachting geleid.
Wij kennen de plaats der slachting.
Golgotha zegt alles voor hen, die ge
loven in Jezus Christus.
In onvoorwaardelijke gehoorzaam
heid beweegt Hij Zich voort op de
weg der smarten. Van Zijn geboorte
in Bethlehem af. Hij zag het kruis....
en schrok niet terug. Hij voelde de
geselslagen, de doornen van de gru
welijke kroon, de slagen, met ruwe
hand gegevenen klaagde niet.
Hij droeg de zonden van de mensen,
van u en van mijen Hij murmu
reerde niet. Hij moest verteren door
de gloed van de toorn Zijns Vaders
tegen onze zonde en schuld.... en Hij
aanvaardde dit alles. Gewillig, dra
gend, lijdend; dat is de stemmeloos-
heid, in het profetenwoord bedoeld.
Wat Jesaja voorzag betekende de
enige mogelijkheid, waardoor een in
schuld verloren wereld nog kon wor
den gered. Maar is die wereld er
dankbaar voor? Wil die ivereld dal?
De profeet zag vooruit. Wij mogen
terugzien.
Als een lam.... als het Lam, ter
slachting.
Zijn bloed reinigt van alle zonden,
als wij die maar bekennen en opdra
gen voor de troon der genade.
Jezus' zwijgen legt ook ons het
zwijgen op. Neen, wij moeten niet
trachten onszelf te verdedigen en
onze „misstappen" en „zwakheden" te
verklaren. Dat helpt niet. Integendeel.
Maar wanneer wij zien op Zijn
zwijgen, dan zwijgt, op ons geloof, de
stem der beschuldiging.
„De straf die ons de vrede aan
brengt was op Hem, en door Zijn
striemen is ons genezing geworden".
Dat heet gadclooz' ontferming,
Dat genaderijk en vrij.
Gelooft u dit?
TNe jonge staat Israël heeft, ondanks
U zijn jeugd van enkele jaren, toch
een oude, eerbiedwekker.de traditie.
Daarom verdiept men zich gaarne in het
grootse verleden. Zo wordt op de lagere
scholen van Israël in elk leerjaar 5 of 6
uren gewijd aan het onderricht over het
Oude Testament. En dit gebeurt zelfs
op de links-gerichte scholen.
In dat nieuwe Israël, waar koortsach
tig hard wordt gewerkt, waar een staat
dagelijks worstelt met veel problemen,
waar een crisis dreigend hangt en de
benauwde vraag is, hoe het zal gaan
in de naaste toekomst daar is een
levendige belangstelling voor de oud
heidkunde. Er is een departement voor
de oudheden ingesteld door de regering
van Israël; er is een organisatie van
vrienden der oudheden.
Zulke oudheden kan men vinden door
een stelselmatige opgraving, maar soms
eok door een gelukkig toeval. Door de
kolonisten worden oude. verlaten en ver
waarloosde streken opnieuw in cultuur
gebracht. Daar is dan geen „maagde
lijke aarde", zoals do Talmud de grond
noemde, welke nimmer door mensen was
bewerkt. Integendeel, de spade, het
houweel, de ploeg van de kolonist woelt
in grond, die de sporen vertoont van
®udc bewerking.
Toevallige vondsten
Zulk een toevallige vondst deed men
bij de uitbreiding van de visvijvers in
de Joodse kolonie Sha'ar ha Golan
poort van Golan, aan de oostzijde van
de Jordaan, waar deze rivier het Meer
van Galilea verlaat). Daar vond men
werktuigen uit de jongere steentijd en
het oudste aardewerk van Palestina.
Hier werd men dus herinnerd aan dc
mededeling, die de Bijbel over de steen
tijd in Oost-Jordaanland geeft, want bij
aandachtige lezing vindt men in het
Oude Testament sporen, die aan de
8te<?ntijd doen denken. Wanneer de Is
raëlieten in het Ovcrjordnansc komen
zien zij te Rabba een „Hunebed van
basalt" (in de Staten ertaling „bedstede
van ijzer" Deut. 3 11). Zulk een hu
nebed ,s een grafmonument uit de jon
gere steentijd.
Toevallig waren ook de vondsten der
vissers, die van de bodem van de vas-
telandstoep vóór de kust allerlei aar
dewerk in hun netten ophaalden. Het
was pottebakkerswerk, uit verschillende
perioden: van de Israëlieten, de Per-
zen. dc Hellenistische en de Byzantijn
se tijd. Dit materiaal werd gevonden
tussen de havens van Caesarea en van
Dor. Die plaats Dor is een oude Ka-
iiaanietische stad 'Jozua 11:2; 12:23);
„ganse landstreek
1 de stadhoudersc
mo (1 Kon. 4 in.
Evenzeer was het een toevallig geluk,
toen men, voor de bouw van een paleis
voor het. Joodse parlement op Giv'at
Ram (een hoogte bij Jeruzalem), op dc
resten stootte van een nederzetting van
steenhouwers uit de eerste eeuw Deze
strategische hoogte was blijkens de ver
dere vondsten ook het kamp geweest
voor het Tiende Romeinse Legioen Want
er werden tegels ontdekt met de letters
„Leg. XF." Het tiende legioen, dat de-
tegels vervaardigd had ongeveer 40
tensis y&n„Fre-
Het waren tegels van het legioen,
dat. toen het Jeruzalem verwoestte,
de profetie van Christus ln vervulling
deed gaan dat geen steen van de tem
pel op de andere zou gelaten worden.
(Lukas 19 44).
Stelselmatige
opgravingen
Maar men vergenoegt zich in Israël
niet met de registratie van oudheden,
die door gelukkige omstandigheden aan
het licht kwamen, maar men wijdt zich
.ook aan stelselmatige opgravingen. Be
langrijk is vooral geweest het onderzoek
met de spade in de ruineheuvel Tel
Qassila, aan de noordelijke oever van
de mond van de rivier de Jarkon, dicht
bij Tel Aviv. Een zijtak van de Jarkon
wordt in de Bijbel genoemd; dat is dc
beek Kana (Jozua 16 8, 17 9). En
Tel Aviv is de grote Joodse stad, ge
bouwd in het duingebied bij Jaffa, een
wonder in het zand. Welnu, de heuvel
Tel Qassila bleek een zeer oude neder
zetting te bevatten. De Joodse geleer
de B. Maisler, die de opgraving leidde,
veronderstelt, dat hier was „dc plaats
bij de zee van Jafo" (zoals hij de woor
den van 2 Kronieken 2 16 en Esra
3 7 vertaalt). Hier zouden dan aan
gekomen zijn vlotten met het cederhout
van de Libanon voor Salomo's tempel
tc Jeruzalem. De stad. die in de heu
vel Tel Qassila verborgen lag, is lange
tijd in het bezit der Filistijnen geweest.
Uit die tijd heeft men mooi aardewerk
gevonden van dit volk in de kustvlakte.
Het zijn beschilderde kruiken met fraaie
lijnversiering. Een prachtige vaas met
dubbele oren heeft een regelmatige sym
metrie. Deze kruiken zijn uit de elfde
eeuw vóór Christus, dus in de tijd van
Simson, van Eli en van Saul ïOp het
voetspoor van Prof. Van Gelderen ne
men wij aan, dat Simson leefde van
1120 tot 1083; dat Eli richter was van
1119 tot 1080 en dat Saul stierf in 1010).
Dit mooie aardewerk geeft ons een
beeld van beschaving cn weelde der Fi
listijnen. Geheel in overeenst mming
met het Bijbelverhaal. Wanneer de Fi
listijnen Simson in hun macht proberen
te krijgen, bieden zij bijna 10.000
(Richteren 16 5). Doch als Joab aan
een soldaat verwijt, dat hij Absalom
niet heeft gedood, spreekt hij van een
beloning van ƒ15.- en een gordel (2
Samuel 18 11).
Maar de Filistijnse stad was niet on
neembaar. Integendeel, er is een laag
van as in de ruïneheuvel, waaruit blijkt,
dat de stad bij een verovering is ver
brand, juist gelijk de Danieten met Laïs
deden: zij verbrandden de stad met vuur
(Richteren 18:27). De verovering van de
stad geschiedde hier vermoedelijk door
David. De Israëlieten herbouwden de
stad; merkwaardig is vooral een groot
gebouw, dat vermoedelijk voor het be
stuur diende en sterk herinnert aan een
dergelijk bouwwerk, dat men bij de op
gravingen vond te Megiddo uit de tijd
van Salomo.
Centrum van handel
Blijkbaar was deze plaats ook een be
langrijk centrum voor de handel. Want
men vond bijv. ivoor, of elpenbeen, dat
hier geïmporteerd was. Merkwaardiger
wijze trouwens ook beenderen van nijl
paarden. Doch wat onze bijzondere be
langstelling heeft, omdat men daardoor
een beeld van de handel krijgt, zijn de
cognossementen, de vrachtbrieven op
potscherven. Evenals bij opgravingen in
Samaria en in Lachis bleek het, dat
weggeworpen potscherven gebruikt wer
den als schrijfmateriaal.
Zulke potscherven of ostraca zijn
zeer interessant Ten eerste leveren zij
een bewijs, dat het schrijven een alge
meen gekende kunst was: dat blijkt ook
uit de vlotte, cursieve vorm van het
schrift. Ten tweede zijn het ook een soort
vrachtbrieven, waarmee de afzenders
hun waar begeleiden. Zulke vrachtbrie
ven op potscherven waren er blij
kens de opgravingen ook in het paleis
van Achab in Samaria.
Zeer verrassend is nu het schrift op
een potscherf van Tel Qassila. Want
daarop leest men: Ofir goud naar Bcth-
Horon. Dertig sikkels. Dat is dan een
vrachtbrief uit de tijd van Salomo, voor
een transport van de zeestad, die in Tel
Qassila sluimert, naar Beth-Horon. Was
dit goud een deel van een zending per
schip aangevoerd naar de havenstad?
Of was het een betaling? In elk geval
is een vermelding van Ofir-goud uit Sa
lomo's tijd zeer merkwaardig. Een be
rekening leert, dat dertig sikkels een ge
wicht hadden van ongeveer 491 gram
goud.
De stad is niet altijd Israëlietisch ge
bleven. Want de verovering door de As-
syrische koning Tiglath Pileser III in
732 vóór Christus maakte een einde
aan het Israëlietische tijdperk. Daarna
is de stad Perzisch bezit geweest: men
vond er soortgelijke gebouwen als La
chis vertoont tijdens de Perzische perio
de.
Een vraag, die mij kwelt is deze: Wat
is de naam van deze stad geweest?
Wordt zij genoemd in de stedenlijsten
van het Boek Jozua? Indien ja, is het
dan misschien geweest Rakkon of Mc-
Jarkon? Het is nog niet te zeggen. Maar
zeer belangwekkend is hier een ver
nieuwd bewijs van de waarheid der
H. Schrift, als deze vermeldt hoe David
de Filistijnen bedwong, en onder het glo
rierijke bewind van Salomo rijkdom
was, die zich manifesteerde in het goud
van Ofir. DR. A. VAN DEURSEN.
Hier onder: Filistijns aardewerk uit de tijd van Simson en
van Saul. Tekening rechts: Potscherf met opschrift: „Ofir
goud naar Beth-Horon 30 sikkels". Het zijn letters in
oud-Hebreeuws schrift.
ZONDAGSBLAD 22 MAART 1952
T.
HET is avond. De maan schijnt en
alle kindertjes slapen.
Maar de hazenkindevtjes niet, die
worden nu juist wakker.
Het is in het hazenhol van moeder
Haas een drukte van belang.
Er is geen eten en alle hazen heb
ben erge honger.
„Kom kinderen," zegt moeder Haas,
„jullie mogen allemaal mee naar het
knollenveld. Maar denk om het ge
vaar, blijf dicht bij moeder, want als
de wilde jager komt, schiet hij jullie
misschien dood."
Wipstaartje luistert niet, zij hipt
een heel eind achter moeder Haas
aan en bromt maar. Het is ook altijd
hetzelfde. Gisteren knollen, eergiste
ren knollen en vandaag knollen, ba,
ze heeft er niets geen zin in.
Waarom gaan vader en moeder nu
niet naar het koolveld van de boer?
Is dat te ver misschien? Wipstaartje
vindt het helemaal niet ver, zij kan
best zo'n eind lopen.
Bij het knollenland zitten Wip-
staartjes broertjes en zusjes al te
eten.
„Kom toch Wipstaartje," zeggen ze
vrolijk, „de knolletjes zijn o zo lek
ker!"
Moeder Haas ziet wel dat Wipstaart
je niet eten wil: „Je doet geen dom
me dingen hoor Wipstaartje," zegt ze
bezorgd, „eet nu van die heerlijke
zoete knolletjes, dan gaan we later,
als je wat groter bent, naar het kool
veld van de boer. Het koolveld is ver
weg, en de reis erheen is erg gevaar
lijk voor hazenkindertjes, wees dus
gewaarschuwd, kind."
Zo praat moeder Haas, maar het
eigenwijze Wipstaartje luistert hele
maal niet, ze hipt een flink eind van
moeder vandaan en doet toch lekker
haar eigen zin.
Als alle hazenkindertjes genoeg ge
geten hebben, van de heerlijke knolle
tjes, gaan ze spelen, in de mane
schijn op de hei.
Alleen Wipstaartje niet, Wipstaart
je loopt stilletjes weg.
Haar hazenhartje gaat wel erg van
rikketik, maar dat hindert niet.
Wipstaartje holt de hei over. Vader
heeft pas geleden aan moeder ver
teld van het grote koolveld, dat óver
de grote weg ligt, daar wil Wipstaart
je i
Ze spelen samen wat onderweg en
vertellen van alles aan elkaar.
Wipstaartje vertelt van vader en
moeder en haar zusjes en broertjes,
die nu in de maneschijn spelen op de
En Bruinbontje vertelt ook. Maar
het is geen prettig verhaal. Haar
moeder is lang geleden door mensen
gevangen in een lelijk ijzer ding,
waar ze nooit alleen uit kon komen
en haar vader is op een keer dood
geschoten door een boze jager, met
een groot geweer..
Bruinbontje was er zelf bij toen
het gebeurde en ze was vreselijk
geschrokken van het lawaai, zo erg,
dat ze van schrik meteen op de loop
was gegaan
Ze heeft haar vader natuurlijk nooit
weergezien, maar gelukkig heeft ze
nog een paar broertjes over.
Stil, wat is dat?
De haasjes spitsen hun oren en
luisteren.
Maar o, dan weet Wipstaartje het
al. Ze vertelt Bruinbontje, dat ze nu
dicht bij de grote weg zijn, de weg
waar akelige grote lawaaidingen
overheen razen. Haar hazenstemme-
tje trilt een beetje van angst.
Bruinbontje knipt met haar hazen-
oogjes: „Ik ga terug Wipstaartje,"
zegt ze wijs, „laat mij maar kool
blaadjes eten, ik hoef geen knolle
tjes. Dag Wipstaartje, daag!"
„Dag Bruinbontje, daag!" roept
Wipstaartje, ze kijkt haar vriendin
netje naen ze denkt: „Die Bruin
bontje, heeft groot gelijk, want o, wat
is ze bang!"
Dan moet Wipstaartje alleen ver
der. Ze moet ja, want ze wil toch
naar hun eigen hol, naar vader en
moeder.
Deze week ga ik het jullie eens een
beetje moeihjk maken, door maar
liefst twee puzzles op te geven. Zoals
je ziet staat er links een cirkel en
rechts een vierkant. Nu is het de be
doeling, dat je in de cirkel van buiten
naar binnen woorden invult, maar nu
is het zo, dat in elk vakje maar één
letter mag komen te staan. Ook in de
grotere vakjes. Zoals je dan zult zien.
hebben verschillende woorden dezelfde
letters.
1. de baas in 't kippenhok; 2. schijnt
soms 's nachts aan de hemel; 3. weg
met bomen aan beide zijden; 4. water
in N.-Holland5. zit aan de voet; 6.
wortel; 7. lichaamsdeel, waarmee men
loopt8. Europeaan 9. spot; 10. wang;
11. soldij, salaris; 12. familielid; 13.
kus; 14. maken, uitvoeren; 15. nie
mand; 16. ontkenning.
Gebruik hiervoor de uolpende let
ters: aaabddeeeeeghhkll
mnnooooptzzz.
De omschrijving is:
In het vierkant moeten zowel van
boven als naar beneden dezelfde woor
den worden ingevuld: 1. kaasstad in
Noord-Holland; 2. beschaafde vrouw;
3. water in Noord-Brabant; 4. het
binnenste van beenderen. Gebruik
hiervoor de letters aaaddeeeeg
Moeilijk hè? Maar ik weet zeker,
dat jullie juist daarom extra je best
zult doen.
Hip, hip, hip! met grote sprongen
vliegt ze de weg over.
Gelukkig, ze is er! Maar wat
vreemd, nu komt ze in een groot bos,
met allemaal hoge, donkere bomen.
Wipstaartje schrikt. Hier is ze nog
nooit geweest. Hoe moet ze nu hun
hol vinden. Ze springt maar verdel
en verder en ze wordt zo moe. En
Ze moet wel een verbazend eind lo
pen en ze wordt wel moe, maar ze
zal het gauw genoeg vinden. Kijk,
daar is de grote weg al Oei» wat is
het daar druk. Er gaan grote, wilde
dingen voorbij, dat zijn auto's.
Dat is zeker het gevaar, waarvan
moeder sprak.
Wipstaartje's ogen knipperen van
qngst en ze maakt luchtsprongetjes
van schrik, als een auto even toetert.
Maar ze moet over de weg, ze is
nu dicht bij het koolveld en dus..
Rrrittts, hip hip hip! daar vliegt ze
al!
„Een haas, een haas!" roept een
vreemde harde stem op de weg.
Wipstaartje kruipt haastig onder
een dichte groene struik en daar
ligt ze te bibberen met een bonzend,
bang hartje.
Dan durft Wipstaartje eindelijk
weer te voorschijn te komen, ze moet
wel, want ze heeft vreselijke honger.
Zal ze nu gauw bij het koolveld
zijn?
Hip, hip hip, Wipstaartje holt al
weer!
Dan is ze eindelijk bij het kool
veld en dan is Wipstaartje spoedig
alle angst vergeten. Hongerig begint
ze te eten, van de frisse, sappige,
groene koolblaadjes. Hè, wat smaakt
dat lekker!
Overheerlijk gewoon! Wipstaartje
eet haar buikje dik en rond en ze
vindt het nu prettig, dat ze zo dap
per geweest is, om alleen naar het
koolveld te gaan.
Ze vindt zichzelf erg groot.
Er zit nog een haasje aan de kool
blaadjes te knabbelen.
„Wie ben jij?" vraagt Wipstaartje.
„Ik ben Bruinbontje, maar wie ben
jij, ik ken je niet, woon je hier ook
in de buurt?"
„Welnee, Bruinbontje, ik woon heel
ver weg, ik woon bij een knollenland
en ik heet Wipstaartje".
„Bij een knollenland? Waarom kom
jc dan hier? Ik ben dol op knolle
tjes!"
„Ja? 't Zou je wel vervelen als je
ze elke dag moest eten", zegt Wip
staartje, „maar weet je wat je doet,
ga met mij mee, dan kun je smul
len, zoveel je wilt".
Bruipbontje denkt even na: „Ja,
ik doe het!" zegt ze dan vrolijk.
Wipstaartje moet toch naar huis en
Bruinbontje mag best een nachtje
bij hen slapen. Hun hol is groot ge
noeg.
Sik krijgt de fles.'
telkens schrikt ze van vreemde, rare
dingen die ze ziet.
Het lijkt wel of ze nooit uit dat
bos kan komen, of ze voor altijd er
in verdwalen zal. Eindelijk ziet Wip
staartje een mooi hazenhol, hier moet
ze voorlopig maar gaan slapen, ze
kan niet meer voort.
Maar net als Wipstaartje rustig ligt,
komt de hazenfamilie thuis.
„Wat doe jij in ons hol," zegt de
vreemde hazenmoeder, „wil je weles
gauw maken, dat je wegkomt."
Ja ja, Wipstaartje gaat al, ze rènt
het bos weer in! Ze holt maar!
O en dan zijn er opeens geen bo
men meer, daar is de heide. Nu zal
ze wel gauw bij vader en moeder
zijn!
Ja kijk, daar is het knollenveld
ook. Wipstaartje haast zich erheen.
Even proeven.
Maar wat is dat? Eet Wipstaartje
nu knollen?
Ja en ze vindt ze lekker ook. Ze
begrijpt niet dat ze die straks niet
lustte.
Ze eet haar buikje dik en rond en
ze wordt al rustiger onder het knab-,
beien.
Nu moet ze vlug naar huis om te
slapen.
O, wat is Wipstaartje moe
Nu zal ze spoedig hun hol vinden
en dan loopt Wipstaartje nóóit meer
weg.
Dat weet ze zeker!
C. M. van den Berg-Akkerman.
onze BRievenBus
Wat heb ik deze
week weer veel ge
zellige brieven ge
kregen. 't Is altijd
weer leuk te horen
hoe jullie het alle
maal maken, hoe
het op school gaat,
waar jullie naar toe
zijn geweest: ik heb
vaak het gevoel,
dat ik al m'n nich
ten en neven heel
goed ken, al is het,
dat ik ze nog nooit
heb gezien, 't Is
altijd weer jam
mer, dat ik vele
brieven niet kan beantwoordenwant
dan zouden we een heel grote krant
moeten maken en dat gaat nu een
maal niet. Maar weet, dat ik altijd
alle brieven lees en al krijg je dan
geen antwoord in de brievenbus, wees
er van overtuigd, dat ik toch goed
weet, dat jullie hebben geschreven.
Zo, dat moest me even van het hart.
'k Zal jullie niet langer nieuwsgierig
houden en gauw vertellen, wie deze
week de prijzen hebben gewonnen.
De hoofdprijs gaat naar Janneke
Schothorst, terwijl Dirk de Groot,
Dirk van Leeuwen en Bertus Maeijers
ieder een troostprijs zullen ontvangen.
s „Onze brievenbus".
Ik heb nog ecu rebus onivangen en
wel van Justin» Rackc. Binnenkort zat
je de opgave wel op onze jeugdpagina
zien staan, Justina. Of ik wel elke week
jouw briefje ontvang. Ike Bakker? Nou
en of, maar meiske, iedereen moet een
beurt krijgen en zo kan het wel eens
gebeuren, dat ik je wat laat wachten.
Maar daarom even goede vriendinnen,
wat jtf. Fijn, Saartje de Heus, dat JU
dat zioke nichtje een kaart hebt ge
stuurd. Daar zal Hennie vast wel erg
blij mee zijn geweest. Hennie Hoffman
gaat in April naar de Huishoudschool.
Is het een lang eind fiet3cn naar Gor-
kum? Wat ben jij een geluksvogel, Janny
Kanselaar, zo maar in één week twee
prijzen gewonnen. Ja, als het komt. komt
het ineens, wordt wel eens gezegd. Kia
Klandermans wist helemaal niet, wat zij
mij moest schrijven en toen heeft zij
zo maar een briefje „met niets" ge
stuurd. Dat vond ik juist grappig. Ria.
jij bent een trouw klantje van me hooi
Nee hoor, I.enie Langelaar, ik bon nog
niet jarig geweest, maar daarom bedank
ik je vast voor je kaart. Ik zal hem
bewaren tot het zover is. Afgesproken?
En Wim van der Jagt, heb je je vrije
bijdrage al geleverd? Wat heb je ge
daan op de K.V.? Arme Tinus Korcvaar,
had ik daar zomaar jouw naam ver
keerd geschreven. Wil Uedelc alstublieft
niet beledigd zijn? Dank u bij voorbaat.
Nog wel gefeliciteerd met dc verjaardag
van je moeder. Arie Grootcndorst. Nog
heel veel gelukkige jaren wens ik jou
en je moeder toe. Maaike dc Jongh gaat
op gym. en nu geeft haar vereniging
eind Maart een uitvoering. Hè. ik zou
best eens een kijkje willen nemen in
de zaal. Doe maar goed je best, Maaike.
Hoe is het met jou. Piet Ouwens. went
het al op school? Louise Hogonbirk
heeft de bof. Dat is niet zo prettig, meis
ke. Van harte beterschap, hoor! Bij
op
I jul-
r toe gaat, of blijft dat'
een geheim? Jouw rapport zag er keurig
uit. Arie Visser. Drie negens en twee
achten, het is me nog al wat. Houden zo,
Arie. In orde. Jan van Nes, jij blijft
flink je best doen, oefent veel en dan
heb jij zo je zwemdfploma. Welke jas
kan men niet aantrekken, vraagt C'ootje
Pronk. Mag het ook jasmijn zijn. Gootje?
Je moet niet boos op me zijn. Willie
Gelcynsc. maar je raadsel kan ik niet
op de jeugdpagina zetten, 't Is me niet'
helemaal duidelijk ,maar dat geeft niets
zeg. ik weet" heus wel, dat je het lief
hebt bedneld, en dat vind ik fijn. Dank
je wel voor je plaatje en je opstel, Dini
Timan, ik heb het verhaaltje met plezier
gelezen. Arme Ineke Beishuizen, al een
paar keer geschreven en als maar niets
gehoord. Nu goed, meiske? Zeg, Joke
Teuling, jouw broer Piet mag me ook
best een briefje schrijven. Vertel hel hem
maar en dan verwacht ik volgende week
twee velletjes in de enveloppe. Henk
Gieselbach heeft pas een klein broertje
gehad. Is het een lief ventje, Henk?
Jullie zijn er zeker allemaal heel blij
mee. Hier een briefje van Willy de Bie,
die pas jarig is geweest, 't Is wel wat
laat. maar nog van harte. Willy. Ten
slotte heb ik hier Jolande Boorsma, die
vraagt, waar ik met mijn vacantie naar'
toe ga. Ik wil het alleen aan jou ver
klappen. Waarschijnlijk ga ik naar Italië.
Een eind hè?
Kinders, dat was het weer deze week.
Natuurlijk vergeten we ook nu dc nieu
welingen niet en we heten hartelijk wel
kom in onze kring Marianne Hartogs.
Roelof Zwart. Jannie Potkamp, Jopie
Siepman, Rob de Lange cn Trudie van
Santen.
Meisjes cn jongens, een heel goed
week-end allemaal en tot volgende
week, jullie,