Nog is GENEVE een centrum
IM?
^EDe wereldreió van en reeó iSnuvei
1. Dit is de familie Snavel; Vader, Moeder,
Trees, Suse, Dora, Kees, Hans en Elsje. Hun
adres is Waterland, zevende Tochtsloot, drie en
veertigste Rietplantsoen. Als de hele familie
achter elkaar aanwandelt, zoals op deze mooie
middag, dan lijkt het net een optocht. Je ziet
dadelijk, dat het een voorname eendenfamilie
is. Moeder Snavel heeft haar schort wel
een paar maal moeten verstellen, maar dat
kan de beste gebeuren. Vader is hoofdinspec
teur van de riviervisvangst en de eenden-
kroosplantages. En Moeder Snavel gebo
ren Witveer heeft zelfs een getrouwde
broer, die burgemeester is van een welva
rende gemeente in de Modderrivier (Zuid-
Af rika).
2. De burgemeester in Modderrivier heet
Mr. Samuel Witveer. Zijn portret hangt bij
de familie Snavel in de mooie kamer boven
de schoorsteenmantel. Oom Samuel heeft al
dikwijls geschreven, dat hij zo buitengewoon
gaarne eens naar Waterland zou komen, want
hij brandt van verlangen om de zes lieve
kinderen eens te zien. Maar helaas kan hij
niet weg: zijn gemeentenaren houden hem
vast. Juist is er weer een brief uit Zuid-
Afrika gekomen met de hartelijke groeten
van allemaal. „Weet je wat," zegt Kees tegen
Trees, „als oom Samuel niet naar ons komt,
dan moeten wij naar hem gaan. Wij hebben
geen gemeentenaren, die ons vasthouden. Dat
doet alleen meester Kwaak en die zal rusti
ger leven, als hij ons een poosje kwijt is."
„En dan zijn er vader en moeder," voegt
Trees er met een bedenkelijk gezicht bij.
3. Gelukkig is er ook oom Leo. Aan hem
hebben Kees en Trees hun reislust en hun
technische knobbels te danken. Want oom
Leo is technicus. Maar ook in zijn vrije tijd
zit hij voortdurend te prutsen. Hij leest veel
en alles wat techniek is, heeft dadelijk zijn
onverdeelde belangstelling. Op zekere dag
zag hij in een krant een plaatje van een
auto, die óók kon veren. „Een ideaal vervoer
middel voor eenden," heeft hij Kees en Trees
verzekerd. „Ik zal de eerste zijn, die er ge
bruik van maakt in Waterland." „Gaat u er
een kopen, oom?" hebben Kees en Trees ge
vraagd. „Neen, we gaan er zelf een maken,"
antwoordde Oom Leo geheimzinnig.
4. Oom Leo is niet getrouwd; hij maakt
dus niet alleen plannen, maar voert ze ook
zo snel mogelijk uit, zelfs al moet hij van
zijn woning een autofabriek maken. Kees en
Trees vinden hem de kranigste oom, die ze
bezitten, behalve dan de burgemeester van
Modderrivier, maar die is te ver weg, om er
genoegen aan te beleven. Oom Leo is meteen
aan het bouwen begonnen en hij geniet iedere
avond de toegewijde hulp van zijn neefje en
nichtje. Ze schaven, zagen, timmeren en
boren aan de carrosserie, terwijl oom Leo het
chassis onder handen heeft. Kees en Trees
vinden in alle bescheidenheid, dat hij het niet
slecht met zijn neef en nicht getroffen heeft.
Al gebeurt er wel eens een ongelukje. Bij
voorbeeld als Kees probeert een gat te boren
in oom's linkerbeen
5. Iedere dag vordert de amphibie; meer
en meer begint hij te lijken op het plaatje
uit de krant. Oom Leo heeft al een vat don
kergroene verf laten komen, omdat die kleur
de gezondste is voor eendenogen. Trees is
druk in de weer met de zaag en Kees ver
beeldt zich, dat hij al op reis is naar Oom
Samuel in Zuid-Afrika. Met zijn amphibie
neemt hij bergen, woestijnen, zeeën en moe
rassen. Niets kan hem in de weg komen, of
hij neemt het. Intussen is Trees bijna door
haar balk heen. „Krak", zegt die plotseling
en Trees duikt precies in het vat met de
donkergroene verf. „Tja, kijk nou 's even,"
zegt oom Leo, terwijl hij de drenkeling uit
de ton grabbelt, „jullie moeten 'm toch niet
te bruin bakken. Anders ben ik bang, dat je
moeder me niet meer gewoon vindt, en de
amphibie ook niet."
6. Oom Leo heeft een schuur gehuurd
even buiten het stadje en daar wordt de
„Alligator" gestald, zoals ze de amphibie
noemden. Tot hun grenzeloze verbazing zien
de Waterlandse burgers en burgeressen op
een goede morgen een bord met het geheim
zinnige opschrift: „Alligator-garage". Ze vin
den het maar een griezelige beweging. Alliga
tors horen in de dierentuin. Maar oom Leo
houdt weldra met Kees en Trees de eerste
proeftocht en alles gaat naar wens. Het gaat
dwars over weilanden en door sloten en me
ren en dat alles met een snelheid van meer
dan zes meter per seconde. De eendenvoet
gangers stuiven naar alle kanten weg, als zij
het moi^ter zien naderen. Toch is het zó tam,
dat Kees en Trees het na enige dagen even
rustig kunnen besturen als oom Leo. Als ze
met de Alligator eens naar Zuid-Afrika gin
gen!
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 15 Maart 1952
jv
C EN VEEL HERINNERT AAN CALVIJN
Zijn preken worden bewaard, jdlleen in het museum?
h-
De Rue Calvin, waarin de grote
hervormer gewoond heeft van
1543—1564.
WANNEER ik, komend uit de bene
denstad van Genève, de trappen
opklim naar de kathedraal van Saint
Pierre, hangt er over de stad een
druilerige regen. Het beeld krijgt
daardoor iets wazigs. In de kerk zelf
is het stil. De pilaren rijzen stijl om
hoog naar de gewelven. Door het
fraai gebrandschilderde glas valt een
diffuus licht.
Dit is dus de kerk van Calvijn. En
van Beza. En van Farel. Nu zijn we
enkele eeuwen verder. De koster, die
het ruime gebouw moet schoonhou
den, doet het modern: Ik hoor de
stofzuiger zingen. Alles is keurig en
welverzorgd. En de stoel van Calvijn,
een klein, bevallig stoeltje, staat daar
te glimmen en als het ware te wach
ten op de reformator. Maar het staat
daar nu alleen als een herinnering,
een simpele herinnering aan deze gro
te man. Er is een koordje voor ge
spannen: Niemand mag er nog op
gaan zitten. Er is eigenlijk toch al
zo weinig, zelfs in deze stad, dat
rechtstreeks aan Calvijn herinnert.
Neem de Rue Calvin, de straat
waarin Calvijn van 1543 tot 1564 ge
woond heeft. Ergens in deze straat is
nu een inscriptie: „Hier leefde Jean
Calvin van 1543 tot 1564, het jaar
van zijn dood". Maar het huis, waar
in hij woonde, werd in 1706 afgebro
ken en vervangen door het huis dat
er nu nog staat.
Wat later ben ik in het Museum
van de Reformatie. De bejaarde bi
bliothecaris Fernand Aubert leidt me
er rond. Hij laat me een kommetje
zien, dat nog aan Calvijn moet heb
ben toebehoord. Een stoel, een kom
metje het schijnt niet veel. Het
huis afgebroken. Zijn graf on
bekend. En toch wat is er al niet
van deze man! Wat er is, vindt men
hier in dit Museum van de Refor
matie in rijke schatten bijeen: zijn
brieven, zijn preken, zijn boeken, zijn
Institutie, zijn commentaren.
Wat hebben in vroeger eeuw de
mensen gecorrespondeerd! Er is van
Calvijn een leven op te bouwen al
leen al uit zijn brieven. Zo ook van
de anderen. Bibliothecaris Aubert is
nu bezig met een studie over de
brieven van Beza: een secuurwerk
je, maar boeiend, boeiend als het
leven zelf.
DE STRIJD heeft Genève gekend.
Werd het niet een bolwerk van
de hervorming? Het zond zijn bood
schappers en zijn boodschappen uit
tot in verre landen, maar het zag
ook tot zijn wallen naderen vreemde
en dreigende krijgsmachten, die poog
den de reformatie met geweld te ver
derven.
Wie denkt niet aan de nacht van
11 op 12 December 1602? Een lan
ge nacht in het hart van de winter.
De hertog van Savoye maakte er ge
bruik van om met zijn mannen in
alle stilte de stad te naderen. Lad
ders gaan tegen de muren en vlug
klimt men omhoog. Straks zijn de
eersten al in de stad. Maar daar
wordt de burgerij, door een lange
periode van vrede op zulk een laffe
aanval niet voorbereid, gealarmeerd.
Het wordt een felle strijd, daar in de
smalle straten van de oude stad.
Maar de vijand moet afdeinzen, al
heeft hij zijn bloedige offers ge
vergd: Zeventien Geneefse burgers
liggen begraven naast de kerk van
Saint-Gervais. Het is weer een een
voudige inscriptie, die aan dit feit
herinnert.
Dan is er het bekende Monument
van de Reformatie, de beeldengroep
van de Franse kunstenaars Paul
Landowski en Henri Bouchard. Het
staat aan de Promenade des Bastions,
een naam die ook weer gedachten op
roept aan de dagen waarin het een
bittere plicht was, het bolwerk der
hervorming tegen aanvallen van bui
ten te beschermen.
Honderd meter lang is het royaal
en tevens sober opgezette monument.
Naast de middengroep van Farel,
Calvijn, Beza en Knox zijn er mo
menten afgebeeld, van belang voor
de ontwikkeling der hervorming el
ders. Uit ons land zijn er de fiere
woorden uit de Onafhankelijkheids
verklaring van 1581: „D'ondersaten
en zijn niet van Godt gheschapen tot
behoef van den Prince om hem in
alles wat hij beveelt weder het god-
delick oft ongoddelick recht oft on
recht is onderdanigh te wesen ende
als slaven te dienen, maer den Prin
ce om d'ondersaten wille sonder de-
welcke hij geen Prince en is om de-
selve met recht ende redene te regee-
ren". En is deze wetenschap ook
weer niet een vrucht van het door
Calvijn, gescherpte denken?
GENèVE, de stad van Calvijn! Van
daag nog? Zijn kerk, de Saint-
Pierre, staat er nog en zij beheerst
nog voor een deel het beeld van de
stad. Maar de huizen er omheen zijn
hoger geworden en vooral de straten
van de benedenstad hebben een mo
dern aanzien. Zijn preken zijn er nog
in het Museum. Maar liggen ze
nog op de kansel van de Saint-Pier-
re en op de kansels van al die ande
re kerken, waaraan deze stad zo rijk
is?
Merkwaardig samentreffen: Genè
ve, de stad van Calvijn, is ook de stad
van Rousseau. Het huis, waarin hij
het was in 1712 geboren werd,
staat er nog in het centrum van de
oude stad: Grand'Rue 40. Het is vlak
bij het huis, waarin Calvijn gewoond
en gewerkt heeft. Genève heeft kun
nen kiezen. Of is de keuze onbeslist
gebleven? In elk geval in het Mu
seum hebben Calvijn en Rousseau
elkander weer gevonden: Naast de
kamer, gevuld met herinneringen aan
de hervorming, is er de kamer, die
de gedachtenis van Rousseau levend
wil houden.
Maar verder? Er is zo wel het een
en ander gewijzigd in enkele eeuwen.
Gedurende het laatste gedeelte van
de treinreis naar Genève zit tegen
over me de bekende Parijse predi
kant Albert Finet, de bekwame re
dacteur van het blad La Réforme,
een typische Franse kop met zijn
ringbaardje. We raken in gesprek,
ook over Genève. Schiet hij in de
roos, wanneer hij zegt, dat Calvijn,
zag hij vandaag Genève terug, „fu-
rieux" zou zijn? Ik heb er wel zo'n
vermoeden van. Het is voor Calvijn
stellig beter, dat hij Genève niet
meer ziet. Maar Genève zelf?
Het Protestantisme is in de stad
nog in de meerderheid. Pasteur Ro
ger Wyler, tevens secretaris van het
consistorie der predikanten van de
Nationale Kerk, verschafte me in een
vriendelijk gesprek enige globale cij
fers. Van de ongeveer 200.000 inwo
ners van stad-met-kanton is om
streeks de helft Protestant. Daar
naast zijn er 85.000 R.K. Buitendien
is er dan nog een „rest" van 15.0001
De Nationale Kerk maakt er geen ge
heim van, dat zij grotere vrijheid in
de opvattingen toestaat dan onder
Calvijn mogelijk was; zij vraagt niel
een bepaalde confessie. Dit ruim#
standpunt verschilt zeker niet onbo»
langrijk van de aanvankelijk hier g®»
vonden omlijning van opvattingen.
NOG is Genève een centrum. Men
vindt in de omgeving van de stad
de zetel van het Internationale Rod#
Kruis; men vindt er de gebouwen
van de vroegere Volkenbond en van
het Internationaal Arbeidsbureau. Men
vindt in de stad zelf de Wereldraad
van Kerken. Behalve centrum is hel
ook, als in de dagen der reformatie^
een toevluchtsoord voor wie elders
geen vrijheid beleven. Zo is er een
niet onbelangrijke Russische ge*
meente met een bijzonder fraaie Rus
sische kerk. Toen ik in deze kerk een
dienst bijwoonde en daar in het hal^
duister de donkere gestalten der g<^
lovigen zag, moest ik als onwillekeu
rig terugdenken aan de dagen van
weleer, waarin men uit allerlei lan
den en van uit allerlei druk naar dia-
zelfde Genève gekomen was, om hier
te vinden wat men elders zo smarte
lijk had ontbeerd.
Genève moge dan niet meer in aW
les zijn wat het was, toch blijft hel
wat het nu reeds eeuwenlang g®»
weest is: de stad waarin de hervoiy
ming tot bloei kwam en van waaruil
de hervorming haar belangrijke wei*
'ting gelden deed tot ver over 4#
grenzen. Daarom blijft zij, ook vaar
daag nog, een pelgrimage ten volll|
waard. B.
NIET VAN I
EF VAN DEN PRINCE OM KtKlt>
Ei I'WEDER Ht r CODDLUCk «S
t\V&N te mi
De Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring van 1581, zoals ze te lezen
staat op het Monument der Reformatie te Genève.
■ONDIRMJ
f SCHAPEN TOT
YAUENWAT-I
fONGOODX
TE WESEN EF
Wl DW
EN 1ST