emigreren
3C
ENTE
in öe schóöuw
un je nog zingen
SLOTSOM VAN DE OUDE DAG
4
ZONDAGSBLAD 15 MAART 1952
bouwmeesters, die deze unieke plek uit
kozen om een theater te bouwen, welks
acoustiek een modern architect jaloers
moet maken.
Voor deze kust werden beslissende
zeeslagen (Punische oorlog!) geleverd
en eens verdween een groot deel van
Tyndari door een aardverschuiving in
zee. Thans is het een armoedig dorpje,
welks inwoners met moeite het dage
lijks brood verdienen. We wandelen
langs oude Griekse muren: massale rech-
PRAChtiqe tocht met QR&tis VRuchten en wijn te steenblokken zonder enig cement op
elkaar gestapeld, door de ruïnes van
een Romeinse villa, en komen dan bij
een klein kapelletje, waar juist een
groepje mensen bijeen is. Het blijkt de
v&n öe
v&n 't moöeRne veRkeeR tRekt men zich hieR niets a.a.n
TERWIJL een groep hotelgasten juist
langs het slingerende muilezelpad
door sinaasappel- en citroenboomgaar
den afdaalt, naar het zeestrand, hebben
wij hoewel nog in zonnekledij gehuld
flink wat wollen spullen meegenomen,
want over anderhalf uur zullen we
sneeuwballen kunnen gooien!
Onze auto daalt af naar Giardini via
vele haarspeldbochten, waar telkens een
roekeloze „topolino" (Fiat 500) uitge
rekend met volle vaart in de bocht wil
passeren of een „carretto siciliano",
<mooi beschilderd boerenkarretje), na
tuurlijk aan de verkeerde wegkant door
de bocht komt sukkelen.
In de vroege morgenzon genieten we
van de bloeiende (metershoge!) gera
niums, bougainvilles, margrieten, de
palmen en van het imposante bergmas-
sief van de Etna, dat bij iedere draai
van de weg te zien is. De wit besneeuw
de top en de vele kraters op de hellin
gen en verderop komen door de sneeuw
duidelijker uit dan anders.
Nog even zien we de diepblauwe zee
en dan buigt de weg af naar het bin
nenland. de vruchtbare Alcantravallei
in. Overal boomgaarden, waar nijvere
handen druk bezig zijn de oranje en
gele vruchten voor de export gereed te
maken. Een der inzittenden van de auto
wil dit tafereel vereeuwigen en dit wordt
zo op prijs gesteld, dat de hele bagage
ruimte met de edele vruchten wordt
volgestopt, waarbij onze pogingen om
te betalen met grote verontwaardiging
van de hand worden gewezen. Hoe dur
ven we zoiets te vragen aan de „padro
ne" van de boomgaard; dit is volkomen
misplaatst!
Dit ervaren we ook enige uren later,
als we in een klein plaatsje komen en
ontdekken dat de wijnflessen nog steeds
niet gevuld zijn. Nu kan het moeilijk
zijn in deze gehuchten een winkel te vin
den, van buiten zijn de huizen allemaal
kaal en kleurloos, practisch zonder
ramen en met een grote scheefhangen
de deur. Maar een karretje met de be
kende wijnvaten wijst ons in dit geval
de weg en jawel, hier verkoopt men
wijn. De padrone zelf tapt het edele
vocht in de fles en van enige vergoeding
wil hij evenmin iets weten.
We nemen zeer hartelijk van onze.
nieuwe vrienden afscheid en vervolgen
de slingerende weg met steeds nieuwe
uitzichten op de bergen, waarop oude
kasteeliuines herinneren aan de veelbe
wogen tijden in de Siciliaanse historie.
We zien het leven van alledag in de
dorpjes en kleine stadjes, waar zoals
in elke Siciliaanse stad het manvolk
op de piazza's het nieuws van de dag
bespreekt. De vrouwen wandelen met
enorme takkenbossen op het hoofd of
torsen zo gracieus een grote waterkruik.
Ondertussen zijn we steeds hoger ge
stegen en naderen we de Etna, die in
al zijn pracht voor ons oprijst. Overal
kudden schapen en geiten met zonver
brande herders, in donkere mantels en
met schapenvellen om de benen, die
zich ongetwijfeld uiterlijk niets zullen
onderscheiden van hun collega's ten tij
de van Odysseus. Hier en daar is al
een pluk sneeuw te zien. Even voordat
we de pas van Rocca Novarra (1340 m.)
bereiken, zien we een eenzame figuur,
gehuld in een wijde cape, op een „asi-
nello" (ezeltje) langzaam opwaarts be
wegen. De brave man is ondanks de
niet geringe koude waarschijnlijk in
slaap gevallen, en zijn rijdier, dat ken
nelijk niet erg aan modern snelverkeer
is gewend, begint bij het naderen van
onze auto plotseling onverhoedse bewe
gingen te maken en hij komt in de
sneeuw weer tot zijn positieven! Hier
ligt de sneeuw wel 10 cm dik op de
weg, en de dennebomen met hun witte
vacht doen meer aan Noordelijke stre
ken denken.
Daar naderen we de boswachterswo
ning, ver van de bewoonde wereld. Van
hieruit is duidelijk de Noordkust te zien
met de Liparische eilanden en de rook
pluim van de Stromboli. Ook de Oost
kust is goed te volgen; naar het Wes
ten beheerst het Etnamassief het uit
zicht. Het is hier op deze hoge pas ijs
koud ondanks de stralende zon, en we
gaan daarom maar sneeuwballen gooien
om warm te worden. Intussen haast de
boswachter zich om een brief af te krij
gen, naar een familielid 10 km verder.
Wij zullen de brief meenemen.
De „vino del paese" (landwijn) helpt
ook mee om weer op temperatuur te
komen, maar toch doet de warmte van
de autokachel weldadig aan als we weer
over opgevroren of smeltende sneeuw
voorzichtig verder trekken naar het
doel van deze tocht: Tyndari. Dit plaats
je aan de Noordkust bereiken we nu
vrij spoedig. Het is amper een honderd
weinig indrukwekkende huizen rijk,
maar kan daarentegen bogen op een
respectabele ouderdom. De kronieken
vermelden, dat in 396 v. Chr hier een
der laatste Griekse nederzettingen ge
sticht werd door Dionysis I en genaamd
naar de tweelingbroeders uit de mytho
logie Castor en Pollux ook de peet
vaders van het schip, waarmee Paulus
enige eeuwen later deze wateren be
voer. We dwalen rond door het Griekse
theater met een onvergetelijk panora
ma van de Liparische eilanden, de
Stromboli. de baai van Milasso en de
met sneeuw bedekte bergtoppen in het
binnenland. Men kan zijn diepe bewon
dering
onthouden
de oude
Siciliaanse herders.
kapel van de Zwarte „Madonna delTin-
daro" te zijn, wier hulp gevraagd wordt
door een kinderloos echtpaar. Deze „Ma
donna Nera" is beroemd en uit wijde
omtrek komt men naar Tyndari om de
vurige wens in vervulling te zien gaan.
Hoe men ook hierover denken mag, wij
zijn allen onder de indruk van de ernst
en de eenvoud van deze korte plechtig
heid.
Node scheiden we van dit mooie
plaatsje om weer de autoweg naar Mes-
sina-Taormina op te zoeken. Al is dit
een zeer behoorlijke verkeersweg, men
moet niet denken deswege vlugger te
kunnen rijden, want we passeren een
eindeloos aantal dorpjes, waardoor ons
temtfo teruggebracht wordt tot de wel
bekende slakkengang. Asinello's zonder
berijder trekken zich niets aan van onze
iaast en elke spoorwegovergang en
er zijn er heel wat is zeker vijf tot
tien minuten voordat de trein passeert
al gesloten, d.w.z. er worden een paar
hekken op de weg geplaatst zoals wij
die kennen bij wegreparaties. Voetgan
gers, fietsers en scooters gaan dan ook
rustig hun gang, maar onze Ford moet
wachten. Als de trein dan eindelijk voor
bij is, duurt het nog een hele tijd vóór
de persoon man of vrouw die de
zware taak heeft om te beoordelen of
het grote verkeer wel kan passeren,
langzaam tevoorschijn komt en de hek
ken aan de kant zet. Dan maar weer
naar de volgende spoorwegovergang.
Als deze een enkele keer zowaar niet
gesloten is gaat er een gejuich in ons
voertuig op.
Ook de terugtocht is mooi. De zon
gaat dalen, de geitenkudden komen van
de bergen naar beneden en voor iedere
huisdeur wordt stilgehouden. Daar komt
moeder de vrouw haastig met een kan
netje aanlopen en ma geit levert ter
plaatse haar product af.
Het is bijna donker als we thuis ko
men in Taormina, waar Nino en Bep-
pa ons opwachten met een warme maal
tijd. waar we na deze lange dag wel
erg veel zin in hebben!
WIE EN WAT IS EIGENLIJK NORMAAL?
DE DAGEN die mij nog restten vóór
de eerste repetitieavond hebben
wij benut om zoveel mogelijk het
gebruik af te leren van uitdrukkingen
zoals: „dat klinkt niet gek, wat een
raar idee, doe niet zo idioot, het is
gewoon krankzinnig", enz., enz.
Hoe meer men er op gaat letten,
hoe moeilijker het wordt. Probeert U
maar eens een gesprek te voeren van
bijvoorbeeld een kwartier en tracht
dan bewust ieder woord uit Uw con
versatie te weren dat kwetsend zou
zijn in dit verband. Men komt dan tot
de merkwaardige conclusie, dat de nor
male maatschappij (die zich in het al
gemeen bitter weinig interesseert voor
het lot van onze geesteszieken) zich
doorlopend bedient van woorden, zin
nen en stereotiepe uitdrukkingen, alle
betrekking hebbende op het relatief
vrij grote aantal landgenoten, die de
psychiatrische inrichtingen bevolken.
En dan nog het liefst in spottende of
laatdunkende betekenis.
Het begint reeds bij de jongste kin
deren. Ze spelen, vooral de voorzichti-
gen, graag „om het gekkie"; ze hou
den dan zichzelf en elkaar eigenlijk een
beetje „voor de mal". Als het „om het
heu8je" gaat, is de winst of het ver
lies niet langer .gekheid" maar bit
tere ernst. Verder doen ze graag een
beetje gek. Trouwens, het verdraaien
van gezichten, het uitstoten van on
gearticuleerde geluiden, veelal met de
het Griekse theater te Tyndari.
bedoeling anderen schrik aan te jagen,
heeft niet alleen voor kinderen, doch
ook voor groteren en zelfs voor vol
wassenen een zekere bekoring.
Legio zijn de verontwaardigde voor
opstellingen dat: men „niet achterlijk"
is, dat: men niet moet denken „met
een idioot" te doen te hebben! „Ja, ik
ben daar gek", ligt sommige mensen
heel gemakkelijk op de tong.
Ontelbaar zijn de „grappige" verha
len die beginnen met: „er waren eens
een paar gekkenof „bij een be
zoek aan een gekkenhuis kwam zo'n
eh patiënt, zal 'k maar zeggen
Heeft U echter ooit wel eens een mopje
gehoord dat als volgt begon: „Zeg,
moet je horen, d'r was 'ns een vrouw
he, die lag al drie maanden in bed met
kankerU schrikt, U zegt foei,
U zoudt verontwaardigd de onheuse
grappenmaker de mond snoeren. Maar
waarom lacht men dan wel om een
even beklagenswaardig ziekteverschijn
sel, om de soms microscopisch nauwe
lijks te ontdekken afwijking in de zo
wonderlijk samengestelde grijze materie
die de naam hersens draagt. Een gees
teszieke kan toch evenmin als de tu
berculose patiënt helpen dat hij of zij
door die kwaal bezocht wordt. Heus, ze
hebben er zelf last genoeg van
En hoe staat het met onze dagdro
men? Zoudt U niet graag de een of
ander, vult U zelf maar in, eens stevig
in zijn nekvel willen grijpen? Ha, hoe
zoudt ge graag Uw gram eens willen
halenEn wanneer ge, door een onge
hoord geluk plotseling rijk werd, hebt
ge dan wellicht al .niet eens de rede
gerepeteerd, waarmee ge afscheid
zoudt nemen van Uw kantoor, van
Uw school? Wat is het niet heerlijk
om zich in bepaalde situaties in te
leven en onbelemmerd zijn fantasie te
laten gaan, verder en verder, tot we
weer met ceir schok tot de nuchtere
werkelijkheid worden teruggevoerd,
vaak met een diepe zucht van spijt om
al datgene, ja om wat? Ach, om
waandenkbeelden
En dan de duizenden en tienduizen
den. die dag in, dag uit hun werk ver
richten, doch diep in hun hart het
teder gekoesterde jeugdideaal berus
tend, maar dikwijls bewust of onbe
wust wrokkend hun leven door met
zich mee dragen. De omstandigheden
hebben zo talloos vele dromen, geba
seerd op een bepaalde aanleg of stellig
aanwezig talent meedogenloos vernie
tigd, slechts het meer of minder diepe
litteken of de* knagende pijn van het
onbereikt dus onbevredigd levensplan
achterlatend. Ook deze mensen zjjn,
volgens de „nuchtere" buitenstaanders
meteen waanidee behept, want ze
„wanen" zich dikwijls verheven boven
de, naar hun mening minderwaardige
dagtaak waarmee ze zich, noodgedwon
gen, moeten bezig houden, hebben de
ver,,waand"heid of de ver„beeld"ing te
denken voor een beter lot bestemd te
zijn geweest.
En verder, heeft niet een ieder van
ons een of meer gewoonten waarvoor
we ons eigenlijk een beetje schamen?
Persoonlijk heb ik ook zo'n paar
eigenaardigheden en dokter Glas had
het er binnen een kwartier uitgekre
gen, tot mijn grote woede en vernede
ring. Toen ik de tegenwerping maakte:
„Ja maar, vindt U dat nu niet een
beetje gek voor een volwassen kerel?"
had hjj de schouders opgehaald en iets
heel merkwaardigs gezegd: „ieder mens
heeft tenslotte recht op zijn eigen gek
heid".
Terwijl ik over deze woorden nog
nadacht, was hij al weer verder ge
gaan en doceerde: men kan nu een
maal het normale in de ene mens niet
als maatstaf gebruiken om de abnor
maliteit in een ander aan te tonen,
want hoe zou volgens U het antwoord
op de vraag luiden: wie en wat is
eigenlijk normaal?
J. N. VAN DER WAART.
De mier is een nuttig dier
De taak, die de natuur aan de mie
ren heeft toebedeeld, is voor de bos
sen een uiterst nuttige. Vooral de
Rode Bosmier (Formica rufa) en
met haar verwante soorten verrich
ten in vele landen belangrijk werk
ten bate van de bosbouw. Zij dragen
namelijk bij tot de gezondheid der
wouden, en wel, doordat zij als roof-
insecten als stoottroep fungeren bij
insectenverdelging.
De, inmiddels overleden, Duitse ge
leerde professor Dr H. Eidmann
heeft een deel van zijn leven besteed
aan onderzoekingen over het nuttig
effect van de Rode Bosmieren voor
de bossen in verschillende streken
van Duitsland. Hij ging bij een aan
tal mierenheuvels na op alle uren
van de dag, welke buit de thuisko
mende arbeidsmieren naar de heuvel
sleepten. Toen bleek hem, dat de
buit bestond uit schadelijke insecten
(50 pet), nuttige insecten (15 pet) en
andere bestanddelen (35 pet). Eid
mann leidde hieruit af, dat een gro
te Rode Mieren-kolonie in de loop van
een zomer circa 2.000.000 voor de
plantengroei schadelijke insecten ver
nietigde over een terrein ter grootte
van zowat zeven hectaren. De Rode
Bosmier aldus de conclusie be
vordert dus de boom- en plantengroei.
Interessant is het, dat de proef op
de som reeds werd geleverd vóór de
som geheel uitgerekend was. In 1924
namelijk werden in Noord-Duitsland
een kleine 150.000 hectaren bos door
vlinders vernield, maar op de plek
ken, waar de Rode Mier talrijk was,
was de vernieling veel minder dan
elders, zodat de „mieren-kolonies"
als groene plekken in de kale bossen
opvielen-
ZONDAGSBLAD 15 MAART 1952
S
Vol gende wee.
begint de
en koude dagen brengen ons i
(Van onze weerkundige medewerker.)
OV4 precies te zijn zal de lente volgens
de Sterrengids op Donderdag 20
Maart a.s. haar intrede doen. 's Mid
dags 17.14 uur staat de zon dan in het
zgn. lentepunt, om vandaar haar baan
naar de Noorderkeerkring, die zij op
21 Juni zal bereiken, voort te zetten.
Op het platteland leeft hier en daar
nog het bijgeloof, dat uit welke richting
de wind in de lentenacht waait, hij zo
goed als het gehele voorjaar zal blijven
waaien. Wij hebben dit volksgeloof eens
aan de werkelijkheid getoetst en gezien,
dat deze door velen aangenomen weei-
regel niet meer dan een sprookje is.
Op lentedag staat de zon om 12.14
uur boven de horizon. Ze gaat 6.41 op
en 18.55 onder. Langzaam maar zeker
gaan wij dan de zomer tegemoet. Dit
gaat niet zo vlug als wij wel zouden
willen. Berucht zijn de koude „Maart
se buien" en., ook „Aprilletje zoet geeft
nog wel eens een witte hoed". Ja, zelfs
In begin Mei kan het nog zeer koud zijn
met nachtvorst-ijsheiligen.
Dat het op deze seizoenwisseling van
winter naar voorjaar zowel winter als
zomer kan zijn, blijkt alleen al uit de
hoogste en laagste temperatuur, die er
gedurende de laatste 100 jaar in de
Bilt op 21 Maart is waargenomen, te
weten 20.7 gr. C. in 1938 en 10.8 gr.
C. in 1865.
Behalve na de zeer strenge winter
van 1929. toen het ijs tijdens de sei
zoenwisseling nog in rivieren, meren en
sloten lag, was het nóg erger in het
voorjaar van 1845. In dat jaar kwam
dan ook de koudste Maartmaand van
de laatste 250 jaar in ons land voor.
In een dagblad uit die tijd lezen wij
de volgende advertentie; ,De 23ste
Maart verkoopt C. Wijs beste eieren op
het ijs. Bij goed weder zal er geduren
de de a.s. Paasdagen (23 en 24 Maart)
een prachtig versierde tent en goed ver
warmd op de Buiten Amstel geplaatst
worden. Tot herinnering aan deze zo
merkwaardige winter zal men daar te
vens kunnen bekomen geschilderde
Paascheyeren, waarop staat getekend:
„Door C. Wijs gekookt op het ijs, den
23sten Maart 1845".
Op deze tweede Paasdag reed men
in een groot deel van ons land nog
schaats. Op 27 Maart van dat jaar
maakten vier personen nog een tocht
met een ijsschuit heen en terug van
Lemmer naar Schokland.
Uit deze berichten blijkt, dat 1845 wel
een abnormaal koude lentemaand heeft
gebracht. Als wij dit lezen krijgen wij
onwillekeurig koude rillingen, maar en
kele sneeuw- en hagelbuien met 's
nachts lichte vorst is in Maart en zelfs
in April nog vrij normaal. Normaal
bréngt Maart in de Bilt 12 vorst- en
4 sneeuwdagen; voor April zijn deze
cijfers 4 en 2 dagen.
„April doet wat hij wil" luidt een be
kend gezegde en inderdaad zit daar een
grond van waarheid in. Een sterk voor
beeld hiervan is het volgende. Op 25
April 1950 viel er in het grootste deel
van ons land sneeuw; op vele plaatsen
liepen de koeien reeds in de weide en
stonden de vruchtbomen al in bloei, met
hierondereen wit sneeuwtapijt. Pre
cies één jaar later, 25 April 1951, was
het een zeer warme dag, met in een
groot deel van ons land de eerste of
ficiële zomerse dag. Laten we hopen,
dat het komende voorjaar gunstiger zal
zijn dan verleden jaar, toen er tot mid
den Mei veel regen viel en er eerst na
de zeer koude Pinksterdagen (midden
Mei) een belangrijke temperatuursstij-
ging optrad.
Maar hoe 't ook gaat: de winter is
weldra voorbij en het zal heus niet lang
meer duren of bijgaande foto: een mooie
voorjaarslucht en bloeiende bomen, is
voor ons geen illusie meer.
Straks geen illusie:
bloeiende bomen.
ZIJ
MOCHT
TÓCH
(Van
medische medewerker)
gij was een jonge vrouw van even in
de twintig. Haar man zag in Holland
voor zijn beroep weinig mogelijkheden
voor de toekomst. Het had lang ge
duurd eer hy toestemming kreeg om
te emigreren. De aanhouder won ook
in dit geval. Inmiddels was de eerste
baby geboren. Het afscheid van zijn
jonge vrouw en haar kleine was hem
erg zwaar gevallen. Hij zag in de verte
het gloren van een nieuwe dag. De
hoop was het anker van zijn ziel.
In stille ogenblikken had hij een
intens verlangen naar zijn vrouw en
kind. Hij zou hard werken en zyn
best doen opdat zij beiden zo spoedig
mogelijk konden overkomen en zij
weer met elkaar verenigd konden
worden. Het was hem in den vreemde
erg meegelopen. Hij profiteerde van
de zuinigheid, die zijn moeder hem
bijgebracht had. Zijn kleren waste hij
zelf. De boorden konden door zijn
wederhelft niet mooier gestreken wor
den. Naald en draad hanteerde hij met
de vlotheid van een naaister als het
om een knoop of een klein winkel-
WE hebben de ouderdom reeds
vaker bezien. De nood van de
mensen, die hun benen onder
andermans tafel moeten blijven
steken en genadebrood eten. Ook
de nood van de mensen, die in
Tehuizen een welverzorgd maar
niet steeds passend milieu vinden.
De ellende van ontelbaren, die met
meer of minder succes de gemeen
schap hebben gediend met hun
arbeid en liefde als man en vader,
als vrouw en moeder, als méns. De
Volkswijk is wel bij machte om dit
verhaal eindeloos te rekken, maar
waartoe? Het vraagstuk zélf is dui
delijk en het benauwende ervan is
dat niemand onzer weet of men
zich niet ontroerd of onbewogen
bezig hield met het relaas van zijn
eigen toekomst. Want het probleem
der bejaarden groeit met de dag.
Aan het begin dezer eeuw telde ons
landje 300.000 personen boven de
65 jaar; in 1960 zullen mogelijk één
millioen mensen die leeftijdsgrens
passeren. Waar worden wijzelf
straks ondergebracht?
Bij onze kinderen of kindskinde
ren? Het lijkt wel aardig misschien.
Ze zijn immers zo hartelijk als we
eens op bezoek komen, en ze schrij
ven zulke lieve brieven ter ge
legenheid van verjaardag of feest.
Maar merkte u niet dat er bij een
wat langer verblijf kleine wrij
vingen kwamen? Dat uw lievelings
dochter opeens boos uitviel of dat
u zelf zenuwachtig werd omdat uw
schoondochter twee linkerhanden
aan haar overigens zo lieftallige
lijfje heeft? Verbeeld u dat u
daar voorgoed tegen aan moet
kijken!
Welaan, dan naar een Tehuis?
Een particulier Tehuis bijvoor
beeld, waar men u zo weinig mo
gelijk laat betalen, maar waar men
desniettegenstaande toch iets aan u
wil verdienen om zelf later niet
net zulk een ouwe dag tegemoet te
gaan? U voelt toch wel dat het ook
daar niet zo rooskleurig kan zijn
als het van buiten op de prachtige
prospecti lijkt? Zeker, de Vader en
Moeder van dat Huis doen hun
uiterste best, maar alleen al dat
feit dat ze voor bejaarden, die zelf
ouders waren, een soortement
„ouderrol" spelenmoet u waar
schuwen dat het niet mee zal val
len. Men kan geen kind meer wor
den, als men eenmaal zelf alles be
stuurde en bedisselde. En datzelfde
wordt toch ook min of meer ver
langd in de officiële Tehuizen, uit
gaande van Overheid of Kerken.
Ook daar moet orde en regel zijn
en dat terwijl we zélf gewend zyn
om te regelen en te ordenen dat de
vonken eraf spetteren. Om dan nog
maar te zwijgen van de ontzetting
om je eigen kamer, je eigen
bureaustoel, je eigen zaak, je eigen
Uit de
VOLKSWIJK
kantoor te verruilen voor een stoel
tje in een grote zaal, waar velen
mede aanwezig zijn met dezelfde
rechten.
U voelt: hier helpen enkel grote
maatregelen. Ik waardeer elke
cent, die voor onze wijkoudjes ge
schonken wordt. Ik ben ongelofe
lijk dankbaar voor het feit dat zo
talloos velen door hun gave een
tractatie, een warme zaal, een zo
mers uitstapje en een winters ver
zetje mogelijk maken. Ik incasseer
bijkans jubelend leunstoelen en
divans en weet ik wat meer om
oudjes te helpen. Maar dat lost het
probleem niet op. Wat dit dan wel
vermag?
Allereerst de bouw van be
jaarden-woningen, hetzij in de
vorm van hofjes, hetzij en dat
nog liever ingereid temidden
der overige panden. De ouderdom
in een eigen omgeving te isoleren
mag dan wat meer rust betekenen,
het beduidt ook dat men de be
jaarden uitschakelt buiten het volle
leven. Oudjes willen dolgraag nog
eens kinderen zien stoeien en niet
bij elke stap herinnerd worden aan
het feit dat ze afgedaan hebben.
Bovendien zijn de kosten van be
jaarden-woningen temidden van
een geheel bouwcomplex minder
groot.
Een volgende oplossing wordt
gevormd door die Tehuizen, waar
elke inwoner een eigen kamer kan
hebben. Het gaat niet aan dit voor
recht slechts te reserveren voor
kapitaalkrachtigen. Zelfs wanneer
men in één pension mensen van
gelijke ontwikkeling en levens
ervaring samenbrengt, dient dit te
geschieden. Hierom: ouden van
dagen staan niet graag temidden
van een overweldigend groot aan
tal mede-mensen. Ze zijn liever wat
meer op zichzelf. Ze sluiten zich
niet zo gemakkelijk bij vreemden
aan. Natuurlijk, er zijn uitzonde
ringen en voor hen bevat zulk een
Tehuis dan ook de conversatie
zalen, maar het eigenlijke bestaan
moet zich kunnen afspelen binnen
vertrouwde kamerwanden, waarin
zoveel mogelijk ^eigen meubilair
een herinnering aan vroeger vormt.
De derde mogelijkheid bestaat
door de combinatie van Tehuis en
afzonderlijke woningen. Vanuit het
centrale gebouw kan men dan de
aparte gezinnen bedienen en ver
zorgen. En zieken of eenzaam-
overblijvenden kan men dan allengs
overhevelen naar dit hoofdgebouw.
Aan dit alles wordt thans veel
aandacht besteed: allerlei commis
si es zijn bezig met de bestudering
er van en met de bouw wordt hier
en daar begonnen. Laat men er in
zyn sterke levensjaren aandacht
voor hebben. Te snel zijn we van
belangstellenden reeds belangheb
benden aan het worden.
WIJKPREDIKANT.
haakje ging. Zijn vrije tijd benutte hij
om buiten zijn gewone beroep wat bij
te verdienen. Kijk, zo'n man moest
slagen als emigrant.
Na anderhalf jaar was hy zover,
dat een eigen woning in het vooruit
zicht gesteld werd. Zijn vrouw en kind
mochten over een half jaar Holland
vaarwel zeggen. Vaak dag-droomde
hij en beleefde de vreugde van het
weerzien in de geest. Hij telde de
maanden en dagen. De boot werd be
sproken. Zijn vrouw pakte geleidelijk
het een en ander in en kocht wat haar
man adviseerde.
Ze moest alleen nog even gekeurd
worden. Nog niet lang geleden was ze
doorgelicht. De longfoto's zouden
zeker goedgekeurd worden.
Toen kwam de grote teleurstelling.
Er werd een röntgenfoto van de borst
gemaakt. De longen waren inderdaad
gezond, maar er waren verschijnselen,
die er op wezen, dat er een aange
boren afwijking van het hart-vaat-
systeem bestond en.... patiënte werd
afgekeurd. Ze kreeg geen toestemming
om naar haar man te gaan, tenzij ze
zich onderwierp aan een moderne
operatie met de risico's daarvan.
De operatiemogelijkheden aan de
borstorganen zijn de laatste jaren
zeer uitgebreid. Een long kan geheel
of gedeeltelijk weggenomen worden.
Chirurgische ingrepen aan de grote
bloedvaten en buitenbekleding van
het hart worden steeds meer verricht.
Operaties aan de binnenkant ran het
hart waren tot voor kort niet mogelijk.
De rechter harthelft immers ontvangt
het bloed, dat de organen van het
lichaam doorstroomd heeft en pompt
het naar de longen waar het van
zuurstof voorzien wordt. De linker
harthelft ontvangt dit zuurstofrijke
bloed en stuiot het naar alle delen
van het lichaam. Zonder deze kring
loop van het bloed is het leven niet
mogelijk.
Tegenwoordig beschikt men over
kunstharten en kunstlongen, waardoor
men grote honden uren in het leven
kan houden, het hart geopend kan
worden en operaties aan de binnen
kant van het hart verricht kunnen
worden. Voor de ingreep, die onze
patiënte moest ondergaan waren deze
apparaten niet nodige
U begrijpt de moeilijke positie,
waarin de vrouw en de familieleden
zich bevonden. Men durfde geen be
slissing te nemen zonder overleg met
en toestemming van de echtgenoot.
Hij heeft een besluit genomen zoals
van deze man te verwachten was. Hij
stuurde een telegram, dat hij zo spoe
dig mogelijk naar het vaderland terug
zou komen om gezamenlijk met zijn
vrouw de beslissing voor deze ernstige
operatie te nemen.
Zij hebben het gewaagd na veel
wikken en wegen. De ingreep is voor
treffelijk geslaagd. De klachten, die
zij had, doch tijdens de keuring angst
vallig verzwegen, zijn geheel ver
dwenen. Met zeer veel betere levens
kansen kon het drietal op reis naar
het nieutoe vaderland, waar de woning
inmiddels gereed u>as gekomen. De
reis heen en terug heeft de man zelf
moeten betalen, maar welk een weel
de met een gezonde vrouw en. stralen
de baby te kunnen gaan naar het
land waar een goede toekomst h<m
wacht.