emigreren 3C ENTE in öe schóöuw un je nog zingen SLOTSOM VAN DE OUDE DAG 4 ZONDAGSBLAD 15 MAART 1952 bouwmeesters, die deze unieke plek uit kozen om een theater te bouwen, welks acoustiek een modern architect jaloers moet maken. Voor deze kust werden beslissende zeeslagen (Punische oorlog!) geleverd en eens verdween een groot deel van Tyndari door een aardverschuiving in zee. Thans is het een armoedig dorpje, welks inwoners met moeite het dage lijks brood verdienen. We wandelen langs oude Griekse muren: massale rech- PRAChtiqe tocht met QR&tis VRuchten en wijn te steenblokken zonder enig cement op elkaar gestapeld, door de ruïnes van een Romeinse villa, en komen dan bij een klein kapelletje, waar juist een groepje mensen bijeen is. Het blijkt de v&n öe v&n 't moöeRne veRkeeR tRekt men zich hieR niets a.a.n TERWIJL een groep hotelgasten juist langs het slingerende muilezelpad door sinaasappel- en citroenboomgaar den afdaalt, naar het zeestrand, hebben wij hoewel nog in zonnekledij gehuld flink wat wollen spullen meegenomen, want over anderhalf uur zullen we sneeuwballen kunnen gooien! Onze auto daalt af naar Giardini via vele haarspeldbochten, waar telkens een roekeloze „topolino" (Fiat 500) uitge rekend met volle vaart in de bocht wil passeren of een „carretto siciliano", <mooi beschilderd boerenkarretje), na tuurlijk aan de verkeerde wegkant door de bocht komt sukkelen. In de vroege morgenzon genieten we van de bloeiende (metershoge!) gera niums, bougainvilles, margrieten, de palmen en van het imposante bergmas- sief van de Etna, dat bij iedere draai van de weg te zien is. De wit besneeuw de top en de vele kraters op de hellin gen en verderop komen door de sneeuw duidelijker uit dan anders. Nog even zien we de diepblauwe zee en dan buigt de weg af naar het bin nenland. de vruchtbare Alcantravallei in. Overal boomgaarden, waar nijvere handen druk bezig zijn de oranje en gele vruchten voor de export gereed te maken. Een der inzittenden van de auto wil dit tafereel vereeuwigen en dit wordt zo op prijs gesteld, dat de hele bagage ruimte met de edele vruchten wordt volgestopt, waarbij onze pogingen om te betalen met grote verontwaardiging van de hand worden gewezen. Hoe dur ven we zoiets te vragen aan de „padro ne" van de boomgaard; dit is volkomen misplaatst! Dit ervaren we ook enige uren later, als we in een klein plaatsje komen en ontdekken dat de wijnflessen nog steeds niet gevuld zijn. Nu kan het moeilijk zijn in deze gehuchten een winkel te vin den, van buiten zijn de huizen allemaal kaal en kleurloos, practisch zonder ramen en met een grote scheefhangen de deur. Maar een karretje met de be kende wijnvaten wijst ons in dit geval de weg en jawel, hier verkoopt men wijn. De padrone zelf tapt het edele vocht in de fles en van enige vergoeding wil hij evenmin iets weten. We nemen zeer hartelijk van onze. nieuwe vrienden afscheid en vervolgen de slingerende weg met steeds nieuwe uitzichten op de bergen, waarop oude kasteeliuines herinneren aan de veelbe wogen tijden in de Siciliaanse historie. We zien het leven van alledag in de dorpjes en kleine stadjes, waar zoals in elke Siciliaanse stad het manvolk op de piazza's het nieuws van de dag bespreekt. De vrouwen wandelen met enorme takkenbossen op het hoofd of torsen zo gracieus een grote waterkruik. Ondertussen zijn we steeds hoger ge stegen en naderen we de Etna, die in al zijn pracht voor ons oprijst. Overal kudden schapen en geiten met zonver brande herders, in donkere mantels en met schapenvellen om de benen, die zich ongetwijfeld uiterlijk niets zullen onderscheiden van hun collega's ten tij de van Odysseus. Hier en daar is al een pluk sneeuw te zien. Even voordat we de pas van Rocca Novarra (1340 m.) bereiken, zien we een eenzame figuur, gehuld in een wijde cape, op een „asi- nello" (ezeltje) langzaam opwaarts be wegen. De brave man is ondanks de niet geringe koude waarschijnlijk in slaap gevallen, en zijn rijdier, dat ken nelijk niet erg aan modern snelverkeer is gewend, begint bij het naderen van onze auto plotseling onverhoedse bewe gingen te maken en hij komt in de sneeuw weer tot zijn positieven! Hier ligt de sneeuw wel 10 cm dik op de weg, en de dennebomen met hun witte vacht doen meer aan Noordelijke stre ken denken. Daar naderen we de boswachterswo ning, ver van de bewoonde wereld. Van hieruit is duidelijk de Noordkust te zien met de Liparische eilanden en de rook pluim van de Stromboli. Ook de Oost kust is goed te volgen; naar het Wes ten beheerst het Etnamassief het uit zicht. Het is hier op deze hoge pas ijs koud ondanks de stralende zon, en we gaan daarom maar sneeuwballen gooien om warm te worden. Intussen haast de boswachter zich om een brief af te krij gen, naar een familielid 10 km verder. Wij zullen de brief meenemen. De „vino del paese" (landwijn) helpt ook mee om weer op temperatuur te komen, maar toch doet de warmte van de autokachel weldadig aan als we weer over opgevroren of smeltende sneeuw voorzichtig verder trekken naar het doel van deze tocht: Tyndari. Dit plaats je aan de Noordkust bereiken we nu vrij spoedig. Het is amper een honderd weinig indrukwekkende huizen rijk, maar kan daarentegen bogen op een respectabele ouderdom. De kronieken vermelden, dat in 396 v. Chr hier een der laatste Griekse nederzettingen ge sticht werd door Dionysis I en genaamd naar de tweelingbroeders uit de mytho logie Castor en Pollux ook de peet vaders van het schip, waarmee Paulus enige eeuwen later deze wateren be voer. We dwalen rond door het Griekse theater met een onvergetelijk panora ma van de Liparische eilanden, de Stromboli. de baai van Milasso en de met sneeuw bedekte bergtoppen in het binnenland. Men kan zijn diepe bewon dering onthouden de oude Siciliaanse herders. kapel van de Zwarte „Madonna delTin- daro" te zijn, wier hulp gevraagd wordt door een kinderloos echtpaar. Deze „Ma donna Nera" is beroemd en uit wijde omtrek komt men naar Tyndari om de vurige wens in vervulling te zien gaan. Hoe men ook hierover denken mag, wij zijn allen onder de indruk van de ernst en de eenvoud van deze korte plechtig heid. Node scheiden we van dit mooie plaatsje om weer de autoweg naar Mes- sina-Taormina op te zoeken. Al is dit een zeer behoorlijke verkeersweg, men moet niet denken deswege vlugger te kunnen rijden, want we passeren een eindeloos aantal dorpjes, waardoor ons temtfo teruggebracht wordt tot de wel bekende slakkengang. Asinello's zonder berijder trekken zich niets aan van onze iaast en elke spoorwegovergang en er zijn er heel wat is zeker vijf tot tien minuten voordat de trein passeert al gesloten, d.w.z. er worden een paar hekken op de weg geplaatst zoals wij die kennen bij wegreparaties. Voetgan gers, fietsers en scooters gaan dan ook rustig hun gang, maar onze Ford moet wachten. Als de trein dan eindelijk voor bij is, duurt het nog een hele tijd vóór de persoon man of vrouw die de zware taak heeft om te beoordelen of het grote verkeer wel kan passeren, langzaam tevoorschijn komt en de hek ken aan de kant zet. Dan maar weer naar de volgende spoorwegovergang. Als deze een enkele keer zowaar niet gesloten is gaat er een gejuich in ons voertuig op. Ook de terugtocht is mooi. De zon gaat dalen, de geitenkudden komen van de bergen naar beneden en voor iedere huisdeur wordt stilgehouden. Daar komt moeder de vrouw haastig met een kan netje aanlopen en ma geit levert ter plaatse haar product af. Het is bijna donker als we thuis ko men in Taormina, waar Nino en Bep- pa ons opwachten met een warme maal tijd. waar we na deze lange dag wel erg veel zin in hebben! WIE EN WAT IS EIGENLIJK NORMAAL? DE DAGEN die mij nog restten vóór de eerste repetitieavond hebben wij benut om zoveel mogelijk het gebruik af te leren van uitdrukkingen zoals: „dat klinkt niet gek, wat een raar idee, doe niet zo idioot, het is gewoon krankzinnig", enz., enz. Hoe meer men er op gaat letten, hoe moeilijker het wordt. Probeert U maar eens een gesprek te voeren van bijvoorbeeld een kwartier en tracht dan bewust ieder woord uit Uw con versatie te weren dat kwetsend zou zijn in dit verband. Men komt dan tot de merkwaardige conclusie, dat de nor male maatschappij (die zich in het al gemeen bitter weinig interesseert voor het lot van onze geesteszieken) zich doorlopend bedient van woorden, zin nen en stereotiepe uitdrukkingen, alle betrekking hebbende op het relatief vrij grote aantal landgenoten, die de psychiatrische inrichtingen bevolken. En dan nog het liefst in spottende of laatdunkende betekenis. Het begint reeds bij de jongste kin deren. Ze spelen, vooral de voorzichti- gen, graag „om het gekkie"; ze hou den dan zichzelf en elkaar eigenlijk een beetje „voor de mal". Als het „om het heu8je" gaat, is de winst of het ver lies niet langer .gekheid" maar bit tere ernst. Verder doen ze graag een beetje gek. Trouwens, het verdraaien van gezichten, het uitstoten van on gearticuleerde geluiden, veelal met de het Griekse theater te Tyndari. bedoeling anderen schrik aan te jagen, heeft niet alleen voor kinderen, doch ook voor groteren en zelfs voor vol wassenen een zekere bekoring. Legio zijn de verontwaardigde voor opstellingen dat: men „niet achterlijk" is, dat: men niet moet denken „met een idioot" te doen te hebben! „Ja, ik ben daar gek", ligt sommige mensen heel gemakkelijk op de tong. Ontelbaar zijn de „grappige" verha len die beginnen met: „er waren eens een paar gekkenof „bij een be zoek aan een gekkenhuis kwam zo'n eh patiënt, zal 'k maar zeggen Heeft U echter ooit wel eens een mopje gehoord dat als volgt begon: „Zeg, moet je horen, d'r was 'ns een vrouw he, die lag al drie maanden in bed met kankerU schrikt, U zegt foei, U zoudt verontwaardigd de onheuse grappenmaker de mond snoeren. Maar waarom lacht men dan wel om een even beklagenswaardig ziekteverschijn sel, om de soms microscopisch nauwe lijks te ontdekken afwijking in de zo wonderlijk samengestelde grijze materie die de naam hersens draagt. Een gees teszieke kan toch evenmin als de tu berculose patiënt helpen dat hij of zij door die kwaal bezocht wordt. Heus, ze hebben er zelf last genoeg van En hoe staat het met onze dagdro men? Zoudt U niet graag de een of ander, vult U zelf maar in, eens stevig in zijn nekvel willen grijpen? Ha, hoe zoudt ge graag Uw gram eens willen halenEn wanneer ge, door een onge hoord geluk plotseling rijk werd, hebt ge dan wellicht al .niet eens de rede gerepeteerd, waarmee ge afscheid zoudt nemen van Uw kantoor, van Uw school? Wat is het niet heerlijk om zich in bepaalde situaties in te leven en onbelemmerd zijn fantasie te laten gaan, verder en verder, tot we weer met ceir schok tot de nuchtere werkelijkheid worden teruggevoerd, vaak met een diepe zucht van spijt om al datgene, ja om wat? Ach, om waandenkbeelden En dan de duizenden en tienduizen den. die dag in, dag uit hun werk ver richten, doch diep in hun hart het teder gekoesterde jeugdideaal berus tend, maar dikwijls bewust of onbe wust wrokkend hun leven door met zich mee dragen. De omstandigheden hebben zo talloos vele dromen, geba seerd op een bepaalde aanleg of stellig aanwezig talent meedogenloos vernie tigd, slechts het meer of minder diepe litteken of de* knagende pijn van het onbereikt dus onbevredigd levensplan achterlatend. Ook deze mensen zjjn, volgens de „nuchtere" buitenstaanders meteen waanidee behept, want ze „wanen" zich dikwijls verheven boven de, naar hun mening minderwaardige dagtaak waarmee ze zich, noodgedwon gen, moeten bezig houden, hebben de ver,,waand"heid of de ver„beeld"ing te denken voor een beter lot bestemd te zijn geweest. En verder, heeft niet een ieder van ons een of meer gewoonten waarvoor we ons eigenlijk een beetje schamen? Persoonlijk heb ik ook zo'n paar eigenaardigheden en dokter Glas had het er binnen een kwartier uitgekre gen, tot mijn grote woede en vernede ring. Toen ik de tegenwerping maakte: „Ja maar, vindt U dat nu niet een beetje gek voor een volwassen kerel?" had hjj de schouders opgehaald en iets heel merkwaardigs gezegd: „ieder mens heeft tenslotte recht op zijn eigen gek heid". Terwijl ik over deze woorden nog nadacht, was hij al weer verder ge gaan en doceerde: men kan nu een maal het normale in de ene mens niet als maatstaf gebruiken om de abnor maliteit in een ander aan te tonen, want hoe zou volgens U het antwoord op de vraag luiden: wie en wat is eigenlijk normaal? J. N. VAN DER WAART. De mier is een nuttig dier De taak, die de natuur aan de mie ren heeft toebedeeld, is voor de bos sen een uiterst nuttige. Vooral de Rode Bosmier (Formica rufa) en met haar verwante soorten verrich ten in vele landen belangrijk werk ten bate van de bosbouw. Zij dragen namelijk bij tot de gezondheid der wouden, en wel, doordat zij als roof- insecten als stoottroep fungeren bij insectenverdelging. De, inmiddels overleden, Duitse ge leerde professor Dr H. Eidmann heeft een deel van zijn leven besteed aan onderzoekingen over het nuttig effect van de Rode Bosmieren voor de bossen in verschillende streken van Duitsland. Hij ging bij een aan tal mierenheuvels na op alle uren van de dag, welke buit de thuisko mende arbeidsmieren naar de heuvel sleepten. Toen bleek hem, dat de buit bestond uit schadelijke insecten (50 pet), nuttige insecten (15 pet) en andere bestanddelen (35 pet). Eid mann leidde hieruit af, dat een gro te Rode Mieren-kolonie in de loop van een zomer circa 2.000.000 voor de plantengroei schadelijke insecten ver nietigde over een terrein ter grootte van zowat zeven hectaren. De Rode Bosmier aldus de conclusie be vordert dus de boom- en plantengroei. Interessant is het, dat de proef op de som reeds werd geleverd vóór de som geheel uitgerekend was. In 1924 namelijk werden in Noord-Duitsland een kleine 150.000 hectaren bos door vlinders vernield, maar op de plek ken, waar de Rode Mier talrijk was, was de vernieling veel minder dan elders, zodat de „mieren-kolonies" als groene plekken in de kale bossen opvielen- ZONDAGSBLAD 15 MAART 1952 S Vol gende wee. begint de en koude dagen brengen ons i (Van onze weerkundige medewerker.) OV4 precies te zijn zal de lente volgens de Sterrengids op Donderdag 20 Maart a.s. haar intrede doen. 's Mid dags 17.14 uur staat de zon dan in het zgn. lentepunt, om vandaar haar baan naar de Noorderkeerkring, die zij op 21 Juni zal bereiken, voort te zetten. Op het platteland leeft hier en daar nog het bijgeloof, dat uit welke richting de wind in de lentenacht waait, hij zo goed als het gehele voorjaar zal blijven waaien. Wij hebben dit volksgeloof eens aan de werkelijkheid getoetst en gezien, dat deze door velen aangenomen weei- regel niet meer dan een sprookje is. Op lentedag staat de zon om 12.14 uur boven de horizon. Ze gaat 6.41 op en 18.55 onder. Langzaam maar zeker gaan wij dan de zomer tegemoet. Dit gaat niet zo vlug als wij wel zouden willen. Berucht zijn de koude „Maart se buien" en., ook „Aprilletje zoet geeft nog wel eens een witte hoed". Ja, zelfs In begin Mei kan het nog zeer koud zijn met nachtvorst-ijsheiligen. Dat het op deze seizoenwisseling van winter naar voorjaar zowel winter als zomer kan zijn, blijkt alleen al uit de hoogste en laagste temperatuur, die er gedurende de laatste 100 jaar in de Bilt op 21 Maart is waargenomen, te weten 20.7 gr. C. in 1938 en 10.8 gr. C. in 1865. Behalve na de zeer strenge winter van 1929. toen het ijs tijdens de sei zoenwisseling nog in rivieren, meren en sloten lag, was het nóg erger in het voorjaar van 1845. In dat jaar kwam dan ook de koudste Maartmaand van de laatste 250 jaar in ons land voor. In een dagblad uit die tijd lezen wij de volgende advertentie; ,De 23ste Maart verkoopt C. Wijs beste eieren op het ijs. Bij goed weder zal er geduren de de a.s. Paasdagen (23 en 24 Maart) een prachtig versierde tent en goed ver warmd op de Buiten Amstel geplaatst worden. Tot herinnering aan deze zo merkwaardige winter zal men daar te vens kunnen bekomen geschilderde Paascheyeren, waarop staat getekend: „Door C. Wijs gekookt op het ijs, den 23sten Maart 1845". Op deze tweede Paasdag reed men in een groot deel van ons land nog schaats. Op 27 Maart van dat jaar maakten vier personen nog een tocht met een ijsschuit heen en terug van Lemmer naar Schokland. Uit deze berichten blijkt, dat 1845 wel een abnormaal koude lentemaand heeft gebracht. Als wij dit lezen krijgen wij onwillekeurig koude rillingen, maar en kele sneeuw- en hagelbuien met 's nachts lichte vorst is in Maart en zelfs in April nog vrij normaal. Normaal bréngt Maart in de Bilt 12 vorst- en 4 sneeuwdagen; voor April zijn deze cijfers 4 en 2 dagen. „April doet wat hij wil" luidt een be kend gezegde en inderdaad zit daar een grond van waarheid in. Een sterk voor beeld hiervan is het volgende. Op 25 April 1950 viel er in het grootste deel van ons land sneeuw; op vele plaatsen liepen de koeien reeds in de weide en stonden de vruchtbomen al in bloei, met hierondereen wit sneeuwtapijt. Pre cies één jaar later, 25 April 1951, was het een zeer warme dag, met in een groot deel van ons land de eerste of ficiële zomerse dag. Laten we hopen, dat het komende voorjaar gunstiger zal zijn dan verleden jaar, toen er tot mid den Mei veel regen viel en er eerst na de zeer koude Pinksterdagen (midden Mei) een belangrijke temperatuursstij- ging optrad. Maar hoe 't ook gaat: de winter is weldra voorbij en het zal heus niet lang meer duren of bijgaande foto: een mooie voorjaarslucht en bloeiende bomen, is voor ons geen illusie meer. Straks geen illusie: bloeiende bomen. ZIJ MOCHT TÓCH (Van medische medewerker) gij was een jonge vrouw van even in de twintig. Haar man zag in Holland voor zijn beroep weinig mogelijkheden voor de toekomst. Het had lang ge duurd eer hy toestemming kreeg om te emigreren. De aanhouder won ook in dit geval. Inmiddels was de eerste baby geboren. Het afscheid van zijn jonge vrouw en haar kleine was hem erg zwaar gevallen. Hij zag in de verte het gloren van een nieuwe dag. De hoop was het anker van zijn ziel. In stille ogenblikken had hij een intens verlangen naar zijn vrouw en kind. Hij zou hard werken en zyn best doen opdat zij beiden zo spoedig mogelijk konden overkomen en zij weer met elkaar verenigd konden worden. Het was hem in den vreemde erg meegelopen. Hij profiteerde van de zuinigheid, die zijn moeder hem bijgebracht had. Zijn kleren waste hij zelf. De boorden konden door zijn wederhelft niet mooier gestreken wor den. Naald en draad hanteerde hij met de vlotheid van een naaister als het om een knoop of een klein winkel- WE hebben de ouderdom reeds vaker bezien. De nood van de mensen, die hun benen onder andermans tafel moeten blijven steken en genadebrood eten. Ook de nood van de mensen, die in Tehuizen een welverzorgd maar niet steeds passend milieu vinden. De ellende van ontelbaren, die met meer of minder succes de gemeen schap hebben gediend met hun arbeid en liefde als man en vader, als vrouw en moeder, als méns. De Volkswijk is wel bij machte om dit verhaal eindeloos te rekken, maar waartoe? Het vraagstuk zélf is dui delijk en het benauwende ervan is dat niemand onzer weet of men zich niet ontroerd of onbewogen bezig hield met het relaas van zijn eigen toekomst. Want het probleem der bejaarden groeit met de dag. Aan het begin dezer eeuw telde ons landje 300.000 personen boven de 65 jaar; in 1960 zullen mogelijk één millioen mensen die leeftijdsgrens passeren. Waar worden wijzelf straks ondergebracht? Bij onze kinderen of kindskinde ren? Het lijkt wel aardig misschien. Ze zijn immers zo hartelijk als we eens op bezoek komen, en ze schrij ven zulke lieve brieven ter ge legenheid van verjaardag of feest. Maar merkte u niet dat er bij een wat langer verblijf kleine wrij vingen kwamen? Dat uw lievelings dochter opeens boos uitviel of dat u zelf zenuwachtig werd omdat uw schoondochter twee linkerhanden aan haar overigens zo lieftallige lijfje heeft? Verbeeld u dat u daar voorgoed tegen aan moet kijken! Welaan, dan naar een Tehuis? Een particulier Tehuis bijvoor beeld, waar men u zo weinig mo gelijk laat betalen, maar waar men desniettegenstaande toch iets aan u wil verdienen om zelf later niet net zulk een ouwe dag tegemoet te gaan? U voelt toch wel dat het ook daar niet zo rooskleurig kan zijn als het van buiten op de prachtige prospecti lijkt? Zeker, de Vader en Moeder van dat Huis doen hun uiterste best, maar alleen al dat feit dat ze voor bejaarden, die zelf ouders waren, een soortement „ouderrol" spelenmoet u waar schuwen dat het niet mee zal val len. Men kan geen kind meer wor den, als men eenmaal zelf alles be stuurde en bedisselde. En datzelfde wordt toch ook min of meer ver langd in de officiële Tehuizen, uit gaande van Overheid of Kerken. Ook daar moet orde en regel zijn en dat terwijl we zélf gewend zyn om te regelen en te ordenen dat de vonken eraf spetteren. Om dan nog maar te zwijgen van de ontzetting om je eigen kamer, je eigen bureaustoel, je eigen zaak, je eigen Uit de VOLKSWIJK kantoor te verruilen voor een stoel tje in een grote zaal, waar velen mede aanwezig zijn met dezelfde rechten. U voelt: hier helpen enkel grote maatregelen. Ik waardeer elke cent, die voor onze wijkoudjes ge schonken wordt. Ik ben ongelofe lijk dankbaar voor het feit dat zo talloos velen door hun gave een tractatie, een warme zaal, een zo mers uitstapje en een winters ver zetje mogelijk maken. Ik incasseer bijkans jubelend leunstoelen en divans en weet ik wat meer om oudjes te helpen. Maar dat lost het probleem niet op. Wat dit dan wel vermag? Allereerst de bouw van be jaarden-woningen, hetzij in de vorm van hofjes, hetzij en dat nog liever ingereid temidden der overige panden. De ouderdom in een eigen omgeving te isoleren mag dan wat meer rust betekenen, het beduidt ook dat men de be jaarden uitschakelt buiten het volle leven. Oudjes willen dolgraag nog eens kinderen zien stoeien en niet bij elke stap herinnerd worden aan het feit dat ze afgedaan hebben. Bovendien zijn de kosten van be jaarden-woningen temidden van een geheel bouwcomplex minder groot. Een volgende oplossing wordt gevormd door die Tehuizen, waar elke inwoner een eigen kamer kan hebben. Het gaat niet aan dit voor recht slechts te reserveren voor kapitaalkrachtigen. Zelfs wanneer men in één pension mensen van gelijke ontwikkeling en levens ervaring samenbrengt, dient dit te geschieden. Hierom: ouden van dagen staan niet graag temidden van een overweldigend groot aan tal mede-mensen. Ze zijn liever wat meer op zichzelf. Ze sluiten zich niet zo gemakkelijk bij vreemden aan. Natuurlijk, er zijn uitzonde ringen en voor hen bevat zulk een Tehuis dan ook de conversatie zalen, maar het eigenlijke bestaan moet zich kunnen afspelen binnen vertrouwde kamerwanden, waarin zoveel mogelijk ^eigen meubilair een herinnering aan vroeger vormt. De derde mogelijkheid bestaat door de combinatie van Tehuis en afzonderlijke woningen. Vanuit het centrale gebouw kan men dan de aparte gezinnen bedienen en ver zorgen. En zieken of eenzaam- overblijvenden kan men dan allengs overhevelen naar dit hoofdgebouw. Aan dit alles wordt thans veel aandacht besteed: allerlei commis si es zijn bezig met de bestudering er van en met de bouw wordt hier en daar begonnen. Laat men er in zyn sterke levensjaren aandacht voor hebben. Te snel zijn we van belangstellenden reeds belangheb benden aan het worden. WIJKPREDIKANT. haakje ging. Zijn vrije tijd benutte hij om buiten zijn gewone beroep wat bij te verdienen. Kijk, zo'n man moest slagen als emigrant. Na anderhalf jaar was hy zover, dat een eigen woning in het vooruit zicht gesteld werd. Zijn vrouw en kind mochten over een half jaar Holland vaarwel zeggen. Vaak dag-droomde hij en beleefde de vreugde van het weerzien in de geest. Hij telde de maanden en dagen. De boot werd be sproken. Zijn vrouw pakte geleidelijk het een en ander in en kocht wat haar man adviseerde. Ze moest alleen nog even gekeurd worden. Nog niet lang geleden was ze doorgelicht. De longfoto's zouden zeker goedgekeurd worden. Toen kwam de grote teleurstelling. Er werd een röntgenfoto van de borst gemaakt. De longen waren inderdaad gezond, maar er waren verschijnselen, die er op wezen, dat er een aange boren afwijking van het hart-vaat- systeem bestond en.... patiënte werd afgekeurd. Ze kreeg geen toestemming om naar haar man te gaan, tenzij ze zich onderwierp aan een moderne operatie met de risico's daarvan. De operatiemogelijkheden aan de borstorganen zijn de laatste jaren zeer uitgebreid. Een long kan geheel of gedeeltelijk weggenomen worden. Chirurgische ingrepen aan de grote bloedvaten en buitenbekleding van het hart worden steeds meer verricht. Operaties aan de binnenkant ran het hart waren tot voor kort niet mogelijk. De rechter harthelft immers ontvangt het bloed, dat de organen van het lichaam doorstroomd heeft en pompt het naar de longen waar het van zuurstof voorzien wordt. De linker harthelft ontvangt dit zuurstofrijke bloed en stuiot het naar alle delen van het lichaam. Zonder deze kring loop van het bloed is het leven niet mogelijk. Tegenwoordig beschikt men over kunstharten en kunstlongen, waardoor men grote honden uren in het leven kan houden, het hart geopend kan worden en operaties aan de binnen kant van het hart verricht kunnen worden. Voor de ingreep, die onze patiënte moest ondergaan waren deze apparaten niet nodige U begrijpt de moeilijke positie, waarin de vrouw en de familieleden zich bevonden. Men durfde geen be slissing te nemen zonder overleg met en toestemming van de echtgenoot. Hij heeft een besluit genomen zoals van deze man te verwachten was. Hij stuurde een telegram, dat hij zo spoe dig mogelijk naar het vaderland terug zou komen om gezamenlijk met zijn vrouw de beslissing voor deze ernstige operatie te nemen. Zij hebben het gewaagd na veel wikken en wegen. De ingreep is voor treffelijk geslaagd. De klachten, die zij had, doch tijdens de keuring angst vallig verzwegen, zijn geheel ver dwenen. Met zeer veel betere levens kansen kon het drietal op reis naar het nieutoe vaderland, waar de woning inmiddels gereed u>as gekomen. De reis heen en terug heeft de man zelf moeten betalen, maar welk een weel de met een gezonde vrouw en. stralen de baby te kunnen gaan naar het land waar een goede toekomst h<m wacht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 12