onverwachte gast <~lÖoeótijnreió vióó&róboot 2 ZONDAGSBLAD 15 MAART 1952 KORT VERHAAL VAN KLAS SIEBESMA Wasdag te Volendam WE hebben vandaag een gast."' Met deze mededeling begroet mevrouw De Jong die Zaterdag om half twee haar dochter, die van kantoor thuis komt. „Ah zo..! En wie is het dit keer..? Weer een studievriend van vader soms..?" vraagt Christine terwijl ze zich in de keuken van haar plastic regenmantel ontdoet. „Foei wat een weertje!" Gelukkig dat ik dat ding vanmorgen toch maar in m'n actetas gestopt heb.want anders was ik dóórnat geweest!" Mevrouw De Jong, haar dochters druk gepraat totaal negerend, gaat echter ongestoord verder: „Ja.zeg., 't was nota bene nog maar tien uur. toen er gebeld werd. Nou ik dacht niet anders, dan dat het de melkboer was., enne aangezien Aaltje met iets anders bezig wasloop ik met de melkkoker naar de voordeur.." „Enne..?" vraagt Christine nieuws gierig wordend. „Een jonge man, die zich voorstel de als de zoon van Oom Arjen uit Friesland. Toen ik goed keek, zag ik het direct.Hij lijkt precies op tan te Renske. Enfin, ik laat hem natuur lijk binnen. Nu, deze ondernemende jongen is vorig jaar naar Frankrijk vertrokken. Als melkknecht., stel je eens voor," voegt mevrouw er fluis terend aan toe. „Thuis zag hy geen toekomst.." vertelde hij me. Ze zit ten daar ook nota bene met vier broers bij elkaar. Nu in Frankrijk heeft hij 't nogal getroffen. Hard werken natuurlijk.. Maar om kort te gaan, hij kan na een jaar al bedrijfsleider op een boerderij wor den. Er zijn in die streek nóg enkele Hollanders, dus je snapt dat hij in de wolken is! Enfin, hij bleef maar plakken. En toen heb ik hem ten einde raad maar voor 't eten geïnviteerd.. Dat zo'n jongen ook niet vooruit even geschre ven heeft,Zulke onverwachte gas ten en dat op Zaterdag nog wel! Want weet je.hij blijft tot vanavond (ver telde hij me later) daar z'n verloof de, die hier in de stad in betrekking is, hem hier vandaan zal komen halen. Ze gaan de volgende week als ik het goed begrepen heb al trouwen. Zodoende kunnen we meteen met haar kennis makenzei hij. En fin, erg benieuwd ben ik daar eigen lijk niet naar.." besluit ze. ,,'t Is toch familie," zegt Christine een beetje scherp en kamt bij 't keu kenspiegeltje haar natte haren wat in 't fatsoen. „Hij zal moeten eten, wat de kok ichaft," hoort ze moeder achter haar onvermoeid verder babbelen, ,,'t Is Zaterdag., dus., erwtensoep.." „Met kluif en worst?" vraagt Chris tine.. „O wat heerlijk..! 'k Heb er echte zin in. Is vader al thuis?" „Nee, nog niet.." „Hè 't was zo'n roezige drukke ochtend op kantoor," vertelt Christi ne. „Ik kón maar niet bij m'n werk •blijven. „Toe Christine," valt moeder haar plots in de rede, „houd jij onze gast wat bezig.. Die knaap zit daar alleen in de kamer.. In die tussentijd dek ken Aaltje en ik de tafel." Christine knikt. „Oké., mama..!" ,,'k Hoop tenminste dat jij een beetje gezelliger bent dan je moe der.." voegt mevrouw De Jong er aan toe. „Ik heb er niet de minste slag van, om met die boerenjongen deze neef, verbetert ze snel een behoorlijk gesprek te voeren." „Dus U bent., de neef? Niet uit Canada., maar uit Frankrijk!" Vlot als altijd komt Christine met uitge stoken hand op dc jongeman toe. „Reitze" stelt hij zich voor. Even aarzelt het meisje. „Stien.." zegt ze dan eenvoudig. „Aangenaam" bromt de ander. Ze gaat tegenover hem zitten. Eerst praten ze wat over koetjes en halfjes, 't Slechte weer, ja wat niet al..! Dan pas begint Christine over zijn plannen. „Ik hoorde van moe., dat je in Frankrijk wilt blijven.. Reuze fijn lijkt me dat" voegt ze er wat bak visachtig aan toe. „Reuze fijndat is maar bètrekke- lijk.. Er moet gewerkt worden!" verbetert hij haar lachtend. En als ze by hem er op aandringt, begint hy te vertellen. Eenvoudig en precies zoals hij zich de zaak daar voorgesteld heeft. „Ik zou er toch aan moeten wen nen.. en jij Tine..?" komt moeder op eens tussen beiden, als ze even later met een dienblad de kamer bin nenkomt. „Héél geen comfort.zoals wij dat hier in Holland gewend zijn. vervolgt ze ietwat geringschattend. *Stel je voor, dat men eten moet koken op een fornuis, dat alleen maar met hout gestookt wordt, 'n Vermoei ende geschiedenisvoor een huis vrouw hoor! En dan die watervoor ziening. Heb je daar soms ook nog geen electrisch licht?" Reitze knikt. „Dat is best voor el kaar, tante. Maakt U zich daar geen zorgen over! We melken dagelijks electrisch met de machine. En wat de watervoorziening aan gaat.'k geloof dat men zich hier in Holland ook nog op vele plaatsen met regen water moet behelpen. Maar afgelegen wonen we daar wel. Dat geef ik graag toe. Geen bakker, slager noch kruidenier komt op de ferme. Dat moet allemaal op de fiets gebeuren. Later kan er misschien een tweede handse auto op overschieten.. Maar voorlopig niet.." En dan beschrijft hij op eenvoudige wijze de prachtige omgeving en de wijde vergezichten. Geboeid luistert Christine. „Ga ver der Reitze". dringt ze aan, als hij even zwijgt. Hij zit daar in die grote crapaud, 'n beetje plomp verloren.. Doch wat hij zegt, wat hij beweert is niet uit de lucht gegrepen, maar realiteit, bemerkt ze. Geïrriteerd kijkt ze naar moeder, die wat té luidruchtig met de lepels, vorken en glazen rinkelt. „Of hij wel van erwtensoep houdt?" vraagt moeder nota bene midden onder dit zo interessante gesprek. „Ja, snert is mijn lievelingskost," zegt hij vriendelijk. Dan komt vader binnen. „Dat is aardig... een familielid uit Friesland te zien!" verwelkomt hij de neef recht hartelijk. „En dat je daar juist de Zaterdag voor hebt uit gezocht is ook prima. Christine, m'n dochter, en ik hebben dan de gehele middag vrij. Dat treffen we dus. Want ik belóóf je jongeman.. Je zult moeten vertellen hoor! Over Frank rijk.. en je belevenissen daar.." En in die vrolijke stemming gaat men even later aan tafeL „Een jongen waar pit in zit" denkt Christine als ze na de afwas, even naar boven glipt om zich te verkleden. Of de neef echter bij moe der in de smaak valt, betwijfelt ze. Want moeder,., moeder is, (nu ze in het nieuwe huis aan één van de sin gels wonen) totaal veranderd. Moe der is dezelfde niet meer. Vroeger in het kleine huis., buiten de stad., in de bloemenbuurt, nu zes jaar gele den.. was alles anders. Nog ziet Christine het voor zich. Vader iedere avond ijverig studerend, Moe der tegenover hem, druk naaiend. Wat was het dan gezellig.. Toen heette ze zelf ook nog gewoon Stienin- plaats van ChristineDoch moeder had na vaders groot succes, deze naamsverandering gewild. Ja, na vaders examen was alles anders ge worden.. Hij had om te beginnen die benoeming naar één van de middel bare scholen in de stad gekregen. Dat had weer tot gevolg.de verhuizing. Een andere meer luxe omgeving en vele nieuwe kennissen. Dat was voor moeder eigenlijk funest geweest. Va der, die goede., hartelijke vader was onder de nieuwe omstandigheden steeds dezelfde gebleven. Doch diep in haar hart verlangde Christine vaak weer naar vroeger terug. Naar vroeger, toen ze met Bart de Vries, haar buurjongen, naar school stapte. Later samen naar de MULO fietste.. O, die twee waren immers altijd bij elkaar. Na de verhuizing mocht het niet langerMoeder wilde het niet. Dat ze toevallig enige jaren later op hetzelfde accountantskantoor werk zaam waren, ja, daar kon nie mand iets aan doen. Dat was nu een maal een samenloop van omstandig heden, niet waar? Samen blokten ze 's avonds om vooruit te komen. Ze maten eikaars krachteneikaars prestaties! De één wilde voor de an der niet onder doen. Gelijktijdig be haalden ze hun boekhouddiploma, dat ze voor assistent-accountant nodig hadden. Moedig gingen ze verder Ze wilden méér bereiken. Natuurlijk. waarom niet..? Ze waren immers nog maar pas begonnen? Moeder schudde vaak haar hoofd, als ze 's avonds haar dochter zo ijve rig bezig zag. „Malle streken.." noemde ze het. „Als ze straks trouw de. had je aan al die boekhoud-ge- leerdheid niets. Helemaal niets!" Een rijk huwelijk doen, dat was het ide aal. Dat wenste ze het kind van har te toe. Dat Christine gisteravond een aan zoek voor een ryk huwelijk gehad had, vermoedde moeder niet in 't minst. Stel je voor, als ze dat zou weten.." denkt Christine bezorgd. En nog veel erger., dat zij, Christine, het afgewezen had! Enfin, die zaak ging haar immers alléén maar aan en niet haar moeder? Dat George, de zoon van dokter De Groot, al enkele weken achter haar aan liep, wist ze. Doch dat hij gisteravond toen ze samen uit de belijdeniscatechisatie kwamen, haa<r al zou vragen, was niet bij haar ópgekomen. Ze had zich niet lang behoeven te bedenken. Ze wist immers dat ze geen zier voor hem voelde, ook al was hij honderd maal George de Groot? Ook al zou ze naar alle waarschijnlijkheid over een jaar reeds doktersmevrouwtje zijn. Nee, voor haar ogen rees op eens Barts beeld op. Bart, haar oude trouwe vriend. Bart, die nog niet ge sproken had, dit voorlopig ook niet durfde te doen.. Maar waarvan ze hield. En juist nu vanmiddag onder 't eten, toen ze haar neef Reitze zo kalm hoorde redeneren over z'n toe komst, had ze voor zichzelf zekerheid gekregen, dat ze de goede weg ging. Dat het menselijk geluk niet ligt in rijkdom, eer en in een goede positie. Weer doemt BaFt's ernstig gezicht voor haar op. De blauwe ogen., de forse vastberaden trek om z'n mond. die van wilskracht spreekt. Ze borstelt lang haar haren, haalt vervolgens d'r Zondagse jurk uit de kast.trekt die aan en loopt dan langzaam nadenkend naar beneden Tegen zevenen arriveert Reitze z'n verloofde. Christine doet haar open. „Of ze hier bij de familie De Jong „Ja wel., komt U binnen." Daarna volgt het vormelijk voor stellen. Terwijl ze het meisje vóór gaat naar de kamer verwondert Chris tine zich. „Is dit de aanstaande emi granten-vrouw? Dat vrolijke jonge meiske? Onder haar donkerblauwe jas komt brutaal het puntje van een witte schort gluren." Moeder vraagt er later op de avond „Of ze soms gezinsverzorgster is? Of kindermeisje., of., eh.. verpleeg ster?" „Leerling-verpleegster," vertelt het meisje eerlijk, ,,'k Ben met m'n laatste jaar bezig! Wel jammer hè..? En het werk doe ik ook zo ontzettend graagMaar in het andere land kun nen we eveneens de handen uit de mouwen steken! Ook daar moet ge werkt worden," lacht ze, Reitze'? ogen zoekend. „Gewerkt aan onze nieuwe toekomst." 'n Beetje verlegen kijkt Christine de andere kant uit. Wat zal dit fleu rige kind Reitze z'n leven helpen vervrolijken, denkt ze blij. „Wat zou ik graag later.. Bart., mijn ernsti ge jongen ook 'n beetje méér vreugde willen geven, dan dat hij dit tot nog toe bij z'n oude moeder gekend heeft. „Wat Reitze z'n verloofde alzo van de toestanden daar in Frankrijk op die grote eenzame boerderij denkt?" vraagt moeder dan op 't aller onver wachts. „Reitze heeft ons vandaag daar 't een en ander over verteld en we hebben verschillende foto's er van gezien.. U is er zeker nog niet ge weest hé?" veronderstelt mevrouw De Jong. (Wordt vervolgd). Wie dorst heeft, kome en toie wil, neme het water des levens om niet. Openb. 2 17b. Wy leven by de gratie van het Woord Waarover Gij alleen, Heer, kunt beschikken, Die 't uit Uw eigen mond niet heeft gehoord, Weet niet met welk een vreugde 't kan verkwikken. Uw scheppend Woord roept 't water uit de rots Van de woestijn, waardoor wij daaglijks trekken, Waar altijd weer verrast dit wonder: plots Uw ons verborgen ommegang 't ontdekken, Waar dag aan dag Gij zelf ons 't manna zijt, Het hemels brood, de kracht van onze krachten, Zodat ons niets en niemand ooit meer scheidt, Wij nooit vergeefs naar Uw gemeenschap smachten. Ononderbroken stuwt Gy 't ivater voort Uit peilloos-diepe bron van eeuwig leven; Wie luistert, hoort Uw harte klop in 't Woord: „Wie wil, die neme; 't wordt om niet gegeven". De bitterheid, waar ons berouw in bijt, Verzoet, als G'Uw vergevend Woord doet stromen Door 't diepe dal van onz' ootmoedigheid, Als Gij ons in retraite hebt genomen. Maar wie verdorsten ver van U vandaan O God en naar U schreeuwen schorre kreten, Doe hun als Hagar d'ogen opengaan Waar Uw fonteinen klaatren, ongeweten. Zoals die moeder toen haar stervend kind Mocht laven aan de bron en zag herleven, Zó zijt Gij zelf voor ieder die Gy vindt In doodsbenauwdheid naar U heengedreven Een altoos sproeiende fontein, een wel, Die stervenden het leven wil hergeven Al lagen zij ook aan de rand der hel In 't schroeiend zand van een verzondigd leven. En als 't soms schijnt, alsof Gy niet bestaat, Wyl ztoaar beproefd wij bijna zijn bezweken, Verbitterd en tot luisteren niet in staat, Doe ons dan lichten als een hemels teken Het Kruis, waaraan G'Uw kind verdorsten laat, Opdat nooit één U tevergeefs zou smeken Om water dat de dorst voorgoed verslaat In dorre, door de zon verzengde streken. Passietijd '52 A. WAPEN AAR ZONDAGSBLAD 15 MAART 1952 Z 4 onze jeuqó-p&qin& f VACANTIEDAG OP EEN (Vervolg) De jongens ontdekten steeds meer heerlijkheden en dachten er niet meer aan, dat ze het eerst maar wat griezelig gevonden hadden. Vóór dat ze er erg in hadden, waren ze echter al het haventje uit en dobber den ze op zee. Dat was een pracht gezicht om zo het strand en de bou levard eens te zien. Oom gooide de motor op gang, zodat ze weldra flink opschoten. Ze troffen het buitenge woon. De zee was spiegelglad en het beloofde een warme dag te zullen worden. ,,Hé, Joop",* gilde Henk ineens: „kom eens kijken. Ze hebben hier al een kachel ook- Dat is zeker tegen de kou." „Welnee jo", lachte Bram, het tweede knechtje, die gehoord had wat Henk zei: „je denkt toch zeker niet, dat we een stelletje juffers hondjes zijn? Dat is een kookketel. Als het erg warm weer is, lopen we kans dat de garnalen, die we gevan gen hebben, bederven. Dan doen we ze in deze ketel, gieten er zeewater op en koken ze dan. Zo kunnen we ze dus vers of gekookt aan de af slag afleveren." Achter hen zagen ze nog meer scheepjes aankomen, die ook hun ge luk gingen beproeven. Er waren ook een paar kleine kottertjes bij. ,,Ik begin trek te krijgen", zei Joop, „ga je mee Henk, dan gaan we een paar boterhammen eten in het vooronder, daar kun je heerlijk in wegkruipen en de golven tegen de boeg horen klotsen." Ze konden het echter beneden niet al te lang uithouden, want ze waren veel te nieuwsgierig om te zien wat er boven gebeurde. „Zeg Bram", riep Oom, „we kun nen de saaings wel alvast klaar leg gen, hoor, dan zullen we het hier maar eens proberen: de bomen- saaings zou ik maar laten liggen. Ik denk niet, dat we die nu nodig zul len hebben. Hé. wat staan jullie daar te kijken, landrotten. Net ofdat je tot geen tien meer kunt tellen. O, je weet niet wat saaings zijn? Neem me maar niet kwalijk hoor, dat ik het vergat. Saaings, zo noemen wij de netten; het is eigenlijk een soort sleepnet van een meter of zeven lang. Kijk, er zit ook een lange lijn aan met ballen, dat is de loodpees. Die sleept over de. grond en woelt daardoor het zand op, waardoor de garnalen omhoog geworpen worden en zo in het net komen. De bomen- saaings zijn meestal maar vier me ter lang en hangen aan de zijkant van de boot aan een boom, waar door ze tegelijk van de vlet worden afgehouden." „Hoeveel van die netten heeft U wel niet?" wilde Henk weten. „Nu, dat valt wel mee, hoor. We nemen er altijd twee mee, soms wel eens drie, maar meer is niet nodig." Intussen hadden Dirk en Bram het net al over boord gezet en langzaam aan, de motor rustig draaiend, trok ken ze het net vooruit over de bo dem van de zee. „Zo, nu gaan we het er eens een ogenblikje van nemen", vond Oom. Hier Joop, stuur jij nu maar eens een poosje, maar uitkijken hoor." Joop's ogen straalden. Als een vol leerde roerganger hield hij het stuur vast. Nadat Oom op zijn gemak een bakje koffie had genomen, gaf hij het bevel om het net maar eens op te halen. Piepend en knarsend draai de de lier en langzaamaan kwam het net naar binnen. Daar kwamen de garnalen. Het was één grote, grieze lige wriemelende hoop van kleine grijze beestjes met pootjes. Met een vies gezicht stond Henk toe te kij ken, vooral toen hij zag, dat er nog allerlei krabben, zeesterren en kwal len tussen zaten ook. Handig zochten Dirk en Bram ze echter uit en gooi den ze in de manden. Ze gaven niets om de krabben, pakten ze gewoon beet en slingerden ze weer de zee in. Weer ging het net over boord en begon het opnieuw. Achter elkaar door. Ingooien en uithalen. Ingooien en uithalen. Zo vloog de tijd om en was het ongemerkt al laat op de middag ge worden. „De gasten zullen wel trek begin nen te krijgen", meende Bram: „Ik zal tenminste maar alvast beginnen met de aardappels te schillen, want jullie brood was geloof ik, vanmor gen al op." „Ja, jongens, dat eten koken ge beurt hier ook niet elke dag, hoor- Want meestal gunnen we ons daar de tijd niet voor. Dan nemen we alleen maar ons „kuchie" mee. Maar ja, als je gasten aan boord hebt, moet je er ook voor zorgen, niet waar?" De jongens lachten maar wat. Ze ZO'N LEUGENAAR Jan, zei vader, oefen jij je wel genoeg op de piano als ik op kantoor ben? Ja pa! Elke dag? Ja pa! Hoelang heb je gisteren geoefend? Dit raadsel heeft onze neef Leen Bravenboer zelf gemaakt. Vinden jullie het niet leuk? Als je de goede woor den invult, komt op de middelste rij van boven naar beneden een heel bekend woord te staan. 1. Ons dagelijks eten; 2. vraag naar het ogen blik, waarop iets moet gebeuren; 3. gezang ter ere van een bepaald persoon; 4. deponeert men in de bus, 5. het boek der boeken; 6. overlijden; 7. heeft men in armen en benen; 8. doet moeder met de was; 9. doet men van angst of van kou: 10. wat een bedelaar doet; 11. mest men voor Kerstmis; 12. iemand die vee houdt; 13. straat en 14. dag van de week. Twee v ir, pa! En vandaag? Drie uur, pa! Zo, nu als je morgen weer oefent, doe dan ook de piano eens open; ik heb de sleutel al een weck in mijn zak. hadden het hier best naar hun zin en vonden alleen maar, dat de tijd veel te hard ging. „Nu zullen we eens zien of Kees ze nog zo vies vindt", zei Oom, ter wijl een grote schaal opgediend werd Nieuwsgierig keken ze, wat er wel in zou zitten. Prachtige roze gekleur de garnalen. „Ter ere van ons hoog bezoek", lachte Oom: „Tast toe, jon gens en eet smakelijk." Nu, dat lieten ze zich geen twee maal zeggen. Ze hadden een honger als een paard, wat ook geen \von- der was, als je zo'n hele dag buiten op het water was. Henk, die vergat, dat hij ze eerst maar wat griezelig gevonden had, kon er maar niet ge noeg van krijgen. „Ik word later ook garnalenvisser" zuchtte hij dik en voldaan^ „en dan eet ik iedere dag garnalen." Na het eten gingen ze met Bram de boel aan het opruimen in het keu kentje, terwijl de anderen naar bo ven gingen om het net weer in te halen. „Hoeveel manden heeft U al vol- Oom", vroeg Joop, toen ze weer bo ven kwamen. „Nu, we mogen vandaag niet mop peren", zei Oom, „we hebben er pre cies vijf vol. We zullen het hier maar bij laten. Het begint trouwens al wat schemer te worden ook. Ruim de boel maar op jongens; dan gaan we naar moeder de vrouw." „Zeg, Oom", wilde Henk weten, „is vijf manden vol nu werkelijk zo'n goede vangst?" „Ja, dat is het zeker, want er gaat zo ongeveer 20 kilo in een mand en als we een heel beste dag hebben, halen we wel eens de 120 kilo. Maar meestal is het zo om en nabij de 70 a 80 kilo. Je moet rekenen, dat de wind en de zeestromingen ook van heel veel invloed zijn op de vangst." Zo naderden ze dan weer het ver trouwde haventje. De jongens waren nu toch wel wat stil geworden en begonnen aardig slaap te krijgen. Joop zat tenminste al onbehoorlijk te geeuwen. „Nu, jongens, ik hoop, dat jullie het naar je zin gehad hebt vandaag", zei Oom, toen ze veilig en wel aan de steiger kwamen: „Als je wilt, mag je volgend jaar nog wel eens een keertje mee. Hier, neem dit maar mee voor je ouders. Dan kun nen jullie morgen ook nog eens smul len", en duwde hun tegelijk een zak je met garnalen in de handen. „Hartelijk bedankt Oom, voor de geweldig fijne dag die we gehad hebben", zeiden ze „en we komen vast nog eens terug." Thuis gekomen hadden ze zo'n slaap dat ze als een blok in bed rol den en niet meer wakker waren te krijgen voor de andere morgen tien uur, waarna ze Vader en Moeder op gewonden in geuren en kleuren ver telden, wat ze meegemaakt hadden. A. M. D. KOOIJMAN. Ja, fietsen valt niet mee! onze BRievenBus Af'n beste nichten en neven. We zullen deze week maar geen praatje met elkaar gaan maken, want de stapel brieven is weer groot. Er zijn heel wat papegaaien binnenge komen, de een al mooier ge kleurd, dan de ander. De mooiste vond ik toch die van Wim van Erk, dus daarom heb ik Wim de hoofdprijs gege ven. De troost prijzen gaan naar Jan Rensink, Rietje Broer en Janny Kanselaar. Het was nogal eenvoudig niet, een raadsel met cijfertjes. Deze week is de puzzle wat moeilijker. Wij zullen maar afwachten, hoe jullie het er af brengen. De brievenbus Eerst wil jk Piet Schippers gelukwensen met zyn verjaar dag. Veel goeds, jongen en nog een pret tige avond Nog al een jarige en wel Hannic van der Burgh, die natuurlijk ook wordt gefeliciteerd. Kleine Dick van Lccnen, is gisteren jarig geweest Dat jc maar een heel grote vent mag worden, Dick. Goed, Adrie dc Graaf, stuur jij je raadsel maar eens in. Dan kan ik wel bekijken of het voor onze kinderkrant geschikt is. Welke appel het meeste waarde heeft, vraagt Jannie Struik. Ik denk je oogappel. Goed opge lost? Dini van Pas haar vader heeft een paard gekocht. Kan je er op rijden. Dini, dat lijkt me toch zo leuk. Ik heb wel eens op een grote knol gezeten, maar het beest deed zo raar, dat ik er maar gauw van af ben gesprong^p. Anneke Anceaux vraagt om een zoekplaatje. Ik zal aan jc denken, hoor Anneke. Hoe is het met jou, Kees Hoogcrdjjk. al weer wat opgeknapt. Ja die griep ook hè? Nou, Jacoba van der Plas, duizenden nichten en neven heb ik niet, maar het zijn er wel heel erg veel. Als jullie al lemaal eens bij me op visite zouden ko men, zou het huis vast te klein zijn. Jopie van Nieuwkoop heeft haar brief keurig getikt. Wat deftig hoor, nog al liefst met twee kleuren. Wat kan jij mooi dichten Truus Waldckker. Een pluim op je hoed hoor. of draag je nog geen hoed? Zet hem dan maar op je muts. Nee maar. ik ga haast dame tegen je zeggen. Willy Blok. Dat gaat zo maar naar een mode-show. Was het leuk? sprieten. Ik beloof je. Rietje van Breu- gel. de groeten te doen aan Tante Lies. Zodra ik haar zie, zal ik het doen. Dat lijkt me helemaal niet prettig om met je fiets in de sloot terecht te komen, Dickie van Ippel. Is alles nog goed af gelopen? Heel hartelijk dank voor je foto, Jannie den Haan. Mag ik hem hou den. of wil je het kiekje terug hebben? Je schrijft het maar hoor. Wat heb jij een leuk cadeautje gemaakt, Adri Oos- lerman, ik zal het niet verklappen, maar ik weet zeker, dat je moeder er erg blij mee zal zijn. Jij bent nog niet te oud jou te horen. Kinders, willen jullie eens een kaartje sturen naar Hennie Vlsscher. Dit nichtje is ziek en zou het zo fijn vinden eens een kaart of briefje te krijgen. Haar adres is Marktveld 9 Valkenburg. Nichten en neven, ik moet weer stoppen. Eerst nog even een harte lijk welkom aan onze nieuwelingen. Het zijn deze week: Belia Vermeer, Hannie Hocke. Wim de Kool, Jan de Bok, Dik- kie van Harmeien, Fransje Tuurenhout, Dik ter Wee, Ineke van der Berg, „Al penroosje", Aletta Tijseling. Tootje geeft, gaat hij mooi zitten. Fijn hè, hond te hebben. Arme Ankie Mosselman, ik had je brief wel ontvangen, maar er was zoveel post, dat ik je geen antwoord kon geven. Zo goed? Hoe gaat het op de handwerkles. Thca en Willy Geleyn- se? Houden jullie van handwerken? Ik vond het vroeger altijd vreselijk moei lijk. Rietje Krijgh, ik hoop van harte, dat je vader weer gauw helemaal beter zal zijn. Het beste met hem. hoor meis ke. Lulsc Hogenblrk stuurde me een klein opstel. Aardig gedaan. Luise. Wat had jij Je oplossing prachtig gekleurd. Henk Braspenning. M'n compliment, zeun. Anneke Pas heeft zeker wel ge lezen, wat ik aan een ander nichtje heb geschreven over dat zoekplaatje. Even geduld hoor maar het komt wel in orde. Ja. Riet en Cees Kloppenburg, ik heb sneeuwklokjes op m'n kamer staan. Lief hè, die witte kelkjes met de groene Oosterveen, Marro Slappendel. Teunis en Tineke van Ippel. Nelly Steenwijk. Carla Pino, D. (zonder voornaam) van Leeuwen, Marijke van Duyn, Jos do Jong. Thea den Ouden, Annie Trommel, Addie Hamelink. Hennie van As en Ria Stuyfzand. Kinders, een preittig week-end alle maal en tot volgende week, jullie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10