k
ERGER DAN
z
„kleine vergissingen
en gebreken
Duiven, Kikkers en Wekkers:
DE OUDE DAG
4
ZONDAGSBLAD 9 FEBRUARI 1952
Vaak bewuste rebellie tegenover God
OP het moment dat het kopje cho
colademelk, heet, pas-ingeschonken
en wel omver tuimelde en het feest
kleed van de jarige totaal van kleur
wijzigde, ging er een koor van jam-
merstemmen op. Kreten om hulp en
bijstand, schrille uitroepen van op
perste ontsteltenis, eerste-hulp-advie-
zen van gauw warm water of zeep
of weet ik wat. Maar boven alles uit
hoorde je toen èn bij de latere na
betrachtingen: „Het is sonde; sonde
van die jurk; en ook nog sonde van
die chocolademelk natuurlijk...' Iets
waarover uiteindelijk één bezoeker
zich afkeurend uitliet, omdat naar
hij zei „zonde" een religieus be
grip was, en zonder enig verband met
het voorgevallene. Die opmerking
bracht het gesprek op ander terrein,
maar overigens niet op een nadere
bezinning omtrent het gebezigde woord
zelf. Ik denk: -omdat negen van de
tien aanwezigen bij „zonde" aan din
gen dachter. waarover men in net ge
zelschap niet spreekt. Dingen, die
niet fatsoendelijk zijn, begrijpt U wel.'
Terwijl de tiende mogelijk helemaal
nergens aan dacht, aangezien een
groot deel van ons volk elk benul om
trent zonde en schuld volledig^ kwijt
geraakt is. Jammer dat het zó liep,
want in het begin was men juist zo
vlakbij het wezen van het hele pro
bleem. Hierom: de Griekse en He
breeuwse woorden voor „zonde" heb
ben voor een groot deel te maken
met het begrip „het doel missen 1
en dat was dan toch maar gebeurd.
Met die jurk. En ook met de choco
lademelk. Laten we het maar eens
•nader bekijken.
EERSTENS heb ik nu reeds gezegd
dat de grondtekst over méér woor
den beschikt dan ons sobere Neder
lands. Het wordt haast eentonig, maar
tegelijk daardoor weer dubbel inte
ressant en boeiend. Bovendien: we
worden zodoende bewaard voor het
jongleren met schijnbaar gelijk-lui-
dende teksten, die in feite niets met
elkaar te maken hebben. Als ik me
ditmaal tot het Hebreeuws bepaal,
krijg ik terstond al vier verschillende
werkwoorden. Het eerste sluit aan bij
wat we boven zeiden. Een goed voor
beeld is Spreuken 19 vers 2. De Sta
ten Vertaling heeft daar: „die met
de voeten haastig is, zondigt..." maar
het religieuze is daarin even ver te
zoeken als in een omgevallen kop
je. Het betekent: wie te haastig loopt,
glijdt uit; kijkt niet waar hij loopt;
valt ondersteboven; bereikt zijn doel
niet dat hij zo onbekookt gauw zocht.
Boos opzet zit daar overigens hele
maal niet achter; en daar gaat het
ook niet over. Zelfs niet wanneer het
woord in ernstiger zin wordt g«/bruikt.
Wanneer een mens de door God ge
stelde orde te buiten gaat en daar
door in veel diepere zin uitglijdt. Wan
neer anders gezegd de mis-stap
een mis-daad wordt. Iets anders is,
dat een verantwoordelijk en vroom
mens zich wel voor dergelijke val
partijen zal wachten. Ik denk aan
Jozef, die in verleiding gebracht wordt
door de vrouw van Potifar en haar
voorstellen weigert omdat hij zich al
te goed bewust is dat dit een „zon
de tegenover God" zou wezen.
Het tweede woord ofschoon van
een geheel andere klank wijst fei
telijk ook al weer in dezelfde richting.
Het kan het best vertaald worden
door „dwalen, zich vergissen", zo
dat er opnieuw iets doorschemert
van zijn doel missen. Het is een speel
ser woord, dat aanduidt dat iemand
volkomen onopzettelijk en zonder het
te weten een overtreding begaat. Wie
te haastig loopt, glijdt uit maar
wie langzaam loopt, kan terecht ko
men op een verboden pad, waarvan
het bordje „Verboden Toegang" was
omgetuimeld. Er zijn excuses te vin
den voor zulk een gedrag, al is het
benauwende dat deze niet steeds wor
den aanvaard.
Het derde woord grijpt veel dieper.
Weer is het afkomstig van een an
dere stam; weer wijst het naar een
missen van het juiste doel, maar
thans is er sprake van een opzette
lijk afbuigen van de goede weg. Een
langzame loper kan heel bewust een
pad kiezen waarboven het „Verbo
den" met koeien van letters te lezen
staat. Maar hij wil nu eenmaal ver
keerd; hij heeft maling aan wat hem
geboden wordt. En terwijl bij de eer
ste woorden altijd nog het element
van onnadenkendheid en onopzettelijk
heid meespreekt, is hier sprake van
kwade trouw en boos opzet. Het gaat
nu om daden met een verleden; om
misdaden met voorbedachte rade.
En dan komt het vierde woord het
begrip afronden. Want dit beduidt:
„opstandigheid" en heeft het over een
bewuste rebellie tegenover God. De
Staten Vertaling vertaalt het graag
met „afvallen" en we begrijpen in
eens wat Bilderdijk eenmaal bewoog
tot zijn vers dat zegt„wat afvalt van
de hoge God zelf móét vallen."
We begrijpen evenwel meer. Wie
achter de zonde het verschijnsel van
de opstandigheid ontwaarde, kan niet
meer zo gemakkelijk en luchtig over
de „kleine vergissingen en gebreken"
vergoelijkend spreken. Hij is er niet
zo zeker van dat het werkelijk maar
ongelukjes waren. In die zin heeft de
Bijbel allang iets ontdekt eer de
hedendaagse psychologie geboren
werd en daar aandacht aan begon te
schenken. Vergissingen signaleren
iets; ze zijn niet onschuldig zelfs
niet als het maar om een kleine
verspreking gaat. Let daar maar
eens op te beginnen bij Uzelf en
vraag eens aandachtig waarom ge
met een bepaald woord overhoop
ligt. De uitkomsten van zo'n zelfon
derzoek kunnen zeer de moeite waard
zijn!
\7IER woorden aldus. Men zou mis-
schien enkele ervan wel eens op
een rijtje naast elkaar willen zien om
ze te proeven. Dat kan gebeuren, als
men zich verdiept in de geschiedenis
van David en Bathseba op een iets
méér verantwoorde wijze dan door
naar de gelijknamige film te gaan
kijken: door ook psalm 51 er bij te
lezen. Dan krijgen we dit geheel.
Eerst ziet David volstrekt geen
kwaad in een avontuur met de knap
pe vrouw van zijn officier. Dat is nu
eenmaal in het Oosten gewoonte: een
koning heeft rechten, die niet bij de
huisdeur van zijn onderdanen ophou
den. En David is voldoende kind van
zijn tijd om te weten wat zijn colle
ga's in dit opzicht plegen te doen. Het
De eerste Leger des Heils-familie in Nederland. Achteraan tussen haar broers
staat mevrouw Mellema. De man met de viool is Gerrit Govaars, de eerste Heils-
soldciat. Hij leeft nog steeds in hoge ouderdom in Soest. De vrouw in het midden
is moeder Govaars, die als eerste Nederlandse vrouw de Hallelujah-hoed droeg.
(Zie artikel op volgende pagina.)
is goed om dit direct te onderstre
pen. Het slaat dit verhaal uit de han
den van iedereen, die onder heden
daagse verhoudingen zijn gedrag wil
goed praten met een verwijzing naar
dit koninklijke voorbeeld gelijk he
laas nog wel eens gebeurt. Wat voor
ons bewuste en best geweten zonde
is, was dit voor David in geen geval;
zijn privileges gaan nu eenmaal in
die richting. Bovendien: geen alge
mene moraal kon hier zijn houding
bepalen, want méér dan één vrouw
was ook al doodgewoon in Israël
zij het dan ook met al de trieste ge
volgen daarvan. Zelfs moet men be
twijfelen of hij het gebod van het
niet-begeren van zijns naasten vrouw
wel zó goed kent als bij ons een
schoolkind, dat de wet moet opzeggen.
Opnieuw hieronder een streep: de
redenatie dat de volksgewoonte iets
al dan niet tot „zonde" stempelt en
dus heel dat zonden-complex maar een
vrij burgerlijk begrippenstelsel is,
gelijk men buiten de kerk wel eens
beweert gaat ook al niet meer op.
David is zich niets bewust totdat
God hem de profeet Nathan stuurt.
En dan opeens ziet hij de dingen in
hun juiste verband en hy komt tot
die overweldigende schuldbelijdenis.
Hij roept uit: „Ik zie mijn opstand
(het vierde woord) en mijn misstap
(het eerste woord) tegen U alleen
heb ik gezondigd..." De vergissing is
tot persoonlijke bewuste schuld ge
worden. Hij erkent dat achter zijn
spel toch ergens rebellie school tegen
over God. Ook al onthoudt hij zich
van het gebruik van dat andere
woord, dat uiting geeft aan een be
slist per se verkeerd willen. Want dat
is het niet geweest; alles maar
dat niet. Dat blijft gereserveerd voor
hen, die van Davids schuld en oordeel
weten en toch hun hart verharden en
zijn voorbeeld lustig navolgen om zich
ter zijne tijd eventjes te verootmoe
digen en ziezo de zaak is weer
glad gestreken.
lVfOG één onderstreping: God maakt
dus uit wat „zonde" is. Geen ge
woonterecht of adat. Geen persoon
lijk geweten. Geen overgeleverd be
sef van goed en kwaad. Daarom kan
men de Bijbel ook nooit moralistisch
benaderen of aannemelijk maken.
Ieder weet wel dat er verhalen in
staan waar wij ons zacht gezegd over
verbazen. Anderen hebben die Bij
bel daarom zelfs als „onzedelijk"
over boord gegooid. Zij rekenen met
hun persoonlijke maatstaven en spe
len zedemeestertje over de heilige
God. die oneindig veel dieper »iet dan
wij zelfs maar vermoeden. En ter
wijl ze zich opwerpen tot handhavers
van het „goede", zijn ze midden in
de zonde der rebellie gevallen, en
willen niet dat God werkelijk Koning
over ons is. Koning óók over onze
normen en oordeelvellingen.
Nr 19
AAN het grote aantal oplossingen,
dat van nr 16 binnengekomen is,
kan men gemakkelijk zien, dat deze
puzzle niet zwaar gevonden is. Daar
voor was zij ook te lang. Binnenkort
hopen we een kortere te geven over
een onbekend onderwerp, zodat men
minder houvast zal hebben. Sommige
oplossers hebben gezocht naar de
naam Rampsinitus, anderen naar het
woord koning, welk zoeken inderdaad
beloond werd. Had men eenmaal vat
op de puzzle, dan was de rest spoedig
voor elkaar. De tekst van het geheim
schrift luidt als volgt.
Nadat de Laatste streek van de dief
aan de koning verteld was, stond
deze stomverbaasd over de moed en
vindingrijkheid, waarvan hij het be
wijs geleverd had. In alle steden liet
hij afkondigen, dat hij hem zijn straf
wilde kwijtschelden. Hij beloofde hem
gouden bergen, voor het geval hij bij
de koning zou komen De dief ver
trouwde de situatie en meldde zich.
Rampsinitus gaf hem de hand der
prinses, omdat hij de slimste was van
alle mensen. Immers van de Egypte-
naren, die slimmer waren dan alle
andere volken, was hij de slimste.
Dit is de eerste puzzle geweest,
waarbij alle oplossers het maximum
aantal punten hebben geboekt, zodat
het nakijken minder tijd gekost heeft
dan het inschrijven.
Na de 16de puzzle heeft allereerst
de heer J. A. Botting uit Den Haag
een prijs. Voor de resterende prijzen
kwamen niet minder dan 6 gegadigden
in aanmerking, ieder met 60 punten.
>a, Den Haag; mevr. A. van Heerden-
de Jonigih, Lichtenvoorde; J. C. den
Turk, Rotterdam; G. van Viegen,
Vlaardingen en J. Krommenhoek, Den
Haag. Deze namen zijn gegeven in
volgorde van loting, zodat de beide
eerstgenoemden deze week de geluk
kigen zijn, de drie volgenden volgende
week en de laatstgenoemde de week
daarna. Allen beginnen weer onder
aan de ladder met de tweede bestij
ging. Uit deze opsomming blijkt wel,
dat niemand zonder prijs opnieuw
onderaan begint. Het aantal prijzen
is echter per week bepaald op 3 en
als er meer in aanmerking komen,
moeten er enigen hun beurt afwach
ten. De ladder is nu dus gestegen tot
60. Te verwachten is. dat hij nog wel
verder zal stijgen. Sommige oplossers
verwijten ons misleiding ten opzichte
van de ladder. Degenen, die echter
met het laddersysteem bekend zijn,
zullen wel gezien hebben, dat het
precies in overeenstemming is met
andere rubrieken. Er zijn schaak-
rubrieken, waar sommige oplossers
meer dan 20 maal de ladder opge
klommen zijn, terwijl anderen een veel
kleiner aantal op hun naam hebben.
Reeds in de eerste rubriek schreven
wij, dat wie na het bestijgen van de
ladder minstens 50 punten het
hoogste aantal punten zou hebben,
een prijs zou krijgen. Tevens, dat bij
gelijk aantal punten zou worden ge
loot. Degenen, die het eerst bovenaan
stonden, hadden dus een voordeel,
omdat de ladder toen op zijn laagst
was. Een tweede bestijging kost ook
aan hen meer punten. Hoe hoog de
ladder komen zal, valt nu ndet te
voorspellen. Dat hangt af van de
zwaarte der puzzles en van het aantal
oplossers, dat correcte inzendingen
weet te verkrijgen. Naar mijn ver
wachting bereiken we op den duur
wel de tachtig als top. Ieder, die vol-
wij verwacht hadden, dat ze
reeds een prijs zouden hebben be
haald, plotseling over een eenvoudige
puzzle struikelen of vergeten hun
oplossing in te zenden, zodat anderen
voorgaan. Alle winnaars van deze
rubriek gelden onze hartelijke ge
lukwensen.
Tot geruststelling van een puzzelaar,
die mij dit vroeg, kan ik mededelen,
dat er in hersenkrakertje 18 geen
andere fout schuilt, dan dat in plaats
van „de 2e opgave" gelezen moet wor
den: deze opgave. Gelukkig is zij ndet
storend.
Na de optelling van rubriek 17
volgt nu een wat moeilijker deling,
vervaardigd door A. J. Hagen, Voor
burg. De Haagse puzzelaars herkennen
in de letters N H C gemakkelijk de
afkorting van Nieuwe Haagsche Cou
rant, een der bladen onzer combinatie.
Deze puzzle ziet er zo uit:
Gegevens: De letters stellen cijfers
voor. Het door D voorgestelde cijfer
komt slechts tweemaal in de gehele
deling voor.
Gevraagd: De letters door de juiste
cijfers te vervangen en op de punten
de juiste cijfers in te vullen.
Bij deze deling zal men constateren,
dat de oplossing uit de gegevens
logisch is af te leiden. Bovendien is
er voor gezorgd, dat er niet zoals bij
puzzle 17 een gegeven uitgevallen is.
Wanneer men er aan begint, zal men
wel spoedig zien, dat het prettig
werk is.
Degenen, die een briefkaart insturen
om hun puntenaaratal te vernemen,
gelieven er op te letten, dat alleen
voor Rotterdam een stadsbriefkaart
gebruikt mag worden. Door onvol
doende frankering haalt men zich een
teleurstelling op de hals.
Correspondentie (wordt voortgezet!):
L. V. te Rotterdam. Vanwege Uw
leeftijd vermoedelijk is U met Uw
75 jaar de oudste oplosser ontvangt
(Zie vervolg op pag. 0)
5
de herinnering van een 3{eil«»ojjicier
****-
MEVROUW R. MELLEMA-GOVAARS VERTELT BIJ HAAR 60-JAR;G JUBILEUM
DEZE WEEK was er in het Leger des Heils een merkwaardige jubilaresse:
mevrouw R. Mellema-Govaars in Amersfoort. Zestig jaar geleden heeft
zy in Amsterdam het officiersuniform aangetrokken, toen er in ons land
nog bijna geen mens was, die ook maar één goed woord over had voor die
uit Engeland overgewaaide „nieuwigheid". Trouwens, zij stamt eigenlijk ook
uit het eerste Leger des Heils-gezin in Nederland, want moeder Govaars was
de allereerste vrouw in ons land, die zich met de Hallelujah-hoed op straat
durfde vertonen. Inderdaad: daar was zestig jaar geleden moed voor nodig;
de meeste mensen gooiden liever met straatvuil naar die lui van Jiet Leger,
dan dat zij er rustig naar gingen luisteren
Gerrit Govaars was met de Leger-
gedachte uit Londen naar Nederland
gekomen en hij werd de eerste heil
soldaat van Nederland, terwijl zijn
hele familie warm liep voor wat bij
na iedereen toen nog noemde: die
rarigheid. De beweging van William
Booth was naar Nederland overge
slagen en in Amsterdam vond zij de
eerste medewerkers. Toen wij deze
week mevrouw Mellema in Amers
foort opzochten, vertelde zij ons het
aangrijpende verhaal, dat typerend
is voor de enorme moeilijkheden,
waarmee de Leger des Heils-pioniers
in Nederland te kampen hadden. Aan
het einde van de vorige eeuw en ook
nog wel een poos daarna werd het
gezang van de heilssoldaten over
stemd door liedjes als: „Zeven en
één is acht, zeven en- één is acht. Alle
heilssoldaten in een Amsterdamse
gracht!"
„Ik weet dat nog goed" zei me
vrouw Mellema en als overtuigend
bewijs van de haat tegen het Leger
in die vér-vervlogen jaren laat zij
een litteken in haar hand zien. „Op
gelopen door een messteek" vertelde
zij. „Maar, och, dat was lang nog
niet alles. We maakten het mee, dat
de jongelui kikkers en duiven loslie
ten in onze samenkomsten. En dwars
door de paniek heen, die daarop ont
stond, zongen wij: Rijst op, rijst op
voor Jezus, terwijl in de zaal de
stoelpoten van de zittingen werden ge
rukt en er builen en schrammen ge
slagen werden." Soms namen de
fabrieksmeisjes wekkers mee naar de
vergaderingen, die op een afgespro
ken ogenblik allemaal tegelijk begon
nen te ratelen, maar de soldaten zon
gen door: „Bij het kruis, bij het
kruis," al vulden de spotlustigen die
woorden gelijk aan met: „viel de
lamp van de wand boven op de heil-
soldatenkrant!"
DWARS door de verguizing zagen
de mensen van het Leger echter
Gods glimlach en die pioniers hebben
honger en verdrukking getrotseerd,
om het Evangelie al zingend aan de
stumpers en de stakkers te verkon
digen. „Ik zei altijd tegen mijn men
sen: dóórzingen, ook al werden we
met rotte appelen gegooid en haal
den de 'straatjongens de bodem uit
mijn hoed."
Dat was de kracht van het Leger:
doorzingen, doorgaan, zoals Christus
ook niet voor zijn belagers terzijde
week. Ook, al kwam de honger nij
pen wót verdienden die eerste heils
officieren immers! dóórzingen. Ook
al werd al het vuil van de slagers
winkels tegen de gevel van het ver
gadergebouw gesmeten dóórzingen.
Zelfs toen er voor de énige ingang
van de zaal een vuurtje werd gestookt:
dóórzingen. Het leek onbegonnen
werk. Wat te zingen van Jezus' on
doorgrondelijke zondaarsliefde, als er
raddraaiers in de zaal zaten, die met
een soort klompendans al het gespro
kene onverstaanbaar maakten? Maar
het Leger capituleerde niet. Het werk
groeide, won aan sympathie en over
woekerde het gifkruid van de haat en
de tegenwerking.
MEVROUW Mellema is een der eer
sten geweest van de vele Leger
officieren, die het leed juist zochten,
waar het méést geleden werd. Ze
ging als zendelinge naar India, waar
de mensen leefden in de greep van
de pest. Bij ieder spoorweg-station was
een concentratiekamp, om de in de
trein besmette passagiers op te
nemen. Er waren er, die bij het ene
station kerngezond instapten en bij
het volgende stierven. Tegen de pest
was toen nog geen kruid gewassen.
Dwars door een orgie van dood en
ellende ging zuster Mellema met de
haren, om te troosten en te steunen.
„Er was zo'n hongersnood, dat de
boeren hun zaaikoren opaten, zodat
er nog méér ellende kwam." De heils
soldaten sliepen op de grond, omdat
zij één wilden zijn met 't verkomme
rende volk van India. Ze aten met
de vingers en luisterden naar het wee
klagen van de vrouwen, die dag in
dag uit rouwden om haar doden. En
midden in de dood viel de lichtval
van het Evangelie. Mevrouw Melle
ma liet ons, met de glimlach van
een goede herinnering, enkele af
godsbeeldjes zien, die inlanders ge
geven hadden in ruil voor de Hei
land der Wereld, aan Wiens Lijdens-
werk gemeten hun rouw en verdriet
nog maar gering waren.
IN India, in Rhodesia en in Oost
Griqualand, maar toch ook niet
minder later in Steenwijk, in Zut-
phen en in alle plaatsen, waar zij als
Leger-officier fungeerde heeft zij de
Leger-vlag hoog gehouden. Zij heeft
de hoogte- en dieptepunten van het
werk gekend. En toen zij ons over
de resultaten van haar arbeid sprak,
leek het, alsof zij alles nog eens
beleefde. Van de soldaat, die zich zo
misdragen had, dat vóór de troep
zijn distinctieven werden afgerukt en
die, in aanraking gekomen met het
Leger des Heils, letterlijk van de
daken zong: Jezus geeft vrede'. Van
het meisje, dat, vervuild en broodma
ger met t.b.c. werd aangetroffen in
een verwaarloosd gezin en dat op
haar sterfbed zei: „de collecte op de
begraafplaats is voor de Heilszus-
ters". Acht en vijftig cent bracht de
begrafenis op. Maar voor de Leger-
mensen hadden de 58 schamele cen
ten meer waarde dan zij in koper uit
drukken. Zo zijn er honderden geval
len van de wonderlijkste bekeringen.
Er zijn er, die duiven loslieten en
kikkers lieten springen, om de heils
soldaten dwars te zitten, terwijl zij
later méézongen van de Liefde
Gods, die alle verstand te boven
gaat
Ö-Ö-Ö-ö-Ö
(Vervolg i
U hel eerst antwoord. De paarde -
sprong zou ik gaarne zo omgewerkt
zien, dat de vier delen niet zo sym
metrisch zijn, zodat de puzzle wat
moeilijker wordt. Nu kan men de
laatste vierkanten te gemakkelijk
vinden. De bomenpuzzle staat in meer
dan 1 boek en is dus minder geschikt
voor deze rubriek. De ster-puzzle was
mij niet bekend. Gaarne verneem ik
van U, of ze zelf gemaakt is. Dan kan
plaatsing binnen afzienbare tijd
volgen.
P. K. S. te Dordrecht. Plaatsing van
enige opgaven volgt binnenkort.
S. de H. te Den Haag. Uw opgave
wordt met enige aanvulling i
worden, ach ja, dan valt het toch
tegen. Daar heb je bijvoorbeela
Piet Knip. Een flinke kerel geweest;
werkelijk geen mislukkeling en
dat ondanks het feit dat hij van
kindafaan cp eigen benen heeft
moeten lopen. Tien jaar was hij,
toen hij van huis ging. Dat gebeur
de in die dagen veel vaker: de
onderwijsplicht vormde nog niet
zo'n knellende band, en wanneer ;n
een gezin méér mondjes gevoed
moesten worden dan Vader met
zijn kleine verdienste voor elkaar
kon krijgen, dan was het al gauw:
Jongen, je redt jc terder zelf
maar...." Sommigen leden dan al
spoedig snr.pbreuk; anderen stre
den een verbitterde strijd tegen het
harde leven zonder ander resultaat
dan dat ze na een aantal jaren met
hun eigen kroost evenmin rac.d
wisten; etn enkeling kwam, zag en
overwon. Tol die weinigen behoor
de Piet Knip.
Men moet zich dat ook weer nut
zó voorstellen alsof h\j het minstens artsen
tot bankdirecteur of millionnair
bracht. Ook dat komt voor, maar
Piet Knip klom slechts zó ver dat
hjj voor zijn eigen kinderen goed
oud Dan zegt hij: „Ik ben nu zeventig
het en ik kan tenslotte wel honderd
worden, maar.... als de ouderdom
nu eens met gebreken komt? Dit
kan toch. Een mens mag er niet
op vertrouwen dat hij altijd fit en
helder blijft. Wat dan? Vroeger toen
ik jong was, kon ik er best tegen
om alleen te staan. Je weet mijn
levensgeschiedenis. Na het trouwen
van mijn kinderen en de dood van
mijn vrouw evengoed bestand
tegen de eenzaamheid. Maar als ik
nu hulpeloos word? Wat dan?...
Ja, wat dan? Mogelijk is deze
onrust zelve al een teken dat er
iets gaat afbrokkelen aan deze
oude torenmens. Ik laat het aan
Uit de
VOLKSWIJK
G. Y. te Rijswijk. Uw opgave is niet
oorspronkelijk. Komt b.v. voor in:
„De macht van het getal" door prof.
dr. F. Sohuh.
Oplossingen van opgave 19 worden
ingewacht uiterlijk Woensdag 20 Fe
bruari 9 uur bij het bureau van dit
blad onder het motto „Hereen-
krakertjes".
ANTON VAN MEEDEN.
heeft kunnen zorgen; dat hij
ordentelijke, straat een nette wo
ning bewoond heeft; dat het hem
aan niets ontbrak en er nog wet
overbleef voor de oude dag. Zo
leerden we Piet Knip kennen: een
tevreden man op jaren, weduw
naar; zelfbewust en dankbaar tege
lijk een fijne vent. Zeventig wes
hij, maar je gaf hem hoogstens
zestig. Gezond en gaaf hij kon
best de honderd halen. Gevoel voor
humor; belezen; stikvol verhalen
over het verleden en over zijn ge
wonnen strija om het bestaan.
Opeens -- een kink in de kabel.
Je begrijpt niet waardoor noch
waarom. Piet Knip is onrustig ge
worden. Piet Knip gaat redeneren.
Een redenatie die hij niet voor zich
alleen houdt, maar die hjj telkens
opnieuw met ons komt doorpraten.
n zich daaromtrent
uit te spreken, al koester ik be
paalde vermoedens. Piet Knip heeft
trouwens ook vermoedens. Hij ver
volgt: „Kijk, ik zit hier nu wel
aardig, maar als zich nu eens wat
voordoet, dan bivakkeer ik hier
toch maar helemaal verlaten cn
alleen. Naar de kinderen ga ik tiu
niet en nooit. Die zouden me best
willen hebben, maar ik heb te veel
gezien. Ik ben als kind mijn eigen
huis uitgezet; ik wil dat geen twee
de keer op mijn ouwe-dag mee
maken. Ik word geen bemoeizieke
en lastige ouwe Opa. Mij niet ge
zien. Maar nu dacht ik, als ik eens
in een rusthuis ging..." En h{i
noemt een naam van een bepaald
Huis. Ik ken dit Huis. Het is goed
bekend, goed geoutilleerd, goed
bestuurd. Er is maar één bezwaar:
als Piet Knip op een eigen kamer
aanspraak wil maken, ligt het juist
nog een stuk boven z\jn eigen
draagkracht. Ik zeg hem dit, maar
o, dat is helemaal niet. erg. Hij wil
best samen met anderen. Als hij
maar een blijvend dak boven zijn
hoofd heeft, en cis er maar voor
hem gezorad wordt, als et zich iets
voordoet. Wie zeventig werd, kan
de honderd wel halen; maar hoe
dat is de vraag.
Het plan wordt in studie geno
men. Het wordt talloze malen
doorgepraat. Vandaag valt een be
sluit; morgen wordt het weer in
getrokken. het zolang totdat Piet
Knip z'jn spulletjes van de hand
doet en de poort van het Tehus
binnengaat. Alles heeft hij over
zien. Hier is zekerheid; hier zal
men voor hem zorgen voorgeval cn
alsToch wordt het een débócle.
Het is heel wat anders of je eens
even een Tehuis van binnen be
ziet als buitenstaander en mogelijk
sollicitant, dan wanneer je er inge
zetene bent. De passant bekijkt de
bewoners anders dan de opgenomen
patiënt zijn mede-verpleegden met
gelijke lusten en lasten. Ik zei al:
Piet Knp is een flinke vent ge
weest, wat je niet van alle and:re
mannetjes daar kunt zeggen. Er
zijn sukkels onder; mensen van
twaalf ambachten en dertien on
gelukken; schreeuwerige slungsJ,
prat op snitessen die ze nimmer
behaalden; grootsprekers; ruzie
zoekers. Piei Knip staat ver bovzn
hen en nochtans is hij opeens met
hen gelijk geschakeld. Piet Knip
te arm voor een kapitalistisc ie
eigen kamer is te rijk voor de
gemeenschappelijke zaal. Te zeer
geslaagd voor dit dagelijks contact
met on-ontwikkelden; te weinig
voor bevordering tot de staat ier
groten. Stil en eenzaam zit hij in
een hoekje .Ik won zo graag oud
worden, maar wat valt dat
tegen...." De anderen laten hem
links liggen; tegelijk wat bang voor
hem èn met het nodige leedver
maak: Verheel jij je maar niks.
Zie dit probleem, mensen, voor het
u zelf overkomt.
WIJKPREDIKANT.