k ERGER DAN z „kleine vergissingen en gebreken Duiven, Kikkers en Wekkers: DE OUDE DAG 4 ZONDAGSBLAD 9 FEBRUARI 1952 Vaak bewuste rebellie tegenover God OP het moment dat het kopje cho colademelk, heet, pas-ingeschonken en wel omver tuimelde en het feest kleed van de jarige totaal van kleur wijzigde, ging er een koor van jam- merstemmen op. Kreten om hulp en bijstand, schrille uitroepen van op perste ontsteltenis, eerste-hulp-advie- zen van gauw warm water of zeep of weet ik wat. Maar boven alles uit hoorde je toen èn bij de latere na betrachtingen: „Het is sonde; sonde van die jurk; en ook nog sonde van die chocolademelk natuurlijk...' Iets waarover uiteindelijk één bezoeker zich afkeurend uitliet, omdat naar hij zei „zonde" een religieus be grip was, en zonder enig verband met het voorgevallene. Die opmerking bracht het gesprek op ander terrein, maar overigens niet op een nadere bezinning omtrent het gebezigde woord zelf. Ik denk: -omdat negen van de tien aanwezigen bij „zonde" aan din gen dachter. waarover men in net ge zelschap niet spreekt. Dingen, die niet fatsoendelijk zijn, begrijpt U wel.' Terwijl de tiende mogelijk helemaal nergens aan dacht, aangezien een groot deel van ons volk elk benul om trent zonde en schuld volledig^ kwijt geraakt is. Jammer dat het zó liep, want in het begin was men juist zo vlakbij het wezen van het hele pro bleem. Hierom: de Griekse en He breeuwse woorden voor „zonde" heb ben voor een groot deel te maken met het begrip „het doel missen 1 en dat was dan toch maar gebeurd. Met die jurk. En ook met de choco lademelk. Laten we het maar eens •nader bekijken. EERSTENS heb ik nu reeds gezegd dat de grondtekst over méér woor den beschikt dan ons sobere Neder lands. Het wordt haast eentonig, maar tegelijk daardoor weer dubbel inte ressant en boeiend. Bovendien: we worden zodoende bewaard voor het jongleren met schijnbaar gelijk-lui- dende teksten, die in feite niets met elkaar te maken hebben. Als ik me ditmaal tot het Hebreeuws bepaal, krijg ik terstond al vier verschillende werkwoorden. Het eerste sluit aan bij wat we boven zeiden. Een goed voor beeld is Spreuken 19 vers 2. De Sta ten Vertaling heeft daar: „die met de voeten haastig is, zondigt..." maar het religieuze is daarin even ver te zoeken als in een omgevallen kop je. Het betekent: wie te haastig loopt, glijdt uit; kijkt niet waar hij loopt; valt ondersteboven; bereikt zijn doel niet dat hij zo onbekookt gauw zocht. Boos opzet zit daar overigens hele maal niet achter; en daar gaat het ook niet over. Zelfs niet wanneer het woord in ernstiger zin wordt g«/bruikt. Wanneer een mens de door God ge stelde orde te buiten gaat en daar door in veel diepere zin uitglijdt. Wan neer anders gezegd de mis-stap een mis-daad wordt. Iets anders is, dat een verantwoordelijk en vroom mens zich wel voor dergelijke val partijen zal wachten. Ik denk aan Jozef, die in verleiding gebracht wordt door de vrouw van Potifar en haar voorstellen weigert omdat hij zich al te goed bewust is dat dit een „zon de tegenover God" zou wezen. Het tweede woord ofschoon van een geheel andere klank wijst fei telijk ook al weer in dezelfde richting. Het kan het best vertaald worden door „dwalen, zich vergissen", zo dat er opnieuw iets doorschemert van zijn doel missen. Het is een speel ser woord, dat aanduidt dat iemand volkomen onopzettelijk en zonder het te weten een overtreding begaat. Wie te haastig loopt, glijdt uit maar wie langzaam loopt, kan terecht ko men op een verboden pad, waarvan het bordje „Verboden Toegang" was omgetuimeld. Er zijn excuses te vin den voor zulk een gedrag, al is het benauwende dat deze niet steeds wor den aanvaard. Het derde woord grijpt veel dieper. Weer is het afkomstig van een an dere stam; weer wijst het naar een missen van het juiste doel, maar thans is er sprake van een opzette lijk afbuigen van de goede weg. Een langzame loper kan heel bewust een pad kiezen waarboven het „Verbo den" met koeien van letters te lezen staat. Maar hij wil nu eenmaal ver keerd; hij heeft maling aan wat hem geboden wordt. En terwijl bij de eer ste woorden altijd nog het element van onnadenkendheid en onopzettelijk heid meespreekt, is hier sprake van kwade trouw en boos opzet. Het gaat nu om daden met een verleden; om misdaden met voorbedachte rade. En dan komt het vierde woord het begrip afronden. Want dit beduidt: „opstandigheid" en heeft het over een bewuste rebellie tegenover God. De Staten Vertaling vertaalt het graag met „afvallen" en we begrijpen in eens wat Bilderdijk eenmaal bewoog tot zijn vers dat zegt„wat afvalt van de hoge God zelf móét vallen." We begrijpen evenwel meer. Wie achter de zonde het verschijnsel van de opstandigheid ontwaarde, kan niet meer zo gemakkelijk en luchtig over de „kleine vergissingen en gebreken" vergoelijkend spreken. Hij is er niet zo zeker van dat het werkelijk maar ongelukjes waren. In die zin heeft de Bijbel allang iets ontdekt eer de hedendaagse psychologie geboren werd en daar aandacht aan begon te schenken. Vergissingen signaleren iets; ze zijn niet onschuldig zelfs niet als het maar om een kleine verspreking gaat. Let daar maar eens op te beginnen bij Uzelf en vraag eens aandachtig waarom ge met een bepaald woord overhoop ligt. De uitkomsten van zo'n zelfon derzoek kunnen zeer de moeite waard zijn! \7IER woorden aldus. Men zou mis- schien enkele ervan wel eens op een rijtje naast elkaar willen zien om ze te proeven. Dat kan gebeuren, als men zich verdiept in de geschiedenis van David en Bathseba op een iets méér verantwoorde wijze dan door naar de gelijknamige film te gaan kijken: door ook psalm 51 er bij te lezen. Dan krijgen we dit geheel. Eerst ziet David volstrekt geen kwaad in een avontuur met de knap pe vrouw van zijn officier. Dat is nu eenmaal in het Oosten gewoonte: een koning heeft rechten, die niet bij de huisdeur van zijn onderdanen ophou den. En David is voldoende kind van zijn tijd om te weten wat zijn colle ga's in dit opzicht plegen te doen. Het De eerste Leger des Heils-familie in Nederland. Achteraan tussen haar broers staat mevrouw Mellema. De man met de viool is Gerrit Govaars, de eerste Heils- soldciat. Hij leeft nog steeds in hoge ouderdom in Soest. De vrouw in het midden is moeder Govaars, die als eerste Nederlandse vrouw de Hallelujah-hoed droeg. (Zie artikel op volgende pagina.) is goed om dit direct te onderstre pen. Het slaat dit verhaal uit de han den van iedereen, die onder heden daagse verhoudingen zijn gedrag wil goed praten met een verwijzing naar dit koninklijke voorbeeld gelijk he laas nog wel eens gebeurt. Wat voor ons bewuste en best geweten zonde is, was dit voor David in geen geval; zijn privileges gaan nu eenmaal in die richting. Bovendien: geen alge mene moraal kon hier zijn houding bepalen, want méér dan één vrouw was ook al doodgewoon in Israël zij het dan ook met al de trieste ge volgen daarvan. Zelfs moet men be twijfelen of hij het gebod van het niet-begeren van zijns naasten vrouw wel zó goed kent als bij ons een schoolkind, dat de wet moet opzeggen. Opnieuw hieronder een streep: de redenatie dat de volksgewoonte iets al dan niet tot „zonde" stempelt en dus heel dat zonden-complex maar een vrij burgerlijk begrippenstelsel is, gelijk men buiten de kerk wel eens beweert gaat ook al niet meer op. David is zich niets bewust totdat God hem de profeet Nathan stuurt. En dan opeens ziet hij de dingen in hun juiste verband en hy komt tot die overweldigende schuldbelijdenis. Hij roept uit: „Ik zie mijn opstand (het vierde woord) en mijn misstap (het eerste woord) tegen U alleen heb ik gezondigd..." De vergissing is tot persoonlijke bewuste schuld ge worden. Hij erkent dat achter zijn spel toch ergens rebellie school tegen over God. Ook al onthoudt hij zich van het gebruik van dat andere woord, dat uiting geeft aan een be slist per se verkeerd willen. Want dat is het niet geweest; alles maar dat niet. Dat blijft gereserveerd voor hen, die van Davids schuld en oordeel weten en toch hun hart verharden en zijn voorbeeld lustig navolgen om zich ter zijne tijd eventjes te verootmoe digen en ziezo de zaak is weer glad gestreken. lVfOG één onderstreping: God maakt dus uit wat „zonde" is. Geen ge woonterecht of adat. Geen persoon lijk geweten. Geen overgeleverd be sef van goed en kwaad. Daarom kan men de Bijbel ook nooit moralistisch benaderen of aannemelijk maken. Ieder weet wel dat er verhalen in staan waar wij ons zacht gezegd over verbazen. Anderen hebben die Bij bel daarom zelfs als „onzedelijk" over boord gegooid. Zij rekenen met hun persoonlijke maatstaven en spe len zedemeestertje over de heilige God. die oneindig veel dieper »iet dan wij zelfs maar vermoeden. En ter wijl ze zich opwerpen tot handhavers van het „goede", zijn ze midden in de zonde der rebellie gevallen, en willen niet dat God werkelijk Koning over ons is. Koning óók over onze normen en oordeelvellingen. Nr 19 AAN het grote aantal oplossingen, dat van nr 16 binnengekomen is, kan men gemakkelijk zien, dat deze puzzle niet zwaar gevonden is. Daar voor was zij ook te lang. Binnenkort hopen we een kortere te geven over een onbekend onderwerp, zodat men minder houvast zal hebben. Sommige oplossers hebben gezocht naar de naam Rampsinitus, anderen naar het woord koning, welk zoeken inderdaad beloond werd. Had men eenmaal vat op de puzzle, dan was de rest spoedig voor elkaar. De tekst van het geheim schrift luidt als volgt. Nadat de Laatste streek van de dief aan de koning verteld was, stond deze stomverbaasd over de moed en vindingrijkheid, waarvan hij het be wijs geleverd had. In alle steden liet hij afkondigen, dat hij hem zijn straf wilde kwijtschelden. Hij beloofde hem gouden bergen, voor het geval hij bij de koning zou komen De dief ver trouwde de situatie en meldde zich. Rampsinitus gaf hem de hand der prinses, omdat hij de slimste was van alle mensen. Immers van de Egypte- naren, die slimmer waren dan alle andere volken, was hij de slimste. Dit is de eerste puzzle geweest, waarbij alle oplossers het maximum aantal punten hebben geboekt, zodat het nakijken minder tijd gekost heeft dan het inschrijven. Na de 16de puzzle heeft allereerst de heer J. A. Botting uit Den Haag een prijs. Voor de resterende prijzen kwamen niet minder dan 6 gegadigden in aanmerking, ieder met 60 punten. >a, Den Haag; mevr. A. van Heerden- de Jonigih, Lichtenvoorde; J. C. den Turk, Rotterdam; G. van Viegen, Vlaardingen en J. Krommenhoek, Den Haag. Deze namen zijn gegeven in volgorde van loting, zodat de beide eerstgenoemden deze week de geluk kigen zijn, de drie volgenden volgende week en de laatstgenoemde de week daarna. Allen beginnen weer onder aan de ladder met de tweede bestij ging. Uit deze opsomming blijkt wel, dat niemand zonder prijs opnieuw onderaan begint. Het aantal prijzen is echter per week bepaald op 3 en als er meer in aanmerking komen, moeten er enigen hun beurt afwach ten. De ladder is nu dus gestegen tot 60. Te verwachten is. dat hij nog wel verder zal stijgen. Sommige oplossers verwijten ons misleiding ten opzichte van de ladder. Degenen, die echter met het laddersysteem bekend zijn, zullen wel gezien hebben, dat het precies in overeenstemming is met andere rubrieken. Er zijn schaak- rubrieken, waar sommige oplossers meer dan 20 maal de ladder opge klommen zijn, terwijl anderen een veel kleiner aantal op hun naam hebben. Reeds in de eerste rubriek schreven wij, dat wie na het bestijgen van de ladder minstens 50 punten het hoogste aantal punten zou hebben, een prijs zou krijgen. Tevens, dat bij gelijk aantal punten zou worden ge loot. Degenen, die het eerst bovenaan stonden, hadden dus een voordeel, omdat de ladder toen op zijn laagst was. Een tweede bestijging kost ook aan hen meer punten. Hoe hoog de ladder komen zal, valt nu ndet te voorspellen. Dat hangt af van de zwaarte der puzzles en van het aantal oplossers, dat correcte inzendingen weet te verkrijgen. Naar mijn ver wachting bereiken we op den duur wel de tachtig als top. Ieder, die vol- wij verwacht hadden, dat ze reeds een prijs zouden hebben be haald, plotseling over een eenvoudige puzzle struikelen of vergeten hun oplossing in te zenden, zodat anderen voorgaan. Alle winnaars van deze rubriek gelden onze hartelijke ge lukwensen. Tot geruststelling van een puzzelaar, die mij dit vroeg, kan ik mededelen, dat er in hersenkrakertje 18 geen andere fout schuilt, dan dat in plaats van „de 2e opgave" gelezen moet wor den: deze opgave. Gelukkig is zij ndet storend. Na de optelling van rubriek 17 volgt nu een wat moeilijker deling, vervaardigd door A. J. Hagen, Voor burg. De Haagse puzzelaars herkennen in de letters N H C gemakkelijk de afkorting van Nieuwe Haagsche Cou rant, een der bladen onzer combinatie. Deze puzzle ziet er zo uit: Gegevens: De letters stellen cijfers voor. Het door D voorgestelde cijfer komt slechts tweemaal in de gehele deling voor. Gevraagd: De letters door de juiste cijfers te vervangen en op de punten de juiste cijfers in te vullen. Bij deze deling zal men constateren, dat de oplossing uit de gegevens logisch is af te leiden. Bovendien is er voor gezorgd, dat er niet zoals bij puzzle 17 een gegeven uitgevallen is. Wanneer men er aan begint, zal men wel spoedig zien, dat het prettig werk is. Degenen, die een briefkaart insturen om hun puntenaaratal te vernemen, gelieven er op te letten, dat alleen voor Rotterdam een stadsbriefkaart gebruikt mag worden. Door onvol doende frankering haalt men zich een teleurstelling op de hals. Correspondentie (wordt voortgezet!): L. V. te Rotterdam. Vanwege Uw leeftijd vermoedelijk is U met Uw 75 jaar de oudste oplosser ontvangt (Zie vervolg op pag. 0) 5 de herinnering van een 3{eil«»ojjicier ****- MEVROUW R. MELLEMA-GOVAARS VERTELT BIJ HAAR 60-JAR;G JUBILEUM DEZE WEEK was er in het Leger des Heils een merkwaardige jubilaresse: mevrouw R. Mellema-Govaars in Amersfoort. Zestig jaar geleden heeft zy in Amsterdam het officiersuniform aangetrokken, toen er in ons land nog bijna geen mens was, die ook maar één goed woord over had voor die uit Engeland overgewaaide „nieuwigheid". Trouwens, zij stamt eigenlijk ook uit het eerste Leger des Heils-gezin in Nederland, want moeder Govaars was de allereerste vrouw in ons land, die zich met de Hallelujah-hoed op straat durfde vertonen. Inderdaad: daar was zestig jaar geleden moed voor nodig; de meeste mensen gooiden liever met straatvuil naar die lui van Jiet Leger, dan dat zij er rustig naar gingen luisteren Gerrit Govaars was met de Leger- gedachte uit Londen naar Nederland gekomen en hij werd de eerste heil soldaat van Nederland, terwijl zijn hele familie warm liep voor wat bij na iedereen toen nog noemde: die rarigheid. De beweging van William Booth was naar Nederland overge slagen en in Amsterdam vond zij de eerste medewerkers. Toen wij deze week mevrouw Mellema in Amers foort opzochten, vertelde zij ons het aangrijpende verhaal, dat typerend is voor de enorme moeilijkheden, waarmee de Leger des Heils-pioniers in Nederland te kampen hadden. Aan het einde van de vorige eeuw en ook nog wel een poos daarna werd het gezang van de heilssoldaten over stemd door liedjes als: „Zeven en één is acht, zeven en- één is acht. Alle heilssoldaten in een Amsterdamse gracht!" „Ik weet dat nog goed" zei me vrouw Mellema en als overtuigend bewijs van de haat tegen het Leger in die vér-vervlogen jaren laat zij een litteken in haar hand zien. „Op gelopen door een messteek" vertelde zij. „Maar, och, dat was lang nog niet alles. We maakten het mee, dat de jongelui kikkers en duiven loslie ten in onze samenkomsten. En dwars door de paniek heen, die daarop ont stond, zongen wij: Rijst op, rijst op voor Jezus, terwijl in de zaal de stoelpoten van de zittingen werden ge rukt en er builen en schrammen ge slagen werden." Soms namen de fabrieksmeisjes wekkers mee naar de vergaderingen, die op een afgespro ken ogenblik allemaal tegelijk begon nen te ratelen, maar de soldaten zon gen door: „Bij het kruis, bij het kruis," al vulden de spotlustigen die woorden gelijk aan met: „viel de lamp van de wand boven op de heil- soldatenkrant!" DWARS door de verguizing zagen de mensen van het Leger echter Gods glimlach en die pioniers hebben honger en verdrukking getrotseerd, om het Evangelie al zingend aan de stumpers en de stakkers te verkon digen. „Ik zei altijd tegen mijn men sen: dóórzingen, ook al werden we met rotte appelen gegooid en haal den de 'straatjongens de bodem uit mijn hoed." Dat was de kracht van het Leger: doorzingen, doorgaan, zoals Christus ook niet voor zijn belagers terzijde week. Ook, al kwam de honger nij pen wót verdienden die eerste heils officieren immers! dóórzingen. Ook al werd al het vuil van de slagers winkels tegen de gevel van het ver gadergebouw gesmeten dóórzingen. Zelfs toen er voor de énige ingang van de zaal een vuurtje werd gestookt: dóórzingen. Het leek onbegonnen werk. Wat te zingen van Jezus' on doorgrondelijke zondaarsliefde, als er raddraaiers in de zaal zaten, die met een soort klompendans al het gespro kene onverstaanbaar maakten? Maar het Leger capituleerde niet. Het werk groeide, won aan sympathie en over woekerde het gifkruid van de haat en de tegenwerking. MEVROUW Mellema is een der eer sten geweest van de vele Leger officieren, die het leed juist zochten, waar het méést geleden werd. Ze ging als zendelinge naar India, waar de mensen leefden in de greep van de pest. Bij ieder spoorweg-station was een concentratiekamp, om de in de trein besmette passagiers op te nemen. Er waren er, die bij het ene station kerngezond instapten en bij het volgende stierven. Tegen de pest was toen nog geen kruid gewassen. Dwars door een orgie van dood en ellende ging zuster Mellema met de haren, om te troosten en te steunen. „Er was zo'n hongersnood, dat de boeren hun zaaikoren opaten, zodat er nog méér ellende kwam." De heils soldaten sliepen op de grond, omdat zij één wilden zijn met 't verkomme rende volk van India. Ze aten met de vingers en luisterden naar het wee klagen van de vrouwen, die dag in dag uit rouwden om haar doden. En midden in de dood viel de lichtval van het Evangelie. Mevrouw Melle ma liet ons, met de glimlach van een goede herinnering, enkele af godsbeeldjes zien, die inlanders ge geven hadden in ruil voor de Hei land der Wereld, aan Wiens Lijdens- werk gemeten hun rouw en verdriet nog maar gering waren. IN India, in Rhodesia en in Oost Griqualand, maar toch ook niet minder later in Steenwijk, in Zut- phen en in alle plaatsen, waar zij als Leger-officier fungeerde heeft zij de Leger-vlag hoog gehouden. Zij heeft de hoogte- en dieptepunten van het werk gekend. En toen zij ons over de resultaten van haar arbeid sprak, leek het, alsof zij alles nog eens beleefde. Van de soldaat, die zich zo misdragen had, dat vóór de troep zijn distinctieven werden afgerukt en die, in aanraking gekomen met het Leger des Heils, letterlijk van de daken zong: Jezus geeft vrede'. Van het meisje, dat, vervuild en broodma ger met t.b.c. werd aangetroffen in een verwaarloosd gezin en dat op haar sterfbed zei: „de collecte op de begraafplaats is voor de Heilszus- ters". Acht en vijftig cent bracht de begrafenis op. Maar voor de Leger- mensen hadden de 58 schamele cen ten meer waarde dan zij in koper uit drukken. Zo zijn er honderden geval len van de wonderlijkste bekeringen. Er zijn er, die duiven loslieten en kikkers lieten springen, om de heils soldaten dwars te zitten, terwijl zij later méézongen van de Liefde Gods, die alle verstand te boven gaat Ö-Ö-Ö-ö-Ö (Vervolg i U hel eerst antwoord. De paarde - sprong zou ik gaarne zo omgewerkt zien, dat de vier delen niet zo sym metrisch zijn, zodat de puzzle wat moeilijker wordt. Nu kan men de laatste vierkanten te gemakkelijk vinden. De bomenpuzzle staat in meer dan 1 boek en is dus minder geschikt voor deze rubriek. De ster-puzzle was mij niet bekend. Gaarne verneem ik van U, of ze zelf gemaakt is. Dan kan plaatsing binnen afzienbare tijd volgen. P. K. S. te Dordrecht. Plaatsing van enige opgaven volgt binnenkort. S. de H. te Den Haag. Uw opgave wordt met enige aanvulling i worden, ach ja, dan valt het toch tegen. Daar heb je bijvoorbeela Piet Knip. Een flinke kerel geweest; werkelijk geen mislukkeling en dat ondanks het feit dat hij van kindafaan cp eigen benen heeft moeten lopen. Tien jaar was hij, toen hij van huis ging. Dat gebeur de in die dagen veel vaker: de onderwijsplicht vormde nog niet zo'n knellende band, en wanneer ;n een gezin méér mondjes gevoed moesten worden dan Vader met zijn kleine verdienste voor elkaar kon krijgen, dan was het al gauw: Jongen, je redt jc terder zelf maar...." Sommigen leden dan al spoedig snr.pbreuk; anderen stre den een verbitterde strijd tegen het harde leven zonder ander resultaat dan dat ze na een aantal jaren met hun eigen kroost evenmin rac.d wisten; etn enkeling kwam, zag en overwon. Tol die weinigen behoor de Piet Knip. Men moet zich dat ook weer nut zó voorstellen alsof h\j het minstens artsen tot bankdirecteur of millionnair bracht. Ook dat komt voor, maar Piet Knip klom slechts zó ver dat hjj voor zijn eigen kinderen goed oud Dan zegt hij: „Ik ben nu zeventig het en ik kan tenslotte wel honderd worden, maar.... als de ouderdom nu eens met gebreken komt? Dit kan toch. Een mens mag er niet op vertrouwen dat hij altijd fit en helder blijft. Wat dan? Vroeger toen ik jong was, kon ik er best tegen om alleen te staan. Je weet mijn levensgeschiedenis. Na het trouwen van mijn kinderen en de dood van mijn vrouw evengoed bestand tegen de eenzaamheid. Maar als ik nu hulpeloos word? Wat dan?... Ja, wat dan? Mogelijk is deze onrust zelve al een teken dat er iets gaat afbrokkelen aan deze oude torenmens. Ik laat het aan Uit de VOLKSWIJK G. Y. te Rijswijk. Uw opgave is niet oorspronkelijk. Komt b.v. voor in: „De macht van het getal" door prof. dr. F. Sohuh. Oplossingen van opgave 19 worden ingewacht uiterlijk Woensdag 20 Fe bruari 9 uur bij het bureau van dit blad onder het motto „Hereen- krakertjes". ANTON VAN MEEDEN. heeft kunnen zorgen; dat hij ordentelijke, straat een nette wo ning bewoond heeft; dat het hem aan niets ontbrak en er nog wet overbleef voor de oude dag. Zo leerden we Piet Knip kennen: een tevreden man op jaren, weduw naar; zelfbewust en dankbaar tege lijk een fijne vent. Zeventig wes hij, maar je gaf hem hoogstens zestig. Gezond en gaaf hij kon best de honderd halen. Gevoel voor humor; belezen; stikvol verhalen over het verleden en over zijn ge wonnen strija om het bestaan. Opeens -- een kink in de kabel. Je begrijpt niet waardoor noch waarom. Piet Knip is onrustig ge worden. Piet Knip gaat redeneren. Een redenatie die hij niet voor zich alleen houdt, maar die hjj telkens opnieuw met ons komt doorpraten. n zich daaromtrent uit te spreken, al koester ik be paalde vermoedens. Piet Knip heeft trouwens ook vermoedens. Hij ver volgt: „Kijk, ik zit hier nu wel aardig, maar als zich nu eens wat voordoet, dan bivakkeer ik hier toch maar helemaal verlaten cn alleen. Naar de kinderen ga ik tiu niet en nooit. Die zouden me best willen hebben, maar ik heb te veel gezien. Ik ben als kind mijn eigen huis uitgezet; ik wil dat geen twee de keer op mijn ouwe-dag mee maken. Ik word geen bemoeizieke en lastige ouwe Opa. Mij niet ge zien. Maar nu dacht ik, als ik eens in een rusthuis ging..." En h{i noemt een naam van een bepaald Huis. Ik ken dit Huis. Het is goed bekend, goed geoutilleerd, goed bestuurd. Er is maar één bezwaar: als Piet Knip op een eigen kamer aanspraak wil maken, ligt het juist nog een stuk boven z\jn eigen draagkracht. Ik zeg hem dit, maar o, dat is helemaal niet. erg. Hij wil best samen met anderen. Als hij maar een blijvend dak boven zijn hoofd heeft, en cis er maar voor hem gezorad wordt, als et zich iets voordoet. Wie zeventig werd, kan de honderd wel halen; maar hoe dat is de vraag. Het plan wordt in studie geno men. Het wordt talloze malen doorgepraat. Vandaag valt een be sluit; morgen wordt het weer in getrokken. het zolang totdat Piet Knip z'jn spulletjes van de hand doet en de poort van het Tehus binnengaat. Alles heeft hij over zien. Hier is zekerheid; hier zal men voor hem zorgen voorgeval cn alsToch wordt het een débócle. Het is heel wat anders of je eens even een Tehuis van binnen be ziet als buitenstaander en mogelijk sollicitant, dan wanneer je er inge zetene bent. De passant bekijkt de bewoners anders dan de opgenomen patiënt zijn mede-verpleegden met gelijke lusten en lasten. Ik zei al: Piet Knp is een flinke vent ge weest, wat je niet van alle and:re mannetjes daar kunt zeggen. Er zijn sukkels onder; mensen van twaalf ambachten en dertien on gelukken; schreeuwerige slungsJ, prat op snitessen die ze nimmer behaalden; grootsprekers; ruzie zoekers. Piei Knip staat ver bovzn hen en nochtans is hij opeens met hen gelijk geschakeld. Piet Knip te arm voor een kapitalistisc ie eigen kamer is te rijk voor de gemeenschappelijke zaal. Te zeer geslaagd voor dit dagelijks contact met on-ontwikkelden; te weinig voor bevordering tot de staat ier groten. Stil en eenzaam zit hij in een hoekje .Ik won zo graag oud worden, maar wat valt dat tegen...." De anderen laten hem links liggen; tegelijk wat bang voor hem èn met het nodige leedver maak: Verheel jij je maar niks. Zie dit probleem, mensen, voor het u zelf overkomt. WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 12