passagier T Vergelegen land 9 ZONDAGSBLAD 19 JANUARI 1952 DE ^*v. fET het voldane gevoel van iemand. i succesvolle dag achter de xug heeft, zat Krijn van Dam vanuit zijn vaste hoekje het publiek van de marktkoffietent op te nemen. Het was zoals elke week een drukke bedoening. Er werd links en rechts van hem levendig geboomd over de han del, de prijzen en de landbouwpolitiek van de regering. Aan het ene tafeltje deed een vuist- Slag de koppen en glazen rinkelen en aan het andere waren de hoofden dicht bij elkaar gestoken in gespannen aandacht. Daar zat Sijmen Veen blijkbaar weer te fantaseren, want toen hij uitverteld ■was barstte een luide schaterlach los. zodat van diverse kanten de hoofden in hun richting gedraaid werden. Krijn schudde onwillekeurig het hoofd toen hij het rode, papperige gezicht van Sijmen ontwaarde Die ging straks wel weet aan de boemel met het zoete winst je van de dag. Want een goed zaakje fcad hij wel gedaan; Krijn had zijn ogen ook niet in zijn zak. De prijzen waren trouwens best de laatste tijd en hij. Krijn, mocht van daag zeker niet inoj>peren. Zijn hand ging strelend langs zijn jaszak, waarin de welgevulde portefeuille zat. Toen haalde hij deze te voorschijn en wenkte de kellner om af té rekenen. „Twee koffie mijnheer? Dat is veer tig cent alstublieft." Krijn gaf hem een rijksdaalder en wuifde afwerend met de hand toen de man. na twee gulden teruggegeven te hebben, een handvol kleingeld uit zijn jaszak opdiepte. De kellner mompelde verbaasd een dankwoord, want Krijn stond bekend om zijn hartgrondige afkeer van het looienstelsel. Doch deze veinsde 's mans verbazing niet te zien en klopte de broodkruimels van zijn broek toen hij opstond om heen te gaan. Opgelucht haalde hij adem in de bui tenlucht. Binnen was het rokerig en warm. Hij bleef er dan ook nooit lan ger dan strikt noodzakelijk was. Op zijn gemak kuierde bij naar zijn vrachtwagen, die achter de markt ge parkeerd was. Op de terugweg was hij alleen, want Arie, zijn trouwe hulp, die hem al een jaar lang elke week verge zelde, was naar zijn broer die ziek lag en aan de andere kant van de stad woonde. Hy zou met de bus teruggaan paar huis. Bij de auto gekomen controleerde hij eerst of de achterklep goed vast zat, bekeek met kennersogen een koppel varkens in een andere auto en stapte toen in de cabine. Zijn dikke portefeuille, die hem nu hinderde in zijn binnenzak bij al die an dere paperassen, stak hij in een zijzak van zijn jasje en toen startte hij de motor en manoeuvreerde voorzichtig achteruit tussen de dicht opeenstaande Juist toen hij er zonder schrammen uitgekomen was en overschakelde, tik te er iemand tegen de portierruit. Het portier werd geopend en een krakende stem informeerde of meneer soms naar Veen kerk ging. „Ja." zei Kijn kortaf. .Ik zag het op de auto staan, ziet U en ik moet naar Berkebroek; mag ik zover met U meerijden? U komt daar toch voorbij, is het niet?" „Ja, daar kom ik langs. Vooruit, stap De glinsterende oogjes van het be weeglijke heertje knipperden hem dank baar tegen vanachter twee goudomran de brilleglazen en zuchtend van voldoe ning of van het snelle lopen hees hij Zich naar binnen. Het bleek een woordenrijk manneke te zijn en ondanks zijn ingeboren terug houdendheid luisterde Krijn al gauw ge ïnteresseerd naar het opgewekte gekout van zijn onverwachte passagier. Van koeien en varkens had hij geen verstand beweerde hij, maar van de handel wel, al deed hij in een geheel ander artikel. Hij was in dienst bij een zaak in papierwaren en reisde daarvoor het halve land door. Hij keuvelde aan één stuk door en zo kwam Krijn al spoedig te weten hoe hij heette, waar hij woonde en dat hij zes kinderen had. „Daar komt wat voor kijken mijn heer, vooral ais ze groter worden. Maar het zijn oppassende jongens hoor. De oudste is bij de politie en de tweede studeert voor...." Hier bleven hem de woorden in de keel steken, want Krijn remde plotse ling uit alle macht en zijn metgezel vloog met een smak tegen de voorruit. Voor de auto rinkelde een fiets tegen de straat en de berijdster viel een paar meter verder neer. In een oogwenk was Krijn uit de auto gesprongen en bevend van schrik hielp hij de juffrouw op de been. Zij mankeerde gelukkig niets, dat was alvast een hele opluchting. Maar op hetzelfde ogenblik zette een barse, za kelijke stem daar weer een domper op. „Ik moet U verbaliseren mijnheer, U mag hier niet rijden!" Met ongeveinsde verbazing keek Krijn in het onbewogen gelaat van de agent, die zijn boekje reeds te voorschijn haal de. „Hier niet rijden? Sinds wanneer dan? Ik kom elke week deze straat door." „De straat wordt gerepareerd mijn heer, als U opgelet had zou U het bord wel gezien hebben. Het verkeer uit Uw richting is omgelegd." Flauw herinnerde Krijn zich van de heenreis de halfopgebroken straat, die van hieruit amper zichtbaar was en zich omdraaiend zag hij de achterkant het bewuste bord. Deemoedig boog hij het hoofd antwoordde de zakelijke vragen v i be- Walcheren wordt de parel van Zeeland genoemd. En zou Zoutelande niet de parel van Walcheren zijn? uform. Zuchtend dacht hij aan de boete en met ergernis aan de kletsmajoor naast hem, die zijn aandacht onder het rij den had afgeleid. Deze was blijkbaar reeds bekomen van de schrik, want met zijn gewone spraakzaamheid wees hij de juffrouw op de gunstige conditie waarin haar rij wiel nog verkeerde. De agent bezag het ook van alle kan ten, maar moest tenslotte concluderen dat de schade beperkt bleef tot een los- g;raakte dynamo en een verbogen stuur. et laatste weer recht zetten was het werk van een ogenblik en op de dyna mo wist Krijns passagier wel raad. ,Heb je een schroevendraaier in de auto?" vroeg hij aan Krijn. Deze dook in de cabine en overhan digde hem even later het gevraagde ge reedschap. Toen bleek zijn passagier be halve spraakzaam ook handig te zijn. In broederlijke samenwerking met de agent zette hij het geval weer, op de juiste plaats, terwijl Krijn de fiets vast hield. Even later reden zij weer. Hoewel zijn passagier weer doorpraat te alsof er niets gebeurd was. Krijn nam niet de minste notitie meer van hem. Af en toe bromde hij iets dat ja of neen moest betekenen, maar overi gens bepaalde hij zijn aandacht bij de weg en het verkeer. Zij hadden de stad achter zich gela ten en reden op de grote straatweg, waar de omgeving met iedere kilometer landelijker werd. Krijn voerde de snelheid .hier wat op. Na het enerverende stadsverkeer gaven de ruimte en de rust hier buiten hem weer wat van zijn zelfvertrouwen terug. Het brommen van de motor en de kra kende stem van zijn passagier waren de enige geluiden om hem heen. Het scheen thans tot het heerschap doorgedrongen te zijn. dat de gedach ten van zijn buurman nog verwijlden bij het ongeluk en deszelfs financiële gevolgen, want eensklaps bracht hij het gesprek weer op dit onderwerp. „Zag U niet mijnheer, dat die agent kennis aan mij had?" Krijn keek hem even van terzijde aan en schudde toen stug het hoofd. Neen, daar had hij niets van kunnen bemerken. „Nou ja, kijk is, zo'n agent is natuur lijk in functie en dan kan hij er niet te veel van laten blijken, maar ik zag het aan zijn ogen dat hij mij herkende. En toen werd hij ineens zo hulpvaardig ook met die fiets. Hij is wel eens bij me aan huis geweest met die jongen van mij. Het zijn zogezegd collega's Ze zijn aan hetzelfde bureau, ziet U." Krijn gaf er geen antwoord op Wat interesseerden hem de kennissen van die kerel? Hij had al spijt genoeg dat hij hem meegenomen had. „Weet U wat ik vanavond doen zal? Ik zal tegen mijn zoon zeggen dat hij eens naar hem toe moet gaan en dan hoort U niks meer van die bekeuring hoor!" Vanachter he< stuur keken twee ogen met plotselinge belangstelling naar de zo even nog verwenste metgezel. eze constateerde dit tot zijn grote vo'doening en ging raffelend door over het nut van goede relatie's. Zijn enthou siasme overwon tenslotte ook Krijns aanvankelijke twijfel en toen ze einde lijk Berkebroek naderden was de laat ste zover ontdooid dat het gesprek zelfs geanimeerd was geworden. „Kan ik hier uitstappen, piijnheer? Ja.^ daar bij die bushalte!" i stopte naast CE2H31 En niet veie dagen daarna, de jongste zoon, alles bijéénverga derd hebbende, is weggereisd in een verge legen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk. Lucas 15:13. Miskenning van het goede, dat men van jongsaf bezeten heeft, noopt tot het zoeken van wat anders. Men werd opgevoed in de waarheid Gods, in een Godvrezend gezin, straks uitgebreid tot ruimer kring. En in plaatr fan zich daar nu thuis fe willen gevoelen, tuil men zich los maken van de banden, waarin men ge bonden was. Zo krijgt ge reeds een niet gering getal van waanwijzen, die menen dat het nergens zo slecht is als in hun kring. Om het goede en ware te vinden, moet men ver weg gaan, zo denken ze. Niet in de gemeenschap, waarin God ons deed opgroeien, maar daarbuiten, daar is het echte! In plaats dat men in eigen kring zich sterkt voor de strijd van het leven, om dan van daaruit het leven in te gaan, door die gemeen schap zedelijk gedragen en gesteund. Emancipatie, ziedaar het toverwoord, waarin deze richting der geesten haar leuze vindt. De jongste zoon in de gelijkenis emancipeert zich. Zo emancipeerde zich menigeen uit de kring, waarin hg door Gods bestel werd geplaatst, waar de levensbanden voor hem waren gelegd, waarin hij kon opgroeien en tot kracht komen ook voor de geestelijke strijd van het leven. Emancipatie, losmaking van wat tot nog toe als waarheid, en recht, en deugd vaststond ook in ons volks leven, in het maatschappelijke, in de persoonlijke omgang, dat is het wat aanlokt, wat wordt aangeprezen. Dan eerst zal het geluk dagen, zo profeteert men en zo maakte men ook zichzelf wijs, als gebroken wordt met de vooroordelen, die het gelovig deel van ons volk als een „vaderlijk erf deel" eerde. Is de verloren zoon niet ook het beeld van onze eeuw? Te zwak om op eigen benen te slaan. Want als het goed gedeeld is. brengt de jongste zoon het er ook meteen door. En hij eindigt bij de draf der zwijnen, waar van het zo veelzeggend heet: „En nie mand gaf hem dien". Dat vergelegen iand, die utopie, met al de schitterend" illusies, die men er zich van maakt, het stelt o zo bitter teleur, omdat het vaderhuis werd miskend. Maar wee ons, zo w\j zouden zijn als de oudste zoon uit de gelijkenis, en met verachting hierop neerzien. Is niet de verloren zoon ons aller natuurlijk beeld? Maar indien to.j dan gevonden zijn, laat dan ook iets van de vaderlijke ontfermingen onzes Gods door ons uit gaan. Opdat niet door onze schuld ver loren ga, wat voor een ogenblik zich door dat vergelegen land laat aan lokken. Irijn remde i kende autobus. „Nou mijnheer, hartelijk bedankt hoor voor het meerijden. Enne dat ande re komt dik in orde hoor!" Krijn wuifde met de hand en toen plotseling, in een opwelling van spijt doos onder de sigaar en stak ten afscheid. Achter hen klonk een nijdige claxon, die Krijn maande tot doorrijden. Toen deze met een snelle blik in het spiegeltje keek om te weten wie deze driftige weggebruiker achter hem was, zag hij in een flits zijn lifter naar de gereedstaande bus stappen. Ging hij nou tegelijk terug? Waarvoor was hij dan eigenlijk meegereden? Lang kon hij daarover niet piekeren want de claxon achter hem foeterde weer lang en nadrukkelijk. Toen hij aan de aanmaning gevolg gaf ging hem ineens een licht op. Hij ging natuurlijk aan de chauffeur vra gen wanneer de volgende bus kwam. Opgelucht reed hij verder en het laat ste eindje van de rit waren de gevoe lens ten opzichte van zijn reisgenoot van geheel andere aard dan eerst. Als deze er in slaagde om de verkeersovertre ding in de doofpot te krijgen, bespaar de hem dat een paar lieve centen en een hoop narigheid. Het kereltje was wel wat pralerig van aard, maar ja, alle mensen waren nu eenmaal niet een der. En als tie het eerlijk bekeek was het tenslotte toch zijn eigen schuld dat hij aangelopen was. Fluitend stapte hij even later zijn huis binnen en onder het genot van een kop thee, waarmee zijn zorgzame vrouw hem had opgewacht, rekende hij de winst van deze dag nog eens na. Nog even het geld natellen en opber gen en dan ging hij. Als geëlectnceerd bleef hij plotseling stokstijf zitten, met de hand nog in zijn jaszak. Deze was leeg. Zenuwachtig doorzochten zijn handen ook de andere zakken, maar tevergeefs. Zijn portefeuille was verdwenen! Naar de auto snellen en het inwendi ge van de cabine in koortsachtige haast ondersteboven keren, was het werk van een ogenblik, maar het was even eens vruchteloos. Toen hij terugkeerde en verpletterd in zijn stoel neerzonk, zag hij in een flits weer dat minzame lachende ge zicht voor zich en die wuivende hand met een goudgerande sigaar.... ZONDAGSBLAD 19 JANUARI 1952 7 ^onze jeuqó-p&qin& (Slot) Lousje was natuurlijk erg gierig, en ze had er wel zin in, het kluwen stilletjes af te rollen, om te kijken, wat het was. Maar neen, dat zou flauw zijn. Zoiets, als vals doen bij een spel, en dat deed Lousje nooit. Ze begreep immers heel goed, wat Oma bedoeld had. Al breiende moest ze de kluwen kleiner maken, en dan zou ze vanzelf het doosje krijgen... En zo kwam het, dat Moe der, toen ze 's morgens Lousje's kamertje binnentrad, haar dochter tje al ijverig aan het breien vond. Toch kreeg Lousje die morgen het doosje nog niet. Maar 's middags, toen ze nog wel een uur achter el kaar gebreid had, rolde eindelijk het pakje uit het kluwen. Het was een prachtig mooi doosje, met bloemetjes er op, en in dat doosje lag, op een laagje rose watten, een splinter nieuw kwartje. Een briefje was er bij. en daarop stond met Oma's mooie letters geschreven; 't Begin was al heel aardig. Ga voort nu maar met vlijt, Het toverkluwen zal je belonen mettertijd! ,,Hoor je t?" zei Moeder. ,,Dus er zullen misschien nog meer verras singen komen". Lousje lachte. En het breien van die twee grote kousen leek haar in eens niet zo verschrikkelijk meer, als eerst. Toch kwamen er nog heel wat moeilijke uurtjes. Ook al werd de kous steeds langer, en al ging bet breien elke dag een beetje gauwer. Maar dat kluwen was net een echt tovcrkluwen, want juist als Lousje's moed weer zakken ging, voelde ze in de wol weer een pakje zitten. En dan breide ze, zo vlug ze kon, net zolang, tot ze het pakje in haar han den had. Altijd was er een rijmpje bij, en altijd was het iets leuks, dat Lousje net zo graag had willen heb ben. Hoe Oma dat toch zo geraden had! Het leek wel, of Oma zelf ook een beetje toveren kon. Een prachtig groot stuk vlakgom, een puntenslij per, een rose varkentje, met een een- JN[aar J< kluwen timeter in zijn buik, een vingerhoed verscholen in een notedop, drie dik ke pepermunten in een papiertje.. En zo maar verder. Het kluwen was nu ook al heel wat kleiner geworden. Eén kous was al af, en de tweede een eindje op streek, ja, die Lous leerde breien! De brei naalden kletterden tegen elkaar, zo vlug als het al ging. En wat het mooiste was; op school werden haar cijfers nu ook beter. Het leek wel, of stilzitten en je best doen hoe langer hoe gemakkelijker werd. Wat-ging Lous netjes schrij ven. Ja, soms was ze nog wel eens ongeduldig, en wou ze haar werk maar gauw-gauw afraffelen, manr een klein beetje toverkracht zat er toch zeker wel in dat kluwen. Lousje had al dikwijls ondervonden: als je met breien zo broddelde, dan vielen er steken en liep de hele zaak mis. Nu, dan zou het met schrijven ook wel zo zijn. En wat had Een ei kruipt m een fles In een fles? Ja zeker! Een ei? Wat dacht je dan? Eieren zijn hele pieten in het in een fles kruipen. Maar... je moet ze een handje hel pen! Behalve het ei (dat hard gekookt moet zijn) heb je er niets anders voor nodig dan een fles, een stukje papier en lucifers. De ^es moet van binnen goed schoon zijn. Nu steek je het stukje papier aan, gooit het in de fles, en zet het ei met de punt naar beneden op de halsopening. En dan zie je, wat je nog nooit gezien hebt! Het ei kruipt door de hals de fles binnen! De verklaring is eenvoudig: door het branden van het papier ontstaat in de fles een luchtledig, dat het ei naar beneden „zuigt." 9 a' 7 V '7 '7 j it l f v ,4* .S i 4 1/ li a y.i '3 'J 10 l y /•*r f v er vanmorgen voor een rijmp. het kluwen gezeten? O, Lousje, myn snoesje, Wat deed je je best! Het is nog maar weinig. Wat nu nog rest! Houd vol maar, nog even, Dan ben je er doorheen, En heb jij twee kousen, Aan elke voet één. En hoe het afliep? Toen de Kerstvacantie kwam, had Lousje de kousen helemaal af. En op tweede Kerstdag kon ze naar Oma gaan, met haar nieuwe kousen aan, en een Kerstrapport, dat er wezen mocht. Maar het allermooiste cijfer, vonden Vader en Moeder, dat was toch wel de acht voor vlijt! En om hèar hals had ze een echt zil veren kettinkje, want dat was het cadeautje, dat heel binnenin het klu wen gezeten had. Een kettinkje met een beeldig hangertje er aan, en dat was nog van Oma's Overgrootmoeder geweest, van Louise Lucretia, die zo mooi handwerken kon. Of Lous daar ook trots op was. Ja, ze kon nu maar wat netjes breien, maar het toverkluwen had haar nog meer geleerd. Ze had leren volhou den. en ze had gezien, wat je met geduld wel allemaal bereiken kunt. En als Lous zo voortgaat, dan maakt ze misschien nog wel eens net zulke mooie dingen als Louise Lucretia, die het zo prachtig kon, zó prachtig... dat zelfs haar merklap in een lijstje is gezet! E. S. oor de maan Vier musjes in een mussen nest Kregen hun kleertjes aan; De vlugste denkt: Ik ben al groot En kan best vliegen gaan. Hij fladdert naar de rand van 't nest En zegt: Ik vlieg al opperbest. Maar moeder, die het heeft gehoord. Roept haastig hem terug. Ze geeft hem gauw een flinke duw, Hij tuimelt op zijn rug. Nu piept en schreeuwt de kleine guit: Ik wil er uit, ik wil er uit! Myn zoon, zegt moeder vriend'lyk, zacht. Heb nog een poos geduld. Eer 't veertien dagen verder is, Wordt vast je wens vervuld. Dan help ik jullie, één voor één; Maar 'k waarschuw je; ga niet alleen! Mijn eigen broertje indertijd Was net zo'n baas als jy. Maar 't is verongelukt, het kind. Nog nauwlijks uit het ei; Hij vloog er uit en brak een poot; De zelfde ochtend was hij dood.. Het musje denkt; dat kind was klein, Maar ik ben groot, al lang; Die schrik zit moeder nog in 't lgf, En daarom is ze bang Als allen strakjes slapen gaan, Dan waag ik er mijn vlerken aan. 't Wordt nacht, de mussenmocdcr spreidt Haar vleugels over 't nest. Ons baasje, dat zich slapend houdt, Denkt: dat gaat zo heel best. Ik zit hier prachtig aan de kant. En wip onmerkbaar op de rand Gezegd, gedaan, hij kijkt omhoog: Hoe lieflijk lokt de maan! Die maan is hier niet ver vandaan, 'k Wil daar eens kyken gaan Hij rekt zijn vleugeltjes met kracht En tuimelt in de diepe gracht. Het maantje, dat in 't water schijnt, Lacht hem nog even toe. Het lijkt wel of het spottend zegt: Wy spelen kiekeboe. Maar ach 't is gauw met hem gedaan, Nu is hij werkelijk naar de maan. onze BRievenBus De kerstvacantie weer achter de rug wij gaan vol moed verder. Er ligt zo als altijd weer een grote stapel brieven op antwoord te wach ten, maar eerst wil ik maar gauw vertellen wie deze week de prijzen hebben ge wonnen. De hoofd prijs is voor Truus t Waldekker en troostprijzen gaan naar Leny Trommel, Ankie Moselman en Leo Schoof. De oplos sing was: Zwitserland, ee gisteren, vr, ts, een stemmig, nl, handgeld, td, rh. Ida, do, cs, Gent, ulevel, sedert, Vere, tl, re. de, ip, reder, Ane, Denemarken. Zeventig ste, werelddeel, ir, tg, Sittard, essen- hout, rt, leemgroeve, ar, ne, dn, sh, De Brievenbus Adri en Jan de Graaf vragen of hun broertje volgende week een tekening mag sturen. Natuurlijk jongens, graag zelfs. Aagje Vermeulen schrijft ook al iets over haar broertje, dat zo hard groeit en zo lief is. Hoe heet ie, Aagje? Ben je nog steeds ziek, Hcnnie Visscher? Heel wat mensen heb ben griep met dit natte weer. Ik heb ook al extra zakdoeken en een doos drop gekocht. Inderdaad, Rietje en Kees Kloppenburg, het is een heel poosje ge leden. dat jullie me voor het laatst schreven. Nu volhouden hoor. Wat kan jij aardig tekenen, Beppie van der Jagt. Een complimentje, mciske. Sjaan Ome- weyer vindt de puzzles, die bij de schaak rubriek staan zo moeilijk. Dat is waar, maar ze zijn ook voor grote mensen, weet je. Fijne dagen gehad, bij oma, Corrie de Kievit. Goed zo en hoe vond je moeder het kleedje? En hier heb ik een neefje, die zijn voornaam vergat te schrijven, maar die Van der Burgh heet. De ouders van deze neef zijn deze maand 25 jaar getrouwd. Van harte joh en een heel prettige dag toegewenst. Ach, ach, het is toch wat. nu heeft Anneke Pos al een paar maal geschre ven en nog nooit in de brievenbus ge staan. Nou bij deze dan, Anneke. De puzzle was inderdaad wat moeilijk. Henk van der Lee, knap dat je toch de goede oplossing hebt gevonden. Hallo, Amy uit Breda zonder achternaam. Zeg, mpis- ke, en dit geldt eigenlijk voor al m'n Dit is een puzzle, die ons neefje Thea de Vries, instuurde. Het is de bedoe ling, dat jullie boven of in de cijfers de woorden invullen, die ernaast wor den gevraagd. Als je de letters, die je van 1 tot 27 krijgt achter elkaar zet, komt er een bekend spreekwoord te voorschijn. Ik wil jullie een beetje helpen. Het eerste woord moet zijn Aalten. Vul je dus in of boven de 9 de letter a in, boven de 20 ook de letter a, boven de 7 de letter l enzovoort. Be grepen? Je hoeft me alleen het spreek woord maar te sturendan weet ik wel of jullie de oplossing goed hebben. bent. Niet alleen op de enveloppe i>»€u ook op de brief. Afgesproken?' Fijn, Beppie Melissant. dat het zo goed gaat op school. Houden zo hoor. Sarina de Goey vraagt me. wat ik de fijnste tijd van het jaar vind. Ik weet het eigenlijk niet zo. Als het lente is. vind ik de lente fijn, maar wordt het dan weer zomer, dan denk ik. hè heerlijk, dat het zomer is. Heb jij dat ook? Het spijt me erg. Henny van Rietschoten, maar ik weet werkelijk het antwoord op je raadsel niet. Toe, schrijf het me volgende week even Hoe is het nieuwe jeugdgebouw. Nellie Wal- Jaard? Daar zullen jullie allemaal wel trots op zijn. Nellie Drop. ik hoop van harte, dat je bij mij wat meer geluk zult hebben. Zullen we het samen proberen? Wat een verjaardagen allemaal, Tinie Noordepraaf. Daar zal je wel voor ge spaard hebben, denk ik zo. Hier nog een nichtje, die me een poosje in de steek heeft gelaten. En nu weet jij zeker wel, wie ik bedoel. Karla Mulder. Zo, Arda Bot, heeft jouw vader de eerste prijs gewonnen. Dat is niet mis zeg. kam pioen-winnaar. Feliciteer hem maar van mij. Ha, Kees de Koning, hoe gaat het jou, jongen. Alles wel aan boord? André Droogers zou heel graag weten, wat je nu eigenlijk krijgt, als je een prijs wint André zeun, dat zal je wel zien. als je eens een prijs wint. Volgende maand is Willy de Vringer jarig Nou. als cadeau tje krijg jij dan van mij binnenkort een kleurplaat in de krant Je oplossing was weer keurig verzorgd, Joke van Loon. Het is werkelijk opvallend, hoe netjes jouw brief altyd is. Nee maar. ik vind, dat jij wel erg verwend bent, Ria K lan der mans. Houd jij zo van muziek. Ria. nou ik ook hoor. Graag. Guus Bout, zou ik die tekening in het groot willen krij gen van je. Ik ben nieuwsgierig hoe 'ie worden zal. Rietje van Brengel is al vijf jaar op de Zondagsschool. Dan zal jij met Kerstmis wel een dik boek ge had hebben zeg. Hier hebben we een neef en wel Bob van Nes, die op een jongenskoor gaat. Wat zing je, eerste of tweede stem? Gelukkig. Joop van Noort, dat je weer wat opknapt. Het allerbeste hoor. Ik vind het leuk om te horen, dat je het in je nieuwe woonplaats best naar je zin hebt. Leen Bravenboer. Heb je al een vriendje? Sjanie van Gameren heeft me deze week voor de veertiende maal geschreven. Nog elf keer en dan vieren we een jubileum. Sjanie. Ja. ik heb ook op de meisjesvereniging gegaan, Arie Schouten en ik had het er altijd erg goed naar m'n zin. Als ik een onder werp moest maken, vond ik het wel eens een beetje griezelig, maar als je er een paar hebt gemaakt, valt het wel mee. Wat kan jij goed versjes maken, Frans de Romph Jij bent een dichter in de dop. Arie Grootendorat, ik had je heel graag geholpen, maar er is al een jiefhebber voor de postzegels. Jammer Zoals altijd besluiten we onze brie venbus weer met het welkom heten van de nieuwelingen. Het zijn er heel wat. Hier komen ze: K. W. de Hoop (zonder voornaam) Aalbert de Bruin, Annie van Capelle. Marijke Verhoeff, Daniël de Ro ver, Cees van der Schans. Edward Mei- ninger, Ria van der Most, de tweeling Janni. postpapier getrokken). Tineke Driessen, Frans Hormann (bedankt voor je prach tige tekening). Anneberth van Walraven, Gerard Zoutendijk. Chris Nobels, Jopie Ros, Joke van der Niet, Ietje Gout. Jo- han Raams en Cornells Goeman. Gezel lig. dat jullie bij ons clubje zijn aange sloten. kinders. tot de volgende week, jullie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 8