passagier
T Vergelegen land
9
ZONDAGSBLAD 19 JANUARI 1952
DE
^*v.
fET het voldane gevoel van iemand.
i succesvolle dag achter de
xug heeft, zat Krijn van Dam vanuit
zijn vaste hoekje het publiek van de
marktkoffietent op te nemen.
Het was zoals elke week een drukke
bedoening. Er werd links en rechts van
hem levendig geboomd over de han
del, de prijzen en de landbouwpolitiek
van de regering.
Aan het ene tafeltje deed een vuist-
Slag de koppen en glazen rinkelen en aan
het andere waren de hoofden dicht bij
elkaar gestoken in gespannen aandacht.
Daar zat Sijmen Veen blijkbaar weer
te fantaseren, want toen hij uitverteld
■was barstte een luide schaterlach los.
zodat van diverse kanten de hoofden
in hun richting gedraaid werden.
Krijn schudde onwillekeurig het hoofd
toen hij het rode, papperige gezicht van
Sijmen ontwaarde Die ging straks wel
weet aan de boemel met het zoete winst
je van de dag. Want een goed zaakje
fcad hij wel gedaan; Krijn had zijn ogen
ook niet in zijn zak.
De prijzen waren trouwens best de
laatste tijd en hij. Krijn, mocht van
daag zeker niet inoj>peren. Zijn hand
ging strelend langs zijn jaszak, waarin
de welgevulde portefeuille zat.
Toen haalde hij deze te voorschijn en
wenkte de kellner om af té rekenen.
„Twee koffie mijnheer? Dat is veer
tig cent alstublieft."
Krijn gaf hem een rijksdaalder en
wuifde afwerend met de hand toen de
man. na twee gulden teruggegeven te
hebben, een handvol kleingeld uit zijn
jaszak opdiepte.
De kellner mompelde verbaasd een
dankwoord, want Krijn stond bekend
om zijn hartgrondige afkeer van het
looienstelsel. Doch deze veinsde 's mans
verbazing niet te zien en klopte de
broodkruimels van zijn broek toen hij
opstond om heen te gaan.
Opgelucht haalde hij adem in de bui
tenlucht. Binnen was het rokerig en
warm. Hij bleef er dan ook nooit lan
ger dan strikt noodzakelijk was.
Op zijn gemak kuierde bij naar zijn
vrachtwagen, die achter de markt ge
parkeerd was. Op de terugweg was hij
alleen, want Arie, zijn trouwe hulp, die
hem al een jaar lang elke week verge
zelde, was naar zijn broer die ziek lag
en aan de andere kant van de stad
woonde. Hy zou met de bus teruggaan
paar huis.
Bij de auto gekomen controleerde hij
eerst of de achterklep goed vast zat,
bekeek met kennersogen een koppel
varkens in een andere auto en stapte
toen in de cabine.
Zijn dikke portefeuille, die hem nu
hinderde in zijn binnenzak bij al die an
dere paperassen, stak hij in een zijzak
van zijn jasje en toen startte hij de
motor en manoeuvreerde voorzichtig
achteruit tussen de dicht opeenstaande
Juist toen hij er zonder schrammen
uitgekomen was en overschakelde, tik
te er iemand tegen de portierruit. Het
portier werd geopend en een krakende
stem informeerde of meneer soms naar
Veen kerk ging.
„Ja." zei Kijn kortaf.
.Ik zag het op de auto staan, ziet U
en ik moet naar Berkebroek; mag ik
zover met U meerijden? U komt daar
toch voorbij, is het niet?"
„Ja, daar kom ik langs. Vooruit, stap
De glinsterende oogjes van het be
weeglijke heertje knipperden hem dank
baar tegen vanachter twee goudomran
de brilleglazen en zuchtend van voldoe
ning of van het snelle lopen hees hij
Zich naar binnen.
Het bleek een woordenrijk manneke
te zijn en ondanks zijn ingeboren terug
houdendheid luisterde Krijn al gauw ge
ïnteresseerd naar het opgewekte gekout
van zijn onverwachte passagier.
Van koeien en varkens had hij geen
verstand beweerde hij, maar van de
handel wel, al deed hij in een geheel
ander artikel. Hij was in dienst bij een
zaak in papierwaren en reisde daarvoor
het halve land door.
Hij keuvelde aan één stuk door en zo
kwam Krijn al spoedig te weten hoe hij
heette, waar hij woonde en dat hij zes
kinderen had.
„Daar komt wat voor kijken mijn
heer, vooral ais ze groter worden. Maar
het zijn oppassende jongens hoor. De
oudste is bij de politie en de tweede
studeert voor...."
Hier bleven hem de woorden in de
keel steken, want Krijn remde plotse
ling uit alle macht en zijn metgezel
vloog met een smak tegen de voorruit.
Voor de auto rinkelde een fiets tegen
de straat en de berijdster viel een paar
meter verder neer.
In een oogwenk was Krijn uit de auto
gesprongen en bevend van schrik hielp
hij de juffrouw op de been.
Zij mankeerde gelukkig niets, dat
was alvast een hele opluchting. Maar op
hetzelfde ogenblik zette een barse, za
kelijke stem daar weer een domper op.
„Ik moet U verbaliseren mijnheer, U
mag hier niet rijden!"
Met ongeveinsde verbazing keek Krijn
in het onbewogen gelaat van de agent,
die zijn boekje reeds te voorschijn haal
de.
„Hier niet rijden? Sinds wanneer dan?
Ik kom elke week deze straat door."
„De straat wordt gerepareerd mijn
heer, als U opgelet had zou U het bord
wel gezien hebben. Het verkeer uit Uw
richting is omgelegd."
Flauw herinnerde Krijn zich van de
heenreis de halfopgebroken straat, die
van hieruit amper zichtbaar was en
zich omdraaiend zag hij de achterkant
het bewuste bord.
Deemoedig boog hij het hoofd
antwoordde de zakelijke vragen v
i be-
Walcheren wordt de parel van Zeeland genoemd. En zou Zoutelande
niet de parel van Walcheren zijn?
uform.
Zuchtend dacht hij aan de boete en
met ergernis aan de kletsmajoor naast
hem, die zijn aandacht onder het rij
den had afgeleid.
Deze was blijkbaar reeds bekomen
van de schrik, want met zijn gewone
spraakzaamheid wees hij de juffrouw
op de gunstige conditie waarin haar rij
wiel nog verkeerde.
De agent bezag het ook van alle kan
ten, maar moest tenslotte concluderen
dat de schade beperkt bleef tot een los-
g;raakte dynamo en een verbogen stuur.
et laatste weer recht zetten was het
werk van een ogenblik en op de dyna
mo wist Krijns passagier wel raad.
,Heb je een schroevendraaier in de
auto?" vroeg hij aan Krijn.
Deze dook in de cabine en overhan
digde hem even later het gevraagde ge
reedschap. Toen bleek zijn passagier be
halve spraakzaam ook handig te zijn.
In broederlijke samenwerking met de
agent zette hij het geval weer, op de
juiste plaats, terwijl Krijn de fiets vast
hield.
Even later reden zij weer.
Hoewel zijn passagier weer doorpraat
te alsof er niets gebeurd was. Krijn
nam niet de minste notitie meer van
hem. Af en toe bromde hij iets dat ja
of neen moest betekenen, maar overi
gens bepaalde hij zijn aandacht bij de
weg en het verkeer.
Zij hadden de stad achter zich gela
ten en reden op de grote straatweg,
waar de omgeving met iedere kilometer
landelijker werd.
Krijn voerde de snelheid .hier wat op.
Na het enerverende stadsverkeer gaven
de ruimte en de rust hier buiten hem
weer wat van zijn zelfvertrouwen terug.
Het brommen van de motor en de kra
kende stem van zijn passagier waren de
enige geluiden om hem heen.
Het scheen thans tot het heerschap
doorgedrongen te zijn. dat de gedach
ten van zijn buurman nog verwijlden
bij het ongeluk en deszelfs financiële
gevolgen, want eensklaps bracht hij
het gesprek weer op dit onderwerp.
„Zag U niet mijnheer, dat die agent
kennis aan mij had?"
Krijn keek hem even van terzijde
aan en schudde toen stug het hoofd.
Neen, daar had hij niets van kunnen
bemerken.
„Nou ja, kijk is, zo'n agent is natuur
lijk in functie en dan kan hij er niet
te veel van laten blijken, maar ik zag
het aan zijn ogen dat hij mij herkende.
En toen werd hij ineens zo hulpvaardig
ook met die fiets. Hij is wel eens bij
me aan huis geweest met die jongen
van mij. Het zijn zogezegd collega's Ze
zijn aan hetzelfde bureau, ziet U."
Krijn gaf er geen antwoord op Wat
interesseerden hem de kennissen van die
kerel? Hij had al spijt genoeg dat hij
hem meegenomen had.
„Weet U wat ik vanavond doen zal?
Ik zal tegen mijn zoon zeggen dat hij
eens naar hem toe moet gaan en dan
hoort U niks meer van die bekeuring
hoor!"
Vanachter he< stuur keken twee ogen
met plotselinge belangstelling naar de
zo even nog verwenste metgezel.
eze constateerde dit tot zijn grote
vo'doening en ging raffelend door over
het nut van goede relatie's. Zijn enthou
siasme overwon tenslotte ook Krijns
aanvankelijke twijfel en toen ze einde
lijk Berkebroek naderden was de laat
ste zover ontdooid dat het gesprek zelfs
geanimeerd was geworden.
„Kan ik hier uitstappen, piijnheer?
Ja.^ daar bij die bushalte!"
i stopte naast
CE2H31
En niet veie dagen daarna, de
jongste zoon, alles bijéénverga
derd hebbende, is weggereisd in
een verge legen land, en heeft
aldaar zijn goed doorgebracht,
levende overdadiglijk.
Lucas 15:13.
Miskenning van het goede, dat men
van jongsaf bezeten heeft, noopt tot
het zoeken van wat anders.
Men werd opgevoed in de waarheid
Gods, in een Godvrezend gezin, straks
uitgebreid tot ruimer kring.
En in plaatr fan zich daar nu thuis
fe willen gevoelen, tuil men zich los
maken van de banden, waarin men ge
bonden was. Zo krijgt ge reeds een
niet gering getal van waanwijzen, die
menen dat het nergens zo slecht is als
in hun kring.
Om het goede en ware te vinden,
moet men ver weg gaan, zo denken ze.
Niet in de gemeenschap, waarin God
ons deed opgroeien, maar daarbuiten,
daar is het echte! In plaats dat men in
eigen kring zich sterkt voor de strijd
van het leven, om dan van daaruit het
leven in te gaan, door die gemeen
schap zedelijk gedragen en gesteund.
Emancipatie, ziedaar het toverwoord,
waarin deze richting der geesten haar
leuze vindt.
De jongste zoon in de gelijkenis
emancipeert zich.
Zo emancipeerde zich menigeen uit
de kring, waarin hg door Gods bestel
werd geplaatst, waar de levensbanden
voor hem waren gelegd, waarin hij
kon opgroeien en tot kracht komen
ook voor de geestelijke strijd van het
leven.
Emancipatie, losmaking van wat tot
nog toe als waarheid, en recht, en
deugd vaststond ook in ons volks
leven, in het maatschappelijke, in de
persoonlijke omgang, dat is het wat
aanlokt, wat wordt aangeprezen.
Dan eerst zal het geluk dagen, zo
profeteert men en zo maakte men ook
zichzelf wijs, als gebroken wordt met
de vooroordelen, die het gelovig deel
van ons volk als een „vaderlijk erf
deel" eerde.
Is de verloren zoon niet ook het
beeld van onze eeuw? Te zwak om op
eigen benen te slaan. Want als het
goed gedeeld is. brengt de jongste
zoon het er ook meteen door. En hij
eindigt bij de draf der zwijnen, waar
van het zo veelzeggend heet: „En nie
mand gaf hem dien".
Dat vergelegen iand, die utopie, met
al de schitterend" illusies, die men er
zich van maakt, het stelt o zo bitter
teleur, omdat het vaderhuis werd
miskend.
Maar wee ons, zo w\j zouden zijn als
de oudste zoon uit de gelijkenis, en
met verachting hierop neerzien.
Is niet de verloren zoon ons aller
natuurlijk beeld?
Maar indien to.j dan gevonden zijn,
laat dan ook iets van de vaderlijke
ontfermingen onzes Gods door ons uit
gaan.
Opdat niet door onze schuld ver
loren ga, wat voor een ogenblik zich
door dat vergelegen land laat aan
lokken.
Irijn remde i
kende autobus.
„Nou mijnheer, hartelijk bedankt hoor
voor het meerijden. Enne dat ande
re komt dik in orde hoor!"
Krijn wuifde met de hand en toen
plotseling, in een opwelling van spijt
doos onder de
sigaar en stak
ten afscheid.
Achter hen klonk een nijdige claxon,
die Krijn maande tot doorrijden.
Toen deze met een snelle blik in het
spiegeltje keek om te weten wie deze
driftige weggebruiker achter hem was,
zag hij in een flits zijn lifter naar de
gereedstaande bus stappen.
Ging hij nou tegelijk terug? Waarvoor
was hij dan eigenlijk meegereden?
Lang kon hij daarover niet piekeren
want de claxon achter hem foeterde
weer lang en nadrukkelijk.
Toen hij aan de aanmaning gevolg
gaf ging hem ineens een licht op. Hij
ging natuurlijk aan de chauffeur vra
gen wanneer de volgende bus kwam.
Opgelucht reed hij verder en het laat
ste eindje van de rit waren de gevoe
lens ten opzichte van zijn reisgenoot van
geheel andere aard dan eerst. Als deze
er in slaagde om de verkeersovertre
ding in de doofpot te krijgen, bespaar
de hem dat een paar lieve centen en
een hoop narigheid. Het kereltje was
wel wat pralerig van aard, maar ja,
alle mensen waren nu eenmaal niet een
der. En als tie het eerlijk bekeek was
het tenslotte toch zijn eigen schuld
dat hij aangelopen was.
Fluitend stapte hij even later zijn huis
binnen en onder het genot van een kop
thee, waarmee zijn zorgzame vrouw hem
had opgewacht, rekende hij de winst
van deze dag nog eens na.
Nog even het geld natellen en opber
gen en dan ging hij.
Als geëlectnceerd bleef hij plotseling
stokstijf zitten, met de hand nog in zijn
jaszak. Deze was leeg.
Zenuwachtig doorzochten zijn handen
ook de andere zakken, maar tevergeefs.
Zijn portefeuille was verdwenen!
Naar de auto snellen en het inwendi
ge van de cabine in koortsachtige haast
ondersteboven keren, was het werk
van een ogenblik, maar het was even
eens vruchteloos.
Toen hij terugkeerde en verpletterd
in zijn stoel neerzonk, zag hij in een
flits weer dat minzame lachende ge
zicht voor zich en die wuivende hand
met een goudgerande sigaar....
ZONDAGSBLAD 19 JANUARI 1952
7
^onze jeuqó-p&qin&
(Slot)
Lousje was natuurlijk erg
gierig, en ze had er wel zin in, het
kluwen stilletjes af te rollen, om te
kijken, wat het was. Maar neen, dat
zou flauw zijn. Zoiets, als vals doen
bij een spel, en dat deed Lousje
nooit. Ze begreep immers heel goed,
wat Oma bedoeld had. Al breiende
moest ze de kluwen kleiner maken,
en dan zou ze vanzelf het doosje
krijgen... En zo kwam het, dat Moe
der, toen ze 's morgens Lousje's
kamertje binnentrad, haar dochter
tje al ijverig aan het breien vond.
Toch kreeg Lousje die morgen het
doosje nog niet. Maar 's middags,
toen ze nog wel een uur achter el
kaar gebreid had, rolde eindelijk het
pakje uit het kluwen. Het was een
prachtig mooi doosje, met bloemetjes
er op, en in dat doosje lag, op een
laagje rose watten, een splinter
nieuw kwartje. Een briefje was er
bij. en daarop stond met Oma's
mooie letters geschreven;
't Begin was al heel aardig.
Ga voort nu maar met vlijt,
Het toverkluwen zal je
belonen mettertijd!
,,Hoor je t?" zei Moeder. ,,Dus er
zullen misschien nog meer verras
singen komen".
Lousje lachte. En het breien van
die twee grote kousen leek haar in
eens niet zo verschrikkelijk meer, als
eerst.
Toch kwamen er nog heel wat
moeilijke uurtjes. Ook al werd de
kous steeds langer, en al ging bet
breien elke dag een beetje gauwer.
Maar dat kluwen was net een echt
tovcrkluwen, want juist als Lousje's
moed weer zakken ging, voelde ze
in de wol weer een pakje zitten. En
dan breide ze, zo vlug ze kon, net
zolang, tot ze het pakje in haar han
den had. Altijd was er een rijmpje
bij, en altijd was het iets leuks, dat
Lousje net zo graag had willen heb
ben. Hoe Oma dat toch zo geraden
had! Het leek wel, of Oma zelf ook
een beetje toveren kon. Een prachtig
groot stuk vlakgom, een puntenslij
per, een rose varkentje, met een een-
JN[aar J<
kluwen
timeter in zijn buik, een vingerhoed
verscholen in een notedop, drie dik
ke pepermunten in een papiertje..
En zo maar verder.
Het kluwen was nu ook al heel wat
kleiner geworden. Eén kous was al
af, en de tweede een eindje op streek,
ja, die Lous leerde breien! De brei
naalden kletterden tegen elkaar, zo
vlug als het al ging.
En wat het mooiste was; op school
werden haar cijfers nu ook beter.
Het leek wel, of stilzitten en je best
doen hoe langer hoe gemakkelijker
werd. Wat-ging Lous netjes schrij
ven. Ja, soms was ze nog wel eens
ongeduldig, en wou ze haar werk
maar gauw-gauw afraffelen, manr
een klein beetje toverkracht zat
er toch zeker wel in dat kluwen.
Lousje had al dikwijls ondervonden:
als je met breien zo broddelde, dan
vielen er steken en liep de hele
zaak mis. Nu, dan zou het met
schrijven ook wel zo zijn. En wat had
Een ei kruipt m een fles
In een fles? Ja zeker! Een ei?
Wat dacht je dan? Eieren zijn hele
pieten in het in een fles kruipen.
Maar... je moet ze een handje hel
pen!
Behalve het ei (dat hard gekookt
moet zijn) heb je er niets anders
voor nodig dan een fles, een stukje
papier en lucifers. De ^es moet van
binnen goed schoon zijn.
Nu steek je het stukje papier aan,
gooit het in de fles, en zet het ei
met de punt naar beneden op de
halsopening. En dan zie je, wat je
nog nooit gezien hebt! Het ei kruipt
door de hals de fles binnen!
De verklaring is eenvoudig: door
het branden van het papier ontstaat
in de fles een luchtledig, dat het ei
naar beneden „zuigt."
9 a' 7
V '7 '7
j it l
f v
,4* .S
i 4 1/
li a
y.i
'3 'J
10 l y
/•*r
f
v
er vanmorgen voor een rijmp.
het kluwen gezeten?
O, Lousje, myn snoesje,
Wat deed je je best!
Het is nog maar weinig.
Wat nu nog rest!
Houd vol maar, nog even,
Dan ben je er doorheen,
En heb jij twee kousen,
Aan elke voet één.
En hoe het afliep?
Toen de Kerstvacantie kwam, had
Lousje de kousen helemaal af.
En op tweede Kerstdag kon ze naar
Oma gaan, met haar nieuwe kousen
aan, en een Kerstrapport, dat er
wezen mocht. Maar het allermooiste
cijfer, vonden Vader en Moeder, dat
was toch wel de acht voor vlijt! En
om hèar hals had ze een echt zil
veren kettinkje, want dat was het
cadeautje, dat heel binnenin het klu
wen gezeten had. Een kettinkje met
een beeldig hangertje er aan, en dat
was nog van Oma's Overgrootmoeder
geweest, van Louise Lucretia, die zo
mooi handwerken kon.
Of Lous daar ook trots op was. Ja,
ze kon nu maar wat netjes breien,
maar het toverkluwen had haar nog
meer geleerd. Ze had leren volhou
den. en ze had gezien, wat je met
geduld wel allemaal bereiken kunt.
En als Lous zo voortgaat, dan maakt
ze misschien nog wel eens net zulke
mooie dingen als Louise Lucretia,
die het zo prachtig kon, zó prachtig...
dat zelfs haar merklap in een lijstje
is gezet! E. S.
oor de maan
Vier musjes in een mussen nest
Kregen hun kleertjes aan;
De vlugste denkt: Ik ben al groot
En kan best vliegen gaan.
Hij fladdert naar de rand van 't nest
En zegt: Ik vlieg al opperbest.
Maar moeder, die het heeft gehoord.
Roept haastig hem terug.
Ze geeft hem gauw een flinke duw,
Hij tuimelt op zijn rug.
Nu piept en schreeuwt de kleine guit:
Ik wil er uit, ik wil er uit!
Myn zoon, zegt moeder vriend'lyk, zacht.
Heb nog een poos geduld.
Eer 't veertien dagen verder is,
Wordt vast je wens vervuld.
Dan help ik jullie, één voor één;
Maar 'k waarschuw je; ga niet alleen!
Mijn eigen broertje indertijd
Was net zo'n baas als jy.
Maar 't is verongelukt, het kind.
Nog nauwlijks uit het ei;
Hij vloog er uit en brak een poot;
De zelfde ochtend was hij dood..
Het musje denkt; dat kind was klein,
Maar ik ben groot, al lang;
Die schrik zit moeder nog in 't lgf,
En daarom is ze bang
Als allen strakjes slapen gaan,
Dan waag ik er mijn vlerken aan.
't Wordt nacht, de mussenmocdcr spreidt
Haar vleugels over 't nest.
Ons baasje, dat zich slapend houdt,
Denkt: dat gaat zo heel best.
Ik zit hier prachtig aan de kant.
En wip onmerkbaar op de rand
Gezegd, gedaan, hij kijkt omhoog:
Hoe lieflijk lokt de maan!
Die maan is hier niet ver vandaan,
'k Wil daar eens kyken gaan
Hij rekt zijn vleugeltjes met kracht
En tuimelt in de diepe gracht.
Het maantje, dat in 't water schijnt,
Lacht hem nog even toe.
Het lijkt wel of het spottend zegt:
Wy spelen kiekeboe.
Maar ach 't is gauw met hem gedaan,
Nu is hij werkelijk naar de maan.
onze BRievenBus
De kerstvacantie
weer achter de rug
wij gaan vol
moed verder. Er ligt
zo als altijd weer een
grote stapel brieven
op antwoord te wach
ten, maar eerst wil ik
maar gauw vertellen
wie deze week de
prijzen hebben ge
wonnen. De hoofd
prijs is voor Truus t
Waldekker en
troostprijzen gaan naar
Leny Trommel, Ankie
Moselman en Leo Schoof. De oplos
sing was:
Zwitserland, ee gisteren, vr, ts, een
stemmig, nl, handgeld, td, rh. Ida, do,
cs, Gent, ulevel, sedert, Vere, tl, re. de,
ip, reder, Ane, Denemarken. Zeventig
ste, werelddeel, ir, tg, Sittard, essen-
hout, rt, leemgroeve, ar, ne, dn, sh,
De Brievenbus Adri en Jan de Graaf
vragen of hun broertje volgende week
een tekening mag sturen. Natuurlijk
jongens, graag zelfs. Aagje Vermeulen
schrijft ook al iets over haar broertje,
dat zo hard groeit en zo lief is. Hoe
heet ie, Aagje? Ben je nog steeds ziek,
Hcnnie Visscher? Heel wat mensen heb
ben griep met dit natte weer. Ik heb
ook al extra zakdoeken en een doos drop
gekocht. Inderdaad, Rietje en Kees
Kloppenburg, het is een heel poosje ge
leden. dat jullie me voor het laatst
schreven. Nu volhouden hoor. Wat kan
jij aardig tekenen, Beppie van der Jagt.
Een complimentje, mciske. Sjaan Ome-
weyer vindt de puzzles, die bij de schaak
rubriek staan zo moeilijk. Dat is waar,
maar ze zijn ook voor grote mensen,
weet je. Fijne dagen gehad, bij oma,
Corrie de Kievit. Goed zo en hoe vond
je moeder het kleedje? En hier heb ik
een neefje, die zijn voornaam vergat te
schrijven, maar die Van der Burgh heet.
De ouders van deze neef zijn deze
maand 25 jaar getrouwd. Van harte joh
en een heel prettige dag toegewenst.
Ach, ach, het is toch wat. nu heeft
Anneke Pos al een paar maal geschre
ven en nog nooit in de brievenbus ge
staan. Nou bij deze dan, Anneke. De
puzzle was inderdaad wat moeilijk. Henk
van der Lee, knap dat je toch de goede
oplossing hebt gevonden. Hallo, Amy
uit Breda zonder achternaam. Zeg, mpis-
ke, en dit geldt eigenlijk voor al m'n
Dit is een puzzle, die ons neefje Thea
de Vries, instuurde. Het is de bedoe
ling, dat jullie boven of in de cijfers
de woorden invullen, die ernaast wor
den gevraagd. Als je de letters, die je
van 1 tot 27 krijgt achter elkaar zet,
komt er een bekend spreekwoord te
voorschijn. Ik wil jullie een beetje
helpen. Het eerste woord moet zijn
Aalten. Vul je dus in of boven de 9 de
letter a in, boven de 20 ook de letter a,
boven de 7 de letter l enzovoort. Be
grepen? Je hoeft me alleen het spreek
woord maar te sturendan weet ik wel
of jullie de oplossing goed hebben.
bent. Niet alleen op de enveloppe i>»€u
ook op de brief. Afgesproken?' Fijn,
Beppie Melissant. dat het zo goed gaat
op school. Houden zo hoor. Sarina de
Goey vraagt me. wat ik de fijnste tijd
van het jaar vind. Ik weet het eigenlijk
niet zo. Als het lente is. vind ik de lente
fijn, maar wordt het dan weer zomer, dan
denk ik. hè heerlijk, dat het zomer is.
Heb jij dat ook? Het spijt me erg. Henny
van Rietschoten, maar ik weet werkelijk
het antwoord op je raadsel niet. Toe,
schrijf het me volgende week even Hoe
is het nieuwe jeugdgebouw. Nellie Wal-
Jaard? Daar zullen jullie allemaal wel
trots op zijn. Nellie Drop. ik hoop van
harte, dat je bij mij wat meer geluk zult
hebben. Zullen we het samen proberen?
Wat een verjaardagen allemaal, Tinie
Noordepraaf. Daar zal je wel voor ge
spaard hebben, denk ik zo. Hier nog een
nichtje, die me een poosje in de steek
heeft gelaten. En nu weet jij zeker wel,
wie ik bedoel. Karla Mulder. Zo, Arda
Bot, heeft jouw vader de eerste prijs
gewonnen. Dat is niet mis zeg. kam
pioen-winnaar. Feliciteer hem maar van
mij. Ha, Kees de Koning, hoe gaat het
jou, jongen. Alles wel aan boord? André
Droogers zou heel graag weten, wat je
nu eigenlijk krijgt, als je een prijs wint
André zeun, dat zal je wel zien. als je
eens een prijs wint. Volgende maand is
Willy de Vringer jarig Nou. als cadeau
tje krijg jij dan van mij binnenkort een
kleurplaat in de krant Je oplossing was
weer keurig verzorgd, Joke van Loon.
Het is werkelijk opvallend, hoe netjes
jouw brief altyd is. Nee maar. ik vind,
dat jij wel erg verwend bent, Ria K lan
der mans. Houd jij zo van muziek. Ria.
nou ik ook hoor. Graag. Guus Bout, zou
ik die tekening in het groot willen krij
gen van je. Ik ben nieuwsgierig hoe 'ie
worden zal. Rietje van Brengel is al
vijf jaar op de Zondagsschool. Dan zal
jij met Kerstmis wel een dik boek ge
had hebben zeg. Hier hebben we een
neef en wel Bob van Nes, die op een
jongenskoor gaat. Wat zing je, eerste of
tweede stem? Gelukkig. Joop van Noort,
dat je weer wat opknapt. Het allerbeste
hoor. Ik vind het leuk om te horen, dat
je het in je nieuwe woonplaats best
naar je zin hebt. Leen Bravenboer. Heb
je al een vriendje? Sjanie van Gameren
heeft me deze week voor de veertiende
maal geschreven. Nog elf keer en dan
vieren we een jubileum. Sjanie. Ja. ik
heb ook op de meisjesvereniging gegaan,
Arie Schouten en ik had het er altijd
erg goed naar m'n zin. Als ik een onder
werp moest maken, vond ik het wel
eens een beetje griezelig, maar als je er
een paar hebt gemaakt, valt het wel
mee. Wat kan jij goed versjes maken,
Frans de Romph Jij bent een dichter in
de dop. Arie Grootendorat, ik had je
heel graag geholpen, maar er is al een
jiefhebber voor de postzegels. Jammer
Zoals altijd besluiten we onze brie
venbus weer met het welkom heten van
de nieuwelingen. Het zijn er heel wat.
Hier komen ze: K. W. de Hoop (zonder
voornaam) Aalbert de Bruin, Annie van
Capelle. Marijke Verhoeff, Daniël de Ro
ver, Cees van der Schans. Edward Mei-
ninger, Ria van der Most, de tweeling
Janni.
postpapier getrokken). Tineke Driessen,
Frans Hormann (bedankt voor je prach
tige tekening). Anneberth van Walraven,
Gerard Zoutendijk. Chris Nobels, Jopie
Ros, Joke van der Niet, Ietje Gout. Jo-
han Raams en Cornells Goeman. Gezel
lig. dat jullie bij ons clubje zijn aange
sloten. kinders.
tot de volgende week, jullie