Juiflli:
's Avonds rondom I imes Square
Onze fotograaf Joep Friezer, die op uitnodiging van de
U.S.I.S. een bezoek bracht aan Amerika, 'zwierf op een
avond voor ons blad over de wereldberoemde Broadway
en de 42ste straat. Hij ontdekte daar o.m. „Harry", een
man, die achter een etalageraam, natuurlijk tegen betaling,
uw naam op uw hoofddeksel borduurt (boven).
Onder: Zó zag hij vanuit zijn hotel de helverlichte
vensters van Broadway.
"O t/*S s
Onder: Een van de vele snackbars, waar
de hongerige en dorstige wandelaar een
Tie Hamburger of een heerlijke
„fruitdrink" kan bemachtigen.
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 19 Januari 1952
Herinneringen aan
bange dagen en nachten
maand van watervloeden
De oude waterwolf loert steeds op een kans
ZO lang Nederland bestaat, heeft het
een strijd op leven en dood legen
het water moeten strijden.
Het water: dat is zijn beste vriend
en tevens zijn ergste vijand. Door het
water is ons land groot en rijk gewor
den maar tevens moeten we voort
durend op onze qui-vive zijn, want de
oude waterwolf slaapt nooit en is er
voortdurend op uit het op hem veroverd
terrein weer terug te winnen. En als
de Noordwester huilt en de zee en gro-
Ook in 1709 en 1741 werd de Alblas-
serwaard door grote overstromingen
geteisterd. In eerstgenoemd jaar dreig
de de dijk bij Heilouw te bezwijken.
Even later verdween de Zinkdijk te Har-
dinxvcld in de diepte en het duurde
maanden eer de weilanden weer droog
waren. In 1741 werd de Waard weder
om in een woelige zee herschapen, waar
boven torens en kerken hun spitsen ake
lig opstaken. Ook de Lekdijk bezweek
en Uonncnem en Leerdam verkeerden in
bange nood. Zover het oog reikte: een
woelige watermassa tot de Langstraat
wËÊm
Tegen de kracht i
Neerlands strijd tegen het water
vormt een dik historieboek, waarvan ve
le bladzijden gevuld worden met droeve
en bange geschiedenissen. Wie in dat
boek bladert, valt het aanstonds op, dat
vooral de maand Januari een belang
rijke plaats inneemt. Dat bracht ons tot
het schrijven van dit artikel, waarin we
herinneren willen aan watervloeden,
waardoor ons land in de eerste maand
van het jaar geteisterd werd.
Wij beginnen met 1659. De Hordedijk
was door een zware ijsgang in de "Mer-
wede bezweken en met hoge golven sloeg
het water de Alblasscrwaard in. Snel
rees het water in de sloten; op de wei
landen schemerden al zilverige plekken
en het poklerwild repte zich naar het
Noorden. De bewoners hadden gedacht,
dat het niet zo'n vaart zou lopen, maar
zij moesten hun gerustheid duur be
talen. Het woeste water liet zioh niet
keren en het duurde niet lang of de
bruine rietdaken staken als arken boven
de vloed uit en daar achter wiegelden
de toppen der hoge grienden. Zestigdui
zend morgen lands werden overstroomd
en veel have en vee ging verloren.
Te Nicuw-Lekkcrland stond het water
ruim 3 meter hoog. Toen de mensen zich
Zondags naar de kerk spoedden, ont
vingen zij daar weinig troost. Want do
minee Jacobus Oudcnhovfl hield een
vreselijke boetpredikatie over Ezechiël
12:1012. Hij noemde deze ramp een
straf des Hoeren over de vele en zware
zonden. Naar zijn gewoonte drukte de
ze prediker zich in zulke „geleerde"
termen uit, dat het eenvoudige landvolk
hem slechts voor een klein deel kon be
grijpen.
In de nacht van 14 op 15 Januari
1808 had Zeeland het zwaar te verduren.
„Het eiland Schouwen werd toen bijna
overstroomd", zo kan men in sommige
geschiedenisboeken lezen. Weet U wat
dit korte zinnetje inhoudt? In het kort
willei we het hier vertellen.
De heer Kocnraad Rijsenberg, stalhou
der en herbergier te Zierikzee, bevond
zich 14 Januari met zijn rijtuig op
weg van Zierikzee naar Brouwershaven
en andere plaatsen op het eiland Schou
wen. Door de krachtige wind werd hij
genoodzaakt zijn reis te onderbreken en
te Brouwershaven te overnachten. De
stormachtige wind verhinderde Rijsen
berg in slaap te komen, zodat hij te
middernacht opstond en zich naar de wo
ningen van verschillende inwoners be
gaf om hen te waarschuwen, dat zij door
de wind en het hoge water in gevaar
verkeerden. Daarna redde hij bij een
landbouwer diens koeien en vervolgens
zijn paarden, die reeds tot hun hals in
het water stonden.
Toen Rijsenberg zich daarna in een
koffiehuis begaf, vernam hij, dat de
dijk „de Beer" op het punt van door
breken stond. Dat gaf natuurlijk een ge
weldige opschudding en een groot deel
der bevolking werd radeloos. Ook de
burgemeester van Brouwershaven werd
door de algemene angst aangegrepen en
vroeg de heer Rijsenberg wat men kon
doen om de dreigende ramp af te wen
den. De Zierikzeese stalhouder was ge
lukkig in dit hachelijk ogenblik nog goed
bij zijn positieven en gaf de raad de
zeilen van de in de haven liggende sche
pen in beslag te nemen om daarmee de
dijk te bedekken. Dat durfde de burger
vader echter op eigen houtje niet te
doen en hij wilde in alle ernst eerst
de vroede vaderen in vergadering bij
een roepen. Rijsenberg was en wie
kan dit van deze voortvarende man niet
begrijpen? woedend en hij schreeuw
de de burgemeester toe: „Laat dan de
klokken luiden en geeft de mensen de
raad naar de kom van de gemeente te
vluchten!" Deze man liet het niet bij
het geven van goede raad, maar hij
werkte uit alle macht mee om te red
den wat er te redden was. Onder le
vensgevaar begaf hij zich naar het be
dreigde punt, versterkte de dijk zoveel
dit mogelijk was en mocht de voldoe
ning smaken, dat zijn zwoegen met het
begeerde succes werd bekroond. Een
jaar later ontving de heer Rijsenberg
van koning Lodewijk een zilveren ta
baksdoos met toepasselijke inscriptie
Deze vorstelijke onderscheiding was ze
ker verdiend.
Op 30 Januari 1877 thans 75 jaar
geleden werd ons land weer door een
watervloed geteisterd, waardoor o.m.
het eiland Marken en de pas het jaar
te voren ingedijkte Eemspolder werden
overstroomd en de eveneens eerst in
1876 aangelegde dijk (ter afsluiting van
de monding van het Rcitdiep) nabij
Zoutkamp op drie plaatsen werd door-
De Januarivloed van 1916Duizenden
landgenoten herinneren zich nog deze
nationale ramp, waarbij 16 mensen om
het leven kwamen.
Het begon zo: In de middaguren van
de dertiende Januari stak een zware
Noordwesterstorm op, die het
opwaarts stuwde het land in Vooral in
de Nieuwe Waterweg werd het water
buitengewoon hoog opgejaagd. Van Rot
terdam tot Schoonhoven kwamen stan
den voor, hoger dan men bij mensen
heugenis ooit gehad had. Hetzelfde wat
het geval langsde Brielse Maas, Oude
Maas, Noord, Merwede, Dordtsche Kil.
Hollands Diep, en de Amcr. In het al
gemeen hebben echter de dijken zich
hier uitstekend geweerd, zodat rampén
uitbleven en hoegenaamd geen schade
werd aangericht.
Het ergst van deze vloed heeft te
lijden gehad het gebied rondom de Zui
derzee. Ten Zuiden yan Monnikendam
bijvoorbeeld werden tien gaten geslagèn
van 40 tot 60 meter, waardoor het water
met kracht de verschillende laaggelegen
polders binnenstroomde. Alles moest
vluchten, er was geen houden aan. Aan
alle kanten sloeg men alarm: Edam en
Volendam verkeerden in gevaar; de
Westfriese zeedijk werd bedreigd; de
dijk van de Anna Paulownapolder bij
de Ewijcksluis bezweek; de zeer grote
polder Waterland was een onafzienbare
watervlakte; van Muiden was het groot
ste gedeelte overstroomd; bij Baarn brak
de Eemdijk door, tengevolge waarvan
Bunschoten en Spakenburg onder water
kwamen te staan; ten Noordwesten van
de lijn Baarn—Amersfoort—Nijkerk
Harderwijk stond alles blank; van Kam
pen liepen de^ lager gelegen straten on
der, om de s'tad was alles één water
massa; ook de omstreken van Meppel
stonden blank, van Urk liep viervijfde
',""1 nog veel
te i
zijn.
Het allerergste was de toestand ech
ter op ht eiland Marken, waar zich ont
zettende tonelen afspeelden Hier lie
ten 16 mensen het leven. Moeders met
kinderen in de armen verdronken jam
merlijk, anderen ontsnapten ternauwer
nood aan de dood,
Geruime tijd heeft het geduurd eer
dat het water weer was teruggedrongen.
Later zijn de dijken verzwaard om te
voorkomen, da: andermaal zulk een
ramp ons volk zou treffen.
Na 1916 heeft het water in 1926 nog
eens een aanval gedaan op onze polders.
Toen moest het land van Maas en Waal
het ontgelden. Gelukkig waren er toen
geen mensenlevens te betreuren en
heeft een watersnood-comité, dat 4
milliocn verzamelde, in niet geringe
mate de nood gelenigd.
Wij zouden nog kunnen vertellen van
de overstromingen in 1938 en 1948. Wij
deden trouwens slechts hier en daar een
greep. Want zo oud Nederland is, zo oud
is zijn strijd tegen de oude erfvijand:
het water.
Uit zee hebt gij uw grond gewrocht.
O Nederland, en wat onze ogen
In uw landbouw bewonderen mogen.
Uw rijkdom hebt ge in zee gezocht;
En uit haar diepe, wilde golven
De reirmte parels opgedolven.
Dit gedichtje bevat een compliment
aan ons volk.
Maar tevens een ernstige waarsohu-
Nederland, let op Uw saeckl
Waakzaam blijven blijft het parool.
Want alleen wie waakzaam Is, is in
staat het immer dreigende gevaar t«