^De sSproncf Nederlandse vereniging van uitvinders VICE-VERSA 4 ZONDAGSBLAD 19 JANUARI 1952 WAT DOET DE Van de bromfiets-scooter en ,,blaarlrekker tot de brood. IJET is over het algemeen weinig bekend, dat ons land ook een „Ver eniging van Uitvinders" heeft, die de mensen van de 1 pet. inspiratie en de 99 pet. transpiratie tracht voort te hel pen. En het spreekt vanzelf, dat ir. P. A. Dozy, secretaris vun deze be trekkelijk jonge organisatie, heel wat weet van de problemen, die tussen een „idee" en de verwerkelijking liggen. Wellicht meent menigeen, dat deze „verlichte" tijd met z'n televisie en opkomende atoom-energie nog maar weinig nieuws te brengen heeft. De brandstofloze motor van een Wardenier en de zgn. eeuwige" lucifer hebben we ook al gehad Indien u echter weet, dat de Ned. Octrooiraad tot nog toe ruim 67.000 patenten verleende (en een patent krijgt een uitvinder alleen, indien zijn idee iets met een geniale vonk te maken heeft) dan kau men wel concluderen, dat er ten canzien van het „nieuwe" allerminst een „stilstand" te consta teren ralt. We hebben ir. Dozy eens te Haar lem bezocht en deze heeft ons na der vertrouwd gemaakt met bet „hoe en wat" der vereniging; met haar octrooibemoeiingen, adviezen en managing-zorgen. De kasten staan hier vol met hele ideeën-dos siers en de heer J. Castelijn, de rechterhand van het secretariaat, heeft er eens een greep in gedaan en ons iets van de vindingen in de laatste tijd verteld. Zo knutselde de 67-jarige ex-ambtenaar J. H. Klem te Hengelo (G) met behulp van een bromfietsmotor een aardige scooter in elkaar, die binnenkort ook aan de markt komt. Een Amstelvener, de heer H. Punt een man met veel technisch inzicht en gevoel voor tempo ontwierp in z'n vrije uren een broodsnij-smeermachine, speciaal geschikt voor grote restau rant-bedrijven, cafetaria's en... gro te gezinnen! En voor dames, die prijs stellen op mooie, spits toelo pende vingers heeft de heer W. M. v. d. Meye te Zandvoort een bijzon der metalen huisje geconstrueerd, m.a.w. een soort vingerhoedje, dat 's nachts in tienvoud gedragen dient te worden. Waarom hebben onze motorrijtui gen geen buigbare nummerborden van plastic? Aldus vroeg de heer H. J. Scholte te Haarlem zich af en ontwierp prompt enkele proef modellen, die niet meer kunnen deu ken of blutsen. De ANWB wil zelfs in overweging nemen, of de grote wegwijzerplaten niet van dit mate riaal vervaardigd kunnen worden. De schilder Huizer te Heilo, die het verbod om met open vuur verf af te branden, reeds lang dwars zat, besteedde veel tijd aan z'n zgn. „blaartrekker", die met gesmoorde vlam een zeer snel werken moge lijk maakt. De duizenden huisschil ders in ons land zijn zeer geïnteres seerd in dit nieuwe instrument en de Ned. Vereniging van Uitvinders heeft reeds contact opgenomen met een fabriek, die de „blaartrekker" in serie wil gaan vervaardigen. En zo zouden we verder kunnen gaan met een uiteenzetting over de rubber-water-matras, een wasma chine, die op 42 volt loopt, een zelfsluitende scharnier, een fluitke tel, aan welks dop men niet meer de vingers kan branden, een ge luidsdemper voor geweren... wat al niet meer! 99% inspiratie Maar... bij het secretariaat ko men ook de mensen van de 99 pet inspiratie en de 1 pet transpiratie. Menigeen meent met een fantastisch en onmogelijk idee het ei van Co lumbus geVonden te hebben. „We maken hier soms de dolste dingen mee," aldus de heer Dozy, „en hoewel het alles zeer amusant is, vraagt het aan de andere kant veel tijd..." Overigens kan men op het secre tariaat steeds dezelfde twee vragen beluisteren en wel: Zou ik hier oc trooi op kunnen krijgen? Zou het u mogelijk zijn, een fabriek te vinden, die mijn idee in exploitatie wil ne- De vereniging begint meestal een nieuw idee te testen, alvorens con tact met de Octrooiraad opgenomen wordt. Zeer teleurstellend is het voor een uitvinder, wanneer hij tot de ontdekking komt, dat zijn idee reeds oud is, maar nooit toegepast werd. Zo verging het een Amster dammer, die een half jaar lang werkte aan een repeterende electri- sche stop, die vijfmaal achtereen dienst kon doen. De man wilde niet geloven, dat iets dergelijks al be stond, „omdat wel 200 installateurs hem verzekerd hadden, dat het ge weldig was." De heer Dozy diepte daarna bij de Octrooiraad te Den Haag een tiental Nederlandse en buitenlandse patentschriften met een beschrijving van ongeveer de zelfde vinding op. Dergelijke bittere ontgoochelingen komen wel eens meer voor: veelal gaat de uitvinder niet na, of zijn idee b.v. reeds in 1912 in Brazilië ontdekt werd en door allerlei commerciële of practische bezwaren geen levensvatbaarheid bleek te hebben. Bij de Octrooiraad heeft men echter de duizenden pa tentschriften uit alle landen der aar- snij-siiieer-macliine de systematisch gerangschikt en ie dere vinding, die op een andere lijkt of b.v. een combinatie is van twee reeds .bestaande ideeën, maakt heel weinig kans. Is een bepaald idee eenmaal wettelijk beschermd (en dil is nog niet zo eenvoudig als men wellicht zou denken) dan komen dikwijls pas de grootste zorgen. Zelfs een eier-warmertje kan het re sultaat zijn van een geniaal ogen blik en een patent veroveren, maar de fabrikant trekt zich van alle kos ten, die de uitvinder gehad heeft om zijn idee beschermd te krijgen, vanzelfsprekend niets aan Een diuivenkrentez Zo kwam er iemand, pas terug uit Indonesië, op het idee, een „drui- venkrenter" te maken. Hij dacht, dat dit handige instrumentje, dat uit een vingerbeugeltje bestond, waarin een scheermesje geschoven kon worden, in het Westland by het seizoenwerk van het, uitdunnen der duiventrossen goede diensten kon be wijzen. Na contact met een octrooi- kantoor gezocht te hebben, waarbij hij aan zijn idee ongeveer 450, verdokterde, bleek dat een dergelijk instrumentje in de practijk niet zo veel zin had. Het aantal vindingen, dat het praedicaat „goed" verwerft, is ech ter nog steeds vrij groot. Vaak gaat het om kleine dingen, die echter zo origineel en practisch zijn, dat ze met vlag en wimpel „er door" gaan. Zo zal de heer R. J. Robijns, een musicus uit Amsterdam (overigens is dit ons laatste voorbeeld) ook wel succes hebben met zijn idee om automobilisten, die na het verwij deren van het contactsleuteltje de handrem vergeten, automatisch met de claxon te waarschuwen, opdat de straatjeugd de wagen niet kan verrijden en in het ergste geval Ir. P. A. Dozy, secretaris van de Ne derl. vereniging van uitvinders, bestu deert een nieuwe uitvinding: nummerborden van plastic. het water kan inwerken. Wordt de rem bij het wegrijden weer verge ten (dit schijnt een zonde van veel doktoren te zijn, die gestraft wordt met een reparatierekening) dan loeit opnieuw de claxon... Uit dit alles moge wel duidelijk geworden zijn, dat de Ver. van Uit vinders, die verleden jaar nog maar 17 leden had en inmiddels het getal 150 reeds passeerde, heel wat te doen heeft. Maar het organiserende en bemiddelende werk is stellig van grote waarde, omdat hierdoor voor komen kan worden, dat uitvindingen, die voor industrie en handel (en voor onze deviezenpot) van grote waarde zijn, door gebrek aan mede werking verloren gaan. JAAP STIGTER. Nr 16 ALLEREERST het vervolg van de Egyptische legende. Laat in de nacht maakte de dief het lichaam van zijn broer los, waar na hij van alle wachters om hen be lachelijk te maken, de rechter wang kaal schoor. Na het lijk op de ezels gelegd te hebben, dreef hij ze naar huis. Zo voerde hij het bevel van' zijn moeder uit. Toen de diefstal van het lijk aan de koning gerapporteerd was, ging hij vreselijk te keer, maar omdat hij de dader beslist wilde ontdekken, deed hij iets, wat zelfs Herodotus on gelofelijk vindt. Hij beval zyn dochter, haar intrek te nemen in een donkere alkoof en iedere man zonder onder scheid bij zich toe te laten, ieder, die haar bezocht, moest haar zijn slim ste en zondigste daad vertellen. Wie haar het verhaal van de dief zou ver tellen, die moest ze vasthouden en niet laten ontsnappen. Het verhaal werd rondverteld, dat de prinses zou huwen met hem, die zij uit haar be zoekers verkiezen zou. Toen de dief dit vernam, begreep hij direct de bedoeling, doch omdat hij de koning in list wilde overtreffen, deed hij het volgende. Hij sneed een arm van zijn. dode broer af en verborg die onder zijn kleren, waarna hij de prinses op zocht. Toen hij toegelaten was, wer den hem dezelfde vragen gesteld als de anderen. Als zondigste daad gaf hij op het afsnijden van het hoofd van zijn broer en als slimste, dat hij na de wachters dronken gevoerd te hebben het lijk van zijn broer had losgemaakt. Toen zij dat hoorde, trachtte de prinses hem beet te pak ken. Maar in het donker stak de dief haar de hand van het lijk toe. Die pakte zij en hield ze stevig vast, in de mening, dat ze zijn hand vast hield. Maar de dief liet hem haar en vluchtte weg door de deur. Daar Herodotus in het laatste deel van zijn verhaal geen puzzlestof ver werkt heeft, volgt het slot van het verhaal in geheimschrift. Iedere let ter is door een andere vervangen, maar steeds door dezelfde. Natuur lijk wijkt het verhaal sterk af van het oorspronkelijke, omdat anders eventuele lezers van Herodotus een voordeel zouden hebben. Fpepu em vppuijum ijuamms jpf err enmh ppf em srfnfz jmaumve Ipij, ijurfe emqm ijurt jmakppije rjma em. trme mf jnfenfragsomne, Ippajpf og omu kmlgij rmvmjmae ope. Nf pvvm ijumemf vnrr.u og phsrfenzmf, epu og omt qgf ijuaph Invem slguijwomvemf. Og kmvrrhem omt zrdemf kmazmf, jrra omu zmfpv og kg em srfnfz grd srtmf. Em enmh jmauardlem em ijnudpunm mf tmveem qnwo. Aptiijn- fnudij zph omt em opfe emd lanfijmlj, rtepu og em ijvntijum Ipij jpf pvvm tmfijmf. Ntt naij jpf em Mzgiumfpamf, enm ijvnttma Ipamf epf pvvm pfemam jrvsmf, Ipij og em ijvntijum. Het slot is lang genoeg om voldoen de gegevens te bevatten voor een vlotte oplossing. Voor ij en y is het zelfde teken gebruikt. Het is te hopen, dat de zetter deze hersenkraker ook voor hem zonder stoornis weer zal geven. Naar aanleiding van de oplossing van nr. 11 kwamen nog enkele brie ven binnen van oplossers, die het niet eens zijn met de gegeven oplossing. Als leeftijd van Barendse, die in Fe bruari 1906 geboren was, gaven we 37 jaar, terwijl hij in werkelijkheid 45 jaar is. De fout van de laatste redenering schuilt hierin, dat men in dit laatste geval uitgaat van het he den, terwijl gevraagd was de lig plaats aan te geven van de zeven heren in Mei 1943. Hoe zou men kun nen weten, of Barendse nu in leven Opgave 13 is door velen niet begre pen of fout opgelost. Hierdoor was het aantal goede oplossingen veel la ger dan normaal. Toch waren ook bij deze puzzle weer enkele nieuwe lingen op het appèl, die we een har telijk welkom toeroepen. Iemand, die de opgave eerst niet begreep en er pas na enkele malen doorlezen ach terkwam, vond het een „dubbele" hersenkraker. Anderen zonden een op lossing „op goed geluk". Nog een ander vond het de makkelijkste puzz le van 1951, maar zond prompt 2 fou tieve oplossingen. Een zeer gerouti neerde oplosser, die deze puzzle als de voor hem moeilijkste betitelde, deed het beter. Tot mijn spijt kan ik niet ingaan op verzoeken van lezers, die op een dubbele briefkaart nade re gegevens voor zich vragen. Dat zou onbillijk zijn tegenover anderen. Maar nu eerst de oplossing. Ter ver korting volgt de oplossing in korte notatie, tenzij verwarring kan ont staan. Achtereenvolgens schrapt of bedekt men 2 vakken met de getal len: 3, 6, 13, 9 (1 uit kolom lx), 5. 12, 11, 10, 1, 9, 7, 12 (1 uit kolom lx), 5, 2, 4, 8 (B v 1, F 5), 6, 13, 2, 7, 3, 8, 11, 14, 10 (beide met 1 uit kolom lx). Nog een mogelijkheid is: 3 6, 13, 9 (kolom), 5, 12 (Bil x kolom), 11, 10, 1, 9, 7, 12, 5, 2, 4, 8 (B I, F 5), 6, 3, 13, 7, 8 11, 1, 4 (kolom) 10 (ko lom), 2. Op tal van ondergeschikte punten is afwijking in volgorde mo gelijk. Uit de oplossing zal, dunkt mij, voor ieder de bedoeling duidelijk zijn geworden. In iedere kolom be halve lx is steeds van onder naar boven gewerkt. Men kan ook van bo ven af beginnen in omgekeerde volg orde. Later hoop ik nog eens zulk een puzzle te geven. Er zijn talloze an dere combinaties mogelijk. In puzzle 15 is tot mijn spijt uit gevallen, dat uit iedere zak een ge heel aantal liters verloren was ge gaan. Daardoor is het aantal moge lijkheden groter# geworden. Dit geeft echter geen extra-punten. Men behoeft dus geen correcties in te zenden. Over een andere kwestie wachte men de bespreking af. Per rubriek is het aantal prijswin naars bepaald op 3. Zij, die als win naars vermeld worden, mogen een boek ter waarde van 5.opgeven aan de redactie. Men kan ook tegen bijbetaling een duurder boek opge ven. Prijzen in geld worden voor deze rubriek dus niet gegeven. De eerste winnaars bestormen in een sneltreinvaart de ladder voor de twee de maal en vechten onderling een wedstrijd uit. Nog staan ze gelijk. Van degenen, die na de 12de rubriek boven de 50 uitkwamen met gelijk aantal punten werd de heer Hooger- werf uit Vlaardrngen na loting de ge lukkige. De winnaars na de 13de ru briek zijn: A. Hoogteyling te Den Haag met 53 punten en S de Hoop te Den Haag en Chr. Littel, Krimpen aan de Lek, beiden met 52 punten. Van harte gelukgewenst met het suc ces! De top van de ladder staat dus nu op 52. Hij zal geldelijk wel verder stijgen. Den Haag en „de pro vincie" hebben beide 4 prijzen. Kom aan Rotterdam, laat je niet kennen! Hartelijke dank spreek ik uit voor de vele goede wensen, die mij ten deel vielen bij de intrede van 1952. Ook voor het grote aantal puzzle-ont- werpen! Ik hoop de volgende weken er uit te putten. Men hebbe geduld met de plaatsing, want er kan slechts één per rubriek geplaatst worden. Oplossingen van de 16de opgave worden met naam in blokletters liefst op briefkaart ingewacht uiter lijk Woensdag 30 Januari 9 uur bij het bureau van dit blad onder het motto „Hersenkrakertjes". ANTON V. MEEDEN. ZONDAGSBLAD 19 JANUARI 1952 5 TOT dusver is er nog geen boek verschenen, dat zo gedurfd de sterrenkunde koppelt aan de vaart door de geweldige hemelruimten als „Dc sprong in het heelal'' De berekeningen over de gedragin gen der planeten en de proeven met ruimtevaart-raketten, in dit boek be schreven, bereiden het grootste avon tuur der mensheid voor: het inter planetair verkeer. Sinds onheuglijke tijden heeft de mens met ootmoed en ontzag omhoog- geblikt naar de sterren en hun schrik wekkende afstand tot de aarde met de ogen gemeten. Immer nog tracht hij doel en wezen van de wereld ruimte te doorgronden. Haar niet te peilen diepte, haar onmetelijkheid en ontzaglijke leegte er. eenzaamheid. Vertwijfeld vraagt hij zich af of God alleen op zijn planeet (de aar de) het leven heeft geschapen. Met het verstand hem gegeven en met behulp van wetenschappelijke instru menten heeft de moderne mens als vaststaand aangenomen, dat er in derdaad op andere planeten geen le ven, in elk geval geen menselijk leven, kan bestaan. De omringende gaslagen en de er heersende tempe raturen maken dit onmogelijk. De lust tot hoovaardij moet ons wel ver gaan bij de wetenschap zoals men uit de observaties van sterrenkundi gen meent te mogen opmaken dat in de Melkweg minstens nog wel 10 tot 30 millioen soortgelijke zonne stelsels als het onze aanwezig zijn, waarbij sommige zonnen reuzen zijn vergeleken met onze zon. Rondom elk dier zonnen wentelen evenzo een aantal planeten zoals onze Aarde, Ju piter Mars en andere. Hoe verder wij doordringen in de geheimenissen van het heelal, hoe meer wij tot de overtuiging komen, dat er geen begrenzing is. Zoals het met het heelal is, zo is het met de microkosmos (de wereld van "het al lerkleinste). Hoe verder men de ato men splitst, hoe ingewikkelder de vraagstukken worden. Het allergroot ste zowel als het allerkleinste is on eindig. Naarmate wij met onze instrumen ten verder in de wereldruimte kun nen kijken, bekruipt ons steeds meer het verlangen te weten te komen wat zich op andere planeten afspeelt. Men rekent het zelfs niet meer tot Steeds verder worden de raketten de wereldruimte ingeschoten. Hier ziet men een uit twee delen bestaande V.2, waarvan het bovenste deel op 40 km hoogte losgelaten wordt. Dit deel raast met een snelheid van 8000 km per uur voort. Tot nu toe heeft men er een hoogte van 400 km boven de aarde mee kunnen bereiken. IN HET HEELAL de onmogelijkheden in de toekomst een kijkje te gaan nemen op de meest nabije gezellin der aarde, de maan. De drang tot doorzoeking van het onbekende zit de mens in het bloed. De ontdekking van wereldde len is reeds lang achter de rug. Het vliegen over oceanen 4n enige uren tijds is al gemeengoed geworden. Het observeren van sterren en planeten alleen bevredigt de mens al niet meer. Hij wil verder de ruimte in en, in werkelijke zin gesproken, zélf naar de maan. Om echter met een ruimtevaartuig buiten de aantrekkingskracht van de aarde te komen, m.a.w. de zwaarte kracht te overwinnen, moet dit met grote snelheid buiten de dampkring geschoten worden. Als gaandeweg het ruimteschip buiten de aardse aan trekkingskracht komt, verdwijnt ook het effect van de zwaartekracht. Dit is een der vele problemen, waar mede de mens te maken krijgt wan neer hij het heelal wil doorkruisen. Zonder de aantrekkingskracht be staat er geen gewicht. De vraag is, als alles blijft zweven en men zelfs op z'n hoofd kan staan zonder het te bemerken, hoe het gevoel voor oriëntatie zal zijn. Een ander pro bleem is de reactie van de mense lijke organen op de snelheden, die boven de geluidssnelheid liggen. Zal zijn hart blijven kloppen, zijn bloed blijven stromen? Want de snelheid, waarmede een ruimteschip buiten de dampkring en de aantrekkingskracht moet worden geschoten, is bijna 29.000 Km per uur. Om een inter planetaire reis te maken, bijv. naar de maan, moet men echter snelhe den gebruiken die nog hoger liggen. Men moet nl. de ruimteraket een elliptische baan geven om de baan van de maan te kunnen bereiken. De kortste afstand van de maan tot de aarde in deze baan is 357.000 km. De snelheid, die nodig is om op dit punt de maanellips te bereiken (de zg. ontsnappingssnelheid) is be rekend op ruim 40.000 km. per uur. Is de raket eenmaal in die baan ge komen, dan is zij reeds enige tijd binnen de aantrekkingskracht van de maan en kan daar tenslotte landen. 4 4 4 5: 4 4 V V v ét 4 Om deze landing te kunnen verrich ten moet de snelheid evenwel afge remd worden. Dit vergt evenveel verbrandings energie van de raketmotoren als de start van de aarde. Voor een reis van de aarde naar de maan vice-ver- sa moet dus brandstof medegenomen worden voor twee starts en twee lan dingen. Ook dit is een probleem, want de brandstof-voorraad zou het grootste deel van het startgewicht uitmaken. Proeven met V-2's hebben aangetoond, dat bij een brandstof- hoeveelheid van 70 pet. van het to tale startgewicht, een hoogte van 180 km- kon worden bereikt. Om buiten de aantrekkingskracht van de aarde te komen is dus heel wat meer no dig. Wellicht zal in de toekomst de atoomenergie hier op een of andere wijze uitkomst brengen, indien men tenminste er in slaagt de uitstraling in één richting te bewerkstelligen. De interplanetaire reizen, als deze ooit verwezenlijkt zouden worden, zouden echter toch slechts beperkt kunnen worden tot de dichtsbijzijnde planeten. Voor een reis naar Pluto, de verst-verwijderde planeet in ons zonnestelsel, zouden de ruimtèreizi- gers zo'n ontzettende afstand (nl. 5'A milliard km) moeten afleggen, dat zij krankzinnig van heimwee zou den worden bij het varen door deze onbeschrijfelijke leegte. Wat zal de mens op andere plane ten zoeken als hij er toch niet kan wonen. De wetenschap, de evolutie is niet tegen te houden en veel kan de mens op technisch gebied berei ken. Maar of hij nu als Icarus zich vleugels aanbindt of als skyrocket- piloot met zijn vliegtuig sneller dan het geluid vliegt en uiteindelijk reizen in het heelal zal maken, nim mer zal hij er in slagen het eeuwige mysterie van de Schepping te ont sluieren. Maar de wijsheid, vanwaar zal zij gevonden worden? En waar is de plaats des verstands? De mens weet hare waarde niet, en zij wordt niet gevonden in het land der levenden. (Job. 28 12-13). Oorspronkelijke titel: „The conquest of Space". Tekst van Willey Ley, Ameri kaans autoriteit op het gebied van het interplanetair verkeer. Platen van de architect-astronoom-schilder Chesley Bo- nestell. Vertaling van J. de Groot. Uit gegeven bij J. M. Meulenhoff Amsterdam. Saturnus, gezien vanaf haar satelliet Mimas op een afstand van 11 (Naar een gekleurde tekening van Chesley Bovestell.) tHJ-ö"OOO „QOEIEMIDDAG", zei de juf frouw, „daar bennemeweer Ze zei het zo gewoontjes alsof ze effetjes naar de slager op het hoekje geweest was, en nu verslag van haar ervaringen met varkenskarbo nades en biefstukken kwam doen. Maar als U, lezer, mijn ogen op dat moment had kunnen aanschouwen, zoudt U terstond begrepen hebben dat deze bezoekster iets wijder weg was gegaan en dat haar binnen komst op mij de uitwerking had van een door het K.N.M.I. te De Bilt driewerf afgelaste en nochtans losbarstendeorkaan. Want mijn ogen sprongen compleet naar voren. Hoe zouden ze anders durven te doen als ze eensklaps een juffrouw ontwaren, die naar menselijke be rekening ergens temidden van scha pen en kc.ngoeroes in midden- Australié behoorde te vertoeven? Even dacht ik aan een soort media mieke'verschijning, maar neen, de spreekkamer stond normaal om me heen, en van buiten drongen de altijd eendere kreten door van jon gens en meisjes, die het moment wachtten waarop ze naar binnen zouden mogen gaan. Het móést zo wezen, deze juffrouw was onze wykemigrante en ze was retour. En zijzelf haastte zich om alle twijfel weg te nemen door nog eens te ver zekeren, blijmoedig en oprecht: ,Ja, daar bennemeweerWaardoor wij dan meteen weer kwamen te zitten met een eindeloos probleem. Eerlijk gezegd: we waren zelden blijer geweest dan op het ogenblik waarop deze geretourneerde juf frouw zich aan boord van de „Weet- ikveel" begaJ om de vaderlandse bodem de rug toe te keren. Het was een problematische juffrouw, waar aan we machtig veel tijd ten koste hadden moeten leggen. Dat zat zo. Haar man was op een dag tot het besluit gekomen dat het hier in ons oude landje niks niet meer gedaan was en dat hij dus wijs deed om hier weg te wezen. Te zelfder tijd stond in een of ander blad dat flinke vak lui in Australië een gouden toe komst tegemoetgaan, en dat speciaal ook het fabriekswerkerschap daar hoog wordt gewaardeerd. En haar man was fabrieksarbeider, zij het ook zonder veel vakmanschap want daarvoor had hij in vele bedrijven te weinige dagen succesvol doorge bracht. Het een met het ander com binerend had hij zijn schreden naar de daartoe ingestelde instanties ge richt en had zich aangemeld voor emigratie. Zijn aanvraag had gehoor gevonden en op een goede dag ver trok hij, zij het dan ook met achter lating van vrouw en kinderen, die pas na zouden komen, wanneer Man en Vader de weg naar de wel vaart gevonden had. Tot zover is dit verhaal van alle volkeren en van alle tijden, maar nu beginnen Uit de VOLKSWIJK de aparte moeilijkheden. Moeilijk heid Eén: het viel niet uit de cor respondente van de vertrokkene op te maken of het hem al dan niet voor de wind ging in dat verre, vreemde land. Dat zat 'm zowel in de veelheid zijner schrijffouten en z'n onleesbare handschrift, als ook in het feit, dat hij ook daarginds van fabriek naar fabriek wipte tn steevast van hoge jubel tot klaag zang verviel. Moeilijkheid Twee: het bleek al ras dat een nieuwe wereldburger de herinnering aan Vader levendig zou helpen houden, lang na zijn afscheid. Moeilijkheid Drie: de adspirant-nakomende vrouw hud zich in haar hoofdje ge haald dat er in Australië kanibaien leven. Moeilijkheid Vier: de gezins inkomsten bleven ver beneden het hoogst iioodzakelijke levensmini mum. Moeilijkheid Vijf tot en met Honderd: alles wat uit dit alles verder kan voortvloeien. Nochtans, alles keerde zich uit eindelijk ten beste. De baby kwam op zijn tijd; de goede berichten op de hunne; de kanibaien bleken verhuisd en het hele gezinnetje werd tenslotte b ootryp gemaakt. Met een zucht van verlichting zagen we de kleine optocht vertrekken: de deur uit, de straat uil, de wijk uit, het land uit. Voorbij: een post minder op de begroting, een zorg minder op de schouders. Wie weet, hoorden we ouer een jaar of vijftig dat men ons uit erkentelijkheid een goudmijn had gelegateerd: dat kun toch? Maar veertien dagen na haar vertrek 1 eisten we één ding zeker, dat het met die goudmijn niets wor den zou, want een oom vertelde ons dat de Man-in-Australië - voorzoveel leesbaar had gemeld, dat die laatste baan niets werd, en dat hij daarom er maar liever weg ging. Liever vandaag dan morgen; hij kon nu al best weer onderweg wezen. Dat was dan het draina ten voeten uit. Terwijl vrouw en kroost Oost- moest dat op uitlopen? Het bleef een vraag, omtrent een jaar lang. Tot op het boven omschreven moment toer. ze daar zo ons kamer tje binnenrolde en sprak: „Daar bennemeweer en ze voorts vertelde hoe het in dat Australië niks was; enkel krokodillen en kapitalisten en nu d'r man daar weg was, had zij er ook geen lol meer anMaar offewe soms een pakkie hadden voor d'r kleinste, wam dat wurm van twee maanden kon het toch ook niet helpen. ,.Twee maanden?" stamelden wc ontzet en onze ogen sprongen vol schrik terug. „Jewel", zei de juffrouw stralend. ,.Ja, sietu dat sit so. Me man en ik hebbe mekaar nog effe ontmoet, vlak voor ie van Australië doorging naar Amerika en hij zei: Meid, zei-ie, assemehet daar nou goed gaatdan kom jij na, en doe de groeten van me an de femielje Waarmee ik maar zeggen wil, dat we van voren af aan begonnen zijn. WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10