TERUGVAL pel IA.* AA ZONDAGSBLAD 8 DECEMBER 1951 U Uitverkiezing De onbegrijpelijke liefde Gods en onze persoonlijke verantwoordelijkheid ZIEZO, het wóórd is neergeschre ven en men zou graag eens de reacties willen zien bij de lezers. Ik ben overtuigd dat die héél verschil lend zullen zijn. Hier en daar zet iemand nu zijn bril op: hij heeft over dit onderwerp al zoveel gehoord en gelezen dat hij maar al te graag op onderzoek uitgaat, hetzij om in stemmend te knikken, hetzij ook om ketterijen bij de kraag te vatten. Elders volstaat een ander met een berustend gebaar; hij denkt feitelijk hele/naai niet over de kwestie, maar praat een misverstand na: ,,Ja, je moet toch maar uitverkoren wezen... Als je dat niet bent, dan zal niets je kunnen redden..." En hij leeft mogelijk rustig doqr in een of andere baarlijke zonde, omdat het er toch allemaal niets toedoet, zolang je niet weet of je uitverkoren bent. Doch weer elders spuit een vierde zijn veront waardiging op en gaat heftig tekeer. Hij vindt dit hele begrip uit den boze. Hij heeft allang geleden juist daarom met God en Kerk gebroken. „Want", zegt hij, „want het is niet éérlijk van God, wanneer het tenslotte alles van Hem afhangt en Hij dan toch nog straftWaarschijnlijk is deze op standige overigens terecht gekomen bij een nog veel hardere leer, die hem voorhoudt dat een mensenleven vol ledig bepaald wordt door de gedragin gen van zijn eigen voorouders, waar van niemand zich los kan maken. Maar soms prefereert men het om van mensen afhankelijk te zijn, liever dan van God. Kijk, met al zulke op merkingen en tegenwerpingen moe ten we rekenen nu we het woord „Uit verkiezing" hebben neergeschreven. Maar tegelijk bepalen deze veron derstelde lezers de zijde van het onderwerp die we vandaag willen be zien. Men begrijpt: een kort artikel kan nooit aan alle aspecten récht doen en zeker niet wanneer men reeds een compleet Zondagsblad zou kunnen vullen met louter literatuur opgave. Daarom volstaan we met één kant van de zaak: we gaan on derstrepen dat het een schromelijke misvatting is om in het gesprek over de uitverkiezing de persoonlijke ver antwoordelijkheid uit het oog te ver liezen. En ik voel me al ruim be loond als Próever, Berustende en Opstandige eens daar op bij zich zelf gaan letten. "E1 R staat in Mattheus 22 een gelij- ■Lj kenis: een Koning nodigt gasten tot het bruiloftsmaal van zijn zoon. Hij zendt zijn slaven uit om te lok ken en te dringen: „Alle dingen zijn nu gereedkomt!" Maar helaas, de gasten willen niet. Ze hebben het allemaal veel te druk; de een met zijn akker, de ander met zijn stal, spruitende uit Gods erbarmen men sen roept tot het heil, maar de men sen wijzen deze kans af. Met 't daar weer uit voortvloeiende gevolg dat de Koning op een moment zijn troe pen zendt en de stad der doodsla gers met de grond gelijk maakt. Ge lijk geschied is in de ondergang van Jeruzalem, doch toen zeker niet al leen. |~)E gelijkenis gaat voort, De Koning heeft alle dingen gereed en Hij wil niet met lege zalen de bruiloft van Zijn Zoon vieren. En dus zendt hij opnieuw andere slaven iiit, die tot opdracht ontvangen om allen toe te brengen die ze maar aan zul len treffen. De stad is vernield: de huiseigenaars zijn zwervers gewor den. Ze hebben zich als vluchtelingen gemengd onder de massa. Maar de nodiging bereikt hen daar opnieuw en hen zelfs opnieuw in de eerste plaats. Het kan zeker niet toevallig zijn dat de knechten de opdracht krijgen om „beiden, kwaden en goe den" de kwaden staan dus voor op mee te nemen naar het paleis. De bedienden ook de bedienaars des goddelijken Woords hebben niet te schiften en niet te critiseren. Ze mogen niet eigenmachtig de bood schap des Konings verkleinen of eventueel binden aan bepaalde voor waarden. Allen hebben ze te invite ren en al hebben ze hierbij dan ook geen volledig succes ze moeten er immers een en andermaal op uittrek ken de zaal komt uiteindelijk toch vol. Het is duidelijk dat dit tweede deel van de gelijkenis speciaal slaat op de prediking van het heil in de gehele wereld en dat de uitverkie zende liefde na de afwijzing door Israël eer feller dan lager gaat bran den. Men kan zich daarover opnieuw slechts heilig verbazen. Mensen zou den dit nooit zo doen: mensen wor den veel te gauw beu van afwijzin gen en trekken zich terug in ivoren torens. Maar God wil de volheid van Zijn huis tot stand brengen en zendt daarom steeds nieuwe dienaren naar de kruispunten der wegen. Even tus sen haakjes: misschien herinnert iemand zich nog vaag dat ons ABC indertijd begon met een gesprek over het Apostolaat: ziet ge thans hoezeer dat onlosmakelijk verbonden is aan de leer der uitverkiezing? En begrijpt ge dat een kerk en een kerkmens die zich onttrekt aan de opdracht om te nodigen feitelijk helemaal vreemd is aan de Koning en Zijn feest? Wie het geheim kent kan enkel maar nodigen. En die genodigd worden kunnen enkel maar komen. Want achter heel dit tweede deel blijft toch een verre drei ging hoorbaar: in de vernielde stad der boosdoeners storten nog altijd krakend muren ineen EN dan komt het slot van de ge lijkenis. De zaal raakt vol. totaal vol, de laatste feestgan ger is binnen. Een schare die nie mand tellen kan, is aangezeten.Dan treedt de Koning binnen om de gas ten te overzien. Maar plotseling blijft zijn oog rusten op één bepaal de man, die in zijn eigen kledij geko men is en die niet naar Oosterse gewoonte bij de poort van het paleis de koninklijke feestdracht heeft willen aanvaarden. En meteen valt een ontstellende stilte in in de feestzaal. De Koning zwijgt. De om- zittenden zwijgen. En de nalatige gast zwijgt ook. Men vraagt aich af wat dit voor een mens is. Men zou het zo kunnen omschrijven: deze man neemt enkel maar in de boodschap aan wat hem bevalt: hij wil best een feest, en een bruiloft is hem helemaal een mee vallertje... maar aan de reden voor dit alles dacht hij geen secon de. De Koning en diens bruiloft-vie rende zoon laten hem koud. Waar schijnlijk is hij zo vervuld geweest van eigen belang, dat hij zich niet de tijd heeft gegund om zich te ver kleden: het zou hem eens een ere plaats hebben kunnen kosten. Voor uit, dringen om binnen te komen; en haasten om vooraan te zitten; en de Koning laat me onbewogen... Maar men kan het ook anders zeggen: deze man kende in het geheel geen verwondering over de „Uitverkie zing". Hij voelde niet dat daar een onbegrijpelijke weldaad achter schuilt; dat „uitverkoren zijn" je maakt tot lijdend voorwerp in plaats van tot par mantig onderwerp. Hij dacht er niet over dat hij zich innerlijk had te ge dragen als een bevoorrecht mens, als een dankbare aanvaarder van Gods on begrijpelijke keuze. Hij wees het af om het voorwerp te zijn van deze alles- vergevende, alles-vergetende, alles- reinigende liefde Gods. En daarom kan er ook geen ènder slot op zijn historie zijn dan deze waarlijk dood se stilte. AARMEE is de gelijkenis uit, be- halve de conclusie: „Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverko ren..." En nu kan men enkel maar een dikke streep erbij zetten dat dit „uitverkoren" hier met geen moge lijkheid kan betekenen: de Koning meende het eigenlijk niet. Het moet betekenen: de geroepenen meenden het eigenlijk niet. Ze interesseerden zich niet voor de bruiloft, niet voor de Zoon, niet voor het feestkleed, niet voor God. Ze dachten enkel maar aan zichzelf; ze waren onge hoorzaam en ondankbaar. Ja, het is goed dit alles te onderstrepen op dat allerlei wartaal over de Uitver kiezing verstomme, eer de laatste stilte intreedt. Jacobus Henricus van 'i Hoff De. I 50 j; eerste Nederlandse geleerde, die, jaar geleden, de Nobelprijs ontving OP 10 December 1901 dus a.s. Maandag 50 jaar geleden wer den de eerste Nobelprijzen uitgereikt. Deze prijzen worden elk jaar toege kend volgens een beschikking in de na latenschap van Alfred Bernhard Nobel, Zweeds scheikundig ingenieur, die in 1896 overleed. De interest van het be schikbaar gestelde kapitaal (30 rnillioen Zweedse kronen) wordt jaarlijks ver deeld onder hen, die de grootste vooruit gang hebben gebracht op. het gebied van natuurkunde, scheikunde en physio- logie of geneeskunde die het beste letterkundige werk met een idealistische strekking hebben geschreven en die het meest tot de wereldvrede hebben bij gedragen. Sedert 1901 kwamen meer dan 200 geleerden voor een Nobelprijs in aan merking. Tot hen behoorden de volgende de derde met zijn vrouw, en in plaats van vreugde vinden de knechten slechts afwijzing, minachting, haat. uNideTrl„a^"s:/1Jon^' Er zit zelfs een zekere groei in dit alles. Men begint met de invitatie duidelijk te negeren. Vervolgens wordt men aggressief: men slaat de hand aan de boodschappers. Uiteindelijk wordt het vijandige gebaar tot boze daad. men vermoordt de brengers van goede tijding. Ongetwijfeld slaat deze gelijkenis in eerste instantie op de houding van het uitverkoren volk Israël ten dage van Jezus' omwandeling op aarde. Men kan zich enkel verbazen over het geheel der gebeurtenissen: over de onbegrijpelijke Liefde Gods, die door de eeuwen heen telkens op nieuw Zijn knechten koningen, priesters en profeten zendt tot dit bepaalde volk, dat in geen enkel op zicht zulk een rijke nodiging ver dient. Maar ook over de afwijzing staat men. versteld: zoals er geen „Waarom" voor zoveel goedheid is, zo is dit er ook niet voor zoveel on verschilligheid. En tenslotte voelt mén zich verbijsterd over het feit, dat deze afkeer stijgt tot de toppen van de moordzucht. Men staat tegen over volledige raadselen, als in Bachs Mattheus-Passion: „de blinden gaf Hij het gezicht anders niets mis deed Hij waarom dit alles?" Het benauwendst is evenwel het verschijnsel dat de wereld, die na Israël de boodschappers mag ontvan gen dat is onze wereld; dat zijn wij al even afkerig staat tegen over de nodiging. En dat nog wel eventueel met een broep op het be grip „Uitverkiezing", waarmee men de echtheid en de gemeendheid van Gods nodiging in twijfel trekt. Zodat we samenvattend moeten conclude ren: er is een verkiezende liefde, die zonder enige reden dan die voort- Vai» 't HoJJ-monument aan de 't-Gravendijkwal ie Rotterdam. 't Hoff (1901), H. A. Lorentz (1902). F Zeeman (1902), J. D. v. d. Waals (1910) T. M. C Asser (1911), H. Kamerlingh Onnes (1913), W. Einthoven (1924), C Eijkman (1929) en P. J. W. Debije (1936). Uit dit lijstje blijkt, dat prof. dr Jacobus Henricus van 't Hoff reeds in 't eerste jaar van uitreiking voor een Nobelprijs in aanmerking kwam. Deze beroemde Nederlandse schei kundige werd op 20 Augustus 1852 te Rotterdam geboren. Hij studeerde te Delft, Leiden, Bonn en Parijs. Na te Utrecht gepromoveerd te zijn werd hij in 1876 benoemd tot leraar aan s Rijks veeartsenijschool en heel kort daarna tot hoogleraar in de scheikunde van de Amsterdamse Universiteit. Twintig jaar later vertrok hij naar Berlijn, waar hij even eens hoogleraar was. Op 1 Maart 1911 is hij in de Duitse hoofdstad overleden. Van *t Hoff's invloed op de ontwikkeling der alge mene chemie is diep ingrij pend geweest. Opmerkelijk was 't onderwerp zijner inaugurele rede, waarmede hij op 11 Oct. 1878 te Amsterdam zijn ambt aanvaardde: De verbeeldingskracht in de wetenschap. Deze is volgens Van t Hoff van grote betekenis. De rol der verbeeldingskracht formuleerde hij al dus: het is het moment van het „komen op de gedachte", nodig om oorzaak en gevolg in hun logisch verband te zien. Op een voor een chemisch hoogleraar zeker ongebruikelijke wijze haalde hij talloze voorbeelden aan van de opvallen de verbeeldingskracht bij natuur wetenschappelijke groten, waartoe hij en dat was altijd zijn liefhebberij tweehonderd levensbeschrijvingen had nagegaan. Door „op de gedachte te komen" ont stond Van 't Hoff's stereochemie. Trouw aan zijn heldere invallen heeft hij zelf een zekere draad geweven door al zijn vérstrekkende onderzoekingen. Hg wordt beschouwd als de grondlegger van de dy namische chemie en zijn beschouwingen werden zowel in binnen- als buitenland als gezaghebbend erkend. Het Is hier de plaats niet op de weten schappelijke arbeid van prof. Van 't Hoff uitvoerig in te gaan. Maar ieder begrijpt, dat de invloed van deze eminente leer meester op zijn talrijke discipelen zeer groot is geweest. Toen hij dan ook op 58-jarige leeftijd overleed, meenden zijn leerlingen, dat zijn nagedachtenis op de een of andere wijze moest worden geëerd. Spontaan werd besloten te Amsterdam een Van 't Hoff- monument op te richten. Om daartoe te kunnen komen bleek de financiëële mede werking echter te gering. Dit kwam voor een deel mis schien ook wel omdat Van 't Hoff zijn laatste levens jaren buiten het vaderland had doorge bracht. Toch wilde men het plan niet opgeven en daarom zocht men contact met Rotter dam, de geboortestad van de grote ge leerde. Mr. A R. Zimmerman was toen burgemeester van de Maasstad, en op zijn instigatie vormde zich een commissie van bakende Rotterdammers om de uit voering financieel mogelijk te maken. In korte tijd werd 28.000 bijeen gebracht, waar het Amsterdamse comité 5000 aan kon toevoegen. Op 17 April 1915 werd het monument op het plein voor de H.B.S. aan de 's-Gravendgkwal onthuld. Aanvankelijk was dit een tamelijk rustige laan, maar door uitvoering der Maastunnelplannen is de 's-Gravendijkwal een der gewich tigste verkeersaders geworden. Het monument werd ontworpen door de beeldhouwer Ch. van Wijk. Een on derbouw van grys Beiers graniet, waar op een zware piëdestal met de figuur van Van 't Hoff in brons, gezeten op een zetel, een mantel gedrapeerd over de knie en een rol in de hand. De inscriptie op het voetstuk vermeldt behalve de voornaamste data en feiten uit het leven van de geleerde, de titels van de werken, waaraan hij zijn vermaardheid te dan ken had. Twee symbolische vrouwen figuren (verbeeldingskracht en rede) flankeren het standbeeld. Beide, meer dan levensgrote, figuren symboliseren de twee onmisbare factoren, die de schep pende mens bij zijn werk noodzakelijk zijn, en die Van 't Hoff tot het grote re sultaat van zijn arbeid hadden gebracht. De achterzijde van het monument wordt afgesloten door een bas-relief van het laboratorium in het oude chemische in stituut te Amsterdam, waar de loopbaan van de geleerde was aangevangen. ZONDAGSBLAD 8 DECEMBER 1951 5 De uiencampagne op Opbrengst en kwaliteit konden beter zijn Maar de prijzen maken alles goed vastigheid niet voor de zeer aanne melijke prijzen te zien bezwijken. En dan is men nog bang, dat men zich voor een prijs van 26 cent per kg. „verkoopt". „Het is niet weggegeven", zeggen de telers, „maar morgen kan er wel weer een centje bij zijn." Over een grote hoeveelheid gaat dat na tuurlijk al gauw weer een paar hon derdjes schelen. Op het ogenblik dat we dit schrij ven bedraagt de prijs 32 cent per kilo. Maar we durven niet te zeggen, dat deze prijs zich zal handhaven tot het ogenblik dat U dit leest. Het kan best zijn, dat iemand die ze toen voor die prijs heeft verkocht, nu op zich zelf zal mopperen: „Nu heb ik me tóch verkocht." Ja, het is toch wel wat: met zulk een fantastische prijs toch nog een „strop' halen! We kunnen niet na laten even tussen twee haakjes op te merken, dat zelfs nu de tevreden heid ver zoek is. Onlangs kocht zo'n scharrelaar een partij uien om ze een uur later weer in andere handen te geven. Winst: „maar" een nieuwe fiets...... Voor het merendeel zijn op het ogenblik de uien in handen der eom- missionnairs. Een landbouwer en een teler, die om financiële redenen niet zo n haast behoeven te maken, hebben deze gouden vrucht van moeder aarde nog in eigen handen en houden die dan ook hardnekkig vast. Maar een kneuterboertje en een landarbeider, die wat „uien om de derden" had en de centen goed kan gebruiken, heeft het als. ieder jaar nu ook al weer tamelijk vroeg moeten ruimen. Hier is dan meteen mee gezegd wie van de ze hoge prijzen het meest kan pro fiteren. De uiencampagne is deze periode meer dan goed. Geweldige sommfen geld zijn er mee gemoeid en overal blijft er, naar verhouding, wat han gen. In die klasse is het een „moord- slee" van een auto, daar een brom fiets en een derde voelt zich een heer «In zijn „nieuwe pakje" EEN echte Flakkeeënaar behoeft maar het woord „juun" te horen en hij (zij) is een en al belangstelling. Vooral momenteel, nu de uien zo duur zijn. Maar ook in slechtere uienjaren heerst er onder deze eiland bewoners een hoge interesse voor de juun. Hoe kan het ook anders? Is Flakkee niet het land van de uien? En zijn de bewoners er Diet mee sa mengegroeid? Men verwondert zich soms over een landbouwer, die een jaar eens geen uien heeft gezaaid. En dat was de ze zomer nogal eens het geval. Door de zeer lage prijs van verleden jaar, variërend van 1 tot 8 cent voor een kg uien, waren sommige uientelers dit voorjaar wel wat terughoudend. Maar Flakkee zonder juun is niet denkbaar. En er zijn dan ook altijd nog uientelers, zowel in het groot als in het klein, die niet buiten „een lap je juun" kunnen en die aan een even tuele prijs van 7 a 8 cent per kg nog wel enige waarde hechten. Zo werd dan ook weer dit voorjaar uienzaad aan de schoot der aarde toe vertrouwd. En de opbrengst? Over het algemeen overtreft die niet de verwachtingen. Zo is het ook met de kwaliteit. Een opbrengst van 400 mud van een gemet (soms nog wel meer) zo als al vaak is voorgekomen komt hier en daar nog wel voor maar toch niet veel. Meestal scharrelt het om een mud (60 kg) van een roe. Ook nog wel minder. Maar daar treuren de Flakkeeënaars niet om, want de prijs maakt dit nu weer goed De ui staat bekend als een wis pelturig product. Verleden jaar wist men ze als het ware niet weggegeven te krijgen en nu kost het de telers soms veel energie om hun stand- Nr. II 15 IJ de verwerking van de stroom van oplossingen, die puzzle 8 ontketend heeft was het mij een groot genoegen heel wat oude oplossers aan te tref fen, die bij de daaraan voorafgaande vraagstukken verstek hadden laten gaan. Over het algemeen waren de fint- woorden goed. Slechts een gering deel der oplossingen was niet volledig. Merk waardig is wel te zien, dat sommigen met zeer intelligente oplossingen voor de moeilijke getallen bij eenvoudige ge tallen ineens de moed laten zinken. Van de moeilijkste getallen volgen hier één of meer oplossingen. 32 schijnt het moeilijkst geweest te zijn. Toch zijn er enkele mogelijkheden b.v. (5! 5!)5 5! 5 JASjaak en Merietje leren het wel. Als maar niemand denkt dat alles van een leien dakje gaat, want dan is men er ver naast. Tegenover elke po sitieve factor komt altijd een negatieve te staan; elke opbouwende kracht wordt geflankeerd door een al- brekende. Er is een ander gezin op dezelfde trap komen wo nen, ook al uin" bij de vrouwsouders vanwege het woningtekort en vanioeye de alweer zeer versnelde trouwdag. Je vraagt je af hoe er in dit pand ook nog maar één nieuw huishou dentje bij kan, want Let huis zit immers al stikvol, maar in de volkswijk zijn de woningen van elastiek. Maar er is nog een andere bijzonderheid aan dit pas- geschapen milieu: de man blijkt in verbijsterend goe de doen te zijn. Hij wandelt teitminste de hele dag rond zonder iets uit te voeren en heeft nochtans de be schikking over kennelijk hoge geldsbedragen die hij van tijd tot tijd omzet tn al maar nieuwe kleren, in legioenen sigaretten en in glaasjes Schiedam. Hij ziet er uit als een filmheli, kersvers uit Amerika ge ïmporteerd. En zijn vrouw wentelt zich in het bont, ook al slaapt ze dan 's nachts op een vierde- hunds stromatras en slaat ze een taal uit, die bij deze dierenhuidjes geenszins past. Hoe gaat dat dan ver der op zo'n trap? Je ont moet elkaar eens; je steekt een rokertje op; je komt wat aan de praat. Het kan daarbij niet anders of je informeert op ten moment waar de ander al dergelijks pracht-spullen vandaan heeft, zulks temeer omdat je niet meer in Sinterklaas gelooft en het eenvoudig niet bestaat dat bontjassen je zo maar om je lijf vlie gen. Die ander geeft niet dadelijk duidelijk bescheid; hij blijft wat in het vags, maar de aanhouder wint en op de duur krijg je het er toch wel uit. De kapita list van de trap zegt dit alles ontvangen te hebbel van de kerk; van niets en niemand anders dan de kerk. Niet dat die kerk dat doet, natuur lijk, je moet je connec ties hebben en je moet het weten te versieren. Maar als je slim genoeg bent krijg je het wel voor elkaar: dat kan Sjaak trouwens zelf met eigen ogen constateren. Kijk. dat is de tegen kracht. Want u begrijpt dat Sjaak tegenover Merietje zijn mond niet houdt, en u begrijpt dat het dan vol gende gesprek niet over vloeit van liturgische vol zinnen, liefelijk en wel luidend. U begrijpt mis schien niet dat zij beiden er zo volkomen invliegen, maar dan vergeet u hoe veel teleurstellingen en hoeveel bedriegerijen hun leven al heeft ontmoet. Deze beide mensenkinde ren hebben een verwron- niet tot hun eigen milieu behoort. En dus: de kerk beduvelt je vierkant. De kerk jut je op om je te sappel te werken. De kerk laat je feitelijk stikken: je moet je zelf maar uit de modder halen, maar zij steekt geen hand uit. Maar diezelfde kerk houdt er vriendjes en vriendinnetjes op na. die zo maar Ame- likaanse shirts en bont mantels krijgen. Nou zie je maar weer eens Omdat je nu maar eens ziet, ziet Marietje twee weken lang niets van Me rietje. Die gen werkster mogelijkerwijze kan verwachten. En deze twee weken zouden er vijf of misschien wel twintig geworden zijn, als er zich niet plotseling een drama op de trap had afgespeeld. Een hijgend Merietje komt ineens het spreekkamertje binnenstormen en gooit het er allemaal uit: door een geknutseld en ver ward: ..Nou mot-u-horen, die juffrouw d'r man, kent d'r wel. ze heb nog een paar bontjassies van u gehad, die bij ons op de trap is komen wonen, die hebben ze vannacht ineens met de politiejeep gehaald, en nou ligt ze helemaal voor mirakel, want ze loopt toch al op alledag en misvormde geest ze hebben zo tekeer gegaan haar kan komen kijken. Nog eens: het is niet over duidelijk en het duurt even voor je weet waar het pre cies over gaat, en nog even etr Merietje begint te ver moeden dat die bontman tels meer met politie dan met predikanten te maken hebben, maar mee gaat Marietje in elk geval. Zo krijgt ze er weer een klant bij laat ons zeggen de llSe en dat is rijkelijk veel voor één sociaal werkster- tje en zo komt ze boven dien weer aan een nieuwe levenskijk. Want bij de aanstaande en nu gans zeer manloze jonge moeder zit ad spirant-opoe en geeft haar visie op het geheel. Ze zegt: „Het komt alle maal van die verrotte maatschappijHalen ze 's nachts de man van me kind weg Een kat laten ze nog bij z'n kinderen Mcar nee hoor, en u mot niet denken dat-ie iets ge daan heeft, maar dat is al leen maar door die klasse- justitie. Wat-ie deed? Al leen maar wat lood van de daken halen. Net of iemand daar minder van wordt. Dat dooie lood ligt daar maar en ze gunnen een fat soenlijk mens het licht in zijn ogen niet. Asse Lief- tinck dat nou doet, kraait er geen haan naar, maar mijn kind d'r man komen ze er voor halen D'r is geen gerechtigheid meer, zeg ik maar Ja, praat daar maar eens tegenin. Eén geluk: Merie tje en Sjaak hebben zon der ivoorden iets begrepen, en dat is dan alweer een stukje winst W1JKPRED1KAN l\ Aardag is ook V (5! 5 X 5. die precies het tegenovergestelde schreven, niet onder ogen krjjgen. Voor al wanneer er een paar moeilijke puzz les gekraakt zijn, zijn een paar andere van een lichter soort dubbel welkom. De geroutineerde puzzelaars krijgen hun kans toch wel om uit te lopen. Van het Latijn, dat mijn leraars op het gym nasium mij hebben bijgebracht, herinner ik mij nog steeds de „spreuk" van Ovi- dius: mealo tutissimus ibis, wat wil zeg gen vrij vertaald kies steeds de gulden middenweg. Er zijn toch nog ve len, die bq de rekenpuzzles aan hun eigen kunnen wanhopen. De aandachtige lezer zal bij nr." 10 wel opgemerkt hebben, dat in plaats van „9 velden" gelezen moet worden 5 vél den. 't Is te hopen, dat ieder begrepen heeft uit het gegeven voorbeeld, dat bij de paardesprong ieder hokje gevuld moet worden en dat de reeks van 1 UI 64 een ononderbroken reeks moet von» De oplossing van nr. 2 in rubriek 9 le verde ook enkele drukfouten, die Over het algemeen gemakkelijk te constate ren waren. Morn moest zijn Horne. Ver der vond ik: Dorplein, Leinwijk. In de tweede serie moest staan: Heeze en Roe ven. Bij bestudering van die voorbeelden kan men zien, dat iedere naam volledig te vinden was in de voorafgaande en vol gende naam. De elfde hersenkraker is vervaardigd door ds van Heerden, die in zijn inter- neringstijd deze opgave vervaardigd heeft en haar in de Herv. Pastorie te Lichtenvoorde herzien en gecontroleerd heeft. Zelf vindt hg haar „nogal moei lijk", waarom ik de vrijheid neem na de weergave van de puzzle haar te bespre ken en de oplossers op weg te helpen. Het valt overigens wel mee! Allereerst krijgt ds van Heerden het woord. In Mei 1943 hadden in een cel ergens op Java zeven geïnterneerden naast el kaar een „tempat", in volgorde van hun leeftgd. Hun namen zijn (in alphabeti- sche volgorde)Arendse, Barendse, Cor- nelisse, Dlrkse, Evertse, Flipse en Ger- ritse. Hun beroep (eveneens in alphabo- tische volgorde): administrateur, con troleur, dokter, (r.k.) geestelijke, onder wijzer, predikant en resident. De vraag is: welke ligplaats en welk beroep heeft ieder, gegeven de volgende bijzonderheden. 1) Niemand heeft een beroep, dat met dezelfde letter begint als zijn naam. 2) De predikant, die niet Evertse heet, is evenals zijn beide buren een liefhebber van het schaakspel, terwijl de andere vier, waaronder de resident, meer van bridgen houden. 3) De controleur heeft zijn koffie omgegooid over zijn eigen tempat en die van Evertse. 4) De middelste van de rij is 42 jaar 5) De administrateur is de schoon vader van de jongste van de groep en is reeds 30 jaren planter. 6) Barendse, die een neef is van de controleur, is geboren in Febr. 1906. 7) De dokter kan niet slapen door het snurken van Cornelisse, maar de resident, die vlak naast Cornelisse ligt, heeft er geen last van, omdat hij hard horend is. 8) De resident heet Arendse en is 3 jaar ouder dan Cornelisse. 9) De dokter is op één na de oudste. 10) De controleur en de dokter zijn samen tweemaal zo oud als Cornelisse. 11) Het beroep van op één na de jongste begint met dezelfde letter als de naam van een van zgn buren. Ds van Heerden geeft zelf aan, dat men het beste een schema kan maken, waarvan hier een deel volgt. De rest kan men zelf gemakkelijk aanvullen. (Voor vervolg pag. 6.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 12