Eigen haard onze jeuqó-p&qina^ E iSikit ^'Yticolaaó 2 kopt v€RhA&L vin ARie van muLLem DE schoorsteen zal geveegd moeten worden; ik zou niet weten wat er anders nog aan mankeren kan. Roel knikte en wreef nadenkend langs het puntje van zijn neus. Dat was zijn vaste gewoonte, wanneer hij een netelig vraagstuk te verwer ken kreeg. Toen keek hij zijn vrouw aan, die zo overtuigend haar oordeel had uitgesproken. Hij kon niet anders dan daarmee instemmen, want de halve Zaterdag middag waren zij reeds vruchteloos bezig geweest om vuur in de haard en daarmee warmte in de kamer te krijgen. De ene mogelijkheid na de andere was rijpelijk overwogen, doch het mankement, dat er toch onge twijfeld moest zijn, was nog steeds niet aan het licht gekomen. Al met al was het een vervelende geschiedenis. De fonkelnieuwe haard stond uitda gend te glanzen voor de schoorsteen en de sporen van de mislukte on derneming lagen er rondom ver spreid. De rook was zo goed als verdre ven en terwijl zijn vrouw met een bedrukt gezicht haar gordijnen in- - specteerde, wreef Roel zijn pijnlijke vingertoppen. Hij had die rokende houtjes net zo goed in de kachel kunnen laten lig gen, de kamer stond toen toch al vol met rook en de houtjes bleken ach teraf toch heter te zijn dan vlees en bloed konden verdragen. Ze waren pas enkele maanden ge trouwd en iedereen noemde hen ge- De aan der kleinen „lk zal een snel getuige zijn tegen hen, die het loon des dagloners met geweld inhouden, die de weduwe en de wees en de vreemdeling het recht verkeren en Mij niet vrezen, zegt de Here der heirscharen". Micha 35 LLES is „groot" tegenwoordig. We denken niet meer „Nederlands", maar „Europees." Bij de defensie pra- maar over „divisies." Alleen "de Grote Vier" hebben in de wereldpolitiek nog wat te vertellen. De tegenstelling Oost- West beheerst het nieuws van eLke dag. En bij al dit „grote" komt de kleine mens in de verdrukking. De arbeider die ploetert voor z'n weekgeld, de huis vrouw die de eindjes met steeds meer moeite bij elkaar moet houden, de oor logsweduwen en wezen overal ter we reld, de ontheemden, verdreven van huis en haard, ze worden vermalen door de stoomwals der ..grote dingen". Temidden van al dit „grote" maakt de Kerk van Christus zich op het Kerst feest te gaan vieren, het feest van de komst Gods op aarde, het feest van ..de Dag des Heren." Het is een feest van herinnering en van verwachting. Van herinnering, om dat wij gedenken hoe God op aarde kwam. Dat was geen „geweldige" ge beurtenis, 't heeft niet eens in de krant gestaan. Op een achterafplaatsje geen plaats in de herberg! wordt een klein kindje geboren. Daarom vieren wij als Christenen, hier in Nederland, in Korea, in Rusland, in Amerika en waar dan ook feest, omdat „de hemel het kleine verkoren heeft", omdat 't God, de Here der heirscharen om de mens te doen is. Jezus riep de kinderen tot Zich. oij Hem kon de „kleine man" terecht, de onbeschermde vrouw heeft Hij in haar recht hersteld, voor de vreemdeling nam Hij het op. Daarom was er voor Hem in deze wereld geen plaats en werd Hij naar het kruis verwezen. Maar de gekruisigde is opgestaan. „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde." En daarom is Kerstfeest niet alleen een feest van herinnering, dan zou het geen „feest" kunnen zijn. ""UB verwachting. De dag der luksvogcls, omdat ze regelrecht een huis gekregen hadden. Het was een huis van de fabriek en toen het deze zomer leeg kwam werd het aan Roel toegewezen, om dat hij de oudste der trouwlustige arbeiders bleek te zijn. Groot was het niet, maar voor een pasgetrouwd stel ruim genoeg. Bij de inrichting er van was hun spaargeld als sneeuw voor de zon ge slonken. Voor de haard, het juweel tje dat al enige weken hun ogen ge streeld had vanuit de etalage van de dorpssmid, bleek het overschot van hun spaarbankboekjes niet toereikend te zijn. Daarom hadden zij de eerste maanden van hun huwelijk zuinig aan gedaan en juist toen het gure weer z'n intrede deed was de toekomstige warmtebron door bekwame handen neergezet. Eén meevallertje hadden ze nog ge had doordat de vorige bewoners hun kachelpijpje in de nieuwe woning niet konden gebruiken en het daar om hadden achtergelaten. Deze Zaterdagmiddag moest de haard aangemaakt worden en ze wa ren zo vol moed begonnen. Volgens de regelen der kunst wa ren alle benodigdheden ter plaatse gerangschikt en bewust van het plechtige karakter dezer handeling had Roel met bevende vingers de brandende lucifer door het geopende deurtje gestoken. Toen een schriel vlammetje aarze lend omhoog lekte had hij het deur tje gesloten en naast elkaar geknield voor het beeld hunner dromen keken zij vol blijde verwachting door de smetteloze micaruitjes naar het re sultaat van hun werk. Maar het vlotte niets. Het dunne sliertje rook, dat al di rect naar buiten kwam, werd een wolkje en gaandeweg kwamen er aan alle kanten meer. Alle mogelijkheden die de haard bood werden hardnek kig uitgebuit, maar tenslotte moes ten zij zich hoestend uit de kamer terugtrekken. Buiten gekomen zagen zij met één opslag dat er geen vleugje rook uit de schoorsteen kwam en terwijl zijn vrouw jammerde over de alles door dringende smerigheid, was Roel met mannenmoed kruipend de kamer in gegaan en had de smeulende houtjes uit de dienstweigeraar gehaald en in een emmer naar het tuintje ach ter het huis gebracht. Nu was de atmosfeer in de kamer in zoverre gezuiverd dat ze rustig het slagveld konden overzien. De schoorsteen, nee, daar hadden ze geen van beiden aan gedacht. Wie weet hoe lang geleden deze voor het laatst geveegd was. „We hadden het moeten doen toen we hier kwamen", zei Roel somber. „Zou Giel Jansen het nog niet even willen doen?" vroeg zijn vrouw. De ze was de metselaar van het dorp en daarnevens ook niet onvermaard als schoorsteenveger. ,,Denk je dat die op Zaterdagmid dag komt. Nee, dat wordt zeker Maandag!" „Maar dan zitten we met de Zon dag nog in de kou!" Roel keek besluiteloos naar de klok, peinsde zich de rimpels in het voor hoofd en hakte tenslotte resoluut de knoop door. ,,'k Zal het zelf wel even doen!" Zonder te letten op de tegenwerpin gen van zijn vrouw ging hij naar het schuurtje, waaruit hij even later te voorschijn kwam met een touw, een Steen en een bosje stro. Het vergde wel even tijd alvorens hiervan een bruikbaar apparaat was gemaakt en daarna stond hij boven dien nog voor de moeilijkheid hoe hij het dak moest bereiken. Vanaf het kippenhok bleek het onmogelijk le zijn, doch het laddertje van de buur man bracht hier uitkomst. Nadat zijn vrouw hem, naast diver se raadgevingen, aangemaand had voorzichtig te zijn, begon hij de tocht naar boven. Het dak was gelukkig niet steil en door telkens een pan op te schuiven kon hij zijn voeten op de daaronder liggende latten plaatsen. Hij vorder de letterlijk voetje voor voetje en toen hij halverwege omzag naar be neden, bleek de belangstelling voor zijn ongewone klimpartij sterk toege nomen te zijn. Hulpvaardige buren schreeuwden allerlei raadgevingen naar boven en daardoor gesterkt ging hij moedig verder. Klimmen was een ongewoon werkje voor hem sinds zijn jongensjaren en bij de nok gekomen leek hem het huisje toch hoger te zijn dan hij van de begane grond af had gedacht. Terwijl hij met één arm de schoor steenpijp krampachtig omhelsde, wurmde hij met de andere de steen door het gat. Het bosje stro volgde ritselend en vervolgens liet hij met beleid het touw vieren. Een schurend geluid vanuit de don kere diepte van het rookkanaal ver kondigde hem dat de steen ongestoord z'n reis naar beneden voortzette. Zie zo, nu was tie beneden, het touw gleed tenminste niet meer door z'n handen en met lange halen trok hij het naar zich toe om het daarna weer te laten schieten. Het ging prachtig! Goed beschouwd kon je toch ver schillende dingen best zelf opknap pen. Dat spaarde je veel geld en je hoefde nooit te wachten ook. Met een stille triumf in z'n ogen keek hij naar beneden, vanwaar zijn verrichtingen in gespannen aandacht werden gade geslagen. Maar opeens verdween het over moedige lachje van zijn gelaat en bezorgd keek hij naar het strak ge spannen touw. Hij wikkefde het een slag om zijn hand en trok weer, he viger dan eerst. Maar het baatte niet. Blijkbaar zat de steen ergens vast, want hoe hij ook vierde en trok, op een bepaald punt kwam telkens het touw strak te staan en was dan geen streep ver der te krijgen. Het zweet brak hem uit ondanks het frisse windje dat hem op zijn verheven standplaats langs de oren suisde. „Zit ie vast jó?" werd er van be neden geroepen. Roel knikte wanhopig terug en ruk te halstarrig nog eens aan het weer spannige touw, doch zonder resultaat. „Je moet het eens met een lange stok proberen!" schreeuwde weer een ander. Roel haalde de schouders op en mat met z'n ogen het eindje touw dat nog buiten de schoorsteen kwam. Daarnaar te oordelen moest de stok een formidabele lengte hebben. Toen, met de moed der wanhoop, zette hij zich schrap op de nok van het dak en omklemde met beide han den het touw. Een hevige ruk en... krakkk! Het touw, dat op zoveel krachtsinspan ning niet berekend was, knapte plot seling af, wat Roel tegelijk zijn even wicht deed verliezen. Hij smakte achterover op de dak pannen, die luid kraakten onder deze ongewone last en vervolgens school hij met toenemende snelheid naar beneden. Vanuit het tuiltje klonk een luide gil en in een flits zag hij daar zijn vrouw staan met in wanhoop opge heven handen. Tevergeefs graaiden zijn vingers langs de gladde pannen naar enig houvast en toen gleed hij met wijd- opengesperde angstogen in een sier lijke boog over de dakgoot heen. Het was slechts een moment dat hij niets tastbaars onder zich voelde, maar in dat ogenblik leek zijn hart stil te staan van de schrik. Toen voel de hij een schok, die echter niet zo hevig was als hij gevreesd had. Het kraakte aan alle kanten om hem heen en toen nij half versuft rondkeek zag hij zich omringd door kippengaas en woest fladderende kippen. Hij was bovenop de ren terecht gekomen en het gaas had zijn val weliswaar gebroken, doch het daar na ook begeven. Door een snikkende vrouw en scha terlachende buren werd Roel uit z'n benarde positie verlost. Enkele schrammen en een grote 'winkelhaak in zijn broek waren de enige letselen die hij opgelopen had, maar het duurde toch wel even voor hij weer op z'n verhaal gekomen was. (Vervolg op pag. 3) Hij, die gekomen is en mens is gewor den, zal wederkomen om het reent Gods op aarde op te richten. En dat zal weer een dag voor de kleinen zijn, want Gods recht is het recht der ar- Deze wereld met haar grootheid, de grootheid van Augustus uit Lucas 2 en de grootmachten uit onze dagen, gaat voorbij, want de Here der heirscharen heeft het Kind Jezus tot Koning der koningen gemaakt, want: 't Is de Heer, die 't recht der armen, Der verdrukten gelden doet; Die uit liefderijk erbarmen Hongerigcn mild'lijk voedt; Die gevang'ncn vrijheid schenkt, En aan hun ellende denkt tjpv/aaxis ui ae ueeigang van 't leven ZONDAGSBLAD 8 DECEMBER 1951 7 S>e knecht Ï.T ET was koud buiten. En ook al een beetje donker. En het was bijna Sinterklaas. In de kamer lag Piet voor de ka chel. Hij hield het hoofd in de han den en keek naar de vlammen. Ah, dat was een mooi gezicht. Een prach tig gezicht. Kijk de vlammen eens dansen en springen. Kijk ze eens spe len met elkaar. En wat een kleuren* zijn er bij. Rood en geel en soms een beetje blauw en groen. Piet kijkt maar en kan er niet ge noeg van krijgen. Hé, lekker warm is het hier op de grond, vlak voor de kachel. Zo lig je prettig en zo kun je fijn denken. Dénken over de dingen die je in het vuur ziet en in de vlam men. Ha, nu lijken de vlammen net spoken, die aan het dansen zijn. Spo ken met wapperende mantels en lan ge armen en benen. Ze willen elkaar grijpen en zitten elkaar al dansende achterna. Nu worden de vlammen weer wat kleiner. Nu lijken het net kabouters, die aan het klimmen gaan over de bergen. En de bergen zijn de kolen. Bergen zijn hoog. Nog hoger dan een huis. Maar over een huis kun je ook klimmen. En ook op een huis. Net als Sinterklaas. Die klimt op de daken van de huizen met zijn paard en zijn knecht. Dat zou hij ook wel willen. Met Sinterklaas op de daken klimmen en zijn paard vasthouden. Net als Zwarte Piet altijd deed. Dat zou even fijn zijn. Hè, als hij nu eens knecht was van Sinterklaas. Een échte knecht ,met zo'n mooi pak aan en zo'n grote baret op met een veer. O, dat zou mooi zijn! Nou en het zou bést kunnen. Want hij heette toch ook Piet? Alleen was hij niet zwart. Maar je kon je best zwart maken. Pik-zwart wel! En als hij knecht was, nou, dan zou hij wat goed voor Sinterklaas zorgen hoor! Dan zou hij het paard goed bij de teugel houden, zodat het niet van het dak afviel. En hij zou goed de pak jes dragen in de zak over zijn schou der. Dat kon hij bést! Hij was sterk. En o, hij zou „Jongen, zit jij hier?" klonk het in eens. Piet schrok op. Hij was alles ver geten. Zijn ogen knipperden tegen het licht dat moeder aangedraaid had, toen zij de kamer binnenkwam. „Heb je je schoen al klaargezet?" vroeg moeder. „Doe het dan maar gauw, want je moet zó naar bed". x Langzaam stond Piet op en keek nog eens naar de kachel. Gek, nu waren de vlammetjes lang zo mooi niet meer als daarstraks. Zeker om dat de lamp nu aan was. Jammer was dat. Maar je schoen klaar zet ten was ook fijn. En ineens ging hij vlug zijn schoen zoeken. Als Sinterklaas er nu maar wat in deed vannacht dacht hij. Het was nog donkerder geworden buiten. En nóg kouder. Het was nacht. En alle mensen en kinderen waren Totdat Tik, tik klonk het. En nog eens. Tik, tik Nu wat harder. Piet schoot rechtop in zijn bed. Wat was dat nu? Hoorde hij daar wat? „Piet, Piet, ben je daar?", klonk het zacht. O, wat griezelig was dat. Piet wou diep onder de dekens wegkruipen. Maar weer hoorde hij: Tik, tik „Piet doe eens open. Ben je wakker?" Daarom kroop hij maar niet weg en luisterde goed. Kwam het geluid van het raam vandaan? Ja, hoor maai, er tikte iemand tegen het glas. O, wie zou het toch zijn? Voorzichtig stapte Piet uit bed en liep langzaam naar het raam. Dan met een ruk trok hij het gordijn weg. En toen zag hij het. „l)oh",riep hij uit, en wreef eens in zijn ogen. Op straat voor het raam zat Sin terklaas beven op zijn witte paard. Zijn rode mantel woei heen en weer door de wind. En ook zijn baard ging op en neer. Sinterklaas legde zijn vinger tegen zijn mond, zodat Piet begreep dat hij zachtjes moest doen. „Doe het raam eens open" vroeg hij. Zo zacht mogelijk deed Piet het. Toen het ver genoeg open was zei Sinterklaas: „Piet, mijn knecht is ziek. Ja, niet zo erg hoor, een beet je kou gevat op het dak, denk ik. Maar eh, wil jij nu niet mijn knecht worden?" „O, Sinterklaas..ik?". Piet zijn mond bleef open staan zing. „Ja, weet je", ging de Sint verder „ik moet vannacht over de daken rijden. Er wachten zoveel kinder schoenen op mij. En natuurlijk kan ik dat niet alleen doen". „Nee", knikte Piet. „Daarom kom ik het maar even aan jou vragen. Wil je wel?" „Nou en of!", riep Piet ineens. Zijn ogen schitterden. Nu zou hij toch nog knecht worden. „Sstt", deed de Sint. ,,Het is nacht en dan moet je altijd zachtjes doen. Denk er om hoor. Hier heb je het pak van mijn knecht. Want dat moet je natuurlijk aan". En Sinterklaas haalde onder zijn mantel de kleren van Zwarte Piet te voorschijn. (Volgende week verder) onze BRievenBus i nichten. Als jullie me deze week achter ae stapel post hadden zien zitten hadden jullie vast m'n hoofd niet meer kunnen vinden, zo'n berg brieven lag er op m'n bureau. En een prachtige kleur platen, de een al mooier dan de ander. Ik heb heel, heel lang gewikt en ge wogen, nog eens gekeken en weer eens de ene plaat naast de andere gelegd, voor ik de prijzen toekende. Daar ko men de gelukkigen dan, die een extra Sint Nicolaasprijs zullen ontvangen. In de oudere groep Arie de Waard en Kees Stehouwer, terwijl Joke van Loon een eervolle vermelding krijgt. Joke ontvangt dus geen prijs maar ik wil haar toch even vertellen, dat ook zij keurig werk heeft geleverd. In de groep beneden de leeftijd van negen jaar gaan de prijzen naar Dirk Jan Brinks en Ine de Vries en de eervolle vermelding is hier voor Robbie Borg- hart. Ik had verteld, dat er vier prijzen zouden worden toegekend, maar er zijn twee hele kleine neefjes bij, die niet eens kunnen lezen en die toch hebben meegedaan. Die krijgen een troostprijsjc. Het zijn Jan de Jager en Hilke Smnlinn Jullie zullen wel begrijpen, dat ik met zo'n berg post voor me niet alle nichtjes en neven kan beantwoorden. Toe, wees niet al te boos als je wordt overgeslagen. Hier heb ik dan eerst Ria Klandermans en ik wil haar vertellen, dat ik heel graag haar mooie lijstje wil houden. Het krijgt een mooi plaatsje hoor Ria. Jannie Struik klaagt een beetje haar nood. Zij heeft al een paar keer geschreven en nog nooooooit iets gehoord. Zo goed. meis- ke? Oef, Truus van der Borgh, wat geef jij mij een moeilijk raadsel op. Het ant- H woord weet ik heus niet. Dat rapport van jou, Wim Meeder, ziet er keurig uit. Een pluimpje joh. Hoe is het Agues Koffijberg, al naar het zieken huis gegaan? Je moet .me op de hoogte hou den hoor. Zo is het, Kees van Dongen, er zijn zoveel meisjes en jongens, die meedoen, dat niet iedereen een prijs kan hebben. Moed houden maar. Arie van der Stoep maakte een gezellig opstel. Ik heb het met plezier gelezen, Arie. Tja, Corrie de Kievit al zo lang meegedaan prijs gehad. Meiske, ik geloof, dat jij toch niet klagen mag, want jij krijgt vaak een plaatsje in onze brie venbus. Zeg, doe je de groeten aan Mar- rie? En Cootje den Heyer, Sint nog bij jullie thuis geweest? Ik hoop niet, dat hij je meegenomen heeft naar Spanje, anders kan je dit niet lezen. Jaap van Hcrp stuurde me weer een leuke teke ning. Bedankt zeun. Zeg meisjes en jongens, willen jullie eens aan Geesjc Dozc denken. Dit meisje is al heel lang ziek. Stuur haar eens een kaartje, neven en nichten! Haar adres is Zeehospitium, Katwijk aan Zee. Dank je wel voor je bloemen, hoor Jannie de Groot. Moet ik ze elke dag of elke week water geven? Nou je gelooft zeker wel, dat ik ook heb gelachen Beppie Melissant. Dat was me een rare verwisseling. Nu beter? Het lijkt bij jullie thuis wel een beetje op een ziekenhuis Ria van de Vliet. Alle maal geelzucht? Van harte beterschap kinderen. Annie van Veen jou wil ik een complimentje geven voor de mooie plaat. Keurig hoor! En hier heb ik een hele lange brief van Johny Troost. Gezellig verhaaltje heb jij gemaakt, Johny, leuk nog nooit e om te lezen. En hier nogal zo'n lange, die van Wim Lanser komt. Ook al een opstel. Nou, jullie hebben me wel ver wend moet ik zeggen. Hannie van Die je wens is vervuld. Op deze pagina staat, zoals je ziet, een rebus. Doe je best maar. Ja. Nelly Koen, de druiventijd is haast voorbij he. Jij zult er wel heel wat ge geten hebben denk ik. Wat had jij je brief aardig versierd, Lenie Trommel, ik mag dat wel. Sjaak de Neef, ik vind jou een flinke vent om voor je moeder de tafel te dekken. Dat mag je bij mij ook eens komen doen. En Nanda Kardol, heeft de Sint je een mondharmonica ge bracht? De beste man heeft mij ook flink verwend hoor. Nog al een opstel. Dit is van Jannie Hartensveld en jij bent na tuurlijk ook bedankt. Dat was ook een boffer, Adri Hollander, zomaar een mooie plant winnen Was je moeder mee? Nee maar, kijk hier eens, gedicht van Nelis van Tilborg. de eerste letters de naam van on/.e krant vormen. Knap gedaan, Nelis. Ike Bakker heeft een klein poesje ge kregen. Lief he, zo'n speels katje. Pas maar op, dat hij niet in de gordijnen vliegt. Meisjes en jongens, wie wil er corresponderen met Lyda Vreugdenhil? Haar adres is Bovendijk 15, Wateringen. En hier heb ik tenslotte twee zieken en wel Rengie van Resteren en Adrl Oos terman. die ik van harte beterschap toe wens niet alleen namens mijzelf, maar ook namens alle neven en nichten. Dan heb ik hier een paar meisjes en jongens die pas jarig zijn geweest of dit binnen kort zijn. Onze gelukwensen Jopie van Nieuwkoop. Pauw Bijl, Luise Hogenbirk, Alie van Hamburg en Lenie Oosterman. En nog heel veel jaartjes. heel Zet je maar schrap, want hier komt een vrij moeilijke puzzle, of beter er komen er twee. Zoals jullie zien is dit een rebus en als jullie de oplossing hebben dan ontdek je wel, dat dit weer een raadsel is. En dat raadsel moeten jullie oplossen. Dus ik krijg twee ant woorden. In de eerste plaats: wat is de oplossing van de rebus en in le tweede plaats: hoe luidt de oplossing van het raadsel? Moeilijk hè? Ik hen nieuwsgierig wie deze puzzle op kun lossen. Succes, kinders. Roelof Ambachtsheer, Licia van de Woestijne, Jannie Vinke, Stuf Vos, Janny Geels, Koos van Welsenis, Anneke van Rhijn, Greetje Dalmaijer, Kees van Steen, Martha Nieuwpoort, Jan Ouwcrling, Ernst Kohlenburg, Janny Dijksman, Hans Hoogerbrugge. Hans Terlouw, Nel lie van Buuren, Ellie Ooms, Hannie van den Berg. Greetje Combee, Ellie Bezemer, Jan Heidsma, Appie Moolenaar, Corrie Oversloot, Arnold Schanssema, Anneke de Hoog, Ineke Tinke, Otje Groen, Celia de Ruiter, Heleentje Starre, Sepkje van der Akker, de zusjes Labots, Marijke van de Leest, Ineke Verhagen, Gerda Dijk huizen. Thea Geleijnse. Anneke van der Ree. Kees Hougée^ Anton de Leeuw, Henk den Hond, Janny Bouman, Wim van Vliet, Louis Verschoor, Wim de Jager, Mien Visser, Jan van Dam, Jannie Snel- leman, Aly van 't Wout, Rini Jager, Koos Los, Louki Krabbendam, Tineke Riemens, Hennie de Wit, Peter Hommel (eindelijk he Peter). Ria Bol. Willy de Vringer, Hillie den Braber, Hannie van den Berg, Bennie Overvoorde en Houkje Hilverda. Kinders, een prettige Zondag allemaal en tot de volgende keer m; jullie Zoals altijd besluiten wij onze brieven bus met de nieuwelingen. En dat zijn er deze week heel wat. Hartelijk welkom in onze kring Kees Pronk, Atie Weeda, Greet Verstegen, Hans van Otterloo, Wim Clements, Annie Vis, Jack Breyen, Joop Versteeg, Lena Reijm, Willie Bouw meester, Nellie Koppert, Kees Wester duin, Nellie de Jong, Henny van Riet schoten, Hannie van der Ende, Jan Vrolijk, Dirk Stellinga, Joke en Tineke Spruyt, Marro Slappendel, Gerard Stroot- man, Willie de Otter, Lydian Rodenburg, Francientje Hollaar, Ida de Hoog, Elsje van der Does, Cobie van Leeuwen, en het ZIGEUNERJONGETJE (Slot). „O Sint Nicolaas. wat mooi!" zei Pauwi, „maar., zou U niet boos zijn als ik hem aan Timke geef? Hij is zo'n arm jongetje en heeft vast zoiets nog nooit gehad." „Dat vind ik erg lief van je, Pauwi", zei Sint Nicolaas, „geef me maar eens een stevige hand. Ik vind je een reuze jongen! Zomaar je mooie nieuwe vlieg machine te willen weggeven, terwijl je die zelf aldoor al zo graag wilde heb ben. Nee hoor, je mag hem houden. Timke krijgt er ook één. Piet, kijk eens goed in de zak, zit er niet nog zo'n vliegmachine in?" En ja hoor, daar kwam weer zo'n prachtstuk tevoorschijn, precies hetzelf de als die van Pauwi. Zoiets moois had Timke van zijn le ven nog niet gehad. „En nu," zei Sint, „nu moet Timke ons eens wat van zichzelf vertellen." Maar., hoe was het nu met de boze mensen gegaan? Wat schrokken die twee toen zij nergens Timke meer De man begon te brommen op de vrouw, en de vrouw begon te brom men op de man. Zij spraken zo hard, dat een politie-agent, die aan kwam lo pen. alles hoorde wat zij zeiden over Timke. „Kom maar mee jullie," zei de agent bars, „kinderdieven!" En toen nam hij hen allebei mee naar bet politiebureau. Dat was hun straf omdat zij Timke gestolen hadden en zo lelijk voor hem waren geweest. Maar Timke had een prachtig Sint Nicolaasfeest. Toen hij alles verteld had, van zijn vader en moeder, die op de kermis stonden en hoe nare mensen hem mee hadden genomen en hij besloten had om weg te lopen en dat gedaan had door onder Sints kleed te kruipen, wat hadden Sint Nicolaas, Zwarte Piet en Pauwi's vader en moeder toen hard ge lachen. Sint streelde Timke over zijn hoofdje „Timke, wat ben jij een flinke heeft het aardig ^druk en kan best een knechtje erbij gebruiken. En als wij dan naar Spanje gaan, brengen wc jou naar je eigen vader en moeder terug." Wat vond Timke het fijn bij Sint en Piet! Hij zag zoveel moois, dat hij geen oogjes genoeg had om alles goed te bekijken. Toen Sint Nicolaas en Piet weer naar Spanje gingen, mocht Timke zover mee, want zijn vader en moeder stonden op een kermis in Italië, dat is zo'n beetje dezelfde kant uit Daar zou Zwarte Piet Timke dan naartoe brengen. Maar eerst moest Sint Nicolaas weer in zijn kasteel zijn. Want Sint was veel te oud en te moe om nu ook nog naar Italië te reizen. Timke had het heel prettig bij Sint Nicolaas en Zwarte Piet gevonden maar toen hij weer bij zijn vader en moeder was. vond hij dat toch nog pret- En Timkes vader en moeder pasten voortaan goed op dat er geen boze mensen Timke meer van hen konden wegnemen. RINKA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10