Eigen haard
onze jeuqó-p&qina^
E
iSikit ^'Yticolaaó
2
kopt v€RhA&L vin ARie van muLLem
DE schoorsteen zal geveegd moeten
worden; ik zou niet weten wat
er anders nog aan mankeren kan.
Roel knikte en wreef nadenkend
langs het puntje van zijn neus. Dat
was zijn vaste gewoonte, wanneer
hij een netelig vraagstuk te verwer
ken kreeg. Toen keek hij zijn vrouw
aan, die zo overtuigend haar oordeel
had uitgesproken.
Hij kon niet anders dan daarmee
instemmen, want de halve Zaterdag
middag waren zij reeds vruchteloos
bezig geweest om vuur in de haard
en daarmee warmte in de kamer te
krijgen. De ene mogelijkheid na de
andere was rijpelijk overwogen, doch
het mankement, dat er toch onge
twijfeld moest zijn, was nog steeds
niet aan het licht gekomen.
Al met al was het een vervelende
geschiedenis.
De fonkelnieuwe haard stond uitda
gend te glanzen voor de schoorsteen
en de sporen van de mislukte on
derneming lagen er rondom ver
spreid.
De rook was zo goed als verdre
ven en terwijl zijn vrouw met een
bedrukt gezicht haar gordijnen in- -
specteerde, wreef Roel zijn pijnlijke
vingertoppen.
Hij had die rokende houtjes net zo
goed in de kachel kunnen laten lig
gen, de kamer stond toen toch al vol
met rook en de houtjes bleken ach
teraf toch heter te zijn dan vlees en
bloed konden verdragen.
Ze waren pas enkele maanden ge
trouwd en iedereen noemde hen ge-
De aan der kleinen
„lk zal een snel getuige zijn tegen
hen, die het loon des dagloners met
geweld inhouden, die de weduwe
en de wees en de vreemdeling het
recht verkeren en Mij niet vrezen,
zegt de Here der heirscharen".
Micha 35
LLES is „groot" tegenwoordig. We
denken niet meer „Nederlands",
maar „Europees." Bij de defensie pra-
maar over „divisies." Alleen "de Grote
Vier" hebben in de wereldpolitiek nog
wat te vertellen. De tegenstelling Oost-
West beheerst het nieuws van eLke dag.
En bij al dit „grote" komt de kleine
mens in de verdrukking. De arbeider
die ploetert voor z'n weekgeld, de huis
vrouw die de eindjes met steeds meer
moeite bij elkaar moet houden, de oor
logsweduwen en wezen overal ter we
reld, de ontheemden, verdreven van
huis en haard, ze worden vermalen door
de stoomwals der ..grote dingen".
Temidden van al dit „grote" maakt
de Kerk van Christus zich op het Kerst
feest te gaan vieren, het feest van de
komst Gods op aarde, het feest van ..de
Dag des Heren."
Het is een feest van herinnering en
van verwachting. Van herinnering, om
dat wij gedenken hoe God op aarde
kwam. Dat was geen „geweldige" ge
beurtenis, 't heeft niet eens in de krant
gestaan. Op een achterafplaatsje geen
plaats in de herberg! wordt een klein
kindje geboren. Daarom vieren wij als
Christenen, hier in Nederland, in Korea,
in Rusland, in Amerika en waar dan
ook feest, omdat „de hemel het kleine
verkoren heeft", omdat 't God, de Here
der heirscharen om de mens te doen
is. Jezus riep de kinderen tot Zich. oij
Hem kon de „kleine man" terecht, de
onbeschermde vrouw heeft Hij in haar
recht hersteld, voor de vreemdeling
nam Hij het op. Daarom was er voor
Hem in deze wereld geen plaats en werd
Hij naar het kruis verwezen.
Maar de gekruisigde is opgestaan.
„Mij is gegeven alle macht in hemel
en op aarde." En daarom is Kerstfeest
niet alleen een feest van herinnering,
dan zou het geen „feest" kunnen zijn.
""UB verwachting. De dag der
luksvogcls, omdat ze regelrecht een
huis gekregen hadden.
Het was een huis van de fabriek
en toen het deze zomer leeg kwam
werd het aan Roel toegewezen, om
dat hij de oudste der trouwlustige
arbeiders bleek te zijn. Groot was
het niet, maar voor een pasgetrouwd
stel ruim genoeg.
Bij de inrichting er van was hun
spaargeld als sneeuw voor de zon ge
slonken. Voor de haard, het juweel
tje dat al enige weken hun ogen ge
streeld had vanuit de etalage van de
dorpssmid, bleek het overschot van
hun spaarbankboekjes niet toereikend
te zijn. Daarom hadden zij de eerste
maanden van hun huwelijk zuinig aan
gedaan en juist toen het gure weer
z'n intrede deed was de toekomstige
warmtebron door bekwame handen
neergezet.
Eén meevallertje hadden ze nog ge
had doordat de vorige bewoners hun
kachelpijpje in de nieuwe woning
niet konden gebruiken en het daar
om hadden achtergelaten.
Deze Zaterdagmiddag moest de
haard aangemaakt worden en ze wa
ren zo vol moed begonnen.
Volgens de regelen der kunst wa
ren alle benodigdheden ter plaatse
gerangschikt en bewust van het
plechtige karakter dezer handeling
had Roel met bevende vingers de
brandende lucifer door het geopende
deurtje gestoken.
Toen een schriel vlammetje aarze
lend omhoog lekte had hij het deur
tje gesloten en naast elkaar geknield
voor het beeld hunner dromen keken
zij vol blijde verwachting door de
smetteloze micaruitjes naar het re
sultaat van hun werk.
Maar het vlotte niets.
Het dunne sliertje rook, dat al di
rect naar buiten kwam, werd een
wolkje en gaandeweg kwamen er aan
alle kanten meer. Alle mogelijkheden
die de haard bood werden hardnek
kig uitgebuit, maar tenslotte moes
ten zij zich hoestend uit de kamer
terugtrekken.
Buiten gekomen zagen zij met één
opslag dat er geen vleugje rook uit
de schoorsteen kwam en terwijl zijn
vrouw jammerde over de alles door
dringende smerigheid, was Roel met
mannenmoed kruipend de kamer in
gegaan en had de smeulende houtjes
uit de dienstweigeraar gehaald en
in een emmer naar het tuintje ach
ter het huis gebracht.
Nu was de atmosfeer in de kamer
in zoverre gezuiverd dat ze rustig
het slagveld konden overzien.
De schoorsteen, nee, daar hadden
ze geen van beiden aan gedacht. Wie
weet hoe lang geleden deze voor het
laatst geveegd was.
„We hadden het moeten doen toen
we hier kwamen", zei Roel somber.
„Zou Giel Jansen het nog niet even
willen doen?" vroeg zijn vrouw. De
ze was de metselaar van het dorp en
daarnevens ook niet onvermaard als
schoorsteenveger.
,,Denk je dat die op Zaterdagmid
dag komt. Nee, dat wordt zeker
Maandag!"
„Maar dan zitten we met de Zon
dag nog in de kou!"
Roel keek besluiteloos naar de klok,
peinsde zich de rimpels in het voor
hoofd en hakte tenslotte resoluut de
knoop door.
,,'k Zal het zelf wel even doen!"
Zonder te letten op de tegenwerpin
gen van zijn vrouw ging hij naar het
schuurtje, waaruit hij even later te
voorschijn kwam met een touw, een
Steen en een bosje stro.
Het vergde wel even tijd alvorens
hiervan een bruikbaar apparaat was
gemaakt en daarna stond hij boven
dien nog voor de moeilijkheid hoe hij
het dak moest bereiken. Vanaf het
kippenhok bleek het onmogelijk le
zijn, doch het laddertje van de buur
man bracht hier uitkomst.
Nadat zijn vrouw hem, naast diver
se raadgevingen, aangemaand had
voorzichtig te zijn, begon hij de tocht
naar boven.
Het dak was gelukkig niet steil en
door telkens een pan op te schuiven
kon hij zijn voeten op de daaronder
liggende latten plaatsen. Hij vorder
de letterlijk voetje voor voetje en
toen hij halverwege omzag naar be
neden, bleek de belangstelling voor
zijn ongewone klimpartij sterk toege
nomen te zijn.
Hulpvaardige buren schreeuwden
allerlei raadgevingen naar boven en
daardoor gesterkt ging hij moedig
verder.
Klimmen was een ongewoon werkje
voor hem sinds zijn jongensjaren en
bij de nok gekomen leek hem het
huisje toch hoger te zijn dan hij van
de begane grond af had gedacht.
Terwijl hij met één arm de schoor
steenpijp krampachtig omhelsde,
wurmde hij met de andere de steen
door het gat. Het bosje stro volgde
ritselend en vervolgens liet hij met
beleid het touw vieren.
Een schurend geluid vanuit de don
kere diepte van het rookkanaal ver
kondigde hem dat de steen ongestoord
z'n reis naar beneden voortzette.
Zie zo, nu was tie beneden, het
touw gleed tenminste niet meer door
z'n handen en met lange halen trok
hij het naar zich toe om het daarna
weer te laten schieten.
Het ging prachtig!
Goed beschouwd kon je toch ver
schillende dingen best zelf opknap
pen. Dat spaarde je veel geld en je
hoefde nooit te wachten ook. Met een
stille triumf in z'n ogen keek hij naar
beneden, vanwaar zijn verrichtingen
in gespannen aandacht werden gade
geslagen.
Maar opeens verdween het over
moedige lachje van zijn gelaat en
bezorgd keek hij naar het strak ge
spannen touw. Hij wikkefde het een
slag om zijn hand en trok weer, he
viger dan eerst.
Maar het baatte niet. Blijkbaar zat
de steen ergens vast, want hoe hij
ook vierde en trok, op een bepaald
punt kwam telkens het touw strak te
staan en was dan geen streep ver
der te krijgen.
Het zweet brak hem uit ondanks
het frisse windje dat hem op zijn
verheven standplaats langs de oren
suisde.
„Zit ie vast jó?" werd er van be
neden geroepen.
Roel knikte wanhopig terug en ruk
te halstarrig nog eens aan het weer
spannige touw, doch zonder resultaat.
„Je moet het eens met een lange
stok proberen!" schreeuwde weer een
ander.
Roel haalde de schouders op en
mat met z'n ogen het eindje touw
dat nog buiten de schoorsteen kwam.
Daarnaar te oordelen moest de stok
een formidabele lengte hebben.
Toen, met de moed der wanhoop,
zette hij zich schrap op de nok van
het dak en omklemde met beide han
den het touw.
Een hevige ruk en... krakkk! Het
touw, dat op zoveel krachtsinspan
ning niet berekend was, knapte plot
seling af, wat Roel tegelijk zijn even
wicht deed verliezen.
Hij smakte achterover op de dak
pannen, die luid kraakten onder deze
ongewone last en vervolgens school
hij met toenemende snelheid naar
beneden.
Vanuit het tuiltje klonk een luide
gil en in een flits zag hij daar zijn
vrouw staan met in wanhoop opge
heven handen.
Tevergeefs graaiden zijn vingers
langs de gladde pannen naar enig
houvast en toen gleed hij met wijd-
opengesperde angstogen in een sier
lijke boog over de dakgoot heen.
Het was slechts een moment dat
hij niets tastbaars onder zich voelde,
maar in dat ogenblik leek zijn hart
stil te staan van de schrik. Toen voel
de hij een schok, die echter niet zo
hevig was als hij gevreesd had.
Het kraakte aan alle kanten om
hem heen en toen nij half versuft
rondkeek zag hij zich omringd door
kippengaas en woest fladderende
kippen.
Hij was bovenop de ren terecht
gekomen en het gaas had zijn val
weliswaar gebroken, doch het daar
na ook begeven.
Door een snikkende vrouw en scha
terlachende buren werd Roel uit z'n
benarde positie verlost.
Enkele schrammen en een grote
'winkelhaak in zijn broek waren de
enige letselen die hij opgelopen had,
maar het duurde toch wel even voor
hij weer op z'n verhaal gekomen
was. (Vervolg op pag. 3)
Hij, die gekomen is en mens is gewor
den, zal wederkomen om het reent
Gods op aarde op te richten. En dat
zal weer een dag voor de kleinen zijn,
want Gods recht is het recht der ar-
Deze wereld met haar grootheid, de
grootheid van Augustus uit Lucas 2 en
de grootmachten uit onze dagen, gaat
voorbij, want de Here der heirscharen
heeft het Kind Jezus tot Koning der
koningen gemaakt, want:
't Is de Heer, die 't recht der armen,
Der verdrukten gelden doet;
Die uit liefderijk erbarmen
Hongerigcn mild'lijk voedt;
Die gevang'ncn vrijheid schenkt,
En aan hun ellende denkt
tjpv/aaxis ui ae ueeigang van 't leven
ZONDAGSBLAD 8 DECEMBER 1951
7
S>e
knecht
Ï.T ET was koud buiten. En ook al
een beetje donker. En het was
bijna Sinterklaas.
In de kamer lag Piet voor de ka
chel. Hij hield het hoofd in de han
den en keek naar de vlammen. Ah,
dat was een mooi gezicht. Een prach
tig gezicht. Kijk de vlammen eens
dansen en springen. Kijk ze eens spe
len met elkaar. En wat een kleuren*
zijn er bij. Rood en geel en soms een
beetje blauw en groen.
Piet kijkt maar en kan er niet ge
noeg van krijgen. Hé, lekker warm is
het hier op de grond, vlak voor de
kachel. Zo lig je prettig en zo kun je
fijn denken. Dénken over de dingen
die je in het vuur ziet en in de vlam
men. Ha, nu lijken de vlammen net
spoken, die aan het dansen zijn. Spo
ken met wapperende mantels en lan
ge armen en benen. Ze willen elkaar
grijpen en zitten elkaar al dansende
achterna. Nu worden de vlammen
weer wat kleiner. Nu lijken het net
kabouters, die aan het klimmen gaan
over de bergen. En de bergen zijn
de kolen.
Bergen zijn hoog. Nog hoger dan
een huis. Maar over een huis kun je
ook klimmen. En ook op een huis.
Net als Sinterklaas. Die klimt op de
daken van de huizen met zijn paard
en zijn knecht. Dat zou hij ook wel
willen. Met Sinterklaas op de daken
klimmen en zijn paard vasthouden.
Net als Zwarte Piet altijd deed. Dat
zou even fijn zijn. Hè, als hij nu eens
knecht was van Sinterklaas. Een échte
knecht ,met zo'n mooi pak aan en zo'n
grote baret op met een veer. O, dat
zou mooi zijn!
Nou en het zou bést kunnen. Want
hij heette toch ook Piet? Alleen was
hij niet zwart. Maar je kon je best
zwart maken. Pik-zwart wel! En als
hij knecht was, nou, dan zou hij wat
goed voor Sinterklaas zorgen hoor!
Dan zou hij het paard goed bij de
teugel houden, zodat het niet van het
dak afviel. En hij zou goed de pak
jes dragen in de zak over zijn schou
der. Dat kon hij bést! Hij was sterk.
En o, hij zou
„Jongen, zit jij hier?" klonk het in
eens.
Piet schrok op. Hij was alles ver
geten. Zijn ogen knipperden tegen
het licht dat moeder aangedraaid
had, toen zij de kamer binnenkwam.
„Heb je je schoen al klaargezet?"
vroeg moeder. „Doe het dan maar
gauw, want je moet zó naar bed".
x Langzaam stond Piet op en keek
nog eens naar de kachel. Gek, nu
waren de vlammetjes lang zo mooi
niet meer als daarstraks. Zeker om
dat de lamp nu aan was. Jammer
was dat. Maar je schoen klaar zet
ten was ook fijn.
En ineens ging hij vlug zijn schoen
zoeken. Als Sinterklaas er nu maar
wat in deed vannacht dacht hij.
Het was nog donkerder geworden
buiten. En nóg kouder. Het was nacht.
En alle mensen en kinderen waren
Totdat
Tik, tik klonk het. En nog eens.
Tik, tik Nu wat harder.
Piet schoot rechtop in zijn bed. Wat
was dat nu? Hoorde hij daar wat?
„Piet, Piet, ben je daar?", klonk het
zacht.
O, wat griezelig was dat. Piet wou
diep onder de dekens wegkruipen.
Maar weer hoorde hij: Tik, tik
„Piet doe eens open. Ben je wakker?"
Daarom kroop hij maar niet weg
en luisterde goed. Kwam het geluid
van het raam vandaan? Ja, hoor
maai, er tikte iemand tegen het glas.
O, wie zou het toch zijn?
Voorzichtig stapte Piet uit bed en
liep langzaam naar het raam. Dan
met een ruk trok hij het gordijn weg.
En toen zag hij het.
„l)oh",riep hij uit, en wreef eens
in zijn ogen.
Op straat voor het raam zat Sin
terklaas beven op zijn witte paard.
Zijn rode mantel woei heen en weer
door de wind. En ook zijn baard
ging op en neer. Sinterklaas legde
zijn vinger tegen zijn mond, zodat
Piet begreep dat hij zachtjes moest
doen. „Doe het raam eens open" vroeg
hij.
Zo zacht mogelijk deed Piet het.
Toen het ver genoeg open was zei
Sinterklaas: „Piet, mijn knecht is
ziek. Ja, niet zo erg hoor, een beet
je kou gevat op het dak, denk ik.
Maar eh, wil jij nu niet mijn knecht
worden?"
„O, Sinterklaas..ik?". Piet zijn
mond bleef open staan
zing.
„Ja, weet je", ging de Sint verder
„ik moet vannacht over de daken
rijden. Er wachten zoveel kinder
schoenen op mij. En natuurlijk kan
ik dat niet alleen doen".
„Nee", knikte Piet.
„Daarom kom ik het maar even
aan jou vragen. Wil je wel?"
„Nou en of!", riep Piet ineens. Zijn
ogen schitterden. Nu zou hij toch nog
knecht worden.
„Sstt", deed de Sint. ,,Het is nacht
en dan moet je altijd zachtjes doen.
Denk er om hoor. Hier heb je het
pak van mijn knecht. Want dat moet
je natuurlijk aan". En Sinterklaas
haalde onder zijn mantel de kleren
van Zwarte Piet te voorschijn.
(Volgende week verder)
onze BRievenBus
i nichten.
Als jullie me deze week achter ae
stapel post hadden zien zitten hadden
jullie vast m'n hoofd niet meer kunnen
vinden, zo'n berg brieven lag er op
m'n bureau. En een prachtige kleur
platen, de een al mooier dan de ander.
Ik heb heel, heel lang gewikt en ge
wogen, nog eens gekeken en weer eens
de ene plaat naast de andere gelegd,
voor ik de prijzen toekende. Daar ko
men de gelukkigen dan, die een extra
Sint Nicolaasprijs zullen ontvangen. In
de oudere groep Arie de Waard en
Kees Stehouwer, terwijl Joke van Loon
een eervolle vermelding krijgt. Joke
ontvangt dus geen prijs maar ik wil
haar toch even vertellen, dat ook zij
keurig werk heeft geleverd. In de
groep beneden de leeftijd van negen
jaar gaan de prijzen naar Dirk Jan
Brinks en Ine de Vries en de eervolle
vermelding is hier voor Robbie Borg-
hart. Ik had verteld, dat er vier prijzen
zouden worden toegekend, maar er
zijn twee hele kleine neefjes bij, die
niet eens kunnen lezen en die toch
hebben meegedaan. Die krijgen een
troostprijsjc. Het zijn Jan de Jager en
Hilke Smnlinn
Jullie zullen wel begrijpen, dat ik met
zo'n berg post voor me niet alle nichtjes
en neven kan beantwoorden. Toe, wees
niet al te boos als je wordt overgeslagen.
Hier heb ik dan eerst Ria Klandermans
en ik wil haar vertellen, dat ik heel
graag haar mooie lijstje wil houden. Het
krijgt een mooi plaatsje hoor Ria. Jannie
Struik klaagt een beetje haar nood. Zij
heeft al een paar keer geschreven en nog
nooooooit iets gehoord. Zo goed. meis-
ke? Oef, Truus van der Borgh, wat geef
jij mij een moeilijk
raadsel op. Het ant-
H woord weet ik heus
niet. Dat rapport van
jou, Wim Meeder, ziet
er keurig uit. Een
pluimpje joh. Hoe is
het Agues Koffijberg,
al naar het zieken
huis gegaan? Je moet
.me op de hoogte hou
den hoor. Zo is het,
Kees van Dongen, er
zijn zoveel meisjes en
jongens, die meedoen,
dat niet iedereen een
prijs kan hebben.
Moed houden maar.
Arie van der Stoep
maakte een gezellig
opstel. Ik heb het met
plezier gelezen, Arie.
Tja, Corrie de Kievit
al zo lang meegedaan
prijs gehad. Meiske, ik
geloof, dat jij toch niet klagen mag, want
jij krijgt vaak een plaatsje in onze brie
venbus. Zeg, doe je de groeten aan Mar-
rie? En Cootje den Heyer, Sint nog bij
jullie thuis geweest? Ik hoop niet, dat hij
je meegenomen heeft naar Spanje,
anders kan je dit niet lezen. Jaap van
Hcrp stuurde me weer een leuke teke
ning. Bedankt zeun. Zeg meisjes en
jongens, willen jullie eens aan Geesjc
Dozc denken. Dit meisje is al heel lang
ziek. Stuur haar eens een kaartje, neven
en nichten! Haar adres is Zeehospitium,
Katwijk aan Zee. Dank je wel voor je
bloemen, hoor Jannie de Groot. Moet ik
ze elke dag of elke week water geven?
Nou je gelooft zeker wel, dat ik ook heb
gelachen Beppie Melissant. Dat was me
een rare verwisseling. Nu beter? Het
lijkt bij jullie thuis wel een beetje op
een ziekenhuis Ria van de Vliet. Alle
maal geelzucht? Van harte beterschap
kinderen. Annie van Veen jou wil ik een
complimentje geven voor de mooie plaat.
Keurig hoor! En hier heb ik een hele
lange brief van Johny Troost. Gezellig
verhaaltje heb jij gemaakt, Johny, leuk
nog nooit e
om te lezen. En hier nogal zo'n lange,
die van Wim Lanser komt. Ook al een
opstel. Nou, jullie hebben me wel ver
wend moet ik zeggen. Hannie van Die
je wens is vervuld. Op deze pagina staat,
zoals je ziet, een rebus. Doe je best maar.
Ja. Nelly Koen, de druiventijd is haast
voorbij he. Jij zult er wel heel wat ge
geten hebben denk ik. Wat had jij je
brief aardig versierd, Lenie Trommel,
ik mag dat wel. Sjaak de Neef, ik vind
jou een flinke vent om voor je moeder
de tafel te dekken. Dat mag je bij mij
ook eens komen doen. En Nanda Kardol,
heeft de Sint je een mondharmonica ge
bracht? De beste man heeft mij ook flink
verwend hoor. Nog al een opstel. Dit is
van Jannie Hartensveld en jij bent na
tuurlijk ook bedankt. Dat was ook een
boffer, Adri Hollander, zomaar een mooie
plant winnen Was je moeder
mee? Nee maar, kijk hier eens,
gedicht van Nelis van Tilborg.
de eerste letters de naam van on/.e
krant vormen. Knap gedaan, Nelis.
Ike Bakker heeft een klein poesje ge
kregen. Lief he, zo'n speels katje. Pas
maar op, dat hij niet in de gordijnen
vliegt. Meisjes en jongens, wie wil er
corresponderen met Lyda Vreugdenhil?
Haar adres is Bovendijk 15, Wateringen.
En hier heb ik tenslotte twee zieken en
wel Rengie van Resteren en Adrl Oos
terman. die ik van harte beterschap toe
wens niet alleen namens mijzelf, maar
ook namens alle neven en nichten. Dan
heb ik hier een paar meisjes en jongens
die pas jarig zijn geweest of dit binnen
kort zijn. Onze gelukwensen Jopie van
Nieuwkoop. Pauw Bijl, Luise Hogenbirk,
Alie van Hamburg en Lenie Oosterman.
En nog heel veel jaartjes.
heel
Zet je maar schrap, want hier komt
een vrij moeilijke puzzle, of beter er
komen er twee. Zoals jullie zien is dit
een rebus en als jullie de oplossing
hebben dan ontdek je wel, dat dit weer
een raadsel is. En dat raadsel moeten
jullie oplossen. Dus ik krijg twee ant
woorden. In de eerste plaats: wat is
de oplossing van de rebus en in le
tweede plaats: hoe luidt de oplossing
van het raadsel? Moeilijk hè? Ik hen
nieuwsgierig wie deze puzzle op kun
lossen. Succes, kinders.
Roelof Ambachtsheer, Licia van de
Woestijne, Jannie Vinke, Stuf Vos, Janny
Geels, Koos van Welsenis, Anneke van
Rhijn, Greetje Dalmaijer, Kees van Steen,
Martha Nieuwpoort, Jan Ouwcrling,
Ernst Kohlenburg, Janny Dijksman,
Hans Hoogerbrugge. Hans Terlouw, Nel
lie van Buuren, Ellie Ooms, Hannie van
den Berg. Greetje Combee, Ellie Bezemer,
Jan Heidsma, Appie Moolenaar, Corrie
Oversloot, Arnold Schanssema, Anneke
de Hoog, Ineke Tinke, Otje Groen, Celia
de Ruiter, Heleentje Starre, Sepkje van
der Akker, de zusjes Labots, Marijke van
de Leest, Ineke Verhagen, Gerda Dijk
huizen. Thea Geleijnse. Anneke van der
Ree. Kees Hougée^ Anton de Leeuw,
Henk den Hond, Janny Bouman, Wim
van Vliet, Louis Verschoor, Wim de Jager,
Mien Visser, Jan van Dam, Jannie Snel-
leman, Aly van 't Wout, Rini Jager, Koos
Los, Louki Krabbendam, Tineke Riemens,
Hennie de Wit, Peter Hommel (eindelijk
he Peter). Ria Bol. Willy de Vringer,
Hillie den Braber, Hannie van den Berg,
Bennie Overvoorde en Houkje Hilverda.
Kinders, een prettige Zondag allemaal
en tot de volgende keer m;
jullie
Zoals altijd besluiten wij onze brieven
bus met de nieuwelingen. En dat zijn er
deze week heel wat. Hartelijk welkom in
onze kring Kees Pronk, Atie Weeda,
Greet Verstegen, Hans van Otterloo, Wim
Clements, Annie Vis, Jack Breyen, Joop
Versteeg, Lena Reijm, Willie Bouw
meester, Nellie Koppert, Kees Wester
duin, Nellie de Jong, Henny van Riet
schoten, Hannie van der Ende, Jan
Vrolijk, Dirk Stellinga, Joke en Tineke
Spruyt, Marro Slappendel, Gerard Stroot-
man, Willie de Otter, Lydian Rodenburg,
Francientje Hollaar, Ida de Hoog, Elsje
van der Does, Cobie van Leeuwen,
en het
ZIGEUNERJONGETJE
(Slot).
„O Sint Nicolaas. wat mooi!" zei
Pauwi, „maar., zou U niet boos zijn
als ik hem aan Timke geef? Hij is zo'n
arm jongetje en heeft vast zoiets nog
nooit gehad."
„Dat vind ik erg lief van je, Pauwi",
zei Sint Nicolaas, „geef me maar eens
een stevige hand. Ik vind je een reuze
jongen! Zomaar je mooie nieuwe vlieg
machine te willen weggeven, terwijl je
die zelf aldoor al zo graag wilde heb
ben. Nee hoor, je mag hem houden.
Timke krijgt er ook één. Piet, kijk
eens goed in de zak, zit er niet nog zo'n
vliegmachine in?"
En ja hoor, daar kwam weer zo'n
prachtstuk tevoorschijn, precies hetzelf
de als die van Pauwi.
Zoiets moois had Timke van zijn le
ven nog niet gehad.
„En nu," zei Sint, „nu moet Timke
ons eens wat van zichzelf vertellen."
Maar., hoe was het nu met de boze
mensen gegaan? Wat schrokken die
twee toen zij nergens Timke meer
De man begon te brommen op de
vrouw, en de vrouw begon te brom
men op de man. Zij spraken zo hard,
dat een politie-agent, die aan kwam lo
pen. alles hoorde wat zij zeiden over
Timke.
„Kom maar mee jullie," zei de agent
bars, „kinderdieven!"
En toen nam hij hen allebei mee naar
bet politiebureau.
Dat was hun straf omdat zij Timke
gestolen hadden en zo lelijk voor hem
waren geweest.
Maar Timke had een prachtig Sint
Nicolaasfeest.
Toen hij alles verteld had, van zijn
vader en moeder, die op de kermis
stonden en hoe nare mensen hem mee
hadden genomen en hij besloten had
om weg te lopen en dat gedaan had
door onder Sints kleed te kruipen, wat
hadden Sint Nicolaas, Zwarte Piet en
Pauwi's vader en moeder toen hard ge
lachen.
Sint streelde Timke over zijn hoofdje
„Timke, wat ben jij een flinke
heeft het aardig ^druk en kan best een
knechtje erbij gebruiken. En als wij
dan naar Spanje gaan, brengen wc jou
naar je eigen vader en moeder terug."
Wat vond Timke het fijn bij Sint en
Piet!
Hij zag zoveel moois, dat hij geen
oogjes genoeg had om alles goed te
bekijken.
Toen Sint Nicolaas en Piet weer naar
Spanje gingen, mocht Timke zover mee,
want zijn vader en moeder stonden op
een kermis in Italië, dat is zo'n beetje
dezelfde kant uit Daar zou Zwarte Piet
Timke dan naartoe brengen.
Maar eerst moest Sint Nicolaas weer
in zijn kasteel zijn. Want Sint was veel
te oud en te moe om nu ook nog naar
Italië te reizen.
Timke had het heel prettig bij Sint
Nicolaas en Zwarte Piet gevonden
maar toen hij weer bij zijn vader en
moeder was. vond hij dat toch nog pret-
En Timkes vader en moeder pasten
voortaan goed op dat er geen boze
mensen Timke meer van hen konden
wegnemen. RINKA.