Maar wij denken er zó over
die maar heeft
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
r 5
ZATERDAG 3 NOVEMBER 1951
Prof. di J. Watezink denkt er zó over
Te veel nadruk op allerlei bijzaken
maakt het leven stuk
ging gebracht zijn. De verhouding van man en vrouw is wel een pro
bleem, waarvoor ieder zich interesseert. Als ik op verzoek van de redactie
enkele dingen over het desbetreffende onderwerp in het midden breng, dan
vAl ik trachten mijn artikel zo thetisch mogelijk te houden. Het zou natuur
lijk denkbaar zijn, dat ik de onderscheiden schrijvers en schrijfsters ging
bestrijden; misschien zou ik dan oolowel enkele mensen achter het behang
selpapier plakken; wellicht zou ik ook wel gaarne werken met de suggestie,
dat sommige mensen een angstige droom of alleen maar een wensdroom
hadden, toen zij schreven, maar ik zal dit alles nalaten.
Het liefst wil lk hier ln het kort weer- Nu komen er vragen, men komt met
geven, hoe, naar lk meen, de verhouding het huwelijksformulier, met een tekst als
tussen man en vrouw ten principiële is. „tot Uw man zal Uw begeerte zijn" Het
wanneer wij te rade gaan bij wat.de Bijbel
ons zegt; natuurlijk moeten wij dan dat
gene, wat wij vinden, zien in 't kader van
de huidige tijdsomstandigheden. Dat dit
laatste erbij moet, is duidelijk. Er zijn nis
eenmaal tengevolge van de tijdsomstan
digheden vragen, die men in andere tijden
niet heeft gekend. De woningnood, de
kleine behuizing, de hoge prijzen voor
het aanschaffen van een uitzet
dergelijke dingen meer zijn zaken,
mee men ln de concrete werkelijkheid
moet rekenen.
Het artikel van de „getrouwde
was wel zo ongeveer het centrum,
om allerlei uitlatingen draalden,
schlen nog meer de uiting van de Amerl-
geen commandant,
te bevelen
Advertentif
kaanse z.g. psycholoog. Maar ik wil liever
niet tot die psycholoog teruggaan, omdat
ik niet kan controleren, wat die mai
zegd heeft en hoe hij dit heeft bedoeld
bedoelt hij dit normatief, d.w.z. bedoelt
hij dat het zo hoort, óf bedoelt hij, dat
er zulke mannen zijn? Ik weet het niet
precies en dus houd ik mij alleen
aan „de getrouwde man".
Slechts hali volwassen
Welnu, deze „getrouwde man" is,
stel ik mij voor, een beste kerel en hij
meent ook wel, wat hij zegt, maar hij
maakt alleen een kleine vergissing
Als deze man zich een vrouw zoekt,
zoals hij die in zijn ingezonden stuk
beschrijft, dan bedoelt hij met
„vrouw" waarschijnlijk alleen maar
een vrouwelijk wezen, niet een echt
genote. Ik vind het aangrijpende in
opvattingen als deze altijd dit, dal
deze mannelijke persoon nog zo wei
nig persoonsontwikkeling heeft, dai
hij onbewust altijd nog zoekt naar een
moeder, een moeder, die hem ver-
troeltelt, die hem verzorgt, die hem
wat koestert; d.w.z. deze man is altijd
nog maar half volwassen; hij is een
infantiele figuur, in het gunstigste
geval puberiel; maar hij zoekt in elk
geval primair een moeder om hem te
sterken, te troosten en te helpen.
Daarnaast mag dan zijn vrouw ook
verder diensten verrichten als vrouw,
als echtgenote.
Maar voldoen aan de wensen van deze
man betekent, dat vrouw nooit als gelijk
waardig partner in het huwelijk kan op
treden. Zal een vrouw respect houden
voor deze man, dan zal zij haar man niet
kunnen gaan zien als haar zoontje. Gevolg
is, dat zij, wanneer zij de man dient op
zijn wenken, zij dienaresse, welhaast zijn
slavin wordt.
En hier zijn wij reeds midden in
het huwelijks-probleem.
„Die twee zullen tot één vlees zijn".
Dit betekent iets anders dan dat de
man de boom is en de vrouw het
klimop. Het is ook iets anders dan
dat de man de heer is en de vrouw
de slavin. Het betekent ook niet, dat
de man een mens is van eerste rang
en de vrouw een mens van tweede
rang. Het beduidt evenmin, dat de
man hard moet werken en de vrouw
het verwende poppetje wordt, dat in
de wereld is om op kosten van haar
man te pralen en te pronken met
haar ware of vermeende schoon
heden.
Huwelijkseenheid
Het betekent, dat die twee mensen als
rijpe persoonlijkheden, zonder hun eigen
persoonlijkheid aan te tasten, een nieuwe
eenheid gaan vormen: de huwelijkseen
heid. De vrouw blijft volkomen vrouw
met een eigen persoonlijkheid en de man
is volkomen man met zijn eigen persoon
lijkheid En nu is het mysterie van het
huwelijk juist, dat die twee één kunnen
worden, zonder zichzelf geweld aan te
doen en zonder iéts van zichzelf te ver
liezen, terwijl zij wel iets In elkander
vinden. Wijngaarden geeft in zijn disser
tatie het aardige beeld van twee Romeinse
getallen, de I en de II. Als ik ln Romeinse
zeg I en I is II, dan heeft in de gestalte
van die II elke I volledig het eigen karak
ter bewaard en toch vormen zij samen
een II, een nieuwe gestalte, een nieuwe
eenheid, die geen van beide op zichzelf
kunnen vormen. Alleen in deze verhou
ding kan het huwelijk gelukkig zijn. „Die
twee één vlees".
is gevaarlijk om met zulk een tekst te
komen zonder dat men let op de beteke
nis ervan in het totale verband
onderwerp, want wie vergeet, dat in de
twee-eenheid van het huwelijk de
haar eigen karakter bewaart, die verstaat
de zin van die tweeheid en van d
heid niet. In het huwelijk is de
de levensgezellin
•an de vrouw. Mag ik
vat ik vroeger in mijn
haar Man" over deze
Is de echtgenoot 1
hier nu herhalen,
boek „Moeder en
dingen schreef?
„Een hulpe"
„Een hulpe tegenover hem".
Deze uitdrukking doet ons wat ouder
wets aan. Ze komt zo voor in ons Neder
landse Protestantse kerkelijk huwelijks
formulier. Veel is er met deze uitdruk
king geschertst en vele moderne vrouwen
moeten van die uitdrukking weinig heb
ben. Nu geef ik dadelijk toe. dat vooral
dat woord „tegenover" in dit verband
vreemd aandoet, Trouwens, in de Staten
vertaling staat, dat God, als Hij Eva gaat
maken, zegt: „Ik zal hem een hulpe
ken, die als tegen hem over zij". Daaraan
is natuurlijk de uitdrukking uit het hu
welijksformulier ontleend. Maar in de
vertaling van prof. dr G. Ch. Aalders
de „Korte Verklaring" staat het wat e
ders. Daar staat: „Ik zal hem een hulpe
maken, die bij hem past". De bedoeling
van deze woorden is dan, dan het volle
licht valt op de hoge waarden
vrouw als levensgezellin van de i
Het is dan ook niet juist om
voor te stellen, alsof de vrouv
eerste plaats geschapen is om
een beetje te helpen, en dan zó, dat de
man het eerste en het laatste, het hoog
ste en het beste is. Maar anderzijds mo
gen wij ook weer niet het leven indvi-
dualistisch opvatten. Het is niet waar.
dat de vrouw als individualiteit in de
ran haar bestaan ook in het huwelijk
soort compagnonschap met de
sluit, waarbij ze in de eerste plaats plich
ten heeft tegenover zichzelf en dan in de
vrije tijd van haar eigen plichten ook
aandacht kan geven
vraag, of ze ook iets, .voor haar
zijn.
Plicht van de gehuwde
vrouw
Neen, de plicht van de gehuwde
vrouw wordt kort omschreven in deze
woorden: de vrouw is voor de man de
hulpe, die bij hem past. Zij is zijn
levensgezellin en zij heeft in elk op
zicht de levensgezellin van die man
te blijven. Het spreekt ook vanzelf,
dat dan de man ook de plicht heeft
om te zorgen, dat de vrouw zijn
levensgezellin zijn en blijven kan.
Hij heeft niet zo hard te lopen, dat
zijn vrouw hem niet kan volgen. Hij
heeft niet zo „krachtig" op te treden,
dat zijn vrouw hem niet begrijpt. Hij
moet er zich van onthouden ook maar
iets te doen, waardoor hij aan die
vrouw haar eer'als vrouw zou ont-
En bovendien, hij moet zijn vrouw
in staat stellen mee te leven, mee te
leven met zijn werk, mee te leven
met zijn zaken, mee te leven met zijn
ideaalst elling en. Kortom, het moet
door de man aan de vrouw mogelijk
gemaakt worden, in ieder opzicht zijn
levensgezellin te kunnen z ij n."
(„Moeder en haar Man", pag. 30 en
31).
In hetihuwelijksformulier lezen wij in
de toespraak tot de vrouw: „Gij zult Uw
wettige man liefhebben en eren, ook hem
gehoorzaam zijn in alle dingen, die recht
i billijk zijn, als Uw heer".
Hoe gemakkelijk kan men zulk een zin
oniseren of ridiculiseren! Maar wie
anderzijds oog heeft voor de organische
samenhang des levens, die weet, dat de
gehuwde vrouw alleen gelukkig is als
levensgezellin voor haar man; en die ziet
dan ook, dat alleen in het levensverband
met haar man en haar gezin de vrotfw
haar roeping kan vervullen en haar ere
kroon kan ontvangen.
En, niet waar, dan is het toch in feite
i, dat het leven van de vrouw, die de
hulpe is, die past bij haar man, geheel
nan is gebonden en naar het
leven van die man is georiënteerd. En
komt er een „gehoorzaam zijn in alle
dingen, die recht en billijk ziin".
Geen commandant
Niet alsof de man een commandant is,
emaar heeft te bevelen. Maar wel in
dien zin, dat de man de held is, die er
op uittrekt „in het vijandige leven" om
te worstelen en te strijden en de
de trouwe hulpe, die zijn hoofd
kwartier verzorgt, die zijn leven met
kleine en grote deugden omringt, en die
blijmoedig hem achteraan gaat. Ze wil
liet anders, omdat ze niet anders kan.
Cn ze kan niet anders, omdat ze niet
inders wil.
Noem dit gehoorzaamheid.
Wel, dan is het de gehoorzaamheid,
vaarmede in de lente de bladeren zich
mtplooien, waarmede in de vroege
:omer de bloemen bloeien gaan; het is
de gehoorzaamheid, waarmede de ster-
staan te glanzen, de gehoorzaaheid,
•mede de zonnestralen de aarde kus-
het is de gehoorzaamheid van het
kleine kind. dat de moederborst zoekt,
de gehoorzaamheid, waarmede de maagd
haar bruidegom volgt naar het huwe
lijksaltaar, het is de gehoorzaamheid
der liefde". (Moeder en haar Man, pag.
39, 40)
En dan is er nog de kwestie van de
tekst uit 1 Petrus 3: 7, dat de man aan
het vrouwelijk vat als het zwakste eer
moet geven. In mijn meer genoemd boek
schreef ik daarover het volgende:
„Al dadelijk toch staat het zó, dat die
uitdrukking „het zwakke vat" allerminst
bedoelf de vrouw voor te stellen als een
bleekzuchtig astheen, huilerig, sentimen
teel, bijna scharminkelig wezentje. Zo
heeft men het wel eens geridiculiseerd.
Neen, als Petrus in zijn brief het woord
gebruikt, dat in de grondtekst staat voor
„vat", dan bedoelt hij daarmee een al
gemeen begrip aan te geven van iets, dat
dienstig is om in het leven een hulp te
zijn. Zo kan het woord gebruikt worden
voor een vat; maar het kan ook gebruikt
worden voor gereedschap. Ook voor
mensen die helpen. Dus bedoelt hij te
zeggen, dat de vrouwelijke hulp, die de
man van God ontvangen heeft, zwakker
is dan hij.
De minder sterke
is in
uding l
En nu, zo bedoelt hij te betogen, moet
de man zijn aanspraken, die hij meent
te moeten laten gelden tegenover zijn
vrouw, afmeten naar het feit, dat zij
niet zo sterk is als hij. Zijn gehele
gedrag moet zó zijn, dat hij er altijd
rekening mee houdt, dat hij vooral
physiek meer kan verduren dan zijn
vrouw. Wanneer hij daarmee geen
rekening zou houden, dan zou hij zijn
vrouw gemakkelijk krenken
veel van haar eisen. Het zou oc
gelijk zijn, dat hij zich in zijn
dere kracht volkomen zou laten gel
den en met zijn vrouw dat zou willen
gaan doen wat hij zou we
zou dan zijn vrouw als slavin kunnen
gaan beschouwen: hij zou in allerlei
opzicht, ook in sexueel opzicht, ham
eisen kunnen stellen, waaraan zij niet
kan voldoen Maar daarmee zou
zijn vrouw onteren.
Welnu, zo heet het hier, bedenk
dat de vrouwelijke hulp, die gij van God
het leven ontvangen hebt, juist als
uw zwakker is in menigerlei opzicht
dan gij, en dat gij ook haar persoonlijk
haar volle eer moet laten, zowel licha
melijk als geestelijk, en zeker niet hel
minst ook in sexuelp zin. Zoudt gij' het
niet doen, dan zoudt gij haar moeilijk
kunnen als Uw levensgezel"
}g naar de hemel. Wie zo deze
tekst leest, die ziet deze tekst allerminst
als geantiqueerd.
Neen, veeleer zullen ook moderne
ouwen zeggen, dat deze tekst echt mid
den in het leven staat. Vooral in sexueel
opzicht ziin er verscheidene mannen
de bruut zijn tegenover hun vi
dan de liefdevolle man, die aan
•ouw haar eer geeft.
Maar er is meer. Levensgezellin
de man is de vrouw ook, doordien zij
dikwijls zoveel fijnheid van intuïtie en
zo sterke geestkracht der liefde vertoont.
Doch zodra de man de vrouw niet meer
eert als vrouw, verliest de vrouw de
moed om met haar intuïtie de man bij te
staan, verliest ze de kracht om haar
liefdegaven uit te delen. Zodra in eniger
lei opzicht, -en vooral in sexueel opzicht,
de vrouw het gevoel gaat krijgen, dat
zü de slavin van de man wordt en
slechts lief tegen haar is om 2
eigen lusten uit te leven dan breekt
iets, omdat de vrouw zich onteerd voelt.
En deze dingen berusten op een le-
mswet, een levenswet, welke gold voor
vrouw in de dagen van Petrus en
welke ook geldt voor de moderne vrouw,
wier vrouw-zijn niet ln moderniteit Is
ondergegaan." („Moeder en haar Man",
pag. 48, 49, 50).
Nu de huwelijkspraktijk
Heb ik hiermee de zaak prlncipiëel
gesteld, dan spreekt het vanzelf, dat
vanuit dit principiële standpunt nu de
huwelijkspraktijk moet worden opgezet.
Moet de man dan borden wassen met zijn
vrouw? Wie het zo algemeen vraagt,
krijgt stellig ten antwoord: Neen. Aan
de gezonde man, die een taak van God
het leven gekregen heeft, zal niet kun-
n worden opgedragen met zijn
duw borden te wassen. Maar de vrouw,
die haar huishouding liefheeft, zal ook
niet willen, dat de man dat doet. Of het
dan erg is, dat de man dat eens een
keer doet? Nee, natuurlijk niet. Maar
zitten we met dergelijke vragen niet op
e°n verschrikkelijk laag niveau?
Mag een vrouw, als haar man ver
moeid thuiskomt, haar man niet een
beetje vertroetelen? Ja, natuurlijk wel
Maar weer vraag ik: Zitten we niet op
laag niveau als we over zulke din
gen gaan vechten? Kinderen zitten ook
altijd te discussiëren over wat mag en
niet mag en hoe zij precies langs het
randje kunnen gaan om toch nog „zoet"
te blijven.
Ik wil wel eerlijk zeggen, dat in de
discussie, die ontstond in ons blad,
mij het pijnlijke is, dat zoveel mensen
de dingen zo weinig als eenheid zien.
Want immers, wanneer wij de na
druk gaan leggen op dergelijke bij
zaken en die maken tot centraal
probleem, dan maken we het leven
Wanneer men bijvoorbeeld zou f»aan
discussiëren over de vraag (zoals onlangs
met mij in een persoonlijke correspon
dentie), of een achttienjarig meisje zon
digt, wanneer zij tegen haar vader zegi
„oude doerak", dan begrijpt men var
het leven niets meer. Het hangt er Im
mers van af, uit welke gesteldheid zo'r
kreet voorkomt. Als ik een dochter had
van achttien jaar, die mij eens over mijn
haar streek en dan zei: „Ha, die paps,
oude doerak!", dan zou ik het geloof ik
vreselijk plezierig vinden „oude doerak"
genoemd te worden, maar wanneer die
zelfde dochter in een oppositionele bui
zou uitvallen en zeggen „Oude doerak""
dan zou ik het erg vinden. Bij dergelijke
dingen komt het aan op de gesteldheid
van het hart.
Zo is het ook in huwelijkszaken. Wan
neer een man zegt: „Ik heb er recht op,
dat ik, wanneer ik thuis kom, door mijn
vrouw in de gang word ontvangen, dat
mijn vrouw mij mijn jas uit helpt doen
en mijn hoed weghangt", dan vind lk
die man een verschrikking. Dat is hij
om veel redenen, dat is hij ook, omdat
hij zijn egoïsme systematiseert ln zijn
huwelijksverhouding.
Geen schema
man kletsnat thuis
ijn vrouw vangt hem in de
gang op en zegt: „O, vreselijk, geef maar
gauw die jas hier, dan hang ik hem op
een stokje bjj de kachel, en geef me ji
h'oed ook maar", dan kan dit een heel
normale uiting zijn. Wanneer man en
vrouw op een Zondagmorgen alleen
thuis zijn en na het eten zegt de man:
„Ik wil je wel even helpen met de afwas,
dan kunnen we gezellig wat gaan lezen",
dan is dat heel gewoon. Maar wanneer
de vrouw zegt: „Ik vind, dat mijn man
mij moet helpen met de afwas, want lk
hoef er niet alleen voor te staan", dan
is net precies de boel kapot, omdat men
dan een schema maakt, waar het niet
zijn mag, en omdat men het zwaarte
punt legt buiten het eigenlijke levens
centrum om.
Bovendien, de omstandigheden zijn zeer
verschillend. Wanneer een electrisch
snoer stuk is, zal een goede man vanzelf
proberen tijd te vinden om dat even te
maken. Tenzij deze man van electrische
snoeren geen verstand heeft en hij van
zichzelf weet, dat hij meer verknoeit dan
goed maakt. Maar wanneer deze man
het zeer druk heeft en naar een verga
dering moet, dan is het dwaasheid van
zijn vrouw om het hem kwalijk te nemen,
wanneer hij niet naar het snoer kijkt.
Foutieve redenatie
Leidse volksciedietbank:
Credieten over 1950 ruim een half
millioen gulden hoger dan in 1949
Op de du ui kunnen moeilijkheden
niet uitblijven
l WERDEN IN 1950 1748 credieten tot e
mensen ophouden met te praten over
vragen als deze: moet de man zus
helpen of moet hij zo helpen; moet
hij vertroeteld worden op die manier
of op die manier. Zulk redeneren is
jle grond door en door fout, om
dat het niet uitgaat van de centrale
huwelijksgedachte. De centrale hu
welijksgedachte is, dat twee mensen
een nieuwe eenheid vormen ln het
huwelijk en dat zij in dit huwelijk
zichzelf zijn en tegelijkertijd samen
één zijn.
In die eenheid kan het ene echtpaar
gewoontes vormen, die het andere echt
paar niet liggen. De grens voor die ver
scheidenheid ligt daar, waar kennelijk
Gods orde wordt overtreden. Als een man
zegt: „Ik laat mijn vrouw zorgen voor
de opvoeding van de kinderen en doe
zelf maar niets aan", dan zondigt hij,
nt ook hij heeft zijn Goddelijke roe
ping. Dit als voorbeeld. Maar wanneer
twee echtparen bij elkaar zitten en de
ene man zegt: „Ik help mijn vrouw al
tijd bij het afwassen" en de andere
zegt: „Ik nooit", dan moet men niet gaan
discussiëren wie nu de beste man is,
maar dan moet men zien, dat klaarbly~
kelijk in het eerste huwelijk dit kan en
gewoon is, terwijl het ln het tweede
huwelijk niet hoeft en het ongewoon zou
zijn, wanneer de man hielp met de af
was. Altijd aangenomen, dat beide, hu
welijken goed zijn.
Als volwassen mensen met elkaar
trouwen (en infantiele knulletjes
moeten niet trouwen), dan is er maar
Wat is dus nu de toepassing van één ding van belang, dat deze twee
alles wat wtj zeiden? Wel, laten del volwassen Christenmensen een
De nog onverminderde spanning ftissen
lonen en prijzen heeft invloed gehad op
de grote credietvraag. Het spaarvermo-
gen loopt terug en de spaarpenningen
teren in. Zolang er geen abnormale
'l|gaven te doen zijn, kunnen de gezinnen
er nog net komen. Heeft men echter
kleren of meubelen nodig, dan zijn velen
gedwongen crediet op te nemen.
Opgemerkt wordt verder, dat het finan
cieringsinstituut detailhandel Rijnland ei
toe heeft meegewerkt, dat de omzet var
de bank is vergroot. Dank zij dit insti
tuut is het mogelijk gebleken, de
vang van het afbetalingsstelsel in Leiden
binnen redelijke grenzen te houden.
De prijsstijging van de goederen werkt
in de hand, dat de gemiddelde crediet-
aanvraag steeds hoger wordt. Er wordt
voor gewaakt, dat de juiste verhouding
tussen het inkomen en de grootte der af
lossing niet wordt overschreden.
In 1950 werden in totaal 7646 aai
gen ontvangen, waarvan aan het eind
nieuwe waarachtige eenheid vormen,
een eenheid der liefde, in gehoor
zaamheid aan God en dan zijn aller
lei bijzaken dingen, waarin de echte
lieden samen moeten beslissen, maar
tevens dingen, waarover je niet dis
cussieert en waarover je je niet druk
maakt.
Waarmee ik maar zeggen wil, dat
alle discussies in ons blad óf voort
komen uit een zekere infantiele ge-
steldheid van sommige schrijvers
(speciaal bij „de getrouwde man") óf
uit de behoefte om het accent te
gen niet op de hoofdzaak, maar op
bijzaken.
Waarbij ik er er op wil wijzen, dat
bijzaken belangrijk zijn, als uiting
van de hoofdzaak. O.ók het bloeme
tje, dat de man eens meebrengt voor
zijn vrouw. Oók het lekkere hapje,
dat de vrouw eens kookt voor haar
Prof. dr J. Waterink.
Alles
goed
en wel
(Ingezonden stukken)
Ziekelijk gedoe...
5't is het goed recht van een ieder
hond of poes te bezitten mits een
ander er niet te veel last van heeft. Een
gewone" dierenvriend zal zo'n beest
goed verzorgen, maar wanneer hond of
poes hem te vaak op een nest „jonkies"
tracteert, zal niemand het hem kwalijk
nemen, wanneer hij niet bereid is het
gehele stel ln leven te laten.
Bedenk eens dat sommigen het dier
boven de mens stellen, er een ziekelijk
gedoe van maken. Zo zagen we in Leiden
me tijd de vertoning van een dame.
die zich liet vergezellen van een hond
lopende op zijn voorpoten; een klein
wagentje vervoerde het verlamde achter
lijf, dat dus door de voorpoten werd ge
trokken. Heel vernuftig vond de een;
Iglijk meende de ander. Waarom dit
:r niet uit zijn droevig bestaan gehol-
i en pijn-loos afgemaakt?
Sn nu verwacht men, dat geheel Leiden
gaat mee doen met dit stellen van dier-
i-mens en het opkweken van stum-
perds van dieren. Men vraagt f 80.000
een honden- en kattenonderdak
de zwervers en de zieke en verdere
overbodige huisdieren maar komen!
Mensen schreeuwen om huisvesting,
trouwlustigen hébben maar te wachten,
iwonenden treiteren elkaar weg,
geen plaats, eerst gaan we zorgen voor
Fikkie en poeslief. Er komen steeds meer
collecten voor allerlei goede dingen. Dig
.000 moeten er ook maar komen. De
winkeliers mogen van hun waren geven;
de bazar verkoopt ze wel voor 't goede
doel: een lam of een ziek hondje.
Zou het zo'n ramp zijn, als er wat min
der honden het verkeer in gevaar brach
ten? En een fietser wat rustiger kon
doortrappen? Er wordt veel gevraagd,
veel gegeven. Laat het dan ook verant
woord zijn.
Een, die het nuchter bekijkt.
Veehouder over de
vleesprijzen
Naar aanleiding van de critiek op de
regering inzake de vleesprijzen, die prof.
dr mr C. de Heer in de N.L.C. van 29
October heeft gemeend te moeten uit
oefenen, ben ik zo vrij daar anders over
te denken. In het algemeen wordt toch
aangenomen, dat de regering te waken
heeft voor te grote prijsverschillen op
korte termijn en m.i. geldt dit in
geringe mate' ook voor vlees. In tegen
stelling tot wat prof. De Heer beweert,
geven de marktnoteringen sinds Juni
regelmatige daling te zien die de laatste
tijd flink doorzet. Als de regering
menteel, geen kwantum vee uit de markt
liet neitten om te laten invriezen, zouden
de prijsdalingen een vorm aannemer
zeer zeker funeste gevolgen zou hebben
voor een zekere groep Nederlanders, in
casu de veehouders. Die mensen zijn al
lange tijd niet verwend, speciaal niet
wat het varkensvlees betreft. Zo prof.
De Heer er lust in heeft, nodig ik hem
hierbij uit eens kennis te komen n<
van het verloop van 45 varkens, die
leden winter door schrijver zijn afgemest
„Was ik maar nooit getrouwd"
en dit voorjaar zijn verkocht. Dan kan
hij constateren, dat het werken is ge
weest en geld toebrengen.
Verder vraag ik mij af, of er nog van
winst sprake zou kunnen zijn op koeien,
die na Juni op de markt zijn verkocht
met het doel ze vet te maken als de
vleesprijzen die daling zouden aannemen,
zoals prof De Heer het wel wenst. Ook
het produceren van vlees in de naaste
toekomst baart de veehouder véél risico
en zou zeker verlies brengen, gezien het
schaarse en dure veevoeder. En deze tak
van het veehoudersbedrijf heeft toch ook
recht op een redelijke beloning.
Verder geeft prof De Heer een ver
keerde voorstelling van zaken, als hij
schrijft over die grote uitvoer. Ik meen
te weten, dat die uitvoer thans geheel
stop staat, mede door een heffing door
de regering van f 1 per kg spek Alweer
een regeringsmaatregel tegen te duur
vlees, maar zeer nadelig voor de mester
Rijnsburg. Van K
Mogelijkheden in Suriname
In de N.L.C. van 24 October las ik een
verslag van de vergadering van de af
deling Leiden van de C.H.U.. waarvoor
als spreker optrad de heer S. H. van
Eijbergen, lid van de Prov. Staten.
Tegen de grote lijnen van het gespro
kene zal ik my zeer zeker niet keren.,
doch wel spijt het mij niet met de spreker
te kunnen instemmen t.a.v. zijn beschou
wingen over Suriname. De heer Van
Eijbergen wees op de vele mogelijkheden,
die Suriname biedt. Wanneer hij dan de
vergelijking geeft, dat Suriname 4% maal
groot is als ons land met
van 200.000, dan suggereert hij daar-
!e, dat er grote mogelijkheden zijn; dat
zegt hij dan ook. Dit is op z'n zachtst
gezegd geen zuivere voorstelling
zaken. Evenmin gaat het aan om z<
op de houtrijkdom en de goede
grond te wijzen. Bovendien vermoed ik,
dat de factor „klimaat" ook veronacht
zaamd zal zijn, doch dit meldt het
slag niet.
Tijdens een verblijf van circa een jaar
in Suriname heb ik veel gehoord en ge-
n omtrent de mogelijkheden, die er zijn
Dr Nederlanders. En juist omdat deze
miniem zijn en ik kennis nam van de
omstandigheden, waarin geïmmigreerde
Nederlanders zich bevonden, acht ik het
nijn plicht er op te wijzen, dat de voor
stelling van zaken van de heer Van
Eijbergen zeer gevaarlijk is. De voorlich-
Suriname laat reeds veel te
er. Omdat van dit land meestal
dan: oppervlakte, inwonertal,
veel bossen, bauxiet en de stad Para
maribo bekend zijn. is men in Nederland
geneigd te dromen van pioniers
arbeid, waardoor welvarende landerijen
en plantages enz. zullen ontstaan. Van de
huidige toestand, noch van de moeilijk
heden in dit land, is men op de hoogte.
Wist men de ware toestand, men zou zich
ellicht afvragen, of er wel iets te berei-
en is voor de immigrant.
Zeker, er zijn grote bedrijven, bijv. de
ACOA (American Cy of Aluminium), de
"illiton Bauxiet Mij en enkele houtwin-
ngsbedrijven. De werkkrachten hier-
ior worden óf gerecruteerd uit Neder
land en Amerika óf de lagere rangen
van het jaar nog 87 in behandeling. In
getrokken werden 553 aanvragen, afge
wezen 763 en toegestaan 6308 aanvragen.
Aan de afbetalingsverplichtingen wordt
in het algemeen goed voldaan. Er was
aan het einde van het verslagjaar een
achterstand van rond 16.000. hetgeen
twee procent van het uitstaande kapitaal
is. In een aantal gevallen werd geen
crediet verstrekt, maar een regeling met
de crediteuren getroffen.
De pandenbelening geeft in vergelij
king met 1949, zowel in aantal als in
bedrag, een kleine stijging te zien.
De kapitaalsvoorziening heeft bij de
grotere credietbehoefte nog geen ernstige
moeilijkheden opgeleverd.
Gevreesd wordt echter, dat bij de steeds
toenemende vraag moeilijkheden op dit
punt niet zullen uitblijven.
Het verlies op de exploitatierekening
bedroeg slechts 133,36.
Pluim voor Noord-
wijkse politie
In de Autokampioen van heden maakt
>n automobilist de politie van Noord-
wijk een complimentje. Hij schrijft:
„Enige tyd geleden parkeerde ik in
Noordwyk een auto zonder te bemerken,
dat dit ter plaatse niet geoorloofd was.
Toen ik terug kwam, vond ik een schrif
telijke waarschuwing van de politie aan
mijn auto, waarin ik op mijn fout ge-
n werd. Ik kan u zeggen, dat ik deze
politiewaarschuwing erg waardeerde."
Deze soort politieservice doet prettig
De automobilist zal het voortaan „ter
plaatse" beter doen, omdat hij op zijn
vingers werd getikt op een wijze, die
niet wrevelig maakte. Het is een kwestie
juist aanpakken.
productie van het land op te voeren,
door mechanische rijstbouw in Nicke-
doch de omvang daarvan is niet zo
danig. dat dit ten opzichte van de over
bevolking van Nederland veel gewicht in
schaal legt. Wanneer men weet, dat er
tekort aan arbeidskrachten is, dan
wil dit nog niet zeggen, dat de Nederlan
der dit tekort met zijn energie kan aan
vullen. want het betreft meer rijst- en
plantage-arbeiders. En al zou men zich
hiertoe willen lenen (de overheid maakt
het binnenkomen in Suriname verre van
gemakkelijk), zou men dan ook genoegen
nemen me* het levenspeil van de lands
kinderen van Suriname?
De factoren, die mij bekend zijn door
mijn verblijf aldaar. leiden er toe te
zeggen, dat een ieder, die denkt over emi
gratie naar Suriname, eerst na een diep
gaand onderzoek en met de nodige mid
delen in de beurs, hiertoe besluiten mag.
Wanneer hij de situatie kent, zal hy naar
alle waarschijnlijkheid besluiten het oog
te richten op een ander tweede vader
land dan Suriname.
Woubrugge. b.
Een nieuwe klasse
In allerlei toonaarden worden de arbei
ders rijp gemaakt voor het denkbeeld
langer te gaan werken. Ploegenstel-
en zelfs Zondagsarbeid worden daar-
aangeprezen. Doch voor de ambte
naren komt men met een vrije Zaterdag
landragen, zogenaamd ter besparing
■an kolen etc. Gaat dit argument voor
andere werkers in het geheel niet op?
Bovendien hebben de ambtenaren zoals
j.l. Zaterdag al uit een ingezonden stuk
bleek, nu nog meer tyd om allerlei kar
weitjes zelf te verrichten. Hetgeen slechts
kan geschieden ten koste van hen, wier
beroep het is zulk werk te doen. Neen,
ik vind een vrije Zaterdag prachtig, maar
dan moet een ieder daarvan kunnen pro
fiteren. Een regeling, als waartoe thans
besloten werd, is m.i. een grote stap in
de richting van een nieuwe klasse, waar
aan allerminst behoefte bestaat. Waarom
komen de vakorganisaties hier niet
tegen op?
J.
De pensioenwet
Het advies, dat de „subcommissie voor
de pensioengerechtigde leeftijden" heeft
uitgebracht, is mi. ontevredenheid kwe
kend Kennen de commissieleden allen
wel het slopende leven, dat een onregel
matige dagtaak geeft, met naar vroege,
late en nachtdiensten? Men denke aan
de Spoorwegen, de PTT. en de Open
bare Nutsbedrijven, Waarom nu juist
zo'n straffe bepaling van 65-jarige leef
tijd? Waarom laat men de mensen na
60 jaar niet vrij zelf te bepalen, wan
neer zij hun inkomsten met i 30%
willen verlagen? Heus 80% blijft liever.
Zelfs velen van hen tot hun 70e jaar!
Onnodige dwang vermijde men!
EEN AMBTENAAR
Laat de gordijnen open
Nu ook deze winter de straatverlich
ting slechts gedeeltelijk zal function-
neren, wat vooral inde buitenwijken sterk
merkbaar is. zou ik gaarne een beroep
willen doen op mijn stadgenoten ten be
hoeve van hen, die slecht van gezicht
zijn Laat, indien mogelijk, de gordijnen
van uw verlichte kamers open. Het uit
stralende licht stelt hen. die slecht zien.
in staat de trottoirs of mogelijke obsta
kels te onderscheiden. Ge bewijst hun
daarmede een grote dienst en zijt bij
voorbaat van hun dankbaarheid ver
zekerd.
Wie helpt ons?
Als spreekbuis van de jeugd der Geref.
Kerk op het eiland Marken zou ik gaarne
willen meedelen, dat ons jeugdlokaal in
een zeer miserable toestand verkeert. Zo
goed als alles moet worden gerestaureerd.
- -^at van onze inkomsten onmogelijk
de landsbevolking. In deze bedrijven ^u^en betalen En bulten dit lokaal
zyn de Nederlanders voor wat het aantal
betreft niet belangrijk. Zelfs voor kapi
taalkrachtigen is het beginnen van een
plantage of iets dergelijks nog èen ris
kante onderneming; ook bemoeilijkt de
koers van de Surinaamse gulden de in
vestering.
Er is in Suriname een welvaartsfonds,
dit poginsan in het werk stelt om de Marken.
hebben wij op Marken geen enkele ge
legenheid voor gezamenlijke studie of
ontspanning Daarom organiseren wij een
grote bazar Zouden er mensen zfjn die
ons wat willen helpen dooi uit hun zaak
of fabriek iets beschikbaar te stellen?
-frtfiiv>kan mCn iCtS storten °P m,Jn
Ds H. D. BRUGGEMA*