Maar wij denken er zó over die maar heeft NIEUWE LEIDSCHE COURANT r 5 ZATERDAG 3 NOVEMBER 1951 Prof. di J. Watezink denkt er zó over Te veel nadruk op allerlei bijzaken maakt het leven stuk ging gebracht zijn. De verhouding van man en vrouw is wel een pro bleem, waarvoor ieder zich interesseert. Als ik op verzoek van de redactie enkele dingen over het desbetreffende onderwerp in het midden breng, dan vAl ik trachten mijn artikel zo thetisch mogelijk te houden. Het zou natuur lijk denkbaar zijn, dat ik de onderscheiden schrijvers en schrijfsters ging bestrijden; misschien zou ik dan oolowel enkele mensen achter het behang selpapier plakken; wellicht zou ik ook wel gaarne werken met de suggestie, dat sommige mensen een angstige droom of alleen maar een wensdroom hadden, toen zij schreven, maar ik zal dit alles nalaten. Het liefst wil lk hier ln het kort weer- Nu komen er vragen, men komt met geven, hoe, naar lk meen, de verhouding het huwelijksformulier, met een tekst als tussen man en vrouw ten principiële is. „tot Uw man zal Uw begeerte zijn" Het wanneer wij te rade gaan bij wat.de Bijbel ons zegt; natuurlijk moeten wij dan dat gene, wat wij vinden, zien in 't kader van de huidige tijdsomstandigheden. Dat dit laatste erbij moet, is duidelijk. Er zijn nis eenmaal tengevolge van de tijdsomstan digheden vragen, die men in andere tijden niet heeft gekend. De woningnood, de kleine behuizing, de hoge prijzen voor het aanschaffen van een uitzet dergelijke dingen meer zijn zaken, mee men ln de concrete werkelijkheid moet rekenen. Het artikel van de „getrouwde was wel zo ongeveer het centrum, om allerlei uitlatingen draalden, schlen nog meer de uiting van de Amerl- geen commandant, te bevelen Advertentif kaanse z.g. psycholoog. Maar ik wil liever niet tot die psycholoog teruggaan, omdat ik niet kan controleren, wat die mai zegd heeft en hoe hij dit heeft bedoeld bedoelt hij dit normatief, d.w.z. bedoelt hij dat het zo hoort, óf bedoelt hij, dat er zulke mannen zijn? Ik weet het niet precies en dus houd ik mij alleen aan „de getrouwde man". Slechts hali volwassen Welnu, deze „getrouwde man" is, stel ik mij voor, een beste kerel en hij meent ook wel, wat hij zegt, maar hij maakt alleen een kleine vergissing Als deze man zich een vrouw zoekt, zoals hij die in zijn ingezonden stuk beschrijft, dan bedoelt hij met „vrouw" waarschijnlijk alleen maar een vrouwelijk wezen, niet een echt genote. Ik vind het aangrijpende in opvattingen als deze altijd dit, dal deze mannelijke persoon nog zo wei nig persoonsontwikkeling heeft, dai hij onbewust altijd nog zoekt naar een moeder, een moeder, die hem ver- troeltelt, die hem verzorgt, die hem wat koestert; d.w.z. deze man is altijd nog maar half volwassen; hij is een infantiele figuur, in het gunstigste geval puberiel; maar hij zoekt in elk geval primair een moeder om hem te sterken, te troosten en te helpen. Daarnaast mag dan zijn vrouw ook verder diensten verrichten als vrouw, als echtgenote. Maar voldoen aan de wensen van deze man betekent, dat vrouw nooit als gelijk waardig partner in het huwelijk kan op treden. Zal een vrouw respect houden voor deze man, dan zal zij haar man niet kunnen gaan zien als haar zoontje. Gevolg is, dat zij, wanneer zij de man dient op zijn wenken, zij dienaresse, welhaast zijn slavin wordt. En hier zijn wij reeds midden in het huwelijks-probleem. „Die twee zullen tot één vlees zijn". Dit betekent iets anders dan dat de man de boom is en de vrouw het klimop. Het is ook iets anders dan dat de man de heer is en de vrouw de slavin. Het betekent ook niet, dat de man een mens is van eerste rang en de vrouw een mens van tweede rang. Het beduidt evenmin, dat de man hard moet werken en de vrouw het verwende poppetje wordt, dat in de wereld is om op kosten van haar man te pralen en te pronken met haar ware of vermeende schoon heden. Huwelijkseenheid Het betekent, dat die twee mensen als rijpe persoonlijkheden, zonder hun eigen persoonlijkheid aan te tasten, een nieuwe eenheid gaan vormen: de huwelijkseen heid. De vrouw blijft volkomen vrouw met een eigen persoonlijkheid en de man is volkomen man met zijn eigen persoon lijkheid En nu is het mysterie van het huwelijk juist, dat die twee één kunnen worden, zonder zichzelf geweld aan te doen en zonder iéts van zichzelf te ver liezen, terwijl zij wel iets In elkander vinden. Wijngaarden geeft in zijn disser tatie het aardige beeld van twee Romeinse getallen, de I en de II. Als ik ln Romeinse zeg I en I is II, dan heeft in de gestalte van die II elke I volledig het eigen karak ter bewaard en toch vormen zij samen een II, een nieuwe gestalte, een nieuwe eenheid, die geen van beide op zichzelf kunnen vormen. Alleen in deze verhou ding kan het huwelijk gelukkig zijn. „Die twee één vlees". is gevaarlijk om met zulk een tekst te komen zonder dat men let op de beteke nis ervan in het totale verband onderwerp, want wie vergeet, dat in de twee-eenheid van het huwelijk de haar eigen karakter bewaart, die verstaat de zin van die tweeheid en van d heid niet. In het huwelijk is de de levensgezellin •an de vrouw. Mag ik vat ik vroeger in mijn haar Man" over deze Is de echtgenoot 1 hier nu herhalen, boek „Moeder en dingen schreef? „Een hulpe" „Een hulpe tegenover hem". Deze uitdrukking doet ons wat ouder wets aan. Ze komt zo voor in ons Neder landse Protestantse kerkelijk huwelijks formulier. Veel is er met deze uitdruk king geschertst en vele moderne vrouwen moeten van die uitdrukking weinig heb ben. Nu geef ik dadelijk toe. dat vooral dat woord „tegenover" in dit verband vreemd aandoet, Trouwens, in de Staten vertaling staat, dat God, als Hij Eva gaat maken, zegt: „Ik zal hem een hulpe ken, die als tegen hem over zij". Daaraan is natuurlijk de uitdrukking uit het hu welijksformulier ontleend. Maar in de vertaling van prof. dr G. Ch. Aalders de „Korte Verklaring" staat het wat e ders. Daar staat: „Ik zal hem een hulpe maken, die bij hem past". De bedoeling van deze woorden is dan, dan het volle licht valt op de hoge waarden vrouw als levensgezellin van de i Het is dan ook niet juist om voor te stellen, alsof de vrouv eerste plaats geschapen is om een beetje te helpen, en dan zó, dat de man het eerste en het laatste, het hoog ste en het beste is. Maar anderzijds mo gen wij ook weer niet het leven indvi- dualistisch opvatten. Het is niet waar. dat de vrouw als individualiteit in de ran haar bestaan ook in het huwelijk soort compagnonschap met de sluit, waarbij ze in de eerste plaats plich ten heeft tegenover zichzelf en dan in de vrije tijd van haar eigen plichten ook aandacht kan geven vraag, of ze ook iets, .voor haar zijn. Plicht van de gehuwde vrouw Neen, de plicht van de gehuwde vrouw wordt kort omschreven in deze woorden: de vrouw is voor de man de hulpe, die bij hem past. Zij is zijn levensgezellin en zij heeft in elk op zicht de levensgezellin van die man te blijven. Het spreekt ook vanzelf, dat dan de man ook de plicht heeft om te zorgen, dat de vrouw zijn levensgezellin zijn en blijven kan. Hij heeft niet zo hard te lopen, dat zijn vrouw hem niet kan volgen. Hij heeft niet zo „krachtig" op te treden, dat zijn vrouw hem niet begrijpt. Hij moet er zich van onthouden ook maar iets te doen, waardoor hij aan die vrouw haar eer'als vrouw zou ont- En bovendien, hij moet zijn vrouw in staat stellen mee te leven, mee te leven met zijn werk, mee te leven met zijn zaken, mee te leven met zijn ideaalst elling en. Kortom, het moet door de man aan de vrouw mogelijk gemaakt worden, in ieder opzicht zijn levensgezellin te kunnen z ij n." („Moeder en haar Man", pag. 30 en 31). In hetihuwelijksformulier lezen wij in de toespraak tot de vrouw: „Gij zult Uw wettige man liefhebben en eren, ook hem gehoorzaam zijn in alle dingen, die recht i billijk zijn, als Uw heer". Hoe gemakkelijk kan men zulk een zin oniseren of ridiculiseren! Maar wie anderzijds oog heeft voor de organische samenhang des levens, die weet, dat de gehuwde vrouw alleen gelukkig is als levensgezellin voor haar man; en die ziet dan ook, dat alleen in het levensverband met haar man en haar gezin de vrotfw haar roeping kan vervullen en haar ere kroon kan ontvangen. En, niet waar, dan is het toch in feite i, dat het leven van de vrouw, die de hulpe is, die past bij haar man, geheel nan is gebonden en naar het leven van die man is georiënteerd. En komt er een „gehoorzaam zijn in alle dingen, die recht en billijk ziin". Geen commandant Niet alsof de man een commandant is, emaar heeft te bevelen. Maar wel in dien zin, dat de man de held is, die er op uittrekt „in het vijandige leven" om te worstelen en te strijden en de de trouwe hulpe, die zijn hoofd kwartier verzorgt, die zijn leven met kleine en grote deugden omringt, en die blijmoedig hem achteraan gaat. Ze wil liet anders, omdat ze niet anders kan. Cn ze kan niet anders, omdat ze niet inders wil. Noem dit gehoorzaamheid. Wel, dan is het de gehoorzaamheid, vaarmede in de lente de bladeren zich mtplooien, waarmede in de vroege :omer de bloemen bloeien gaan; het is de gehoorzaamheid, waarmede de ster- staan te glanzen, de gehoorzaaheid, •mede de zonnestralen de aarde kus- het is de gehoorzaamheid van het kleine kind. dat de moederborst zoekt, de gehoorzaamheid, waarmede de maagd haar bruidegom volgt naar het huwe lijksaltaar, het is de gehoorzaamheid der liefde". (Moeder en haar Man, pag. 39, 40) En dan is er nog de kwestie van de tekst uit 1 Petrus 3: 7, dat de man aan het vrouwelijk vat als het zwakste eer moet geven. In mijn meer genoemd boek schreef ik daarover het volgende: „Al dadelijk toch staat het zó, dat die uitdrukking „het zwakke vat" allerminst bedoelf de vrouw voor te stellen als een bleekzuchtig astheen, huilerig, sentimen teel, bijna scharminkelig wezentje. Zo heeft men het wel eens geridiculiseerd. Neen, als Petrus in zijn brief het woord gebruikt, dat in de grondtekst staat voor „vat", dan bedoelt hij daarmee een al gemeen begrip aan te geven van iets, dat dienstig is om in het leven een hulp te zijn. Zo kan het woord gebruikt worden voor een vat; maar het kan ook gebruikt worden voor gereedschap. Ook voor mensen die helpen. Dus bedoelt hij te zeggen, dat de vrouwelijke hulp, die de man van God ontvangen heeft, zwakker is dan hij. De minder sterke is in uding l En nu, zo bedoelt hij te betogen, moet de man zijn aanspraken, die hij meent te moeten laten gelden tegenover zijn vrouw, afmeten naar het feit, dat zij niet zo sterk is als hij. Zijn gehele gedrag moet zó zijn, dat hij er altijd rekening mee houdt, dat hij vooral physiek meer kan verduren dan zijn vrouw. Wanneer hij daarmee geen rekening zou houden, dan zou hij zijn vrouw gemakkelijk krenken veel van haar eisen. Het zou oc gelijk zijn, dat hij zich in zijn dere kracht volkomen zou laten gel den en met zijn vrouw dat zou willen gaan doen wat hij zou we zou dan zijn vrouw als slavin kunnen gaan beschouwen: hij zou in allerlei opzicht, ook in sexueel opzicht, ham eisen kunnen stellen, waaraan zij niet kan voldoen Maar daarmee zou zijn vrouw onteren. Welnu, zo heet het hier, bedenk dat de vrouwelijke hulp, die gij van God het leven ontvangen hebt, juist als uw zwakker is in menigerlei opzicht dan gij, en dat gij ook haar persoonlijk haar volle eer moet laten, zowel licha melijk als geestelijk, en zeker niet hel minst ook in sexuelp zin. Zoudt gij' het niet doen, dan zoudt gij haar moeilijk kunnen als Uw levensgezel" }g naar de hemel. Wie zo deze tekst leest, die ziet deze tekst allerminst als geantiqueerd. Neen, veeleer zullen ook moderne ouwen zeggen, dat deze tekst echt mid den in het leven staat. Vooral in sexueel opzicht ziin er verscheidene mannen de bruut zijn tegenover hun vi dan de liefdevolle man, die aan •ouw haar eer geeft. Maar er is meer. Levensgezellin de man is de vrouw ook, doordien zij dikwijls zoveel fijnheid van intuïtie en zo sterke geestkracht der liefde vertoont. Doch zodra de man de vrouw niet meer eert als vrouw, verliest de vrouw de moed om met haar intuïtie de man bij te staan, verliest ze de kracht om haar liefdegaven uit te delen. Zodra in eniger lei opzicht, -en vooral in sexueel opzicht, de vrouw het gevoel gaat krijgen, dat zü de slavin van de man wordt en slechts lief tegen haar is om 2 eigen lusten uit te leven dan breekt iets, omdat de vrouw zich onteerd voelt. En deze dingen berusten op een le- mswet, een levenswet, welke gold voor vrouw in de dagen van Petrus en welke ook geldt voor de moderne vrouw, wier vrouw-zijn niet ln moderniteit Is ondergegaan." („Moeder en haar Man", pag. 48, 49, 50). Nu de huwelijkspraktijk Heb ik hiermee de zaak prlncipiëel gesteld, dan spreekt het vanzelf, dat vanuit dit principiële standpunt nu de huwelijkspraktijk moet worden opgezet. Moet de man dan borden wassen met zijn vrouw? Wie het zo algemeen vraagt, krijgt stellig ten antwoord: Neen. Aan de gezonde man, die een taak van God het leven gekregen heeft, zal niet kun- n worden opgedragen met zijn duw borden te wassen. Maar de vrouw, die haar huishouding liefheeft, zal ook niet willen, dat de man dat doet. Of het dan erg is, dat de man dat eens een keer doet? Nee, natuurlijk niet. Maar zitten we met dergelijke vragen niet op e°n verschrikkelijk laag niveau? Mag een vrouw, als haar man ver moeid thuiskomt, haar man niet een beetje vertroetelen? Ja, natuurlijk wel Maar weer vraag ik: Zitten we niet op laag niveau als we over zulke din gen gaan vechten? Kinderen zitten ook altijd te discussiëren over wat mag en niet mag en hoe zij precies langs het randje kunnen gaan om toch nog „zoet" te blijven. Ik wil wel eerlijk zeggen, dat in de discussie, die ontstond in ons blad, mij het pijnlijke is, dat zoveel mensen de dingen zo weinig als eenheid zien. Want immers, wanneer wij de na druk gaan leggen op dergelijke bij zaken en die maken tot centraal probleem, dan maken we het leven Wanneer men bijvoorbeeld zou f»aan discussiëren over de vraag (zoals onlangs met mij in een persoonlijke correspon dentie), of een achttienjarig meisje zon digt, wanneer zij tegen haar vader zegi „oude doerak", dan begrijpt men var het leven niets meer. Het hangt er Im mers van af, uit welke gesteldheid zo'r kreet voorkomt. Als ik een dochter had van achttien jaar, die mij eens over mijn haar streek en dan zei: „Ha, die paps, oude doerak!", dan zou ik het geloof ik vreselijk plezierig vinden „oude doerak" genoemd te worden, maar wanneer die zelfde dochter in een oppositionele bui zou uitvallen en zeggen „Oude doerak"" dan zou ik het erg vinden. Bij dergelijke dingen komt het aan op de gesteldheid van het hart. Zo is het ook in huwelijkszaken. Wan neer een man zegt: „Ik heb er recht op, dat ik, wanneer ik thuis kom, door mijn vrouw in de gang word ontvangen, dat mijn vrouw mij mijn jas uit helpt doen en mijn hoed weghangt", dan vind lk die man een verschrikking. Dat is hij om veel redenen, dat is hij ook, omdat hij zijn egoïsme systematiseert ln zijn huwelijksverhouding. Geen schema man kletsnat thuis ijn vrouw vangt hem in de gang op en zegt: „O, vreselijk, geef maar gauw die jas hier, dan hang ik hem op een stokje bjj de kachel, en geef me ji h'oed ook maar", dan kan dit een heel normale uiting zijn. Wanneer man en vrouw op een Zondagmorgen alleen thuis zijn en na het eten zegt de man: „Ik wil je wel even helpen met de afwas, dan kunnen we gezellig wat gaan lezen", dan is dat heel gewoon. Maar wanneer de vrouw zegt: „Ik vind, dat mijn man mij moet helpen met de afwas, want lk hoef er niet alleen voor te staan", dan is net precies de boel kapot, omdat men dan een schema maakt, waar het niet zijn mag, en omdat men het zwaarte punt legt buiten het eigenlijke levens centrum om. Bovendien, de omstandigheden zijn zeer verschillend. Wanneer een electrisch snoer stuk is, zal een goede man vanzelf proberen tijd te vinden om dat even te maken. Tenzij deze man van electrische snoeren geen verstand heeft en hij van zichzelf weet, dat hij meer verknoeit dan goed maakt. Maar wanneer deze man het zeer druk heeft en naar een verga dering moet, dan is het dwaasheid van zijn vrouw om het hem kwalijk te nemen, wanneer hij niet naar het snoer kijkt. Foutieve redenatie Leidse volksciedietbank: Credieten over 1950 ruim een half millioen gulden hoger dan in 1949 Op de du ui kunnen moeilijkheden niet uitblijven l WERDEN IN 1950 1748 credieten tot e mensen ophouden met te praten over vragen als deze: moet de man zus helpen of moet hij zo helpen; moet hij vertroeteld worden op die manier of op die manier. Zulk redeneren is jle grond door en door fout, om dat het niet uitgaat van de centrale huwelijksgedachte. De centrale hu welijksgedachte is, dat twee mensen een nieuwe eenheid vormen ln het huwelijk en dat zij in dit huwelijk zichzelf zijn en tegelijkertijd samen één zijn. In die eenheid kan het ene echtpaar gewoontes vormen, die het andere echt paar niet liggen. De grens voor die ver scheidenheid ligt daar, waar kennelijk Gods orde wordt overtreden. Als een man zegt: „Ik laat mijn vrouw zorgen voor de opvoeding van de kinderen en doe zelf maar niets aan", dan zondigt hij, nt ook hij heeft zijn Goddelijke roe ping. Dit als voorbeeld. Maar wanneer twee echtparen bij elkaar zitten en de ene man zegt: „Ik help mijn vrouw al tijd bij het afwassen" en de andere zegt: „Ik nooit", dan moet men niet gaan discussiëren wie nu de beste man is, maar dan moet men zien, dat klaarbly~ kelijk in het eerste huwelijk dit kan en gewoon is, terwijl het ln het tweede huwelijk niet hoeft en het ongewoon zou zijn, wanneer de man hielp met de af was. Altijd aangenomen, dat beide, hu welijken goed zijn. Als volwassen mensen met elkaar trouwen (en infantiele knulletjes moeten niet trouwen), dan is er maar Wat is dus nu de toepassing van één ding van belang, dat deze twee alles wat wtj zeiden? Wel, laten del volwassen Christenmensen een De nog onverminderde spanning ftissen lonen en prijzen heeft invloed gehad op de grote credietvraag. Het spaarvermo- gen loopt terug en de spaarpenningen teren in. Zolang er geen abnormale 'l|gaven te doen zijn, kunnen de gezinnen er nog net komen. Heeft men echter kleren of meubelen nodig, dan zijn velen gedwongen crediet op te nemen. Opgemerkt wordt verder, dat het finan cieringsinstituut detailhandel Rijnland ei toe heeft meegewerkt, dat de omzet var de bank is vergroot. Dank zij dit insti tuut is het mogelijk gebleken, de vang van het afbetalingsstelsel in Leiden binnen redelijke grenzen te houden. De prijsstijging van de goederen werkt in de hand, dat de gemiddelde crediet- aanvraag steeds hoger wordt. Er wordt voor gewaakt, dat de juiste verhouding tussen het inkomen en de grootte der af lossing niet wordt overschreden. In 1950 werden in totaal 7646 aai gen ontvangen, waarvan aan het eind nieuwe waarachtige eenheid vormen, een eenheid der liefde, in gehoor zaamheid aan God en dan zijn aller lei bijzaken dingen, waarin de echte lieden samen moeten beslissen, maar tevens dingen, waarover je niet dis cussieert en waarover je je niet druk maakt. Waarmee ik maar zeggen wil, dat alle discussies in ons blad óf voort komen uit een zekere infantiele ge- steldheid van sommige schrijvers (speciaal bij „de getrouwde man") óf uit de behoefte om het accent te gen niet op de hoofdzaak, maar op bijzaken. Waarbij ik er er op wil wijzen, dat bijzaken belangrijk zijn, als uiting van de hoofdzaak. O.ók het bloeme tje, dat de man eens meebrengt voor zijn vrouw. Oók het lekkere hapje, dat de vrouw eens kookt voor haar Prof. dr J. Waterink. Alles goed en wel (Ingezonden stukken) Ziekelijk gedoe... 5't is het goed recht van een ieder hond of poes te bezitten mits een ander er niet te veel last van heeft. Een gewone" dierenvriend zal zo'n beest goed verzorgen, maar wanneer hond of poes hem te vaak op een nest „jonkies" tracteert, zal niemand het hem kwalijk nemen, wanneer hij niet bereid is het gehele stel ln leven te laten. Bedenk eens dat sommigen het dier boven de mens stellen, er een ziekelijk gedoe van maken. Zo zagen we in Leiden me tijd de vertoning van een dame. die zich liet vergezellen van een hond lopende op zijn voorpoten; een klein wagentje vervoerde het verlamde achter lijf, dat dus door de voorpoten werd ge trokken. Heel vernuftig vond de een; Iglijk meende de ander. Waarom dit :r niet uit zijn droevig bestaan gehol- i en pijn-loos afgemaakt? Sn nu verwacht men, dat geheel Leiden gaat mee doen met dit stellen van dier- i-mens en het opkweken van stum- perds van dieren. Men vraagt f 80.000 een honden- en kattenonderdak de zwervers en de zieke en verdere overbodige huisdieren maar komen! Mensen schreeuwen om huisvesting, trouwlustigen hébben maar te wachten, iwonenden treiteren elkaar weg, geen plaats, eerst gaan we zorgen voor Fikkie en poeslief. Er komen steeds meer collecten voor allerlei goede dingen. Dig .000 moeten er ook maar komen. De winkeliers mogen van hun waren geven; de bazar verkoopt ze wel voor 't goede doel: een lam of een ziek hondje. Zou het zo'n ramp zijn, als er wat min der honden het verkeer in gevaar brach ten? En een fietser wat rustiger kon doortrappen? Er wordt veel gevraagd, veel gegeven. Laat het dan ook verant woord zijn. Een, die het nuchter bekijkt. Veehouder over de vleesprijzen Naar aanleiding van de critiek op de regering inzake de vleesprijzen, die prof. dr mr C. de Heer in de N.L.C. van 29 October heeft gemeend te moeten uit oefenen, ben ik zo vrij daar anders over te denken. In het algemeen wordt toch aangenomen, dat de regering te waken heeft voor te grote prijsverschillen op korte termijn en m.i. geldt dit in geringe mate' ook voor vlees. In tegen stelling tot wat prof. De Heer beweert, geven de marktnoteringen sinds Juni regelmatige daling te zien die de laatste tijd flink doorzet. Als de regering menteel, geen kwantum vee uit de markt liet neitten om te laten invriezen, zouden de prijsdalingen een vorm aannemer zeer zeker funeste gevolgen zou hebben voor een zekere groep Nederlanders, in casu de veehouders. Die mensen zijn al lange tijd niet verwend, speciaal niet wat het varkensvlees betreft. Zo prof. De Heer er lust in heeft, nodig ik hem hierbij uit eens kennis te komen n< van het verloop van 45 varkens, die leden winter door schrijver zijn afgemest „Was ik maar nooit getrouwd" en dit voorjaar zijn verkocht. Dan kan hij constateren, dat het werken is ge weest en geld toebrengen. Verder vraag ik mij af, of er nog van winst sprake zou kunnen zijn op koeien, die na Juni op de markt zijn verkocht met het doel ze vet te maken als de vleesprijzen die daling zouden aannemen, zoals prof De Heer het wel wenst. Ook het produceren van vlees in de naaste toekomst baart de veehouder véél risico en zou zeker verlies brengen, gezien het schaarse en dure veevoeder. En deze tak van het veehoudersbedrijf heeft toch ook recht op een redelijke beloning. Verder geeft prof De Heer een ver keerde voorstelling van zaken, als hij schrijft over die grote uitvoer. Ik meen te weten, dat die uitvoer thans geheel stop staat, mede door een heffing door de regering van f 1 per kg spek Alweer een regeringsmaatregel tegen te duur vlees, maar zeer nadelig voor de mester Rijnsburg. Van K Mogelijkheden in Suriname In de N.L.C. van 24 October las ik een verslag van de vergadering van de af deling Leiden van de C.H.U.. waarvoor als spreker optrad de heer S. H. van Eijbergen, lid van de Prov. Staten. Tegen de grote lijnen van het gespro kene zal ik my zeer zeker niet keren., doch wel spijt het mij niet met de spreker te kunnen instemmen t.a.v. zijn beschou wingen over Suriname. De heer Van Eijbergen wees op de vele mogelijkheden, die Suriname biedt. Wanneer hij dan de vergelijking geeft, dat Suriname 4% maal groot is als ons land met van 200.000, dan suggereert hij daar- !e, dat er grote mogelijkheden zijn; dat zegt hij dan ook. Dit is op z'n zachtst gezegd geen zuivere voorstelling zaken. Evenmin gaat het aan om z< op de houtrijkdom en de goede grond te wijzen. Bovendien vermoed ik, dat de factor „klimaat" ook veronacht zaamd zal zijn, doch dit meldt het slag niet. Tijdens een verblijf van circa een jaar in Suriname heb ik veel gehoord en ge- n omtrent de mogelijkheden, die er zijn Dr Nederlanders. En juist omdat deze miniem zijn en ik kennis nam van de omstandigheden, waarin geïmmigreerde Nederlanders zich bevonden, acht ik het nijn plicht er op te wijzen, dat de voor stelling van zaken van de heer Van Eijbergen zeer gevaarlijk is. De voorlich- Suriname laat reeds veel te er. Omdat van dit land meestal dan: oppervlakte, inwonertal, veel bossen, bauxiet en de stad Para maribo bekend zijn. is men in Nederland geneigd te dromen van pioniers arbeid, waardoor welvarende landerijen en plantages enz. zullen ontstaan. Van de huidige toestand, noch van de moeilijk heden in dit land, is men op de hoogte. Wist men de ware toestand, men zou zich ellicht afvragen, of er wel iets te berei- en is voor de immigrant. Zeker, er zijn grote bedrijven, bijv. de ACOA (American Cy of Aluminium), de "illiton Bauxiet Mij en enkele houtwin- ngsbedrijven. De werkkrachten hier- ior worden óf gerecruteerd uit Neder land en Amerika óf de lagere rangen van het jaar nog 87 in behandeling. In getrokken werden 553 aanvragen, afge wezen 763 en toegestaan 6308 aanvragen. Aan de afbetalingsverplichtingen wordt in het algemeen goed voldaan. Er was aan het einde van het verslagjaar een achterstand van rond 16.000. hetgeen twee procent van het uitstaande kapitaal is. In een aantal gevallen werd geen crediet verstrekt, maar een regeling met de crediteuren getroffen. De pandenbelening geeft in vergelij king met 1949, zowel in aantal als in bedrag, een kleine stijging te zien. De kapitaalsvoorziening heeft bij de grotere credietbehoefte nog geen ernstige moeilijkheden opgeleverd. Gevreesd wordt echter, dat bij de steeds toenemende vraag moeilijkheden op dit punt niet zullen uitblijven. Het verlies op de exploitatierekening bedroeg slechts 133,36. Pluim voor Noord- wijkse politie In de Autokampioen van heden maakt >n automobilist de politie van Noord- wijk een complimentje. Hij schrijft: „Enige tyd geleden parkeerde ik in Noordwyk een auto zonder te bemerken, dat dit ter plaatse niet geoorloofd was. Toen ik terug kwam, vond ik een schrif telijke waarschuwing van de politie aan mijn auto, waarin ik op mijn fout ge- n werd. Ik kan u zeggen, dat ik deze politiewaarschuwing erg waardeerde." Deze soort politieservice doet prettig De automobilist zal het voortaan „ter plaatse" beter doen, omdat hij op zijn vingers werd getikt op een wijze, die niet wrevelig maakte. Het is een kwestie juist aanpakken. productie van het land op te voeren, door mechanische rijstbouw in Nicke- doch de omvang daarvan is niet zo danig. dat dit ten opzichte van de over bevolking van Nederland veel gewicht in schaal legt. Wanneer men weet, dat er tekort aan arbeidskrachten is, dan wil dit nog niet zeggen, dat de Nederlan der dit tekort met zijn energie kan aan vullen. want het betreft meer rijst- en plantage-arbeiders. En al zou men zich hiertoe willen lenen (de overheid maakt het binnenkomen in Suriname verre van gemakkelijk), zou men dan ook genoegen nemen me* het levenspeil van de lands kinderen van Suriname? De factoren, die mij bekend zijn door mijn verblijf aldaar. leiden er toe te zeggen, dat een ieder, die denkt over emi gratie naar Suriname, eerst na een diep gaand onderzoek en met de nodige mid delen in de beurs, hiertoe besluiten mag. Wanneer hij de situatie kent, zal hy naar alle waarschijnlijkheid besluiten het oog te richten op een ander tweede vader land dan Suriname. Woubrugge. b. Een nieuwe klasse In allerlei toonaarden worden de arbei ders rijp gemaakt voor het denkbeeld langer te gaan werken. Ploegenstel- en zelfs Zondagsarbeid worden daar- aangeprezen. Doch voor de ambte naren komt men met een vrije Zaterdag landragen, zogenaamd ter besparing ■an kolen etc. Gaat dit argument voor andere werkers in het geheel niet op? Bovendien hebben de ambtenaren zoals j.l. Zaterdag al uit een ingezonden stuk bleek, nu nog meer tyd om allerlei kar weitjes zelf te verrichten. Hetgeen slechts kan geschieden ten koste van hen, wier beroep het is zulk werk te doen. Neen, ik vind een vrije Zaterdag prachtig, maar dan moet een ieder daarvan kunnen pro fiteren. Een regeling, als waartoe thans besloten werd, is m.i. een grote stap in de richting van een nieuwe klasse, waar aan allerminst behoefte bestaat. Waarom komen de vakorganisaties hier niet tegen op? J. De pensioenwet Het advies, dat de „subcommissie voor de pensioengerechtigde leeftijden" heeft uitgebracht, is mi. ontevredenheid kwe kend Kennen de commissieleden allen wel het slopende leven, dat een onregel matige dagtaak geeft, met naar vroege, late en nachtdiensten? Men denke aan de Spoorwegen, de PTT. en de Open bare Nutsbedrijven, Waarom nu juist zo'n straffe bepaling van 65-jarige leef tijd? Waarom laat men de mensen na 60 jaar niet vrij zelf te bepalen, wan neer zij hun inkomsten met i 30% willen verlagen? Heus 80% blijft liever. Zelfs velen van hen tot hun 70e jaar! Onnodige dwang vermijde men! EEN AMBTENAAR Laat de gordijnen open Nu ook deze winter de straatverlich ting slechts gedeeltelijk zal function- neren, wat vooral inde buitenwijken sterk merkbaar is. zou ik gaarne een beroep willen doen op mijn stadgenoten ten be hoeve van hen, die slecht van gezicht zijn Laat, indien mogelijk, de gordijnen van uw verlichte kamers open. Het uit stralende licht stelt hen. die slecht zien. in staat de trottoirs of mogelijke obsta kels te onderscheiden. Ge bewijst hun daarmede een grote dienst en zijt bij voorbaat van hun dankbaarheid ver zekerd. Wie helpt ons? Als spreekbuis van de jeugd der Geref. Kerk op het eiland Marken zou ik gaarne willen meedelen, dat ons jeugdlokaal in een zeer miserable toestand verkeert. Zo goed als alles moet worden gerestaureerd. - -^at van onze inkomsten onmogelijk de landsbevolking. In deze bedrijven ^u^en betalen En bulten dit lokaal zyn de Nederlanders voor wat het aantal betreft niet belangrijk. Zelfs voor kapi taalkrachtigen is het beginnen van een plantage of iets dergelijks nog èen ris kante onderneming; ook bemoeilijkt de koers van de Surinaamse gulden de in vestering. Er is in Suriname een welvaartsfonds, dit poginsan in het werk stelt om de Marken. hebben wij op Marken geen enkele ge legenheid voor gezamenlijke studie of ontspanning Daarom organiseren wij een grote bazar Zouden er mensen zfjn die ons wat willen helpen dooi uit hun zaak of fabriek iets beschikbaar te stellen? -frtfiiv>kan mCn iCtS storten °P m,Jn Ds H. D. BRUGGEMA*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 5