MILITAIRE BIJDRAGE EK SLUITEKDE BETALINGSBALANS Rijksinvesteringen dalen met 19 procent in 1952 Reëler begrotingsbeleid 1951 DINSDAG 18 SEPTEMBER 1951 Twee nijpende problemen f Begroting voor 1952 toont een tekort van 267 millioen gulden \JIET MINISTER LIEFTINCK, maar minister-president dr. Drees, in diens kwaliteit van minister van Financiën ad interim heeft vanmiddag de Tweede Kamer de rijksbegroting voor het jaar 1952 aangeboden. Dit neemt uiteraard niet weg, dat de millioenennota toch geheel voor rekening van minis ter Lieftinck komt. Onze eerste indruk is, dat in dit staatsstuk de feiten reëel onder ogen worden gezien. Vorige jaren hebben wij er wel eens op moeten wijzen, dat er van een te groot optimisme sprake was. Daarvan blijkt nu weinig meer. Zeker, de regering gaat ook nu niet bij de pakken neerzitten en het is niet allemaal pessimisme, wat de klok slaat, maar toch wordt ditmaal een scherpe analyse ge geven van de moeilijkheden, waarmee ons goede vaderland heeft te worstelen. Deze moeilijkheden liggen voornamelijk op tweeërlei gebied. De begroting geldt voor het tweede jaar van de vierjarige periode, waarin ons volk zich een geweldig zware inspanning zal moeten getroosten voor zijn militaire bijdrage aan de verdediging van de Westerse wereld. Daarnaast zal ook in 1952 alle kracht onvermin derd moeten zijn gericht op het sluitend maken van de betalingsbalans. Deze twee draden lopen door de ganse begroting en bepalen het beleid, dat daarin is uitgestippeld. Voor de eerste maal sedert de bevrij ding kon worden bereikt, dat de Gewone Dienst, de Buitengewone Dienst I (aflo pende uitgaven) en het Landbouw-ega- lisatiefonds tezamen een overschot van betekenis vertonen, nl. van f 304 millioen. De kapitaaldienst heeft een nadelig saldo van f 571 millioen, zodat voor de gehele dienst een nadelig saldo resulteert van t 267 millioen. Minister Lieftinck is van oordeel, dat de orde van grootte van dit bedrag zodanig is, dat de dekking van het saldo met niet in de raming opgeno men belastingbaten uit inhaal van ach terstand en voor het overige met prove- nuen van leningen, verzekerd lijkt. Kernprobleem Zowel de militaire lasten als de oplos sing van het betalingsbalansprobleem dwingen, aldus minister Lieftinck. tot een vermindering van de gezamenlijke bestedingen in de civiele sector. Onder de bestaande omstandigheden kan men het kernprobleem van de Nederlandse economie aldus formuleren, dat de to tale niet-militaire consumptie en inves teringen tot een zodanig niveau zullen moeten worden teruggedrongen, dat zij, tezamen met de noodzakelijk geachte uit gaven voor de verdediging en de aflos sing op buitenlandse schuld, de nationale productie niet meer overtreffen dan de door het buitenland verstrekte hulp be draagt. Het begrotingsbeeld voor 1952 ziet er als volgt uit: Gewone Dienst Uitgaven 3.801 Middelen 4.701 Voordelig saldo Buitengewone Dienst I (Uitgaven en ontvangsten karakter) Uitgaven Middelen Gew. Dienst en Buitengew. Dienst I Uitgaven 4.297 Middelen 4.711 Voordelig saldo 414 Gew. Dienst. Buitengew. Dienst I en Landb.-Eg.fonds Voordelig saldo 304 Buitengewone Dienst n (Kapitaalsuitga ven en -ontvangsten) Uitgaven 843 Middelen 272 Gehele Dienst Uitgaven (inclusief nadelig saldo Landbouw-Egelisatiefonds) 5.250 Middelen 4.983 Nadelig saldo 267 In tegenstelling tot het vorige jaar be hoeft ditmaal voor 1952 niet te worden gerekend met verdere uitgaven, die zijn te verwachten uit hoofde van wettelijke regelingen, die nog niet tot stand zijn ge komen, althans niet in die mate. dat het begrotingsbeeld daardoor belangrijk zou worden gewijzigd. Kapitaalmarkt Minister Lieftinck is er van afgestapt, de bedragen van de Kapitaaldienst ge scheiden te houden- van andere diensten. Normaal, zo meent hij, kan deze schei ding worden doorgevoerd, omdat het saldo van de kapitaaldienst in beginsel door leningsgelden mag worden gedekt. De omstandigheden hebben er echter toe geleid, dat liet nodig is, de kapitaalmarkt in belangrijke mate voor de behoeften van de lagere publiekrecht.eliike licha men en van het particuliere bedrijfsleven :n. Daarom is het naar de me ning van de bewindsman niet alleen verantwoord maar ook noodzakelijk, dat een deel van het nadelige saldo van de Kapitaaldienst met middelen van de ge wone dienst wordt gefinancierd. Ook het feit op zich zelf, dat er niet voot het volle bedrag behoeft te worden geleend acht de minister van belang met het oog op de reeds hoge schuldenlast van Rijk. Voorts moet niet uit het oog den verloren, dat de thans voorgestane financiering der kapitaalsuitgaven ge wenst is, omdat een zeer belangrijk deel wordt opgeslokt dooor militaire investe ringen. welke in wezen improductief zijn. Tenslotte wordt op deze wilze een in flatoire werking zoveel mogelijk voorko men, hetgeen van belang is voor het slui tend maken van de betalingsbalans. De kaspositie van het Rijk In de millioenennota heeft minister Lieftinck een uitgebreide staat opge nomen van de kasmutaties van het Rijk in het jongste verleden. De mi nister heeft dit gedaan, omdat hij her haalde malen heeft betoogd, dat de rijksbegroting op zichzelf niet voldoende is om een volledig inzicht te geven in de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven van de centrale overheid in een bepaald kalenderjaar. Uit de staat blijkt, dat in 1949 de betalingen de ont vangsten hebben overtroffen met f 207 millioen. In 1950 evenwel is aanzienliik meer ontvangen dan uitgegeven, zodat er een kasoverschot kwam van f 425 millioen. Eenzelfde ontwikkeling geeft het eerste halfjaar 1951 te zien, zij het in mindere mate. - In onderstaande grafiek geeft het gearceerde gedeelte de uitgaven aan voor de gewone dienst en voor de Buitengewone dienst I (aflo pende uitgaven), terwijl het zwarte gedeelte betrekking heeft op de kapitaalsuitgaven. Minister Lieftinck waarschuwt Ondanks de onzekere elementen, welke de ontwikkeling in de naaste toekomst in zich draagt, hoopt de Regering, dat de door haar getroffen maatregelen vol doende zullen blijken om uiteindelijk het beoogde evenwicht in de Nederland se volkshuishouding te bewerkstelligen, aldus minister Lieftinck in zijn slotbe schouwing in de millioenennota. Mocht zij evenwel in haar verwachting worden teleurgesteld, dan zal zij, zoals reeds bij herhaling in uitzicht is gesteld, niet aarzelen maatregelen van meer directe aard toe te passen, die op korte termijn hun werking doen gevoelen. De Rege ring is zich bewust, dat daarmede een duurzame oplossing niet kan worden bereikt. Toch kunnen zij noodzakelijk blijken ter overbrugging van een moei lijke periode, met name teneinde een gaande aantasting van de devie- tegen te gaan en aldus te voorkomen, dat uiteindelijk grijpende consequenties zouden moeten worden aanvaard, dat de desiderata der Regeringspolitiek, het bereiken van evenwicht met gelijktijdige redelijke ver deling der lasten, niet meer kunnen worden verwezenlijkt. Minder auto's In 1946 waren er bij de Rijksdiensten et minder dan 5351 personenauto's en 6415 motorrijwielen in gebruik. Blijkens de millioenennota zijn deze aantallen behoorlijk teruggebracht, nl. tot 1792 personenauto's en 1756 motorrijwielen. Opbrengsten van de ten behoeve'van het1 Rijk geheven belastingen in 1952 f/n miII/oenen guldens Invoerrechten Accijnzen Vereveningsheffing Motorrijtuigenbelasting Overige Inkomstenbelasting Loonbelasting V ennootschapsbelasting Vermogensbelasting J r Rechten van successie, overgang ai schenking Overige 1200 ,1000 800 Begrotingstekort-1951 nader geraamd op f 836 millioen gulden Voornamelijk door in dat jaar tot stand gekomen wettelijke voorzieningen Het is een vrij somber beeld, dat minister Lieftinck in zijn diep in- millioenennota geeft over het uiteindelijke beeld van de begroting 1951. Dit beeld is in de loop van het jaar herhaalde malen gewijzigd. Voor een goede vergelijking van de nieuwe begroting met die van het afgelopen jaar is het vanzelfsprekend, dat de nieuwste gegevens kunnen worden gebruikt. Het tekort op de Gehele Dienst voor 1951, dat volgens de oorspronkelijk "ast- gestelde begroting f 766 millioen be droeg, werd ten tijde van de behande ling der jongste belastingontwerpen in de Staten-Generaal op f 735 millioen geraamd. Op grond van nader bekend geworden gegevens moet dit thans ech ter worden gesteld op f 836 millioen. De voornaamste wijzigingen aan de Uitgaven voor de verschillende onderdelen van Staatszorg in 1952 (in millioenen guldens) In het rechtse gedeelte van deze statistiek geven de gearceerde- en gestippelde gedeelten aan de aan tallen personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst (alle minis teries). De schuin-gearceerde ge deelten betreffen de aantallen ambtenaren in vaste en tijdelijke dienst (alle ministeries). De van boven naar beneden gearceerde gedeelten hebben betrekking op het totaal aantal ambtenaren met uitzondering van die, werkzaam op de departementen van Oorlog en Marine. Buitenlandse betrekkingen Indonesië en Overzeese Rijk. Politie en Justitie Handel en nijverheid Land- en tuinbouw, veeteelt en Subsidiebeleid via het Land- bouw-Egalisatiefonds Sociale voorzieningen, emigratie en volksgezondheid Volkshuisvesting Herstel van oorlogsschade Diensten van algemene aard 200 Het hoge bedrag der uitgaven op de Buitengewone Dienst II (Kapitaaldienst) ad f 843 miUioen, aldus minister Lieftinck in de Millioenennota, lijkt in een opmer kelijke tegenstelling te staan met de nood zakelijke investeringsbeperkingen met name in de publieke sector. Dit bedrag van f 843 millioen komt voor f 227 mil lioen voor rekening van aflossing van ge vestigde schuld en langlopende credie- ten, waarvan f 85 millioen wegens aflos sing van schuld aan het .buitenland. Voorts belopen de ramingen van de ka pitaalsuitgaven ten laste van Oorlog en Marine tezamen niet minder dan f 244 millioen en ten laste van Binnenlandse Zaken (Burgelijke Verdediging) f 15 mil lioen. Onder de resterende f 357 millioen be vindt zich een bedrag van in totaal f. 214 millioen wegens kapitaalverstrekkingen aan Staatsbedrijven en -fondsen, waarvan f. 61 millioen op Hoofdstuk VII B (Fi nanciën) wegens kapitaalverstrekking aan het Zuiderzeefonds, f. 90 millioen op Hoofdstuk IX B (Verkeer en Water staat) wegens kapitaalverstrekking aan de P.T.T. en f. 62 miUioen op Hoofd stuk X (Economische Zaken) wegens kapitaalverstrekking aan de Staatsmij- i ter ontmunting Van de nog resterende kapitaalsuit gaven ad f. 104 millioen is f. 73,4 mil lioen bestemd voor de investeringen, welke rechtstreeks ten laste van de Rijksbegroting komen. Het overeenkomstige bedrag voor in vesteringen voor 1951 is volgens het na der herzien begrotingsbeeld 82,7 mil lioen. Voor een juiste vergelijking tussen beide jaren moet er echter rekening mede worden gehouden, dat bij de raming voor 1952 van een hoger prijspeil is uitgegaan dan bij de raming voor 1951. De stijging van het prijspeil op 10% stellende, komt men, gerekend naar het tegenwoordige prijspeil dus voor het nader bezien be grotingsbeeld op f. 91 millioen. Dit bete kent, dat vergeleken met het nader her zien begrotingsbeeld 1951 de uitga ven voor investeringen in 1952 met ruim 19 zullen dalen. Bij het beoordelen van de betekenis van deze beperking der civiele Rijks- Investeringen, thans onvermijdelijk ge worden in verband met de toestand der betalingsbelans en de schaarste der kapi taalmarkt, dient niet uit het oog te wor den verloren, dat deze investeringsuitga ven van het Rijk in de civiele sector reeds enige jaren laag zijn gehouden uit overweging, dat het aanbeveling ver diende deze zoveel mogelijk uit te stel len tot een phase van de conjunctuur, waarin uit een oogpunt van werkgele- genheidspolitiek een verhoogde investe ringsactiviteit van het Rijk gewenst uitgavenzijde der begroting 1951 om vatten de gevolgen van enkele in óe loop van het begrotingsjaar tot ste/1 gekomen wettelijke voorzieningen, amortisatie van Staatsschuld in de vorm van ter voldoening van oude belastingen aangeboden investerings- en beleggings certificaten, alsmede enige verhogingen in de begroting opgenomen uitga- en enkele andere mutaties. Te- in komen deze wijzigingen neer op verhoging van de uitgavencijfers een bedrag van f 713 min. In aan merking moet evenwel worden geno- in die f 713 millioen begrepen kapitaaldeelneming in de N.V. Nederlandsche Spoorwegen van f 290 millioen en een schadebijdrage, incl. rente, aan dat bedrijf van ongeveer f 80 millioen. Deze beide genoemde bedragen hebben voor de begroting 1952 geen monetaire doch uitsluitend budgetaire betekenis, aangezien de uitgaven reeds vroeger hebben plaats gehad. Tegenover deze verhogingen staan een aantal mogelijk gebleken verlagingen. Bij de berekening van het nadelig saldo het Landbouw-Egalisatiefonds voor ten tijde van de Regeringsverkla ring in Maart 1.1. werd dit begroot op f 175 millioen. Daarbij was rekening ge houden met het resultaat van de voor genomen subsidieverlagingen voor een geheel jaar, terwijl de berekeningen uiteraard waren gebaseerd op het prij- zenniveau op de wereldmarkt op dat tydstip. Hoewel de meeste van de sub sidieverlagingen eerst in Maart van dit jaar of later zijn ingegaan en uit dien hoofde zou zijn te verwachten, dat het bedrag van f 175 millioen zou moeten worden verhoogd, wordt deze verhogen de factor meer dan gecompenseerd door de gevolgen van de prijsverlagingen op de wereldmarkt voor veevoeder en mar garinegrondstoffen. Het resultaat is dan ook dat aan de hand van de thans gel dende wereldmarkt-prijzen de raming van f 175 millioen kan worden terugge bracht tot f 130 millioen, dus f 45 mil lioen minder. Ten slotte moet er in dit verband nog, melding van worden gemaakt, dat de militaire uitgaven weliswaar reeds bij ae Nota d.d. 19 April 1951 op f 1.500 millioen zijn gebracht, doch dat de daar bij toegepaste verdeling over dè Ge wone Dienst, de Buitengewone Dienst 1 en de Buitengewone Dienst II een zeer voorlopige is geweest. Op grond van het inmiddels nader verkregen inzicht dient deze verdeling thans te worden herzien in dier voege, dat de Gewone Dienst met f 207 millioen kan worden verlaagd T*"'' i de Buitengewone Dienst I Het aandeel van het Rijk in de opbrengst der te heffen belastin gen is hier gearceerd aangegeven. Met zwart is grafisch voorgesteld, welk deel der opbrengst ten goede komt aan het Gemeentefonds, het Provinciefonds en het Landbouw- egalisatiefonds. Met betrekking tot de wijzigingen de middelenzijde van de begroting 1951 wordt er in de Millioenennota o.a. de aandacht op gevestigd dat voor de op brengst van de extra-fi6cale baten, die tot voor kort werden geraamd op t 53U A f 580 millioen, nu het gemiddeld van deze bedragen n.l. f 555 millioen is aan gehouden, teneinde een exact bedrag in de begrotingsopstelling te kunnen ver werken. Hierbij is aangenomen, dat van d:i be drag f 496 millioen ten goede van het Rijk komt. Waren de extra-fiscale baten tevoren nog buiten de eigenlijke begro tingsbedragen gehouden, tot bovenge noemd bedrag van f 496 millioen zijn zij thans daarin verwerkt. Voorts zijn de uitkeringspercentages voor het Gemeen tefonds en voor het Provinciefonds ge steld op respectievelijk 10,3 en 0.62 in plaats van 11.7 er. 0.7. Verder moet nog rekening worden ge houden met de wijzigingen die tijdens de behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal in de diverse be lastingontwerpen. verband houdende met de extra-militaire inspanning, zijn aangebracht en die de opbrengst voor 1951 enigermate beïnvloeden. Ten slotte zijn de datum van inwerkingtreding van de verhoging van de omzet- en de mo- torrijtuigenbek^ii'» g en de vermoede lijke dati^ van inwerkingtreden van de wiizia/ig van een aantal accijnzen in verband met de unificatie in king genomen. De stijging van de middelen Buitengewone Dienst I met f 2 rm'lioen is een gevolg van een hogere ram mg van de inkomsten van het bureau Her- stelbetalings- en recuperatiegoeceren terwijl de stijging van de middelen vai de Buitengewone Dienst II wordt ver oorzaakt door een verhoging van de uit kèring uit de Gewone Dienst wegen: afschrijvingen met f 10 millioen. Koopvaardij-pensioenfonds Rijksbijdrage van 70.3 millioen Blijkens de rijksbegroting-1952 zal c volgend jaar opnieuw een credietver- strekking, waarschijnlijk groot f 10 nu lioen plaats hebben aan Nieuw-Guine; Bovendien zal er volgend jaar waai schijnlijk een pensioenfonds voor d„ opvarenden van de Nederlandse Koop vaardijvloot worden opgericht. De rege ring stelt zich voor, hiervoor een drage in eens te verlenen tot een drag van f 70.3 millioen in de van 3% pet. rentende staatsschuld. De aflossing van deze staatsschuld zal ter, naar in de bedoeling ligt, eerst enige tijd en dan geleidelijk plaats den, zodat zij de feitelijke uitgave 1952 nauwelijks zal beïnvloeden. Overzicht uitgaven voor de verschillende onderwerpen van staatszorg (IN MILLIOENEN GULDENS) Gewone Dienst, Buiten gewone Dienst I en Landb.-Egalisatiefonds Defensie Buitenlandse betrekkingen Indonesië en Overzeese Rijksdelen Politie en Justitie Voorzieningen terzake van onderwijs en cultuur Waterstaat Verkeer Handel en nijverheid Land- en tuinbouw, veeteelt en visserij Subsidiebeleid via het Landbouw- Egalisatiefonds Sociale voorzieningen, emigratie en 1.153,9 47,5 113,9 213,7 106,1 1) 384,6 67,4 553,0 113,3 503,3 159,7 82,7 562,9 90,0 556,6 143,9 381,0 174,5 Volkshuisvesting Herstel van oorlogsschade 2) Diensten van algemene aard Niet toegerekende uitgaven voor pensioenen en wachtgelden Nationale schuld Afschrijvingen Uitkeringen aan het Gemeentefonds wegens derving van ondernemings belasting 176,0 Onverdeelde posten 133,0 Totaal 4.747,0 4.407,3 1.229,0 843,2 1) Hieronder begrepen wegens kapitaaldeelneming Ned. Spoorwegen 290 min. 2) Hieronder begrepen een uitkering wegens oorlogsschade aan de Ned. Spoor wegen 80 min. MET voldoening kan geconstateerd worden, dat de begroting thans op een gezondere basis is geconstrueerd, dan in de jaren na de Bevrijding het jeval was. Terugkeer naar de klassieke begrotingsbeginselen juichen we toe. Dat ditmaal niet alleen de aflopende posten van de kapitaaldienst (buiten gewone dienst I), maar ook een ge deelte van de kapitaalsuitgaven (bui tengewone dienst II), kunnen worden gedekt uit het voordelige saldo op de gewone dienst, stemt ongetwijfeld tot voldoening. Het overschot van de ge wone dienst wordt voor 1952 geraamd op f 900 millioen, het deficit van de buitengewone dienst I op f 486 mil lioen, zodat resteert een overschot van f 414 millioen. Hierbij komt het tekort op het landbouw-egalisatiefonds ad f 110 millioen, zodat per saldo f 304 millioen kan worden aangewend ter ge deeltelijke dekking van het deficit op de kapitaaldienst ad f 571 millioen. Het netto-tekort op de gehele begroting be loopt zodoende f 267 millioen. Als men rekent dat voor de staatsbegroting 1951 een tekort wordt becijferd van f 836 millioen, dan constateert men inder daad een belangrijke vooruitgang. In de toelichting motiveert de minister van financiën het niet langer gescheiden houden van de kapitaaldienst o.a. met de opmerking, dat, gezien de grote om vang van de tegenwoordige staats schuld, deze financieringswijze alle aanbeveling verdient, daar er nu min der geleend behoeft te worden. Dat wij deze opvatting gaarne toejuichen, zal wel duidelijk zijn. Het minder ongunstige resultaat in de begroting is slechts verkregen dank zij een enorme inspanning van het gehele volk. De minister erkent, dat dit resultaat slechts op een zeer hoog niveau kon worden bereikt. De belastingdruk is uitermate zwaar de opbrengst wordt geraamd op f 5 milliard maar er kan geen sprake van een verlichting, daar de de fensieuitgaven grote offers vragen en de inflatie door wegzuiging van koop kracht bestreden moet worden. Hoe g overigens een verlichting van de belastingdruk wel is, heeft het be drijfsleven bij monde van een der in dustrieleiders ter gelegenheid van het bezoek van Kamerleden gezegd, toen werd opgemerkt, dat de prohibitieve belastingheffing de financiële rugge- graat aan ons bedrijfsleven ontnomen heeft. DEZE begroting staat in het teken van het probleem van de be talingsbalans, dat ernstige bezorgdheid blijft bieden. Om deze te saneren is het nodig, dat de staatsfinanciën ge zond gemaakt worden, omdat geld- schepping door de staat de inflatie in de hand werkt. Krijgen we dus een sluitende begroting, dan is dit onge twijfeld als een winstpunt te beschou wen. De bestrijding van de inflatie kan eerst recht geschieden, als het gat in de staatsbegroting gedicht is. Verder merkt de toelichting op, dat de niet-militaire consumptie en de investeringen zullen moeten worden teruggebracht. Dat dit een kernprobleem wordf genoemd, is duidelijk, maar de moeilijkheid is juist, op welke minst pijnlijke manier dit kan worden bereikt. De minister merkt op, dat de infla toire krachten zijn verminderd, maar niet ontkend kan worden, dat de la biele situatie op internationaal gebied ot plotseling verslechteringen kan aan leiding geven. In de slotbeschouwing wordt dan ook gewaarschuwd, dat een ïr gaande aantasting van de devie- eserves zou moeten leiden tot in grijpende maatregelen en dat daaruit diep ingrijpende consequenties zouden moeten worden aanvaard. De onzeker heden zijn inderdaad nog groot en daarom kan er van de toekomst zo weinig gezegd worden. Het probleem van de betalings balans is nog verre van opgelost en dit blijft het zwakke punt voorlopig. De defensielasten belopen in totaal 114 milliard en vormen een ernstigé belasting van onze economie en be groting. Dat het minder ongunstig resultaat der staatsbegroting slechts kon wor den verkregen door beperking van de investeringen en van de woningbouw, wordt ernstig betreurd, ja vervult de Regering met grote zorg. Opgemerkt wordt en het is veelbetekenend, dat ,.de gevolgen van het inachtnemen van een grote terughoudendheid bij het ter hand nemen van nieuwe wer ken zich in de komende jaren zich duidelijker zullen doen gevoelen dan wellicht uit de thans geboden cijfers blijkt". Voorts kan de aandacht nog worden gevestigd op de moeilijkheden, die de gemeenten hebben met de financie ring der investeringen. De gemeenten krijgen lof voor de inspanning, welke zij zich hebben getroost terzake van de financiering hunner kapitaalsuit gaven op lange termijn. Wij vermoe den- dat er op vele gemeentehuizen hierover gemeesmuild zal worden. Dat de lagere publiekrechtelijke lichamen genoegen moeten nemen met slechts 10.3 pet. aandeel in de rijks belastingen inplaats van 11.7 pet., is wel voor de gemeenten teleurstellend, maar wordt terecht gemotiveerd met de opmerking, dat het niet juist zou zijn hen te laten delen in de belas tingverhogingen in verband met de militaire inspanning. De weder opgenomen staatsbalans biedt een gunstiger beeld, terwijl ook de cijfers inzake de kaspositie van het Rijk leerzaam zijn. Resumerende, kunnen wij conclu deren, dat opmerkelijke vorderingen zijn gemaakt in het begrotingsbeleid, maar dat er nog geen aanleiding is tot uitblazen. Integendeel, het pro bleem der betalingsbalans, de gevaren der inflatie, de te grote consumptie, eisen de grootste oplettendheid, ter wijl de onzekerheid inzake de toe komstige ruilvoet groot blijft Daarom is het ook best mogelijk, dat in de loop van het begrotingsjaar inkomsten en uitgaven weder zullen moeten worden herzien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 5