MILITAIRE BIJDRAGE EK SLUITEKDE BETALINGSBALANS
Rijksinvesteringen dalen met
19 procent in 1952
Reëler
begrotingsbeleid
1951
DINSDAG 18 SEPTEMBER 1951
Twee nijpende problemen
f Begroting voor 1952 toont een tekort
van 267 millioen gulden
\JIET MINISTER LIEFTINCK, maar minister-president dr. Drees, in diens kwaliteit van minister van
Financiën ad interim heeft vanmiddag de Tweede Kamer de rijksbegroting voor het jaar 1952
aangeboden. Dit neemt uiteraard niet weg, dat de millioenennota toch geheel voor rekening van minis
ter Lieftinck komt. Onze eerste indruk is, dat in dit staatsstuk de feiten reëel onder ogen worden
gezien. Vorige jaren hebben wij er wel eens op moeten wijzen, dat er van een te groot optimisme sprake
was. Daarvan blijkt nu weinig meer. Zeker, de regering gaat ook nu niet bij de pakken neerzitten en
het is niet allemaal pessimisme, wat de klok slaat, maar toch wordt ditmaal een scherpe analyse ge
geven van de moeilijkheden, waarmee ons goede vaderland heeft te worstelen. Deze moeilijkheden
liggen voornamelijk op tweeërlei gebied. De begroting geldt voor het tweede jaar van de vierjarige
periode, waarin ons volk zich een geweldig zware inspanning zal moeten getroosten voor zijn militaire
bijdrage aan de verdediging van de Westerse wereld. Daarnaast zal ook in 1952 alle kracht onvermin
derd moeten zijn gericht op het sluitend maken van de betalingsbalans. Deze twee draden lopen door
de ganse begroting en bepalen het beleid, dat daarin is uitgestippeld.
Voor de eerste maal sedert de bevrij
ding kon worden bereikt, dat de Gewone
Dienst, de Buitengewone Dienst I (aflo
pende uitgaven) en het Landbouw-ega-
lisatiefonds tezamen een overschot van
betekenis vertonen, nl. van f 304 millioen.
De kapitaaldienst heeft een nadelig saldo
van f 571 millioen, zodat voor de gehele
dienst een nadelig saldo resulteert van
t 267 millioen. Minister Lieftinck is van
oordeel, dat de orde van grootte van dit
bedrag zodanig is, dat de dekking van
het saldo met niet in de raming opgeno
men belastingbaten uit inhaal van ach
terstand en voor het overige met prove-
nuen van leningen, verzekerd lijkt.
Kernprobleem
Zowel de militaire lasten als de oplos
sing van het betalingsbalansprobleem
dwingen, aldus minister Lieftinck. tot
een vermindering van de gezamenlijke
bestedingen in de civiele sector. Onder de
bestaande omstandigheden kan men
het kernprobleem van de Nederlandse
economie aldus formuleren, dat de to
tale niet-militaire consumptie en inves
teringen tot een zodanig niveau zullen
moeten worden teruggedrongen, dat zij,
tezamen met de noodzakelijk geachte uit
gaven voor de verdediging en de aflos
sing op buitenlandse schuld, de nationale
productie niet meer overtreffen dan de
door het buitenland verstrekte hulp be
draagt.
Het begrotingsbeeld voor 1952 ziet er
als volgt uit:
Gewone Dienst
Uitgaven 3.801
Middelen 4.701
Voordelig saldo
Buitengewone Dienst I
(Uitgaven en ontvangsten
karakter)
Uitgaven
Middelen
Gew. Dienst en Buitengew. Dienst I
Uitgaven 4.297
Middelen 4.711
Voordelig saldo 414
Gew. Dienst. Buitengew. Dienst I en
Landb.-Eg.fonds
Voordelig saldo 304
Buitengewone Dienst n (Kapitaalsuitga
ven en -ontvangsten)
Uitgaven 843
Middelen 272
Gehele Dienst
Uitgaven (inclusief nadelig saldo
Landbouw-Egelisatiefonds) 5.250
Middelen 4.983
Nadelig saldo 267
In tegenstelling tot het vorige jaar be
hoeft ditmaal voor 1952 niet te worden
gerekend met verdere uitgaven, die zijn
te verwachten uit hoofde van wettelijke
regelingen, die nog niet tot stand zijn ge
komen, althans niet in die mate. dat het
begrotingsbeeld daardoor belangrijk zou
worden gewijzigd.
Kapitaalmarkt
Minister Lieftinck is er van afgestapt,
de bedragen van de Kapitaaldienst ge
scheiden te houden- van andere diensten.
Normaal, zo meent hij, kan deze schei
ding worden doorgevoerd, omdat het
saldo van de kapitaaldienst in beginsel
door leningsgelden mag worden gedekt.
De omstandigheden hebben er echter toe
geleid, dat liet nodig is, de kapitaalmarkt
in belangrijke mate voor de behoeften
van de lagere publiekrecht.eliike licha
men en van het particuliere bedrijfsleven
:n. Daarom is het naar de me
ning van de bewindsman niet alleen
verantwoord maar ook noodzakelijk, dat
een deel van het nadelige saldo van de
Kapitaaldienst met middelen van de ge
wone dienst wordt gefinancierd. Ook het
feit op zich zelf, dat er niet voot het
volle bedrag behoeft te worden geleend
acht de minister van belang met het oog
op de reeds hoge schuldenlast van
Rijk. Voorts moet niet uit het oog
den verloren, dat de thans voorgestane
financiering der kapitaalsuitgaven ge
wenst is, omdat een zeer belangrijk deel
wordt opgeslokt dooor militaire investe
ringen. welke in wezen improductief zijn.
Tenslotte wordt op deze wilze een in
flatoire werking zoveel mogelijk voorko
men, hetgeen van belang is voor het slui
tend maken van de betalingsbalans.
De kaspositie van het Rijk
In de millioenennota heeft minister
Lieftinck een uitgebreide staat opge
nomen van de kasmutaties van het
Rijk in het jongste verleden. De mi
nister heeft dit gedaan, omdat hij her
haalde malen heeft betoogd, dat de
rijksbegroting op zichzelf niet voldoende
is om een volledig inzicht te geven in
de ontwikkeling van de ontvangsten en
uitgaven van de centrale overheid in
een bepaald kalenderjaar. Uit de staat
blijkt, dat in 1949 de betalingen de ont
vangsten hebben overtroffen met f 207
millioen. In 1950 evenwel is aanzienliik
meer ontvangen dan uitgegeven, zodat
er een kasoverschot kwam van f 425
millioen. Eenzelfde ontwikkeling geeft
het eerste halfjaar 1951 te zien, zij het
in mindere mate. -
In onderstaande grafiek geeft het
gearceerde gedeelte de uitgaven
aan voor de gewone dienst en voor
de Buitengewone dienst I (aflo
pende uitgaven), terwijl het
zwarte gedeelte betrekking heeft
op de kapitaalsuitgaven.
Minister Lieftinck
waarschuwt
Ondanks de onzekere elementen, welke
de ontwikkeling in de naaste toekomst
in zich draagt, hoopt de Regering, dat de
door haar getroffen maatregelen vol
doende zullen blijken om uiteindelijk
het beoogde evenwicht in de Nederland
se volkshuishouding te bewerkstelligen,
aldus minister Lieftinck in zijn slotbe
schouwing in de millioenennota. Mocht
zij evenwel in haar verwachting worden
teleurgesteld, dan zal zij, zoals reeds bij
herhaling in uitzicht is gesteld, niet
aarzelen maatregelen van meer directe
aard toe te passen, die op korte termijn
hun werking doen gevoelen. De Rege
ring is zich bewust, dat daarmede een
duurzame oplossing niet kan worden
bereikt. Toch kunnen zij noodzakelijk
blijken ter overbrugging van een moei
lijke periode, met name teneinde een
gaande aantasting van de devie-
tegen te gaan en aldus te
voorkomen, dat uiteindelijk
grijpende consequenties zouden moeten
worden aanvaard, dat de desiderata der
Regeringspolitiek, het bereiken van
evenwicht met gelijktijdige redelijke ver
deling der lasten, niet meer kunnen
worden verwezenlijkt.
Minder auto's
In 1946 waren er bij de Rijksdiensten
et minder dan 5351 personenauto's en
6415 motorrijwielen in gebruik. Blijkens
de millioenennota zijn deze aantallen
behoorlijk teruggebracht, nl. tot 1792
personenauto's en 1756 motorrijwielen.
Opbrengsten van de ten behoeve'van het1
Rijk geheven belastingen in 1952
f/n miII/oenen guldens
Invoerrechten
Accijnzen
Vereveningsheffing
Motorrijtuigenbelasting
Overige
Inkomstenbelasting
Loonbelasting
V ennootschapsbelasting
Vermogensbelasting J r
Rechten van successie, overgang ai schenking
Overige
1200 ,1000 800
Begrotingstekort-1951 nader geraamd
op f 836 millioen gulden
Voornamelijk door in dat jaar tot stand
gekomen wettelijke voorzieningen
Het is een vrij somber beeld, dat minister Lieftinck in zijn
diep in- millioenennota geeft over het uiteindelijke beeld van de begroting
1951. Dit beeld is in de loop van het jaar herhaalde malen gewijzigd.
Voor een goede vergelijking van de nieuwe begroting met die van
het afgelopen jaar is het vanzelfsprekend, dat de nieuwste gegevens
kunnen worden gebruikt.
Het tekort op de Gehele Dienst voor
1951, dat volgens de oorspronkelijk "ast-
gestelde begroting f 766 millioen be
droeg, werd ten tijde van de behande
ling der jongste belastingontwerpen in
de Staten-Generaal op f 735 millioen
geraamd. Op grond van nader bekend
geworden gegevens moet dit thans ech
ter worden gesteld op f 836 millioen.
De voornaamste wijzigingen aan de
Uitgaven voor de verschillende onderdelen van Staatszorg in 1952
(in millioenen guldens)
In het rechtse gedeelte van deze
statistiek geven de gearceerde- en
gestippelde gedeelten aan de aan
tallen personeel, werkzaam op
arbeidsovereenkomst (alle minis
teries). De schuin-gearceerde ge
deelten betreffen de aantallen
ambtenaren in vaste en tijdelijke
dienst (alle ministeries). De van
boven naar beneden gearceerde
gedeelten hebben betrekking op
het totaal aantal ambtenaren met
uitzondering van die, werkzaam
op de departementen van Oorlog
en Marine.
Buitenlandse betrekkingen
Indonesië en Overzeese Rijk.
Politie en Justitie
Handel en nijverheid
Land- en tuinbouw, veeteelt en
Subsidiebeleid via het Land-
bouw-Egalisatiefonds
Sociale voorzieningen, emigratie
en volksgezondheid
Volkshuisvesting
Herstel van oorlogsschade
Diensten van algemene aard
200
Het hoge bedrag der uitgaven op de
Buitengewone Dienst II (Kapitaaldienst)
ad f 843 miUioen, aldus minister Lieftinck
in de Millioenennota, lijkt in een opmer
kelijke tegenstelling te staan met de nood
zakelijke investeringsbeperkingen met
name in de publieke sector. Dit bedrag
van f 843 millioen komt voor f 227 mil
lioen voor rekening van aflossing van ge
vestigde schuld en langlopende credie-
ten, waarvan f 85 millioen wegens aflos
sing van schuld aan het .buitenland.
Voorts belopen de ramingen van de ka
pitaalsuitgaven ten laste van Oorlog en
Marine tezamen niet minder dan f 244
millioen en ten laste van Binnenlandse
Zaken (Burgelijke Verdediging) f 15 mil
lioen.
Onder de resterende f 357 millioen be
vindt zich een bedrag van in totaal f. 214
millioen wegens kapitaalverstrekkingen
aan Staatsbedrijven en -fondsen, waarvan
f. 61 millioen op Hoofdstuk VII B (Fi
nanciën) wegens kapitaalverstrekking
aan het Zuiderzeefonds, f. 90 millioen op
Hoofdstuk IX B (Verkeer en Water
staat) wegens kapitaalverstrekking aan
de P.T.T. en f. 62 miUioen op Hoofd
stuk X (Economische Zaken) wegens
kapitaalverstrekking aan de Staatsmij-
i ter ontmunting
Van de nog resterende kapitaalsuit
gaven ad f. 104 millioen is f. 73,4 mil
lioen bestemd voor de investeringen,
welke rechtstreeks ten laste van de
Rijksbegroting komen.
Het overeenkomstige bedrag voor in
vesteringen voor 1951 is volgens het na
der herzien begrotingsbeeld 82,7 mil
lioen. Voor een juiste vergelijking tussen
beide jaren moet er echter rekening mede
worden gehouden, dat bij de raming voor
1952 van een hoger prijspeil is uitgegaan
dan bij de raming voor 1951. De stijging
van het prijspeil op 10% stellende, komt
men, gerekend naar het tegenwoordige
prijspeil dus voor het nader bezien be
grotingsbeeld op f. 91 millioen. Dit bete
kent, dat vergeleken met het nader her
zien begrotingsbeeld 1951 de uitga
ven voor investeringen in 1952 met ruim
19 zullen dalen.
Bij het beoordelen van de betekenis
van deze beperking der civiele Rijks-
Investeringen, thans onvermijdelijk ge
worden in verband met de toestand der
betalingsbelans en de schaarste der kapi
taalmarkt, dient niet uit het oog te wor
den verloren, dat deze investeringsuitga
ven van het Rijk in de civiele sector
reeds enige jaren laag zijn gehouden uit
overweging, dat het aanbeveling ver
diende deze zoveel mogelijk uit te stel
len tot een phase van de conjunctuur,
waarin uit een oogpunt van werkgele-
genheidspolitiek een verhoogde investe
ringsactiviteit van het Rijk gewenst
uitgavenzijde der begroting 1951 om
vatten de gevolgen van enkele in óe
loop van het begrotingsjaar tot ste/1
gekomen wettelijke voorzieningen,
amortisatie van Staatsschuld in de vorm
van ter voldoening van oude belastingen
aangeboden investerings- en beleggings
certificaten, alsmede enige verhogingen
in de begroting opgenomen uitga-
en enkele andere mutaties. Te-
in komen deze wijzigingen neer op
verhoging van de uitgavencijfers
een bedrag van f 713 min. In aan
merking moet evenwel worden geno-
in die f 713 millioen begrepen
kapitaaldeelneming in de N.V.
Nederlandsche Spoorwegen van f 290
millioen en een schadebijdrage, incl.
rente, aan dat bedrijf van ongeveer f 80
millioen. Deze beide genoemde bedragen
hebben voor de begroting 1952 geen
monetaire doch uitsluitend budgetaire
betekenis, aangezien de uitgaven reeds
vroeger hebben plaats gehad.
Tegenover deze verhogingen staan een
aantal mogelijk gebleken verlagingen.
Bij de berekening van het nadelig saldo
het Landbouw-Egalisatiefonds voor
ten tijde van de Regeringsverkla
ring in Maart 1.1. werd dit begroot op
f 175 millioen. Daarbij was rekening ge
houden met het resultaat van de voor
genomen subsidieverlagingen voor een
geheel jaar, terwijl de berekeningen
uiteraard waren gebaseerd op het prij-
zenniveau op de wereldmarkt op dat
tydstip. Hoewel de meeste van de sub
sidieverlagingen eerst in Maart van dit
jaar of later zijn ingegaan en uit dien
hoofde zou zijn te verwachten, dat het
bedrag van f 175 millioen zou moeten
worden verhoogd, wordt deze verhogen
de factor meer dan gecompenseerd door
de gevolgen van de prijsverlagingen op
de wereldmarkt voor veevoeder en mar
garinegrondstoffen. Het resultaat is dan
ook dat aan de hand van de thans gel
dende wereldmarkt-prijzen de raming
van f 175 millioen kan worden terugge
bracht tot f 130 millioen, dus f 45 mil
lioen minder.
Ten slotte moet er in dit verband nog,
melding van worden gemaakt, dat de
militaire uitgaven weliswaar reeds bij
ae Nota d.d. 19 April 1951 op f 1.500
millioen zijn gebracht, doch dat de daar
bij toegepaste verdeling over dè Ge
wone Dienst, de Buitengewone Dienst 1
en de Buitengewone Dienst II een zeer
voorlopige is geweest. Op grond van het
inmiddels nader verkregen inzicht dient
deze verdeling thans te worden herzien
in dier voege, dat de Gewone Dienst
met f 207 millioen kan worden verlaagd
T*"''
i de Buitengewone Dienst I
Het aandeel van het Rijk in de
opbrengst der te heffen belastin
gen is hier gearceerd aangegeven.
Met zwart is grafisch voorgesteld,
welk deel der opbrengst ten goede
komt aan het Gemeentefonds, het
Provinciefonds en het Landbouw-
egalisatiefonds.
Met betrekking tot de wijzigingen
de middelenzijde van de begroting 1951
wordt er in de Millioenennota o.a. de
aandacht op gevestigd dat voor de op
brengst van de extra-fi6cale baten, die
tot voor kort werden geraamd op t 53U
A f 580 millioen, nu het gemiddeld van
deze bedragen n.l. f 555 millioen is aan
gehouden, teneinde een exact bedrag in
de begrotingsopstelling te kunnen ver
werken.
Hierbij is aangenomen, dat van d:i be
drag f 496 millioen ten goede van het
Rijk komt. Waren de extra-fiscale baten
tevoren nog buiten de eigenlijke begro
tingsbedragen gehouden, tot bovenge
noemd bedrag van f 496 millioen zijn zij
thans daarin verwerkt. Voorts zijn de
uitkeringspercentages voor het Gemeen
tefonds en voor het Provinciefonds ge
steld op respectievelijk 10,3 en 0.62 in
plaats van 11.7 er. 0.7.
Verder moet nog rekening worden ge
houden met de wijzigingen die tijdens
de behandeling in de Tweede Kamer
der Staten-Generaal in de diverse be
lastingontwerpen. verband houdende
met de extra-militaire inspanning, zijn
aangebracht en die de opbrengst voor
1951 enigermate beïnvloeden. Ten slotte
zijn de datum van inwerkingtreding van
de verhoging van de omzet- en de mo-
torrijtuigenbek^ii'» g en de vermoede
lijke dati^ van inwerkingtreden van
de wiizia/ig van een aantal accijnzen
in verband met de unificatie in
king genomen.
De stijging van de middelen
Buitengewone Dienst I met f 2 rm'lioen
is een gevolg van een hogere ram mg
van de inkomsten van het bureau Her-
stelbetalings- en recuperatiegoeceren
terwijl de stijging van de middelen vai
de Buitengewone Dienst II wordt ver
oorzaakt door een verhoging van de uit
kèring uit de Gewone Dienst wegen:
afschrijvingen met f 10 millioen.
Koopvaardij-pensioenfonds
Rijksbijdrage van
70.3 millioen
Blijkens de rijksbegroting-1952 zal c
volgend jaar opnieuw een credietver-
strekking, waarschijnlijk groot f 10 nu
lioen plaats hebben aan Nieuw-Guine;
Bovendien zal er volgend jaar waai
schijnlijk een pensioenfonds voor d„
opvarenden van de Nederlandse Koop
vaardijvloot worden opgericht. De rege
ring stelt zich voor, hiervoor een
drage in eens te verlenen tot een
drag van f 70.3 millioen in de
van 3% pet. rentende staatsschuld. De
aflossing van deze staatsschuld zal
ter, naar in de bedoeling ligt, eerst
enige tijd en dan geleidelijk plaats
den, zodat zij de feitelijke uitgave
1952 nauwelijks zal beïnvloeden.
Overzicht uitgaven voor de verschillende
onderwerpen van staatszorg
(IN MILLIOENEN GULDENS)
Gewone Dienst, Buiten
gewone Dienst I en
Landb.-Egalisatiefonds
Defensie
Buitenlandse betrekkingen
Indonesië en Overzeese Rijksdelen
Politie en Justitie
Voorzieningen terzake van onderwijs
en cultuur
Waterstaat
Verkeer
Handel en nijverheid
Land- en tuinbouw, veeteelt en visserij
Subsidiebeleid via het Landbouw-
Egalisatiefonds
Sociale voorzieningen, emigratie en
1.153,9
47,5
113,9
213,7
106,1
1) 384,6
67,4
553,0
113,3
503,3
159,7
82,7
562,9
90,0
556,6
143,9
381,0
174,5
Volkshuisvesting
Herstel van oorlogsschade 2)
Diensten van algemene aard
Niet toegerekende uitgaven voor
pensioenen en wachtgelden
Nationale schuld
Afschrijvingen
Uitkeringen aan het Gemeentefonds
wegens derving van ondernemings
belasting 176,0
Onverdeelde posten 133,0
Totaal 4.747,0 4.407,3 1.229,0 843,2
1) Hieronder begrepen wegens kapitaaldeelneming Ned. Spoorwegen 290 min.
2) Hieronder begrepen een uitkering wegens oorlogsschade aan de Ned. Spoor
wegen 80 min.
MET voldoening kan geconstateerd
worden, dat de begroting thans op
een gezondere basis is geconstrueerd,
dan in de jaren na de Bevrijding het
jeval was. Terugkeer naar de klassieke
begrotingsbeginselen juichen we toe.
Dat ditmaal niet alleen de aflopende
posten van de kapitaaldienst (buiten
gewone dienst I), maar ook een ge
deelte van de kapitaalsuitgaven (bui
tengewone dienst II), kunnen worden
gedekt uit het voordelige saldo op de
gewone dienst, stemt ongetwijfeld tot
voldoening. Het overschot van de ge
wone dienst wordt voor 1952 geraamd
op f 900 millioen, het deficit van de
buitengewone dienst I op f 486 mil
lioen, zodat resteert een overschot van
f 414 millioen. Hierbij komt het tekort
op het landbouw-egalisatiefonds ad
f 110 millioen, zodat per saldo f 304
millioen kan worden aangewend ter ge
deeltelijke dekking van het deficit op
de kapitaaldienst ad f 571 millioen. Het
netto-tekort op de gehele begroting be
loopt zodoende f 267 millioen. Als men
rekent dat voor de staatsbegroting 1951
een tekort wordt becijferd van f 836
millioen, dan constateert men inder
daad een belangrijke vooruitgang. In de
toelichting motiveert de minister van
financiën het niet langer gescheiden
houden van de kapitaaldienst o.a. met
de opmerking, dat, gezien de grote om
vang van de tegenwoordige staats
schuld, deze financieringswijze alle
aanbeveling verdient, daar er nu min
der geleend behoeft te worden. Dat
wij deze opvatting gaarne toejuichen,
zal wel duidelijk zijn.
Het minder ongunstige resultaat
in de begroting is slechts verkregen
dank zij een enorme inspanning van
het gehele volk. De minister erkent,
dat dit resultaat slechts op een zeer
hoog niveau kon worden bereikt. De
belastingdruk is uitermate zwaar
de opbrengst wordt geraamd op f 5
milliard maar er kan geen sprake
van een verlichting, daar de de
fensieuitgaven grote offers vragen en
de inflatie door wegzuiging van koop
kracht bestreden moet worden. Hoe
g overigens een verlichting van de
belastingdruk wel is, heeft het be
drijfsleven bij monde van een der in
dustrieleiders ter gelegenheid van het
bezoek van Kamerleden gezegd, toen
werd opgemerkt, dat de prohibitieve
belastingheffing de financiële rugge-
graat aan ons bedrijfsleven ontnomen
heeft.
DEZE begroting staat in het teken
van het probleem van de be
talingsbalans, dat ernstige bezorgdheid
blijft bieden. Om deze te saneren is
het nodig, dat de staatsfinanciën ge
zond gemaakt worden, omdat geld-
schepping door de staat de inflatie in
de hand werkt. Krijgen we dus een
sluitende begroting, dan is dit onge
twijfeld als een winstpunt te beschou
wen. De bestrijding van de inflatie kan
eerst recht geschieden, als het gat in de
staatsbegroting gedicht is. Verder merkt
de toelichting op, dat de niet-militaire
consumptie en de investeringen zullen
moeten worden teruggebracht. Dat dit
een kernprobleem wordf genoemd, is
duidelijk, maar de moeilijkheid is juist,
op welke minst pijnlijke manier dit kan
worden bereikt.
De minister merkt op, dat de infla
toire krachten zijn verminderd, maar
niet ontkend kan worden, dat de la
biele situatie op internationaal gebied
ot plotseling verslechteringen kan aan
leiding geven. In de slotbeschouwing
wordt dan ook gewaarschuwd, dat een
ïr gaande aantasting van de devie-
eserves zou moeten leiden tot in
grijpende maatregelen en dat daaruit
diep ingrijpende consequenties zouden
moeten worden aanvaard. De onzeker
heden zijn inderdaad nog groot en
daarom kan er van de toekomst zo
weinig gezegd worden.
Het probleem van de betalings
balans is nog verre van opgelost en
dit blijft het zwakke punt voorlopig.
De defensielasten belopen in totaal
114 milliard en vormen een ernstigé
belasting van onze economie en be
groting.
Dat het minder ongunstig resultaat
der staatsbegroting slechts kon wor
den verkregen door beperking van de
investeringen en van de woningbouw,
wordt ernstig betreurd, ja vervult de
Regering met grote zorg. Opgemerkt
wordt en het is veelbetekenend, dat
,.de gevolgen van het inachtnemen
van een grote terughoudendheid bij
het ter hand nemen van nieuwe wer
ken zich in de komende jaren zich
duidelijker zullen doen gevoelen dan
wellicht uit de thans geboden cijfers
blijkt".
Voorts kan de aandacht nog worden
gevestigd op de moeilijkheden, die de
gemeenten hebben met de financie
ring der investeringen. De gemeenten
krijgen lof voor de inspanning, welke
zij zich hebben getroost terzake van
de financiering hunner kapitaalsuit
gaven op lange termijn. Wij vermoe
den- dat er op vele gemeentehuizen
hierover gemeesmuild zal worden.
Dat de lagere publiekrechtelijke
lichamen genoegen moeten nemen met
slechts 10.3 pet. aandeel in de rijks
belastingen inplaats van 11.7 pet., is
wel voor de gemeenten teleurstellend,
maar wordt terecht gemotiveerd met
de opmerking, dat het niet juist zou
zijn hen te laten delen in de belas
tingverhogingen in verband met de
militaire inspanning.
De weder opgenomen staatsbalans
biedt een gunstiger beeld, terwijl ook
de cijfers inzake de kaspositie van het
Rijk leerzaam zijn.
Resumerende, kunnen wij conclu
deren, dat opmerkelijke vorderingen
zijn gemaakt in het begrotingsbeleid,
maar dat er nog geen aanleiding is
tot uitblazen. Integendeel, het pro
bleem der betalingsbalans, de gevaren
der inflatie, de te grote consumptie,
eisen de grootste oplettendheid, ter
wijl de onzekerheid inzake de toe
komstige ruilvoet groot blijft Daarom
is het ook best mogelijk, dat in de
loop van het begrotingsjaar inkomsten
en uitgaven weder zullen moeten
worden herzien.