G ZONDAGSBLAD 8 SEPTEMBER 1951 hun partijtje spelen, maar bij wie de kennis van het damspel vrijwel niet verder gaat dan die van het spelregle- ment. Het is begrijpelijk, dat deze lezers graag iets verder willen komen dan het systeemloos „schuiven en slaan" en daarom vragen stellen als: „hoe kan ik mijn spel verbeteren?" en dergelijke. Volgens ons is er maar één afdoende methode en die is aansluiting zoeken bij een vereniging en zodoende in aan raking komen met sterkere spelers. Maar niet iedereen heeft daarvoor vol doende tijd, gelegenheid, ambitie enz. Dan blijft er dus niet veel anders over dan op een andere manier contact te zoeken met meer geoefende dammers of thuis wat te snuffelen in één of ander damboek. Toch willen we pro beren dergelijke spelers wat op weg te helpen door in deze rubriek enkele opmerkingen te maken over de voor naamste theoretische spelprineipes Vanzelfsprekend is deze rubriek niet de plaats om een volledige handleiding voor spel verbetering te geven'en daar om zullen we ons beperken tot het geven van enkele aanwijzingen, waar door U mogelijk enige lijn in Uw spel kunt brengen en misschien zelfs een meer enthousiast damliefhebber zult worden. Want U zult merken, dat hoe meer U zich gaat verdiepen in ons spel, des te meer U getroffen zult worden door de rijkdom aan combinaties en slagwendingen, die dit spel oieüi Maar al spreken de combinatiemogelijkheden (dus het slagspel) het meest tot de verbeeldingskracht van beginners, niet iedere partij wordt door een slagzet beslist. Vooral tussen sterkere spelers zal in de meeste gevallen de meer of minder krachtige opbouw van de stel ling de doorslag moeten geven. Het positiespel, waarbij we dus zoe ken naar de gunstigste plaatsing der stukken, is daarom zeker een niet min der belangrijk onderdeel van het dam men dan het combinatiespel. Aan beide onderdelen hopen we in een serie korte beschouwingen aandacht te besteden. We beginnen nu met iets te vertellen over de waarde der schijven. In het algemeen kunt U aannemen, dat stuk ken, die midden op het bord staan (de „centrumschijven") belangrijker zijn dan de randschijven. Deze laatste heb ben n.l. o.m. het nadeel, dat zij slechts in één richting opgespeeld kunnen wor den, dus minder bewegingsvrijheid hebben dan de centrumschijven. Het is dus in de meeste gevallen minder goed een schijf naar de rand te spelen of om het positiever te zeggen, het ver dient steeds aanbeveling de stukken in de richting van het centrum te dirigeren. De schijven voor zwart op 3 en voor wit op 48 bezitten een bijzondere waarde, omdat op deze, zoals bij verdere studie zal blijken, het gehele spel steunt Deze worden daarom kroonschijven genoemd en moeten in normale partijen tot in. het eindspel op hun plaats blijven. Het is nl. wel direct te zien, dat dece schij ven nog beide vleugels kunnen berei- Zv/art: 7, 8, 12. 17, 20. 22, 24, 25, 27. 28, 32, 35. 40. Wit: 15, 16, 26, 29, 33, 34, 39, 42, 44, 45, 48—50. Voor beide vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Voor beginners Enkele uitstapjes naar het terrein der theorie (I) Regelmatig bereiken ons brieven van lezers, die op geregelde tijden thuis ken. Dreigt er dus gevaar aan één of beide zijden, of wil men zijn aanval op een bepaalde vleugel richten, dan kan de kroonschijf als verdedigings- of aanvalsschijf dienst doen. Maar in de opening is nooit uit te maken, waar de aanval uitgevochten wordt, dus daarom zuinig zijn op de kroonschijf. We zullen in een eolgende rubriek de betekenis van enkele andere schijven nagaan en eindigen dit gedöflte met U de raad te geven af en toe eens een partij te noteren om deze later na te kunnen spelen en eventuele fouten op te sporen. Tot slot om U te oefenen in het com binatiespel de meest bekende openings- slagzet, de zg. „Haarlemmer". U zet alle schijven in de aanvangspositie (dus zwart op 120 en wit op 3150) en speelt dan Wit Zwart 1. 33—28; 18—22 2. 3933? Deze zet is fout, want zwart wint nu 2 schijven door 22227! en hoe wit oofc slaat, zwart laat steeds 1923 volgen. Dus bijv.: 3. 32x21, 16X27 4. 31x22, 19—23! enz. Als tweede zet had wit dus 3833 of 3127 moeten spelen. Oplossingen uit de rubriek van 11 Augustus 1. (Joh. v. d. Bogaard) Zwart; 8—10, 16. 18, 19, 23. 28. 29, 33. Wit; 21, 25, 26, 27. 30, 38, 41—43, 50. <T)UZZLE 8 van de week R □□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□ca Kruiswoordraadsel Horizontaal: 1 leemte, gaping, 6 Vlaamse gaai, 8 wachter, 9 gebakje, 11 boom, 13 honingdrank, 14 geheei de uwe, 15 kossem, 17 Griekenland, 18 friesachtige stof. 20 vrucht, 21 zacht me talen buisje, 22 ijstap, 24 eerstkomende, 26 vod. 27 bekende motorraces, 28 vloeistof, 30 ongedwongen, 31 keus, verkiezing, 33 lichaamsdeel, 34 voorzet sel, 36 metaalaanslag, oxyde. Verticaal: 1 hieltje van een nam, 2 onbep. voorn, woord, 3 wintervoertuig, 4 grote bijl, 5 leidsel, 6 lndruksei, 7 ongevuld, 8 schilderachtig, 10 lang stuk geschut uil de 18e eeuw. 12 meei dan genoeg, 15 luchtig baksel. 16 bisschops muts, 18 voldragen, 19 telwooia, 23 kleefstof, 25 vrij koud, 27 versieisei, 29 onvermengd, 30 kerel, 32 Z.-Am rivier, 33 kleine vrucht. 35 lidwoord. Inzendingen per briefkaart Uiterlijk Donderdagmorgen a.s. aan het bureau van dit blad. In de linkerbovenhoek aan de adreszijde te vermelden: .^uzzle- oplossing". Er zijn drie prijzen: 1 f 5; 2. f 2,50; 3 f 2.50 Oplossing Kruiswoordraadsel van 1 September Horizontaal: 1 pips, 3 smal, 1 strek king, 10 prent, 11 are, 13 ets, 15 arm, 17 era, 18 ik, 19 arg, 20 la, 21 erf, 23 Abo, 25 ale, 27 ent, 29 toets. 32 smoezelig, 33 muts. 34 egel. Verticaal: 1 pasta, 2 purper, 4 muiter, 5 leges, 6 oker, 8 er, 9 K.N. 12 rakel, 14 talon, 16 maf. 17 ega, 22 retort, 24 beslag, 25 alsem. 26 deze, 28 tegel, 30 oe. 31 te. Correspondentie betreffende deze ru briek aan de heer W Jurg, Jan Luyken- laan 12. Den Haag. Nieuwe opgaven De problemen van v. d. Boogaard zullen bij de lezers wel in de smaak vallen. In beide gevallen komt de auteur via een elegante en niet voor de hand liggende afwikkeling tot een be kende, maar fraaie slotstand. 4. Joh. v. d. Boogaard. Nuland „En ik dacht nog wel, dat het een onbewoond eiland was." OpL: 39—24 (19x30), 25x34, 38X29, 43—39, 42—38. 27 x 38, 50—44, 26—21, 21X5. 2. (W. Jurg) Zwart: 1. 5, 7, 12—17, 19. 24, 26. 36. Wit: 21, 23, 27, 28, 33, 37—39, 42, 44, 47, 49, 50. Opl.: 37—31, 28—22, 22X2, 49—43, 38—32, 47—41, 50—45. 45x23, 2x29. Goede oplossingen ontvangen van: J. v. Baardewijk; W. J. Bats; D. Beek huizen; B. v. d. Bie; W. F. Bolle; W Dommisse; J. Hakemulder; S. Korpers- hoek; C. Klinkenberg; J. A. Kuiper: G. v. Looyen; P. H. Maartense; L. J. Man- ni; M. Muis; D. v. Nugteren Jr.; T. Ouwerkerk; H. v. Rooden; G. v. rihee; A. J. J. Ros. ale KLAPPER V TT ttroi-iVk van een 7 we-BK vefcjddqdteMiM' IN SAgBELC MET IjA KJ?Aee/FLS Hanau: -Hoteleigenaar stal 3o wandluizen.... ■Hij stal die beestjes (tkqeengrap) ■tot nadeel van de Wetenschap. Hij liet ze naar'n concurrent verhuizen, Om er tot slot zélf. in te luizeri..,." *1 -Frans snelbuffet h fdam. Als je als Edammer z'\t te visscn. laat fransman boter sissen Zó uit het water in da pan Oh! Oa'n01 lands visjesmal<cznkan'! Barcelona: Wedstrijd in bet b ie rd ri nken In Barcelona was bet raak, men dronk. om't véle t niet om de sntwk Pe winnaarLfter, Volgens mij is die vent nu alsVigktar. Zware straffen tegen exploitanten wan voet- tén-nul bad E zéér zwaar op de maag ■Het leed een flinke nederlaag Eén doelpunt tegen bet zere been; voor Eén -nul is het nunul - één Op de torren van de Grote Kerk is men reeds £dl-spozd aan t werk Pi, Slaapmuts gaat gauw verdwijnen tr zal een nieuwe spitsversdujnen In Augustus was bet twee dagen droog weer.. v Augustus bad twee dra» dxon, ten behoef ik U dus niette vragén, wat een reuze fijne maand bet nas voor parapluie en regenjas....' Sü Amsterdam: Voor teerst in ons Iand orzn heren mo deshow. „7ag U daar dat mooie dasje en dat schitterende jasje "Ja, meneer, en die schoenen dan? (Zó wordt "t i rek van ied'na man.) ZONDAGSBLAD 8 SEPTEMBER 1951 VOOR öe VROUW 'Blij het donkere jaargetijde tegemoet ,D iE heerlijkheid van het gewo gezellige onrust van de gaande en de komende man, die de zomer meebrengt, is voorbij. De scholen zijn begonnen en de zorgen van ons, huis vrouwen, beginnen zich alweer naar de herfst en de winter uit te strekken. Kleding, brandstof, het moet er straks allemaal maar weer zijn, de levertraan komt weer op tafel, nu wij in de maanden met een R gekomen zijn en voor dat alles is geld nodig, véél geld. Wil je wel geloven, dat ik, rimpels en grijze haren van het piekeren krijg?", zei een jonge vrouw tot mij. „En als je dan in de kranten leest van oorlogen en oorlogsdreigingen, van misdaden en ongelukken, van natuur rampen en groeiend communisme, slaat de angst je om het hart." Deze vrouw is de enige niet, die somber ge stemd de winter tegemoet leeft Ik hoorde van een dominee, die in 1947 een reis door Amerika maakte en er nu in 1951 weer geweest was, dat één ding hem sterk was opgevallen, n.l. dat de Amerikanen met wie hij in 1947 sprak, toen allemaal optimisten waren en nu in 1951 waren zij allen pessimisten. Angst, onzekerheid, be zorgdheid besluipen en achtervolgen de mensen over de hele wereld. Ze komen als daemonen met man en kinderen, met brief of krant de huis kamer, de fabriek, het kantoor of het ziekenhuis binr maar Eén voot Jezus Christus. Christenmeisjes, ders, ik zou u allen wel willen op roepen, om in deze benarae tijd, nu wij de donkerste jaargetijden ingaan, toch bewust in de practijk van iedere dag Zijn lichtdraagsters te zijn. Als Zijn Geest in ons woont, zijn wij toch al tij d blij? Bij alle onzekerheden hebben wij toch mét de apostel Paulus, die éne over alles triumferende zekerheid, dat niets, maar dan ook niets ons kan scheiden van ae liefde Gods in Christus Jezus onzen Heer? Geen dood en geen leven, geen overheden noch machten, noch énig ander schepselChristen zijn en blij-zijn behoren by elkaar, zoals de zon en haar stralen. De in vloed van ons vrouwen is zo groot in deze wereld. Van de ongetrouwde evengoed als van de getrouwde. Eén onzer lezers stuurde mij met heilbede het bijzonder mooie boekje van ds. Sillevis Smitt toe, getiteld: „Bruiloftskinderen of Begrafenis- gangers". Daarin schrijft ds. S.: „Als men een enquête zou houden over de vraag: „Wat voor gezicht heeft de kerkelijke Christen?", dan zou men steevast ten antwoord krijgen: een lang gezicht; óf een uitgestreken ge zicht; maar bijna nooit of nooit zult ge te horen krijgeneen blij gezicht. Alle leugens door Goebbels verspreid, zijn nog maar kinderspel bij deze afschu welijke leugen en waan, dat Christen zijn betekent: begrafenisganger zijn. Slechte adverteerders zijn wij van de béste zaak." We zijn: Bruiloftskinderen, Feest gangers, door Gods genade in Christus Jezus. Nooit wordt God moede aan elke woestijngangerhóé zwaar de weg ook zijn moge, toe te roepen: „Ver blijdt u, wederom zeg Ik u, ver blijdt u." De vorige week stond ik aan de groeve van een mij zo lief familielid. Haar weg door dit leven was wel één van de zwaarste, die ik ooit aan schouwd heb, maar nóóit heeft zij de grote Blijdschap m haar Heiland ver loren en daardoor was zij een levende brief voor Hém. En vlak vóór God dit Zijn moegestreden kind Thuis haalde, straalde haar gezicht van een boven aardse Blijdschap, toen zij de Naam van Jezus nog maar alleen kon uit spreken. Toen ik met Psalm 103 in mijn hart van dit graf thuiskwam, vond ik daar een brief van den heer C. J. F. uit R ij s w ij k, waarin hij de hoop uit spreekt, dat ik nog tot waarachtige bekering mag komen vóór ik sterf, daar ik er nw blijk van geef, dat er nog geen vreze Gods in mij woont, dat ik. met deze stukjes op moet houden, daar zij een gevaar opleveren voor mijzelf en voor anderen, enz., enz. In dezelfde geest schreef mij de heer S. Z. te Dordrecht en dan was daar een derde brief (van de heer A. Sch. te Den Haag) waarin deze mij de ver eiste hoeveelheid eelt op mijn ziel toewenst,opdat ik er voor kan waken, dat brieven als bovenbedoelde, niet te veel zullen invreten op mijn ziele- leven, zodat ik nog lang met deze mij van God opgedragen taak kan door gaan. Ja, dan gaat een mens toch even zitten, om met God en zijn ziel te rade te gaan en mij kwam alleen maar met brandende letters de titel van het boekje van ds. Sillevis Smitt voor ogen te staan, maar dan met een vraagteken„Bruiloftskinderen of Begrafenisgangers?" Ik i nét 1 gaan, maar van een Bruiloftskind En, heren F. en Z. ,dit mag ik mijzelf door Gods genade in Christus óók weten. Ik hoop van u beiden hetzelfde. Maar mijnheel Z., als u die dame uit dat pension „zo'n klein flikkerlichtje" belieft te noemen, riekt dat mij wel heel erg naar geestelijke hoogmoed. Ook al mogen wij ons Bruiloftskinde ren weten, dan blijft het voor ieder van ons nóg een dagelijkse strijd, om dat onder alle omstandigheden te Dat kunnen wij alleen in gemeen schap met God, in gehoorzaamheid aan Zijn geboden en in het blij maken van anderen. MARGARITHA. M e j. J. J. V. te D. De volgende week hoop ik nader op uw brief in te gaan. Alvast mijn hartelijke dank! Al geelt voor de wintermoc York ons ook ideeën over. met zwart fluwelen kraag e Heerlijk warm en gezellig - !e vooral Parijs de toon aan. toch waaien van lïew Oil korte sportieve jasje van warme wollen stol n mouwomslagen staat vlot op een ellen gladde rok. is de wijde cape. waarbij de armsgaten tegelijk 1 grote zakken zijn. voor onze jonge meiójeó Het patroon is eenvoudig een regel matig verspringend nopje. De boord- en schouderpas zijn 1 averecht, 1 verdraaid recht gebreid. Er komen bij ons model 30 steken op 10 cm breedte en 20 nld op 5 cm hoogte. Er wordt gebreid op pennen no. 3. Het boord op 2Vfe. Het jumpertje kunnen we met een lange of korte mouw breien. Voor beide volgt hier het patroon. RUG: Opzetten: 101 st. nld. 2lA- Eerst breidt men een boord van 8 cm. 1 st. verdr. r., 1 st. aver. Dan gaat men ver der op nld. 3 in patroon als volgt: van af herhalen, eindigen met 1 st. r., Deze 2 nld. herhalen tot en met de 9e naald. 10e naald: 2 st. r.. 1 st. aver., 3 st. r., omsl., 1 st. aver., omsl., 3 st. r„ van af herhalen, eindigen met 1 st. aver., 2 st. r. lie naald: 2 st. aver., 1 st. r., 3 st. aver., uit de omslag 1 st. r., 1 st. verdr. r. breien; 1 st. r., uit de omslag Men heeft Met dez patroon to 1 af I st. aver., 3 st. af herhalen, ei: 1 st. verdr. r. breien; 3 herhalen, eindigen 12e naald: 2 st. i 5 st. aver., 3 st. r., digen met 1 st. ave 13e naald; 2 st. aver., 1 st. recht, 3 st. aver., 5 st. r., 3 st. aver., van af herha len, eindigen met 1 st. r., 2 st. aver. 14e naald: 2 st. r. 1 st. aver., 3 st. r., 5 st. aver, samenbr., 3 st. r., van af herhalen, eindigen met 1 st. aver., 2 st. r. Deze 14 nld. worden steeds herhaald, doch de noppen laten verspringen, zó dat deze dan op de rechte steek komt waar geen nop uitgebreid is. Zorgen dat het patroon bij eventueel meerderen en minderen goed doorloopt. Breien tot het werk een GEHELE LENGTE heeft van 12 cm. Dan meerdert men aan 't begin en einde der naald 1 st., deze meerdering nog 5 x om de 2 cm herhalen. Men heeft dan 113 st. Breien tot het werk een gehele lengte heeft van 24 cm. (bij ons model 5 noppatronen). Dan volgen de armsgaten., 4x1 st. afkanten. steken. eit men verder in en GEHELE lengte heeft van 32 cm (bij ons model 7 nop patronen). Dan op de GOEDE kant 41 st. breien 1 st. verdr. recht, 1 st. aver.; dan 2 st. samen, werk omkeren en op deze 42 st. breit men nu verder het boven pasje in 1 st. verdr. recht, 1 st. aver., zorgen dat recht en aver, op aver. komt. Als het bovenpasje 25 nld hoog is, dan kant men voor hals vanaf de kant van het splitje 10 st. af, nld. uitbreien, nld. terugbreien. Daarna voor hals om de nld. nog 1x6, 1 x 2 en 1 x 1 st. afkanten, dus over 6 nld. Men heeft dan nog 23 st. over voor schouder. Deze 23 st, afkanten, in 1 x 7 en 2x8 st. aan ARMSGATKANT te be ginnen, doch altijd één nld. overbreicn, dus ook over 6 naalden. Nu gaat men terug naar de andere 42 st. welke op de naald stonden en breit men dit bovenpasje het spiegelbeeld, doch men zet aan de kant van het split je 5 st. bij voor onderschietje, deze 5 st. steed: afkant i 10 st. VOORPAND: 101 steken opzetten op nld. 2\'.. Men breit als bij rug een boord van 8 cm., 1 st. verdr. r., 1 st. aver. Dan gaat men over op naalden 3 in patroon. Men meerdert bij het voorpand geheel als bij rug. Ook de afkantingen aan arms gat zijn gelijk. Als men deze afkantingen gemaakt heeft, men heeft dan juist weer een noppatroon klaar (bij ons model 6 noppatronen), breit men op goede kant te beginnen, over de middelste 29 st. in 1 verdr. recht, 1 aver, (zorgen dat recht op recht en aver, op aver, komt), overige steken in patroon. Als men zo 14 nld. gebreid heeft, er is dan aan beide zijden van het pasje weer een noppatroon gebreid, breit verder i recht, 1 kant men op goede kant middelste 15 st. at, naald uitbreien, naald terugbreien. Het werk is door de ze afkanting gesplitst en breit men elk deel afzonderlijk af, doch men kant voor hals om de naald nog 1 x 3. 2 x 2 en 5 x 1 st. af, dus over 16 naalden. Men heeft dan nog 23 st. over. Deze 23 steken afkanten voor schouder pre cies als bij rug. Andere kant der hals afbreien als deze. MOUW: Opzetten 53 steken op nld. 2%. Eerst breit men 5 cm. 1 st. verdr. recht, 1 st. aver., dan in noppatroon; doch iedere 2 cm., aan begin en einde der nld., 1 st. meerderen, 16 x. Breien tot het werk in het geheel 38 cm. hoog is (bij ons model 9 noppatronen). Dan volgt de kop; Aan het begin der eerstvolgende 2 nld. 3 st. afkanten. Volgende naald: aan het begin en ein de der nld. 2 st. samenbreien. 2 naal den overbreien zonder minderen. Deze 3 nld. herhalen tot er nog 67 steken i st. averecht. Als men over a 11 e 10 nld. zo gebreid heeft, dan hals de steken over zijn. Dan aan 't begin van iedere nld. 2 st. samenbreien, tot er nog 41 st. over zijn. 5 (zie onder bij S-teken). SCHOUDERS dichtnaaien en uit de gehele halswijdte 102 st. opnemen, achter hals zonder onderschietje, 22 st. vóór hals 53 st. en andere achter hals met onderschietje 27 st., en hierop op nld. 3 9 nld. breien, 1st. verdr. recht 1 st. aver., dan afkanten ook in l st. verdr. recht. 1 st. aver. Aan sluitingskant van het splitje op gelijke afstanden 5 lusjes haken voor sluiting KORT MOUWTJE: 66 steken opzetten op nld 2tfe. 2 cm. breien 1 st. verdraaid recht, 1 st. aver. Dan in één nld. meerde ren tot 85 st. en op nld. 3 in patroon breien als jumper. Breien tot het werk een gehele lengte heeft van 6 cm. Dan volgt de kop: Aan het begin der eerst volgende 2 naalden 3 st. afkanten. VOLGENDE NAALD: Aan het begin en einde 2 st. samenbreien, 2 naalden overbreien. Deze 3 naalden herhalen tot er nog 67 st. over zijn. Dan aan het be gin van iedere nld. 2 st. samenbreien tot er 41 steken over zijn. Daarna aan het begin en einde van iedere naald 2 st. samenbreien tot er 17 st. over zijn. Deze steken ineens afkanten. Verder aan 't begin en einde van iedere naald 2 steken samenbreien, tot er nog 17 steken over zijn. Deze ineens Hariltg-recep(en Verse haring gestoofd in kerriesaus. 4 of 8 haringen, 1 (3 kopjes) water of visbouillon, 35 g (ruim 2 eetlepels) bo ter of margarine. 50 g (5 eetlepels) bloem, 1 ui, plm. 2 theelepels kerrie, De bodem van een pan of vuurvaste schotel insmeren met wat boter of mar garine. De fijngesnipperde ui met de kerrie fruiten, de bloem en het zout onder roeren toevoegen en bij kleine scheutjes het water er bij schenken. De schoonge maakte, gewassen en gezouten vis in de pan of de schotel leggen en overgieten met de saus. De vis 15 h 20 minuten laten stoven op het vuur of in de oven. Oxford-haring. 4 of 8 haringen of filets daarvan, 1% eetlepel mosterd, 1 eetlepel suiker, 20 g (ruim 1 eetlepel) boter of margarine, 1 gesnipperd uitje, 2 laurierbladen, 1 kruidnagel, 1 dl (ruim J/. kopje) water, een scheutje azijn, wat aardappelmeel, zout en peper. De haringen schoonmaken en van ae graat ontdoen. De filets met een meng sel van peper en zout bestrooien. De mosterd vermengen met de suikei\ dit mengsel aan de binnenzijde van de filets smeren en deze oprollen met de velkant naar buiten. Het gesnipperde uitje frui ten in de boter of margarine. De opge rolde haringfilets rechtop in dezelfde pan zetten cn het water, wat azijn cn de kruiden er aan toevoegen. De vis 10 minuten zachtjes in het vocht laten sud deren, De vis af en toe met het vocht bedruipen. Tenslotte zo nodig de saus bijbinden met wat aangemengd aard appelmeel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 11