Troostprijs
LANGVINGER
2
ZONDAGSBLAD 8 SEPTEMBER 1951
DE 1
OMSTREEKS mijn tiende jaar be
gon ik een hevige belangstelling
te krijgen voor de rebussen en de
wedstrijden, die ik in de kranten van
mijn vader ontdekte. Eerlijk gezegd
was het vooral de rijke voorraad prij
zen die de goede oplossers van de
raadsels in het vooruitzicht werd
gesteld, waardoor mijn aandacht
werd getrokken. Auto's en motorfiet
sen, zeilboten en kano's, tenten met
volledige kampeeruitrusting, dat al
les lokte mij zeer. Toen er op een
goede dag een man met een lange
baard in de krant verscheen, waar
van de bedoeling was, dat men de
duifjes, die de tekenaar in de baard
van die man had verscholen, op
moest sporen, ging ik dan ook dade
lijk aan de slag.
Het was een wedstrijd, uitgeschre
ven door de „Duifjes" scheermessenfa-
briek, en als hoofdprijzen waren be
schikbaar gesteld een notenhouten
slaapkamerameublement plus nog
een tweetal hypermoderne wasmachi
nes Daar de reusachtige baard van
die man nogal krullerig was kon ik in
de vele kringetjes en lijntjes wel iets
ontdekken wat op een duif geleek en
na een week ingespannen tellen en
zoekec kwam ik tot het respectabele
aantal van 164. Ik schreef dat getal
zorgvuldig op een papier, schreef
mijn naam en adres erbij en dwong
mijn vader tot het kopen van een
pakje „Duifjes" scheermesjes omdat
het lege omhulsel van dat pakje bij
de oplossing ingesloten diende te
worden. Dat werd er uitdrukkelijk
als voorwaarde bij vermeld, wilde
men mededingen naar het notenhou
ten slaapkamerameublement of de
hypermoderne wasmachines. Daar
één persoon meerdere oplossingen in
mocht zenden (wanneer ze maar ver
gezeld gingen van dat lege pakje
scheermesjes) en meerdere oplossin
gen de kans op een van de waarde
volle prijzen ongetwijfeld zouden ver
groten, bracht ik mijn vader nog tot
een tweede pakje „Duifjes" scheer
mesjes. Maar toen was het ook finaal
uit. Tot een derde pakie was hij niet
meer te bewegen. „Ik kan mijn
baard er nog beter met een kaasrasp
afkrabben", zei hij, „ze deugen niet,
die mesjes".
Maar goed, met twee oplossingen
en een zwerm van 164 duiven maak
ik een goede kans, dacht ik, op één
van de hoofdprijzen. Ik had nog nooit
in mijn leven een notenhouten slaap
kamerameublement of een hypermo
derne wasmachine gezien. Dat waren
voor mij ronduit wonderen.
Er verstreken vier weken, waarin
niets gebeurde. Vier weken, waarin
elke vrachtauto, die ik zag, mij een
schok gaf, omdat ik verwachtte dat
hij wel eens bij ons huis kon stil
houden. Maar dat was niet het ge
val. Na die vier weken ontving ik
echter een enveloppe, waarop een
parmantige duif stond afgebeeld en
die ik met een kloppend hart open
maakte. Het was een brief die door
de directeur van de „Duifjes" scheer-
mesjesfabriek zelf ondertekend was.
Hij begon met mij de goede oplos
sing bekend te maken. Er hadden
in werkelijkheid twee en dertig duif
jes in de baard van de man verscho
len gezeten. Daar ik er 164 opge
spoord had, viel mij dat erg tegen.
Blijkbaar was ik al te ijverig ge
weest en had ik een te buitensporig
gebruik gemaakt van mijn fantasie.
Maar hoe het zij, in de prijzen viel
ik niet. De directeur schreef mij, dat
dat ongetwijfeld een teleurstelling
voor mij zou zijn, maar dat hij van
mening was dat de „Duifjes" scheer
mesjes die ik nu had leren kennen,
mij zeer spoedig over die teleurstel
ling heen zouden helpen. Ik kon die
gevoelens van hem in 't geheel niet
delen. Wat hij verder vertelde hielp mij
meer. Hij schreef mij in 't vervolg
van zijn brief dat hij voor enkele
mededingers aan zijn prijsvraag eeo
bijzondere verrassing als troostprijs
had bewaard. De verrassing bestond
uit een horloge van de laatste vin
ding, dat hij geheel gratis aanbood.
„U kunt nóg zo'n prima horloge in
uw bezit hebben", schreef hij onder
streept in zijn brief, „geheel zeker
dat het niet een paar minuten voor
loopt of enkele minuten achter, bent
nooit. Zelfs het allerbeste uurwerk
kan u wel eens in de steek laten.
Met mijn geheel nieuw horloge dat
ik u gratis ter beschikking stel, kan
u dat niet overkomen. Mijn horloge
zal nooit een seconde vóórlopen of
ook maar een tiende deel daarvan
achter". Daarna volgde dubbpl on
derstreept: „Het horloge dat ik u ten
geschenke aanbied, behoeft zelfs
nimmer opgewonden te worden. Van
die lastige en telkens terugkerende
handeling bent u af. U behoeft zich
niet meer af te vragen: heb ik mijn
horloge nu wel opgewonden of niet?
17 kunt dat voortaan rustig vergeten."
Een nieuwe alinea in de brief ver
meldde tenslotte nog: „Het bijzondere
en kostbare van dit geschenk brengt
met zich mee dat ik de import-, ver
zend- en emballagekosten voor uw re
kening moet laten. Daar ik de kosten
daarvan zo laag mogelijk, namelijk
op een bedrag van 7,50 heb kunnen
houden, zal dit voor u geen bezwaar
zijn mijn geschenk te aanvaarden.
Wanneer ik uw postwissel ten bedra
ge van 7,50 heb ontvangen, volgt
het wonderbaarlijke horloge per om
megaande geheel gratis."
Mijn teleurstelling vanwege het niet
ontvangen van een notenhouten
slaapkamerameublement of een was
machine was door dit edelmoedig ge
baar van de directeur van de „Duif
jes" scheermesjes-fabriek ten spoe
digste verdwenen.
Ik zag mijzelf reeds met het won
der van zijn horloge in mijn zak. Om
die noodzakelijke 7,50 in mijn bezit
te krijgen, moest ik mij echter eerst
in verbinding stellen met mijn vader.
En mijn vader had er geen oren
naar. Hij liep nog rond met geschaaf
de wangen van de „Duifjes" scheer
mesjes en dat stemde hem ten op
zichte van alles wat van die fabriek
kwam tot wantrouwen.
„Het is je reinste oplichterij", zei
hij, „let op mijn woorden. Zulke hor
loges bestaan niet."
Ik had echter het bestaan van zul
ke horloges zwart op wit en boven
dien kreeg ik er een ten geschenke.
Die 7,50 was alleen voor de verpak-
kingskosten enzovoort en het was re
delijk dat iemand die reeds een der
gelijk ongetwijfeld duur geschenk
weggaf, niet ook nog de verpakking
wilde betalen.
Mijn vader was echter niet over te
halen. Hij wreef pijnlijk zijn wangen
en volhardde in zijn weigering. Daar
met het verstrijken der dagen het
wonderhorloge voor mij het meest
begeerde geschenk ter wereld ging
worden, vond ik een ander argument.
Mijn vader had mij, al sinds enige
tijd, een tweedehands fiets beloofd.
Van die fiets nu wilde ik afstand doen
in ruil voor het horloge. Dat stelde ik
mijn vader voor en daar ging hij
De kleine amazone
Het eerste contact
f)E eerste ontmoeting tussen twee
mensen kan beslissend zijn voor
het verdere leven. Niet altijd kunnen
we spreken van liefde op het eerste
gezicht.
Zo'n ontmoeting had nu tussen
Jezus en Nathanaël plaats.
Nathanaël vroeg aan Jezus: Van
waar kent Gij mij? Die vraag is heel
goed te begrijpen. Zijn vriend Filip-
pus was bij hem gekomen met be
langrijk nieuws: Wij hebben gevonden.
En als dan Filippus gaat vertellen Wie
gevonden is, wordt de spanning bij
Nathanaël bijzonder groot.
Dat is een goede tijding, waarop
Nathanaël zijn hele leven heeft ge
wacht. Maar de nadere omschrijving
werkt onmiddellijk de reactie: Jezxis,
de zoon van Jozef, van Nazareth! Dat
doet de deur dicht. Daar ergert
Nathanaël zich aan, want uit Nazareth
kan niets goeds komen. Filippus moet
zich vergissen en Nathanaël blijft dus
voorlopig maar onder zijn vijgeboom
zitten, wachtend op nader commentaar.
Dan echter heeft door tussenkomst
van Filippus de eerste ontmoeting
plaats en bij dat contact legt Jezus het
innerlijke leven van Nathanaël open
en bloot. Jezus'kent hem als een mens,
die zich niet door de schijn laat be
driegen en tot de kern van de dingen
doordringt. En dan komt de vraag:
Van waar kent Gij mij? Het antwoord
is: Eer Filippus u riep, zag Ik u. Met
dit antwoord laat Jezus Nathanaël zien,
dat hij doorgedrongen is in het ge
heim van zijn leven, dat Hij weet van
zijn worsteling en strijd, dat Hij kent
de teerste en diepste geheimen van
^ÖiM dat 1
die zulke sterke webben weven, dat klei
nere vogels erdoor worden gevangen en
vastgehouden Dit is b v, het geval met
een spin, die op het eiland Madagascar
voorkomt, en zich voedt met vogeltjes.
Deze spin is zeer vraatzuchtig, maar
toch verdraagt ze het gezelschap en het
web van 'n kameraad in haar spinsel
en verdedigt deze zelfs tegen de aan
vallen van vijanden.
De i
huize
zijn hart. Als Nathanaël dat ziet,
vallen ook alle menselijke vooroor
delen bij hem met één slag weg en hij
komt tot aanbidding: Gij zijt de Zoon
van God, Gij zijt de Koning Israëls.
Hebt ge zo Jezus al eens ontmoet?
Wij hebben het zo ontzettend druk
en het leven neemt ons zo in beslag,
dat er voor een ontmoeting met Jezus
niet veel tijd overblijft. Nathanaël bad
onder de vijgeboom en de ontmoeting
met Jezus was het antwoord op zijn
gebed. Zoeken wij nog wel een plaats,
waar we alleen met God kunnen zijn,
want dat toch is het middel om het
tussen God en ons in het reine te
brengen. Een vrouw, die ik in het
ziekenhuis bezocht zei me: God heeft
me hier gebracht om me van alles los
te maken en mij met Hem weer te
verbinden.
Ja, zo gaat het menigmaal in ons
woelige leven. Op zo'n moment krijgen
we weer te doen met het geheim van
ons innerlijke leven, waarover we met
de mensen niet kunnen praten, maar
dat bij God bekend is. Dan worden we
gedwongen ons bezig te houden met
onze onrust, met onze zonden, maar
ook met de liefde Gods, Die in Jezus
tot ons is gekomen. Want dat is het
wonderlijke op zo'n keerpunt: Jezus
is bij ons. Die ontdekking doen we
meestal als de grote crisis voorbij is.
W\j kenden Hem niet, Hij kent ons
wel. Hij peilt tot op de bodem onze
nood. En Hij laat ons tot onze grote
verwondering zien, dat Hij het levende
antwoord is op al onze vragen.
Leiden.
JOH. DE GROOT.
der mensen waren rotsholen en gaten
in de aarde, dicht struikgewas, holle
bomen en overhangende rots-wanden.
Langzamerhand werden deze krochten
uitgebouwd: hutten en tenten ontston
den uit boomschors of dierenhuiden.
Daarin kwamen geleidelijk planken,
boomstronken, bewaarplaatsen, waar
door zij tot een eigenlijk „huis" werden.
De Eskimo's
hebben dikwijls de eigenaardigheid hun
wangen dóór te prikken, nabij de mond
hoeken; in de holte dragen zij dan, als
sieraad, een knoop! De Australische in
boorlingen doorboren hun neustussen-
schot met beentjes, staafjes hout of lan
ge schelpen. Zij dragen een band om
hun voorhoofd en luisteren een en ander
op met staarten, tanden van dieren, de
len van planten, veren enz! Bij feeste
lijke gelegenheden poederen zij hun
kroeskop met oker of maken hem vet
met smeersel! De punten van de baard
worden versierd met mosselen of honden
staarten! De Vuurlanders van Zuid-Ame-
rika winden reigerveren om hun voor
hoofd en hangen slakkenhuisjes als ju
welen aan hun lichaam!
Dc lavendelplant.
behoort tot de altijd-groene gewassen
met grijsgroene bladeren. De bloemen
zijn flets-paars en met haren bedekt;
tussen deze haren bevinden zich olie-
klieren, welke de bloemen haar parfum
verlenen. Deze olie wordt opgelost in
wijngeest en als lavendelwater verkocht.
tenslotte op in. Ik verzond het geld
en inderdaad, binnen enkele dagen
ontving ik een pakje terug. Het liep
juist tegen etenstijd en wij zaten al
lemaal aan tafel, mijn vader, mijn
moeder en ik, toen ik met zenuwach
tige vingers het pakje openmaakte.
Laat ik zeggen dat er ten slotte een
horloge uit rolde. Maar hoe een! Het
was een blikken speelgoedding zon
der iets dat ook maar op een uur
werk geleek. Een prul dat men in
elke bazaar voor twee kwartjes kan
kopen. „Heb ik het niet gezegd", riep
mijn vader, „het is je reinste oplich
terij." Ik stond bedremmeld met het
speelgoedhorloge in de hand.
„Maar het is toch schandalig",
zei mijn moeder, „om je zoiets ten
geschenke te g^ven voor 7,50".
„Het is schandalig," zei mijn va
der.
Mijn vader keek naar mij, naar
het prul in mijn hand en betastte
zijn nog steeds pijnlijke wangen.
„Maar die oplichter is nog niet van
mij af. Let maar eens op jongen."
Dadelijk na het etên ging mijn va
der een brief schrijven naar de Di
recteur van de „Duifjes" scheermes-
jesfabrick. Nu kón mijn vader brie
ven schrijven die klonken als een
klok. En ik geloof dat de brief die
hij toen schreef alles overtrof wat hij
^ooit op papier heeft gezet. Hij pakte
het horloge daarna in, deed de brief
erbij en de volgende dag bracht ik
zelf het pakje naar de post. Het wa
ren treurige dagen die ik beleefde.
Mijn moeder was nogal sceptisch
gestemd wat het resultaat van die
brief van mijn vader betrof. „Wij
zullen nooit meer iets van die oplich
ter horen", zei ze. Maar ze kreeg on
gelijk. Ongeveer een week later
bracht de post ons opnieuw een en
veloppe met een parmantige diiif er
op. Mijn vader maakte de brief open
en las: „Zeer geachte heer, het spijt
mij dat mijn geschenk niet geheel
aan de voorstelling die u daarvan
heeft gemaakt, heeft voldaan. Ik
moet u evenwel er opmerkzaam op
maken dat het horloge voldoet aan
de beschrijving die ik u daarvan in
de eerste brief heb gegeven. Ik kan
helaas niet van mening zijn dat ik
u meer heb beloofd dan ik u heb ge
geven. En ik ben ervan overtuigd
dat dit horloge mét mijn scheermes
jes uw leven op een prettige manier
zal veraangenamen.
Mijn vader was een kalme man.
Maar nu kon hij zijn verontwaardi
ging nauwelijks onderdrukken. „Wan
neer de postbode hier komt", zei hij,
„en hij brengt ons wéér het pakje
met dat horloge, dan zal ik dat pakje
in de eerste de boste sloot pooien die
ik zie."
Zo is het inderdaad gebeurd. Maar
ik had er niet veel interesse meer
voor, want nog diezelfde dag kwam
mijn vader met een tweedehands
fiets voor mij thuis. En de volgende
dagen fietste ik trots door on« dorp
en vergat de geschiedenis met het
horloge al gauw. Maar wel heb ik
daarna nooit meer in de baard van
iemand naar duifjes gezocht.
ZONDAGSBLAD 8 SEPTEMBER 1951
7
4 onze jeuqó-p&qinó^
Hoe kaboufer
aan zo'n lelijke
naam kwam
IN een héél ver land, héél lang
geleden, woonden in het grote,
donkere bos heel veel kaboutertjes.
Allemaal woonden ze in paddestoe
len In een kleine paddestoel woon
de kaboutertje Langvinger met zijn
vader en moeder. Langvinger, dat is
geen mooie naam. Eigenlijk heette
hij ook niet zo. Toen hij geboren
werd, kreeg hij een heel mooie naam
van z'n vader en moeder: ze noem
den hem „Zilverschoon".
Zilverschoon was geen lief kabou
tertje, o nee. Als hij met z'n vriend
jes aan het spelen was, knikkeren
met de hazelnootjes, speelde hij al
tijd gemeen. Dan pakte hij stiekum
de hazelnootjes van zijn vriendjes
weg. Nee, dat was helemaal niet
mooi van Zilverschoon. Z'n vriend
jes wilden dan ook niet meer met
hem spelen en zelf, och zelf wilde
hij ook niet meer met de andere
kaboutertjes spelen. Hij voelde zich
al véél te groot!
Ja, heel gemeen was Zilverschoon.
Als al de kaboutertjes van het bos
in de maneschijn gingen dansen, dan
ging Zilverschoon heel stilletjes de
huisjes van de kaboutertjes binnen,
zag hij daar dan een mooie schoe-
nengesp de kaboutertjes dragen
schoenen met zilveren of gouden
gespen dan nam hij die gauw
weg om hem dan de volgende dag
te verkopen. En als dan 's morgens
vroeg de kaboutertjes thuis kwamen
om weer naar hun werk te gaan,
de kaboutertjes slapen alleen
maar 's middags en ze wilden
hun schoentjes aan doen, dan zagen
ze tot hun schrik, dat de mooie gesp
weg was. Overal gingen ze dan zoe
ken, maar nergens konden ze de
gesp vinden. Heel bedroefd waren ze
dan en dachten, dat ze de gesp ver
loren hadden. Maar als ze dan hoor
den, dat bij de buren ook een gesp
weg was en bij een tante een echte
gouden, begrepen ze er niets meer
van. Ze wisten er geen raad mee.
Ja, en er moest toch wat op gevon
den worden!
„We moeten er maar eens met
meester Uil over gaan praten, mis
schien weet die wel raad", zei een
heel klein kaboutertje. Nou, dat von
den de kabouters nog niet eens zo
gek. En zo gezegd, zo gedaan. De
oudste kabouter van het bos deed
de volgende avond z'n beste rode
broek en z'n mooiste groene jasje
aan en ging bij meester Uil op
bezoek.
Nee, de Uil begreep er ook niets
van „Er moet dan haast wel eèn
dief in het bos geweest zijn", zei hij.
„Een dief?", daar schrok de kabou
ter toch wel van, zoiets had hij nog
nooit meegemaakt. „Een dief?" zei
hij weer.
„Ja, een dief, een kabouter die
van andere kabouters steelt!". Maar
wie kon dat nu zijn? Dat wist de
Uil ook niet. Maar weet je wat, hij
zou morgennacht eens naar de Wijze
Fee toegaan, de Wijze Fee, die in
de bergen woonde; maar de kabou
ter mocht er aan niemand iets van
vertellen en dat zou hij ook heus
niet doen.
Gauw ging hij weer naar z'n huis
je. De andere kabouters vroegen
natuurlijk allemaal wat de Uil ge
zegd had, maar de oude kabouter
zei het niet hoor. Hij hield zijn lip
pen stijf op elkaar!
En de volgende nacht, toen ging de
Uil de grote reis naar de bergen
maken. Hij zou pas over twee nach
ten terugkomen, want 't was een
heel eind vliegen naar de bergen.
Als de Wijze Fee nu maar thuis
Eindelijk, toen het al haast mor
gen was, had de Uil de bergen
bereikt. Hij was een heel klein beet-
Hoe komen de Vuurlanders
aan hun naam?
Zoals bekend, maken de onbeschaaf
de volken op geheel andere manier
vuur dan wij. Vaak gebruiken ze hout
jes. die snel in het gat van een ander
stuk hout worden rondgedraaid. Bij het
gat liggen enkele zeer ontbrandbare
stoffen, die weldra door de hitte der
wrijving vlam vatten. Het spreekt, dat
dit verkregen vuur zorgvuldig wordt be
waard, daar het zo moeilijk is, het te
maken.
Nu is dit bij de Vuurlanders in Zuid-
Amerika in het bizonder het geval. Hun
land is zó vochtig, dat het vuur maken
daar nog veel moeilijker is dan elders.
Daarom wordt door ieder voortdurend
een vuurtje in het leven gehouden, dat
ze zelfs in hun bootjes meenemen.
Vandaar wordt hun land „Vuurland",
en zij zelf „Vuurlanders" genoemd.
je zenuwachtig, 't Was me ook geen
kleinigheidje om naar de Wijze Fee
te gaan! Maar hij behoefde hele
maal niet bang te zijn, want de Wij
ze Fee was een heel vriendelijke
Fee, die je altijd wilde helpen. Toen
de Uil bij haar binnenkwam en haar
het erge vertelde van wat er in het
kabouterland gebeurde, zei ze, dat
ze beslist de kaboutertjes zou komen
helpen. Ze zou tegelijk met de Uil
de volgende nacht mee terugvliegen.
Ja, dat was erg lief van de Wijze
Fee.
Toen de Uil en de Wijze Fee de
volgende nacht de lange reis naar
het bos teruggingen, vertelde de Wij
ze Fee aan Meester Uil wat ze van
plan was te doen. Maar de Uil moest
eerst beloven, dat hij er met nie
mand over zou praten. Ook mocht
de Uil tegen niemand zeggen, dat de
Wijze Fee bij hem zou logeren. Nee,
hij zou echt z'n mond houden, daar
kon de Wijze Fee op aan. En wat
hij beloofde, dat deed hij natuurlijk
ook. Maar de Wijze Fee had ook
zijn hulp nodig. De Uil moest zor
gen, dat alle kaboutertjes die nacht
niet thuis waren. Ze moesten alle
maal gaan dansen bij de oude eik.
(Volgende week slot)
onze BRievenBUS
werkte 't weer niet mee (zoals de
grote mensen dit noemen) de mees
te kinderen he"bben volop genoten.
Ik ontving tenminste vele briefjes
met leuke vacantie-herinneringen.
Nu gaan we weer aan de slag
pok voor onze jeugdpagina. De puzzle
van vorige week was niet erg moei
lijk; de oplossingen van de meeste
jongens en meisjes waren dan ook
goed.
Hier is de oplossing die de tekenaar
zelf gaf.
w
O l|
A
U
R
O
L
v fn|
B
R
U
G
E
K
A Als
u
O
O
S
T
A 1
J
S
c
O II
T
l ol*
t
T
E
E
n
Blh
E
G
R
d
■TTj
Z
E
r
A
s
e
Uf||
E
r
G
E
l
G
■ait
l
A
s
E
A
E
A
n
O
n
n
|TH
r
a]a
T
G
De eerste prijs gaat deze week
naar Phine Hougée. En de troostprij
zen naar: Eddy Heynis, Adriaan van
Dam en Wim v. d. Sloot.
De oplossing en prijswinnaars heb
ik in 't begin maar meegedeeld. En
nu gaan wc kijken wat er zo al in
de brievenbus zit.
Zo, Tonny Kars, ben jij helemaal
bij de Duitse grens geweest? Zover
heb ik 't dit jaar niet gezocht, maar
toch heb ik ook een prettige vacan-
tie gehad. Alie Amptmeijer hoopt
op een prijsje, is 't nu niet dan een
volgende keer. Juist, zo moeten we
er allemaal over denken. Piet
Groenheyde vraagt ook een „neefje"
te mogen worden. Van harte toege
staan, Piet! Jopie Uittenbroek is
met drie weken vacantie geweest, en
vindt 't fijn nu weer thuis te zijn.
't Is me niet mogelijk, Cobi Knoes-
ter, aan alle nichtjes en neefjes een
persoonlijk briefje te schrijven.
Willi Koolma zou graag een zoek-
plaatje op de jeugdpagina zien. 'k
Hoop er aan te denken, hoor. Van
Minke Alblas ontving ik mooie teke
ningen. Ik vond ze echt leuk. Piet
Ouwens is 10 jaar geworden en heeft
een gezellige verjaardag gehad. Nog
wel gefeliciteerd. Bertje van Wa-
geningen is 7 jaar en moet om 8
uur naar bed. Ja meisje, zo gaat 't.
En letten op 't klokje van gehoor
zaamheid. Het kleine broertje van
Mina van Dalen gaat nu ook mee
naar school. Gelukkig blijven er .nog
twee zusjes thuis, zodat Moeder niet
alleen is. Gert Kool, hartelijk wel
kom in onze grote kring. Hoe meer
hoe liever! Ansje Hagendijk is
op haar vacantietocht door een on
weersbui overvallen. Dat is natuur
lijk niet prettig. Bcppie Poot is
bij 't peddelen in de sloot terecht
gekomen. Ze erkent zelf, dat ze te
wild was. Adriaan van Dam was
te Giessendam toen de Koningin dat
dorp bezocht. Hij heeft H.M. niet ge
zien omdat hij achter andere kinde
ren stond. Bas de Rover, een
broertje van Aletta, gaat in 't ver
volg ook mee doen met 't oplossen
van onze puzzle's. Goed zo!
Marie v. d. Ent, van "t zelfde la
ken een pak. De tekenaar van het
rotspark vergat zijn naam er bij te
schrijven. Die moet je niet alleen op
de envelop maar ook op je briefje
vermelden. Een vorige keer heb
ik de naam van Sarie Plooster ver
keerd in de krant gezet. Maar nu heb
ik hem toch zeker goed geschreven?
Arie Grootendorst wordt 11 Sep
tember 13 jaar en vraagt of hij nog
mee mag doen aan ons jeugdwerk.
Ga gerust je gang maar. Nelly
du Pon had de laatste keer mooie
rapportcijfers. Zo doorgaan, Nel!
Lenie Vroegindewey wou in de va
cantie zwemmen, maar 't was meer
olie dan water. Dat noemen ze te
genwoordig „pech" Tillie de
Kruiswoordraadsel
Van links naar rechts: L
land in Europa, (erg geschikt voor
toekomstige bergbeklimmers); 9. water
in Friesland; 10. toespraak, speech,
preek; 11. land in Europa met Athene
als hoofdstad; 13. iemand die alles
goed vindt en maar met zich laat sol
len; 14. besje, (gewestelijke schrijf
wijze); 15. cm (Duits); 16. achterdeel
van de voet; 17. wiel; 18. paard en
wagen.
Van boven naar beneden;
1. beoaald tussenwerpsel (afgeleid
van het werkwoord„zeggen"); 2.
arbeid; 3. haarvlecht; 4. veilig, (dit
woordje wordt ook wel met „C" ge
schreven: in dit geval echter met een
„K"); 5 man van adel; 6. kippenloop-
hok; 7. bewoner van Arabië; 8. onmid
dellijk; 12. inwendig orgaan; 16. afk.j
Hectogram.
Gebruik voor deze puzzle de volgen
de letters: 1 maal A, 1 maal B, 4 maal
D, 10 maal E, 2 maal G, 1 maal H, 4
maal I, 3 maal K, 4 maal L, 1 maal M,
4 maal N. 7 maal R, 2 maal S, 1 maal
T, 2 maal U, 1 maal W, 1 maal IJ, 1
maal Z.
Kwaadsteniet vertelde dat de poes
de zoutpot heeft omgegooid. Pas op
Til, want dat betekent ruzie. Arie
Hoorweg heeft een fijn Oranjefeest
gehad, waarop alle kinderen werden
getracteerd. Bij Bertje van Wage-
ningen zijn 9 van de 14 kuikens dood
gegaan. Wat is dat jammer zeg!
Wim Voogt heeft nog 2 weken va
cantie omdat de school wordt ver
bouwd. Dat noem ik boffen. Jan-
nie Boerdam moet in 't huishouden
mee helpen, want haar moeder is
ziek. Maar goed je best doen, Jannie.
Ja zeker, Arie Visser, ik ben ook
wel eens in Overijsel geweest en
vind 't een mooie provincie. Leny
Kuyvenhoven en Connie Kramer
zouden ook graag nichtjes vyi ons
worden. Daartegen heeft natuurlijk
niemand bezwaar. Dini Timan,
bedankt voor 't aardige afdrukplaat-
je. Maria van Schie, welkom in
onze jeugdfamilie. Loek Prins
had een poesje weggegeven, maar
dat kwam in een stortbui bij hen
terug. Er is dus niet alleen honden-
maar ook kattentrouw. Joke v,
d. Wildt heeft tijdens haar treinr-jis
naar Groningen op de Veluwe een
haas gezien. Had hem meegeno
men! Truus den Dopper zon
graag wat weten over de „bloemen
taal" Wie kan haar helpen? Jan-
neke Libochant kan nog niet schrij
ven en toch doet ze mee aan onzo
jeugdrubriek. Hoe dat kan? Daar
weet haar vader meer van. Adri
aan van Rosmalen heeft twee ko
nijntjes gekregen, die een heleboel
gras eten. Je moet goed voor de
beestjes zorgen, hoor Adriaan!
Wat moet jij veel op de Ulo leren,
Corrie Haddeman. Doe maar goed
je best, meisje! Ada Roest is pas
7 jaar en heeft nu al een Engels vers
je geleerd. Is dat niet reuze knap?,
Zie zo, alle briefjes heb ik weer
zo veel mogelijk beantwoord. Jullie
geven me elke week heel wat te le
zen. Maar dat is niet erg hoor. Hod
meer brieven ik ontvang, hoe bete®
ik te spreken ben. Ik wens jullie al»
lemaal een prettige Zondag en tol
volgende week maar weer.
Het oude spelletje, dat altijd i